N°. 11497 Donderdag 19 Augustus. A0. 1897 j§ese jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van fpn- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. CiLBERTE. IDSCH DAGBLAD. PJUJS DEZER POUfiAITTj Voor Leiden per 3 maandea, Franco per post Ï.10* 1.40. A&onderljjke Nommors 0 05. PRIJS DER ADVERTENTTËÏi: Van 1-6 regelB f 1.05. Iedere regel meer f 0.17j. Grootera lottere naar plaateruimte. Voor bet incasseeron buiten de stad. wordt f 0.05 berekend. Tweede Blad. In hot Sociaal Weekblad deelt dr. Van Wely, uit Den Haag, een en ander mede over de arbeidsverdeeling der verpleeg sters in het Ryksuniversiteits- ziekenhuis te Leiden. Den lsten Mei jl. trad als proefzuster in het Kinderziekenhuis te 's-Gravenhage een verpleegster in dienst, die gedurende drie maanden in het Ziekenhuis te Leiden was werkzaam geweest. Zy moest echter reeds den lsten Augustus ontslagen worden, daar hare gezondheid niet toeliet den arbeid eener verpleegster te vorvullen. Daar zij vroeger gezond was, stelde di*. "W. een onderzoek in naar de diensturen der zusters in het Leid* sche gesticht, waarby hem bleek, dat de dag- verpleog8ter 12'/2 uur arbeidt per dag, de nachtverpleegster ll'/a uur per nacht. Hiertegen kan niemand bezwaar hebben, daar er ook voldoende tyd gegeven wordt voor de maaltyden. Maar wel moet m. i. op een groote fout gewezen worden. Er wordt, naar het schynt, met twee groepen van ver pleegsters gewerkt: een dag- en een nacht- groep, die elke week elkaar aflost; en dan blykt uit de opgaaf, dat hetzy men den nachtdienst aanvangt, hetzy dat men in den dagdienst overgaat, er ruim 24 uur niet gerust word". De dagverpleegster wordt nl. zonder verpoo- ziDg dadelyk nachtverpleegstor en werkt 26 uren achtereen. De nachtverpleegster eindigt haar taak 's morgens 8 u. 30 m. en heeft dan dadelyk een vryon dag, dien zy slapend of wakend mag doorbrengen, zooals zy zelf verkiest. Menigeen zal dan uitgaan om familie of vrieoden op te zoeken en blyft tot 's avonds uit, heeft dus geen slaaprust gehad van Zater dagmiddag 3 u. 30 m. tot Zondagavond. Wel zal men zeggen: de nachtverpleegstor heeft toch gelegenheid om te gaan slapen; maar dat daar weinig gebruik van zal gemaakt worden, is te begrypen, vooral als die dag officieel gestempeld is als een vryo dag. Sinds 1 Januari jl. is deze verdeeling van arbeid ingevoerd en het valt, zegt de schryver, niet te verwonderen, dat er een voortdurende verandering van het personeel plaats heeft. Te verwonderen is het zeker, dat noch van curatoren noch van profossoren een protest is gehoord, daar zy het toch kunnen weten, dat op deze wyze misbruik wordt gemaakt van de krachten van vrouwen, meestal in den blo9i van het leven. Eene Ryksinrichting dient, ook met het oog op de studenten, hier het voorbeeld te geven. Yan den nieuwen minister van binnen- landsche zaken en van den Nederlandschen Bond van Ziekenverpleging verwacht de schrjjver in deze verbetering. Onder het opschrift „Een maatschappelijk euvel" wyst De Vaderlander or op, dat het geven van fooien in ons midden meer en meer een stelsel en een kwelling wordt. Waar bleef, vraagt het blad, de tyd, waarin men alleen een nieuwjaars- en kermisfooi behoefde te geven, en een fooi aan de baker op een doopmaal Thans wordt meD, in onze steden en op rei6, van den morgen tot den avond gekweld door menschen, die verwachten, dat gy in hun open hand uw aalmoes zult doen vallen. Een tramconducteur neemt het u kenneiyk kwalyk, als gy de 2'/i ets. bogeert terug te ontvangen, waarop gy aanspraak hebt. De man, die u een geringe versnapering brengt, vorwacht, dat gy hom ieta geven zult. Als gy enkele centen terugneemt, telt hy ze u toe, langzaam en verwytend, of geeft voor ze niet by zich te hebben, en vraagt, of gy niet kunt „passen." De werkman, die even een slot aan een deur in orde bracht, of de glazenmaker, die een ruit zette in uw venster, vraagt met nadruk, of gy niets te zeggen, d. i. niets te geven, hebt. Het blad vindt het zoo stuitend, die jonge, krachtige mannen den geheelen dag te zien bedeleD, want het is een vragen om een gunst, niet om een recht. Het verlaagt den stand van bediende, die toch al niet hoog staat aangeschreven. Het vergalt ons menigen uitgang; het verhoogt noodeloos onz9 uitgaven. E9n bond tot uitroeiing van het fooienstelsel zou, meent het, veel nut kunnen doen. Dat we een gemeonschappeiyk wet boek voor de zee- en landmacht zullen krygen, acht Eet Vaderland op zichzelf reeds een groote verbetering. De mogelijkheid, om voor vloot en leger een dergelyk, aan alle redelyke eischen beantwoordend strafwetboek samen te stellen, is gebleken door de nieuwe militaire strafwetboeken voor Denemarken en voor Zweden, maar vooral ook door dit voor het Duitsche Ryk. Ook het uitgangspunt van do samenstellers van het ontwerp acht Het Vaderland in allen deole juist. Tot de straffen overgaande, ontmoet men in de eerste plaats de doodstraf. De vraag, of deze straf in het militair recht behouden moest biyyeD, is by de behandeling der wet tot afschaffing van de doodstraf in 1869/70 door den wetgever overwogen en in bevesti genden zin beantwoord. Door het behoud van dia straf in het Militair Strafwetboek zal de wetgever zich, al werd zy in 1870 in het gemeene recht afgeschaft, niet aan inconse quentie schuldig maken. „Ofschoon wy zeker niet dat vertrouwen hebben in het afschrikwekkende der doodstraf, dat de regeering er van schynt te koesteren, zoo moeten wy toch de juistheid der beschou wingen van de M. v. T. in beginsel erkennen. De verschillende gevallen, waarvoor het ont werp de doodstraf toopa9seiyk wil verklaard zien, zullen zonder twyfel in de Volksver tegenwoordiging het onderwerp van een nauwgezet onderzoek uitmaken, en wy ver trouwen, dat er geen in de wet zal worden opgenomen, waarvan de noodzakelijkheid met het oog op de veiligheid van den Staat niet overtuigend is gebleken. Wat ons echter in elk geval een bepaling van het hoogste belang voorkomt, die zeer zeker aan bezwaren tegen de handhaving van de doodstraf te gemoet zal komen, is art. 9 van het ontwerp. Dit art. schryft voor, dat, wanneer de rechter oordeelt, en by di9 beoordeelieg zal hy uitsluitend met het belang van den Staat, de vloot, het leger of eenig doel daarvan to rade moeten gaan dat de toepassing der doodstraf door die belangen niet gebiedend wordt geëischt, dan zal hy den schuldige tot levenslange gevangenisstraf of tot tydolyke van ten hoogste twintig jaren veroordeelen. „Op dezen regel", zegt de M. v. T., „bestaat geen uitzondering en men mag dus gerust aannemen, dat de doodstraf zelfs in tyden van oorlog nimmer zal worden toegepast, tenzy do Staat als het ware ver keert ingeval van noodweer." Aan Het Onderwijs is het volgende ontloend: In de Sumatra-Courant lezen wy het vol gende over steilschrift. Over dit schrift loopen de meeningen al meer en meer uiteen, maar de meesten zien er geen verbetering in en zyn er dus tegen. In verband hiermedo ontleenen wy aan een ons welwillend ter inzage afgestaan schryven eener autoriteit op het gebied van schoonschryfkunst, het vol gende: „Het is jammer, dat men zich ton Uwent koppig vastklemt aan het steilschrift, dat in Amsterdam op verschillende scholen weder door schuinschrift vervangen is. Op de meeste scholen is de proefneming slecht uitgevallen. In Oostenryk on Hongsrye, waar men het eerst er mede begonnen is, mag het van R9geering8wege op geen school meer onder wezen worden, als hebbende in de schrijfkunst een scbromelyko verwarring gesticht." Het kan geen kwaad, ook van deze mee ning kennis te nemen. De school heeft haar gebrekeD, zeker, maar niet alles, wat nieuw is, is goed. Wy aldus de redactie van Het Onder wijs merken op, dat naar de meer of mindere ingenomenheid, welke het maatschap- pelyk leven met hot steilschrift betoont, op het oogenblik door het Ned.-Ind. Ondorwyzers- genootschap een onderzoek wordt ingesteld, dat, naar wy vernemen, geheel ten gunste van het steilschrift uit zal vallen. Dan zal ook meteen duideiyk worden, waarom men zich „ten onzent koppig" er aan vastklemt. Overigens is de quaestie: steilschrift of niet? in 't geheel niet uit te maken door welke autoriteit ook op het gebied van schoonschryf- kunst. 't Is eenvoudig een medisch vraagstuk, dat op 't oogenblik vrywel ten gunste van het steilschrift ia beali3t. Verbetering der dienstboded|1 Onder den titel „De handen ineengeslagen 1" wekt mevrouw de wed. Coster in het Haag- sche Familieblad op tot het in 't leven roepen van een „Yereeniging tot verbetering van het gehalte der dienstboden." Uitgaande van den steeds erger wordenden toestand en meenende, dat nog te voorkomen is een toestand als in Amerika, waar de huiseiyke bezighoden onder corporaties ver deeld zyn en waar men de groenten schoon gemaakt en de aardappelen geschild thuis moet ontvangeD, wil zy als in Frankryk en Duitschland de dienstboden door de politie van een boekje doen voorzian, waarin de dames nauwgezet hare getuigenis hebben te schryven. Aan mevrouw Coster heeft de ervaring geleerd, dat goedheid, hartelykheid en inschik kelykheid tegenover hedendaagsche dienst boden botor aan de galg gesmeerd is. Zy wekt de dames op om onder de leuze: geen laksheid! te trachten „een maatstaf te vinden, waarmede men de dienstboden houdt binnen de perken der redelykheid." De Kamper Courant bevat een artikel over vroege huwelijken. Het blad zou, wanneer de Regeering tegen den veelomvattenden arbeid eener algeheele herziening van het Burgeriyk Wetboek mocht opzien, sommige der noodzakelykste verbete ringen stuksgewyze willen doen plaats hebben. Daaronder rekent het ook de bepaling omtrent den leeftyd, waarop men een huwelyk mag aangaan. Art. 86 zegt: „Een jonkman, den vollen ouderdom van achttien, en een jongedochter, den vollen ouderdom van zestien jaren niet bereikt hebbende, mogen geen huwelyk aan gaan". Maar de hygiënisten zyn van oordeel, dat de leeftyd, by de wet bepaald, te vroeg is. En ook uit moreel oogpunt is, naar het blad aanmerkt, het gevaar groot, omdat noch een knaap van 18 noch een meisje van 16 jaar geacht kan worden zich voldoende reken schap te geven van de beteekenis van een zóó gewicbtigeD stap. Bovendien zyn te vroege hu wely ken een bron van veel maatschappelyke ellende, daar zy byna uitsluitend onder de lagere klasse voorkomen. In de wetgeving van sommige landen is de leeftyd hooger gest9ld. In Zweden, waar voor meisjts de leeftyd op nog een jaar vroeger is bepaald, is hy voor jongelingen gesteld op 21 jaar, en ddar werd eenigen tyd geleden in den Ryksdag voorgesteld om ook voor meisjes den leeftyd op 21 jaar te bepalen. De Kamper Ct. gelooft, dat wyziging van art. 86 van ons Burgeriyk Wetboek door allen, die zich met sociale toestanden bezighouden, als eene be- langryke maatschappelyke verbetering zou worden begroet. Door byv. voor den jonkman den leeftyd, waarop de wet een huwelyk toe laat, op 21, eu voor het meisje op 19 jaar te stellen, zou veel kwaad worden tegengegaan. De zeden zouden „zich naar die wetsbepaling schikken en er zouden minder huwelyken tot stand komen, die een bron worden van ongeluk, armoede en ellende." De nieuwe minister van justitie zou, meent de Kamper Ct., zich, door zulk een wyzigings- wetj} aan de orde te stellen, zeer verdiensteiyk maken. En zou, vraagt zy, anders niet een der leden van de Tweede Kamer het initiatief willen nemen? Naar aanleiding van de benoeming van m r. F. B. Coninck Liefsting tot vico- president van den Hoogen Raad, schryft het Dagblad van Zuid-Holland en 's- Gravenhagc Do bevordering van mr. F. B. Coninck Liefsting van vice president tot president van het hoogsto rechtscollege en da daarmede ge paard gaande benoeming van het oudste lid mr. J. Kalff tot vice-president en van dezen en het voorgaand oudste lid mr. J. J. Yan Meerbeke tot commandeur in de orde van Oranje-Nassau, brengt in herinneriag, dat onge veer een 20 tal jaren geloden de heer mr. F. B. Coninck L efsling ter vervanging van jbr. mr. v. d. Velde tot onder-voorzitter van den Raad werd verheven met voo.bygang van acht andere raadsheeren. Deze handeling liet niet na in den lande verbazing te wekken en ontevredenheid te veroorzaken. Met alle erkenning van de uitge breide kundigheden en rechtschapenheid van dezen titularis, werd de keuze, aan hem vol trokken, een party-benoeming vsn het toen malige Ministerie waarin mr. De Vriei als Minister van Justitie zitting had geacht. Deze stemming teekende zich ook af by de installatie van mr. Coninck Liefsting, welke slechts werd bygewoond door zes zynor jongere collega's. Sedert heeft by het doen van benoemingen voor bet hoogste rechtscollege de anciënniteit meer op den voorgrond gestaan, terwyl uit de wyze, waarop de tegenwoordige benoemiDg is geschied, blykt, dat de regoeriog niet in dezelfde fout van vroeger wenschte te ver vallen. Gemengd Nieuws. Gisteravond heeft de knecht van den paardenslager Kloppenburg aan de Hoveniersdwarsstraat to Rotterdam, die in beschonken toestand was thuisgbkomen en daarover coor zyn patroon berispt werd, dezen zoodanig met een groot slagersmes over den rechterarm gesneden, dat deze er half bjj hing en vervolgens nog den halven duim der linkerhand afgesneden. De woestaard is met veel moeite gearresteerd. De slager zal 1 vermoedeiyk het gebruik van den rechterarm moet.n missen. Te Lekkerkerk is by het water-, scheppen een meisje van 12 jaar van hot plankier in de Lek gevallen en verdronken, daar het, zelfs met vele handen, niet mocht gelukken, haar uit den stroom te halen. Te Vonloo hebben zich achter eenvolgens twee personen aangemeld om het bedrag van een poste restante gezonden post wissel te innen. Den eerste w<rd het uitbetaald; de tweede was waarschyniyk de werkeiyk geadresseerde. De politie onderzoekt de zaak. Te Wierdum zyn de vorige week door een paar dieven een vyftol paarden op een listige wyze hun staarten ontDomen. Zy sneden de haren van binnen af, terwyl zy ze van buiten lieten zitten. VaDdaar, dat de diefstal niet spoedig in het oog viel. Te Iteren is een jongen, die het touw, waaraan hy een koe leidde, om zyn middel gebonden had, gedood, doordien de koe, woest wordende, hem meesleepte, en eindeiyk met de horens doodelyk verwondde. 81» Toen Trésorier zyn zoon den uitslag van z|jn aanzoek by den afgevaardigde mededeelde, was Henri wanbopig van smart. Drie dagen achtereen ging by naar de rue Spontlni, in de hoop op do een of andere wyze gelegen heid te vinden om Qilberte te spreken, doch het gelukte hem niet het meisje te zieD. Rechtstreeks in do woDing van den afgevaar digde te gaan, durfde hy niet wagen, maar hy vertoefde uren achtereen in de zyne, steeds hoponde haar in den tuin te zullen zien, waarby hy dan misschien een paar woorden met haar zou kunnen wisselen en vernemen kon, wat er voorgevallen was. Gilberts bleef onzichtbaar, ofschoon zy toch Henri's onrustige schreden boven haar hoofd moest hooren. Waa zy misschien ziek geworden van verdriet? Hield haar vader haar opge sloten? De arme jongen wist niet meer wat hy er van denken, waarvoor hy vreezen moest. Hy hoopte de oude Rosalie op de trap of op de binnenplaats te zullen ontmoeten, maar ook daar durfde hy niet dikwyis komen, uit vrees plotseling tegenover Gilberte3 vader te zullen staan. Hy besloot te schryven. Zyn brief werd hem in een tweede couvert gesloten terug gezonden. Blykbaar was hy den vader in handen gevallen en had Gilberts hem niet gelezen. In doffe wanhoop sloot Henri zich nu iu zpn kamers, rue de Preebourg, op, bracht zyu dagen op de sofa liggend door en was zoozeer veranderd, alsof hy een zware ziekte had doorstaan. Zyn ouders waren in angst cn zorg over hem, doch alles, wat zy aanwendden, om hem te troosten, was tever geefs. De bankier was door dit ongeluk byna nog dieper getroffen dan zyn vrouw. De anders zoo geiykmoedige man was door Gilbertes verechyning geheel bekeerd geworden. De fiere, edele houding van het meisje had een zeldzame gewaarwording by hem opgewekt, die hy niet uit zyn berinnering kon verdry ven. Dienzelfden avond nog had hy in een ver- trouweiyk gesprek met zyn vrouw gezegd: .Slechts driemaal iu myn leven ben ik zoo sterk getroffen geweest I De eerste maal toen ik by myn aankomst in Venetië op het Mar- cu8plein aan graaf Chambord voorgesteld werd den tweeden keer, toen ik de eerste roode broeken van de troepen uit Versailles Pargs aan de commune zag ontrukken. Ik moet zeggen, dit jonge meisje is een persooniyk- heidzy heeft my geheel overwonnen en altyd zal ik het betreuren, wanneer zy myn schoondochter niet wordt. Zy zou onze geheele familie eer aandoen 1" Toen mevrouw Trésorier haar zoon deze uitspraak mededeelde, was zy verbaasd over hetgeen zy zag. De uitbarsting van vreugde, die zy verwacht had, bleef geheel achterwege, ofschoon zy hem door dit oordeel over het geliefde meisje de onvoorwaardelyke hulp en toestemming van zyn vader verzekerd had. Met dit wapen uitgerust, behoefde Henri immers nergens meer voor te vreezen! Hy bleef echter roerloos op de sofa liggen, met het gezicht naar den muur, en toen zyn moeder by hem aandrong toch te antwoorden en haar mede te deelen wat in hem omging, gaf hy ten antwoord: .Gilbertes stilzwegen is voor my het onbe- grypeiykste. Of zy is ziek, öf zy heeft den stryd tegen baar vader opgegeven, en in elk geval voel ik, dat ik het offer zal zyn. Wat helpt my papa's toestemming, wanneer hy niet in staat is den toestand op te lossen? Dat ik papa niet op myn hand zon krygen, daaraan heb ik niet getwyfeld. Dat moest sleebts geschikt aangevat en papa eeDigen tyd gelaten worden. Maar wanneer Courcier halsstarrig blyft en Gilberts zich aan zyn wil onderwerpt, wat zal er dan van my worden?" „Zou het u genoegen doen, wanneer ik naar de rne Spontini ging?" Henri sprong op, vioog zyn moeder om den hals en kuste haar ouder tranen. „Hoe goed zyt gy toch!" herhaalde hy onophoudelyk. „Hoe zal ik u danken? Gyi U blootstellen aan de onbeschoftheden van dien Courcier? Neen, neeD, dat mag ik niet toelaten. Ach, en toch ben ik zoo dankbaar! Hoe treft my uw goedheid I Maar oen vrouw zooals gy, gewoon overal met eerbied en achting behandeld te wordendaar in huis gaanneen, het ia onmogelyk! Beloof my, d3t gy er Diet heen zult gaan! Het zou my nog ongelukkiger maken, wanneer ik wist, dat gy daar slecht ontvangen waart." De barones beloofde het hem, maar bedacht toch een anderen uitweg, terwijl zy ha:r kamenier naar juffrouw Courcier zond. De geslepen Pariaienne zou zich niet licht uit hot veld laten slaan en moest juffrouw Cour cier een briefje overhandigen, waarop ant woord verwacht word. Zy moest in allen gevalle inlichtingen Inwinnen over hetgeen daar in huis bad plaats gevondeo. Reeds om vyf uren dien namiddag kwam mevrouw Trésorier zeer opgewoudeu de kamer van haar zoon binnenstormen. „Henri!" riep zy reeds by het binnentreden. „Ik heb tydingl" Met een sprong was by by haar, trok haar naast zich op de sofa en knielde, met de oogen vragend op haar gericht, voor haar neer. „In de eerste plaats is uw Gilberts niet ziek Ah I" „Maar zy is heel ongelukkig." „Wie heeft haar gezien?" „Clémentine, myn kamenier, en dat nog geen uur geleden." „Die goede ziel!" „Wees gerust, ik heb haar beloond; buiten dien was zy zelve zoo gelukkig, toen zy zag hoe verheugd ik was, dat ik bericht had." „Dus verbittert die verscbrikkelyke vader haar het leven zoo?", „Zy spreken geen woord tegen elkander on het schynt, dat het lieve kind in een klooster wil gaan." Henri wrong in wanhoop de handen. „Dan zal ik haar immers evenmin mogen zieni" „Geduld, geduld, gy zult haar zien. Morgen tegen twee uren zal zy u by het jagersbuis ia hit Bois-de-Boulogne opwachten. Zy hoopt dan twintig minuten met de oude Rosalie zich van huis te kuuuen verwyderen." „O, lieve moeder, wefk een geluk! Haar te zullen spreken, van haar zelve te hooren, wat zy denkt, wat zy doen wilnu is alles goed, nu ben ik gered 1" „Maar ik bon er zooveel te erger aan toei Gy, vroeselyke jongen, ziet ge dan niet waartoe gy my dryft? Een moeder, die haar zoon een rendez-vous bozorgt met een meisje! Ik schaam my over myn rol!" „Dat heeft die vreeaelyke Courcier ook op zyn geweten l" Ten laatste kwamen zy in een vroolyke stemming. Henri was met nieuwe hoop beri:ld; de barones was gelukkig door de biydschap van haar zoon, voor wien zy do geheels wereld zou hebben prysgegeven. Den volgenden dag om twee uren zag Henri, die roeda lang op en neer voorby de bolwerken lisp, juffrouw Courcior, door do oude dienstbode begeleid, door de avenue Victor Hugo naderen. Met uitgebreide armen snelde hy op haar tos, maar baar eren gebiedende als zachte blik bedwoog de onstul-; migheid van haar aanbidder. Gilbertes gelaat was kalm, doch haar handg die zy hem toereikte, beefde verraderlijk. Hy greop die vast en trok haar door zyn arm; daarna begonnen zy achter de huizen der Ranelaghwyk langzaam op en neer te wan delen, terwyl Rosalie rustig op een bank in de' zonneschyn ging zitten. (.Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 5