N°. 11521 fese (Courant wordt dagelijks, met ultzonderjng van fpn- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. De Triomf der Liefde. Donderdag 16 September. A°. 1897 PRIJS DEZE8_0On^AHTi Voor Leiden per 3 maaudeih f 1.10* Pranco per post,g 1.40. Afzonderlek© Nommers O.Ofl. PRIJS DER AD VERTENTIÊN: Van 1 6 regels f 1.05. Iedore regel meer f 0.17 J. Grootere letters naar plaatsruimte. Vopr lipt in casseer en büitetL domstad wordt f 0.05 berekend. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. Het wordt tyd, dat we in D e n H a a g het Ethnographisch Museum krij gen zoo lezen we in de „Haagsche Kroniek" der Nieuwe Groninger Courant. En verder: Want by het verbiyf van den Kooing van Siam in ons midden is gebleken hoe droevig het met do kennis van landen en volkeren nog by ons publiek is gesteld. Natuurlijk had die onkunde zijn vermakelijke zyde. Men hoorde voortdurend van dien „Oost-Indischen" Koning spreken en menig09n beweerde, dat deze Ghineeo de souverein was van dien Li-Hung-Chang, die verleden jaar op 't badhuis zoo geweldig opium schuifde. Het meerendeel van het publiek hield den vórst en zyn gevolg, op het uiterlijk nog niet zoo heel ten onrechte, voor Japanneezen, en degenen, die het zoo ver gebracht hadden, dat zy wisten den Koning van Siam voor zich te hebben, bleken het toch in de kennis van dat ryk niet ver der te hebben gebracht dan tot de weten schap, dat de tweelingen daar aan elkander groeien! Nu wil ik toegeven, dat eeD vorste- ïyk bezoek van een paar dagen - waarvan één op Het Loo en één te Amsterdam door gebracht niet de meest geschikte gelegen heid is voor het land, dat met zulk een bezoek wordt vereerd, om met de zeden en gowoonten van het land van den gast bekend te worden. In dat opzicht schynen de vorsten in 't algemeen en de beheerscber van het Siameescho rgk in het byzonder meer bevoor recht te zyn, want Z. M. Chulalongkorn ver zekerde, dat hy van Nederland en van ons volk de aangenaamste indrukken had verkro gen. Dat is zeker vereorend voor ons, maar mg dunkt, dat de kennismaking met ons volk, vertegenwoordigd door de duizenden nieuwsgierigen, die langs den weg stonden als de Koning uitreed om een wandelrit te doen of een beeoek aan den Koninkiyken Bazaar te krengen, of om naar Hot Loo of Amsterdam fee sporen of van daar terugkee- rende naar het Paleis te ryden, wel wat al te vluchtig to geweest om aan Zr. Ms. woor den meer beteekeais te hechten dan die van een vorstai^e oonrtoisie. Toch beb ik gelegenheid gohad om enkelo eigenaardigheden op to merken in de hooge gasten, die ons land de eer van een bezoek gaven en die bebalve aan onze Koninginnen, eenige kostbare geechenken en ridderorden aan een reeks van autoriteiten hebben achter gelaten. In de eerste plaats is het my opge- vallöD, dat de Siameezen het in het rooken zelfs van de Hollanders winnen; de sigaar is hun byna nooit uit den mond en opmerkeiyk genoog en voor my, leek, was het zelfs als maakte bet e9n inbreuk op de Oostersche etiquette zag ik de prinsen, toen zy met den Koning en den minister van bultenlandsche Zooale men uit de rubriek Ethnographisch Museum elders in dit blad zal opmerken, blijft ^it Museum te Leiden gevestigd. zaken in een open rytuig gezeten waren, lustig dampen. In do tweede plaats is my gebleken, dat de Koning van Siam een toonbeeld is van liefde en trouw voor zyn gemalin. Het is bekend, dat by een leger van 60 andere dame3 in zyn land om zich heeft vergaderd, maar de Koningin scbynt hem toch boven allen na aan het hart te liggen. Niet alleen heeft hy haar, vóór zyn vertrek naar Europa, in een plechtige byeenkomst van 't hof, trouw gezworen, maar by houdt haar, to midden van al zyn genietingen, trouw van zijn „faits et gestes" op de hoogte. Uit elk land, dat hy bezoekt, zendt hy H. M. een uitvoerig telegraphiech bericht omtrent zyn bevinding, zgn ontTangst en zyn genoegens. Deze week werd van hier zulk een telegrammetje naar Bangkok verzonden voor de som van f 750. De Koning van het onmetelijke Siam, dat plm. 24 malen grooter Is dan he^ vaste land van gansch Europa, heeft bovendien uit alle oorden, die hy bezocht, kostbare ge schenken meegenomen voor zyn gemalin en voor zyn overige vrouwen en 147 kindertjas. In den grooten Koninkiyken Bazaar vond hy gelegenheid om tal van voorwerpen van onze nationale kunstny verheid antiek en nieuw Delftsch aardewerk, friesche Faience, Rozen burgartikelen, enz. aan te koopen, die tot een zeer aanzieniyk bedrag met nog heel V9el ander moois, naar Londen zyn verzonden om van daar verder te worden geöxpediöerd. Over enze Koninginnen moet Z. M. Chula longkorn bepaald opgetogen zyn geweest. Hy vond Koningin Wilhelmina „om te stelen" en tot een van de prinsen, die hem vergezelden, moet hy zelfs met zekere spyt hebben ge zegd: „Jammer, dat ge geen Europeesch en Christenvorst zyt." Meo begrijpt de bedoeling. Thans is de ryke vorst vertrokken; maar andere koningen op hun terrein zijn ons ge bleven of komen aog tot onó. Sedert eenige dagen toeft de kanonnen-koning, HerrKrapp, uit Esses, in het Knrbaus, waar hy een ge- heele étage van eon der hotelvleugels heeft in beslag genomen. Z#n vertrekken zyn byna even vorsteiyk Ingericht als de vyf, die in het konêkiyk paleis voor Z. M. Chulalongkorn waren gereserveerd; een salon, een werk kamer, een eetkamer, eon slaapvertrek en een toiletkamer; het «aaakvollo witte salon, door den heer Hendriks t» Amsterdam ten vorlgen jare in orde gebraetet, werd het eerst door den Siaa*Gd8chen vorat gebruikt. Men verwacht nu ook nog koning Roth schild voor oen wdtuur te Scheveningen. Dergeiyke bezoekers geven aan onze badplaats niet weinig relief en voordeel, wat niet te versmaden is, nu het ongunstige weder in het laatst van het «eizoen do badgasten stiel heeft verjaagd. Toch blijft het nog druk aan het strand in de mooie middaguren, vooral in de laatste dagen, en als het weder zich nog mair een beetje ten goede schikt, zullen wy een mooien nazomer te Scheveningen ge nieten. Des avonds stroomt alles nog naar het Kurhaus, waar thane de uitnemende muziek van Mannst&dts kapel eerst recht genoten wordt. Wie er nu komen dosn het om het concert en niet om toil-tten te zien en te laten bewonderen. In dat byna slaafsch naloo- pen van do middag en avond-uitvoeringen in bet Kurhaus ligt voor velen een speculatie, een soort van „politiek" van mama's met huwbare dochters Onder bet opschrift „Een dreigend gevaar" wyst Neerland-s Volksblad op het gevaar, dat de Christeiyke School dreigt, wanneer zy wordt vastgehaakt aan poli- tioko part ij geschillen. Het blad denkt hierby aan de Friesche moties. „Ejn gansche afdeeling van de chr. onder- wyzersvereeniging ontziet zich niet den broe der, uie het gewaagd heeft niet in het party- verband te biyven, voor haar vierschaar te dagen. Een der broederen schryft openlyk, dat wie op den anli-revolutionnairen candidaat niet gestemd heeft, ook geen christen kan zyn en dus niet in de chr. school thuiabehoort. Doch dit alles is nog niets by wat er ge schreven is in Het Gereformeerd Volksblad van 7 Augustus. In dat blad stond onder meer: „Wij weten maar óón goede oplossing, nl. deze, dat de heeren Bartlema c. s. geen christeiyke onderwijzers zyn. Wy gelooven vast, dat reeds sedert eenigen tyd allerlei giftige woekerplant in dit corps is ingodrongen. Rseds voor 15 jaar werd ge klaagd 07er ethische elementen. Waariyk, wij zyn er niet op vooruitgegaan. Reeds groef de kerkelyke beweging van '86 de klove dieper. Edoch, {nu is er zelfs geen plaats meer voor misverstand. Het rationalisme heeft het corps van onze christelyke onderwijzers allerbe droevendst hier en daar aangegrepen." Het blad wil, dat de vereeniging uit elkaar ga, opdat zy „niet denzelfden weg opga als do Herv. Kerk", en dringt er op aan, dat in de eerstvolgende vergadering van cbr. onder- wyzers krachtig in die richting worde opge treden." Ncerlands Volksblad teekent hierby aan: „De christelyke onderwijzers weten nu wat hun te wachten staat. De politieke parcystryd zal nu ook overgebracht worden in hun ver- eeniging, die misschien nu ook vermoord moet worden evenals Chr. Nationaal ver moord is. Dat komt er van, als men niet op zyn plaats blyft en zyn positie vergeet. De zaak van het chr. onderwys ïydt er ten slotte het meest onder. De chr. school wordt neerge trokken m het siyk en de zaak eener party, in plaats van de zaak des volks te biyven. Hot wordt op deze wyza onmogelijk de sym pathie van het volk voor de christ. school te wioiien. God bohoede de zaak van het christeiyk onderwys in ons Vaderland I" Intuascben heeft de Utrecbtsche afdeeling der chr. ouderwijzersvereeniging met alge- meone stommen de volgende motie aan genomen: „De afd. Utrecht, vernomen hebbende, dat de afd. Rotterdam den heer Bar:l-ma Van Ee om inlichtingen heeft gevraagd over zyn houding inzake politiek, betreurt dit felt en is van meening, dat elk lid onzer vereeniging volkomen zyn vryheid op politiek gebied moet behouden." De Hollander drukt over deze motie haar „groote verbazing" uit en vraagt, of ook de heeren R. Husen en B. Kok by die alge- meene stemmen zyn. Het Christelijk Schoolblad heefc slechts be zwaar tegen het ongelimiteerde der motie. Een lid der vereeniging kan baars inziens niet behooren tot olke politieke party, ho9 ook haar program ten aanzien van de onderwysquaestie luidt. Naar aanleiding van de geruchten, dat de huidige minister van waterstaat, de heer Lely, de droogmaking der Zuiderzee aan de orde zou stollen, heeft do heer J. H. C. Heyse in de Middelburgsche Courant daar tegen zyn stem verheven. „Wy kunnen" schryft hy „onzen tyd en ons geld beter gebruiken dan beide te verknoeien aan een zaak, die in geen enkel opzicht het algemoon belang raakt. De toestand van den landbouw is waariyk niet van dien aard, dat er behoefte bestaat aan het leveren van uitgestrekte gronden, ten doele van onzekere waarde, voor een ODtwyfelbaar veel te duren prys. In de twesde plaats gaan wy by one te lande reeds te veel gebukt onder ongeiyke arb6idsvordeeling, om 't raadzaam te achten, dat door een bestuursmaatregel een heir van polderwerkers worde in het loven geroepen, waarmede wy later geen weg zullen weten en die alleen zullen dienen, om do schaar der werkloozen op jammerlijke wyze uit te breiden. Er is slechts één categorie, die belang kan bobben by de oplossing van de Zuiderzee- quaestie, nl. de heeren bankiers. Zy zyn het, die daarop azen, want op welko wjjze de zaak ook zou worden uitgevoerd, hetzy rechtstreeks van Regeeringswege of door par ticuliere kracht met een belangrijk rykssubsidie, het ter hand nemen van deze zaak zou een geduchte speculatie op de geldmarkt in 'c leven roepen, waarvan ten slotte alleen de bankiers proüteeren en velen buiten dien kring de slachtoffers wezen zouden." Het Haagsche Dagblad neemt dit stuk met instemming over en betwyfelt, of de Zuider- zeebodem vruchtbaar is. „Maar gesteld," - zegt het blad „dat de bodem der Zuiderzee in vruchtbaarheid Egyptoland evenaart, dan verwyzen wy naar het argument van den heer Hey9e, dat de landbouw allerminst behoefte heeft aan nog zooveel grond er by, terwyl d» tegenwoordige akkers al niet rendoerend zyn. Men late de Zuiderzee vooreerst maar aan het visschersbedrryf, dat in verhouding veel meer bloeit en tiert dan de landbouw." Als een der daden, die men van het nieuwe kabinet heeft in het vooruitzicht gesteld, is genoemd een herziening (verscherping) dtr Drankwet. Slechts onder reserve meent De Tijd te mogen aannemen, dat men daarmee op den goeden weg is. In de eerste plaats, omdat onze drankwet, in den vorm, dien zy na de invoering v«n Het nieuwe Wetboek van Strafrecht heeft, zich uitsluitend richt tegen de nering doenden in sterken drank. „Een uitzonde ringswet, die wy willen het toegeven niet altyd misschien uit het oogpunt van gezonde staatkunde valt te veroordeelen, maar welker noodwendigheid dan toch wel eerst deugdeiyk en degelyk mag worden aange toond, alvorens wy ons zouden willen leenen niet alleen om haar te handhaven, maar zelfs om haar te verscherpen. „Waarby dan nog komt onze, ook voor sommigen onzer tegonstanders, naar wy ver trouwen, niet geheel onbegrypelyke afkeer van pbysieken dwang, waar moreele krachts inspanning wordt achterwege gelaten. Zulke dwang moet o. i. leiden tot ontzenuwing van ons volk, geenszins tot zyno ware verheffing, en daarom achten wy het ons ten plicht daartegen onze stem te doen booren en voor het minst te eischen, dat, waar men meent de eerste niet te kunnen ontberen, de laatsto nist uit het oog verloren worde." In plaats van inrichtingen te doen ver rijzen, waar men drankzuchtigen van hun kwaal tracht te genezen, zou het, volgens De Tijd, voorkeur verdienen, dat de wet gever meer dan tot heden toe preventief optrad en zich tot taak stelde, door een meer serieuze strafbedreiging tegen de dronkaards zei ven, van het misbruik van sterken drank af te schrikken. „Ons komt hot voor, dat men, zonder nu juist nog terug to keeren tot draconische bepalingen, heel wat krasser zou kurmon en moeten optreden van over heidswege tegen personen, die niet slechts door hun openbare liederiykheid do orde lievende burgery plegen te ergerea, maar tevens, door hot verwaarloozen van hun plicht als huisvader, oorzaak zyn van den ondergang van hun gezin, of, door het onteoren der uniform, welke zy dragen, aan het prostigo van logor of vloot oen onberekeabaar nadeel toebrengen. Herziening allereerst in dezen zin zou, dunkt ons, voor onze Nederlandsche wetgeving allesbehalve overbodig zyn." „Van 't boro af" is het opschrift van een artikel in De(u) Standaard, gew(jd aan minis ter Van Houten, waarin o. a. wordt ver klaard, dat 's Ministers optreden in betkabinet- Röeil zedtjyk pbo dead en zyn fiasco by de stembus vaa 1897 zodeiyko herademing gaf. De hoofdzonde des Ministers rekent het blad het feit, „dat toen t6n leste heel het politiek geding, dat sinds twintig jaar in den Nederlandschen Staat tusschen de conserva tieve en vooruitstrevende elementen gevoerd was, in de electorale quaestie naar finale beslissing drong, de aloude aartsvyand van het conservatisme, door plotselingen omme zwaai, zich dat conservatisme in de armen wierp, en aldus de beste portefeuille in handen kr eg, die in het cons rvatLve kabinet Röell viel te vergeven" Zulk eon in den steek laten van vroegere vrienden, die hem ni9t smaad en verguizing 22) „Myn jonge vriend voert hem als familie naam," antwoordde de heer Harry. „Het is wel wat vreemd, maar men erft zyn naam; men kan hem niet veranderen." De grysaard sprak die woorden opnatuur- lyken toon uit; toch meende de freule in zyn stem iets vreemds te hooron, hetgeen zy toeschreef aan spyt, dat by in haar droevige herinneringen had wakker geroepen. „Laat ons zien", zeide zy luchtig, „laten wy den oorlog niet verklaren aan dien jongen man wegHM zyn naam. Mynheer Harry, ik draag u op, my hem by de eerste gelegen heid voor te stellen. Maar zouden wy nu Diet op weg gaan, juffrouw Sophio? Ik vrees, dat, indien wy nog aarzelen, wy do dorpelingen te woelig zullen aantreffen. Met Hedwig sprekend, had juffrouw Sophie toch geeu enkol woord van hot onderhoud tusschen de freule en haar broeder verloren. De toestemming van de freule veranderde haar angst in het grootste genoegen; ook nam zy het voorstel om te vertrekken met zooveel vreugde aan, dat Sanders er door verbluft was. Hy zag hst wegrollende rytuig na, overtuigd, dat die oude fraDQrise met haar lichtzinnig hoofd de eenige grondlegster was van het feest by don koster. Walter stond aan het open venster: hy had voorzichtigheidshalve de deur zyner kamer afgesloten. Hy zag met spyt naar het schoone grasperk, hetwelk de dorpelingen zoo balda dig onder den voet traden. Maar dat zal slechts eenige dagen dureD, zoo dacht hy by zichzelven; het gras zal wel weder opfleuren, en het tooneeltje, dat ik daar onder myn oogen heb, is wol bezienswaardig. Niettegen staande deze redanaoring, gevoelde hy toch spyt, dat de rust, welke tot dusver zyn woning zooveel aantrekkeiyks had geboden, nu ver dwenen was. Voor dien avond kon men ten minste nog geen rust verwachten. De ontvangstkamer van den koster, welke grensde aan de kamer van Walter, was gevuld met lieden, die druk praatten en koffie dronken. Uit de schuur, welke aan de keuken grensde, klonken de tonen van oen viool, vergezeld door de zware en dansende passen der landlieden en door hun schaterlachen. Op eenigo tafels onder de noteboomen lagen voor de wandelaars koeken en suikerwerken te koop, welker ge zicht, min of meer smakelijk, toch niemand mishaagde. De monigte bezette voornameiyk een tent, die meer verwyderd lag, en waar men bier en sterken drank verkocht. Gedurende de tusschenpoozen tusschen de dansen verlietea de jeugdige personen de schuur en wandelden dan heen en weer voorby het vensfeer van Walter. De dansers en danseressen hielden zich eerst op een eerbiedigen afstand, verscheidene malen vrees achtige blikken werpend naar den jongen man; maar langzamerhand verstoutten zy zich, toen zy Walter met een boek naar het achterste gedeelte van zyn kamer zagen terugtrokken. Onze jongo reiziger hoopte aldus ©9n weinig rust te vindon; maar nauwelijks was hy begonnen to lezoo, of een geluid van stemmen en gelach deed hem opzion. Suzanne Lanting stond met een vriendin aan het venster, terwyi haar broeder Bernard achter haar stond. Ü9 oogen van Waltc-r ontmoetend, oordeelde de boer het noodzakelyk het woord to nemen; beleefd zyn pet af nemend, terwyi de twee jonge meisjes bleven lachen en giebelen, zeide hy: „Goeden dag, mynheer, u schynt het zeer druk te hebbes, ofschoon het Zondag is." Walter had eenige moeite om den spreker te herkennen, dien hy slechte eenmaal ge zien had. „Goeden dag, mynheer Lanting," zeide hy na een korte aarzeling, „myn bezigheden zyn niet van ernstigen aard, ik lees voor myn plezier." Bernard zette groote oogen op, en zjjn zuster aanstootend, zoide hy: „Zeg eens, meisje, mynheer beweert, dat hy leest voor zyn plezier." „Welnu! Wat zou dat, Bernard?" ant woordde Suzannes vriendin„doet onze kape laan dat ook Diet dageiyks?" „Dat is een groot verschil, Jaantje, de kapelaan leest zyn brevier; dat is een plicht." „Hy leest ook nog wel wat anders", ant woordde Jaantje. „Jaantje hoeft geiyk", zeide Suzanne; „ik heb dikwyis gezien, dat freule Hedwig geheole uren onder een boom doorbracht met lezen in een boek, dat zeker geen godsdienstig boek was." Bernard scheen verbluft eu keek Walter aan mot oen komiek gelaat, alsof hy zyn ooren niet geloofde. „Mén kan toch iets beters doen gedurende de kermis", mompelde hy. „Wat dan, vriend?" „Kan mijahoer niet dansen?" „Niet zooals men hier danst", zeide Walter. „Dj schotsch ook niot?" „Ook ni9t." „Wat heeft mynheer dan geleerd?" fluisterde Jaantjo haar vriendin in. Suzanne legde haar kortweg het stilzwygen op. „In dat geval", vervolgde Bernard m6t den grootsten ernst, „vrees ik, dat ge u niet zeer op de kermis zult amuseeren. Maar indien u in ons gezelschap wilt medegaan naar de tenten, zoudt u er misschien eenige afleiding vinden." „Gaarne, Lanting", zeide Walter vrooiyk; „wy zullen gezameniyk naar den koekkoopman gaan." Bernard was een weinig in de wieken ge slagen; hy had de uitnoodiging slechts gedaan op aansporing zyner zuster, met de geheime hoop, dat Walter zou weigeren. Het stuitte hem tegen de borst in gezelschap te moeten biyven van den jongen reiziger, wiens fijnere opvoeding hem tegen zyn wil ontzag inboe zemde, en dien de burgemeester en zyn vrouw geweigerd hadden onder hun dak te nemen. Terwyi Walter zyn hoed nam en de deur achter zich sloot, krabde de jonge boer zich achter het oor; met zeer ontevreden gelaat Jaantje ter zyde trekkend, sprak hy tot haar: „Kom met my mede en laten wy Suzanne maar l?y dien boekenschryver." De twee paren gingen nu naar de ver- ver3cbingskraam. Walter kocht veel koek, welke hy onder zyn makkers uitdeelde. Ber nard zag dit, zonder iets te zeggen, met een misnoegd gelaat aan. Op het oogenblik, waarop Walter aan de jonge meisjes twee suikeren harten aanbood, riep hy plotseling heftig uit: „Dat behoeft niet, mynheer! Ik heb zooeven een hart voor Jaantje gekocht en Suzanne heeft er geen noodig." Suzanne heeft er geen, zooaio ik zie," zeide Walter, „en Jaantje hoeft bet hare zeker opgegoton." „Neen, mynheer," antwoordde Suzanne, „haar moeder bewaart het voor haar, opdat zy het Diet zou verliezen." „Best! Dit is voor u, Suzanne! Wat zal ik nu voor Jaantje koopen?" „Geef my ei ook een, mynheer!" zeido Jaantjo, „dan zal ik het op myn kamertje ophaDgen." „Waar denkt ge aanl" riep Bernard driftig uit, „is dat, wat ik u gegeveu heb, niet genoog?" „Dat zeg ik niet, maar waarom zou ik geen tweode hart aannemen, dat my zoo vriendeiyk aangeboden wordt?" „Waarom? Omdat ik het je verbied, ver staat ge? Ik maak je niet zoo lang h6t hof, om je een geschenk uit de hand van een vreemdeling te zien aannemen." Bernard sprak zóó luide, dat een groej nieuwsgierigen, door zyn heftigheid aange trokken, zich rondom hem schaarde Toon Lindert was onder hen. {Wordt vervolgd.) IDSCHillM&BLAB.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 5