N°. 11482.
Maandag 3 Augustas.
m
A0. 1897
<g$ze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van (§pn- en (feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
F ©uilleton.
CILBERTE.
LEIDSCH
DAGBLAD,
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Lelden per 8 maanden. MO.
Franco per poet1.40.
i/zonderlyke Nommere0.05.
PRUS DER ADVERTENT EEN:
Van 1—6 regels 1.05.
letters naar plaatsruimte,
wordt f 0,05 berekend.
Iedere regel meer 0.17 J. Grootere
Voor het mcasseeren buiten de stad
Tweede, Blad.
09 Haagsche Courant zegt: Het Dagblad
hermaakt zich dezer dagen met schampere
opmerkingen en aardigheden over het
biouwe Ministerie. O. a. schynt het
zeer grappig, dat in de namen der ministers
tvree e's, twee Vs, oen n, een deen i en een
g voorkomen, waaruit men het woord „ellen
dig" dus kan maken.
Niemand zal aan het blad zulk genoegen
misgunnen. Maar wèl te ver gaat het, waar
tet de volgeade hatelijkheid plaatst:
„Naar wy uit „gewoonlijk goed ingelichte
bron" vernemen, heeft de heer Borgesius, die
zijn betrekking van directeur der „Eerste
Nederlandsche Maatschappij tot verzekering
tegen ongelukken" verwisseld heeft met de
portefeuille van Binnenlandsche Zaken, zijn
collega's in het nieuwe Kabinet weten te over
reden, zich collectief by genoemde Maatschappij
j verzekeren".
Dat gaat de grens der wellevendheid te
buiten, dunkt ons, zelfs tusschen een edel
man en een radicaal.
In de Amhemsche Courant lezen wij het
volgende
In de Nieuwe Amhemsche Courant vergelijkt
de heer L a u e r in een opstel over gezag
het gemoed van een kind bi] een palimpsest.
Blijkbaar wist de heer Lauer zelf niet hoe
juist de door hem gebezigde vergelijking is.
Volgens zijn toelichting toch zou een palimpsest
een aan beide zyden beschreven perkament
zijn. Dit is zoo niet. Een palimpsest is oen
perkament, waarop oorspronkelijk iets ge
schreven was, maar welk schrift was uitge
krabd en waarover een andere tekst is
jschreven. De monniken gebruikten vaak
perkamenten met klassieken tekst om er
fragmenten uit den bijbel of kerkvaders over-
te schreven. Wetenschappelijke mannen,
scheikundigen, hebben het middel gevonden
om het onleesbare vroegere schrift op te
balen en weder leesbaar te maken. Soms is
ook de tweede tekst weder uitgewischt en
een derde er over geschreven. Het leesbaar
maken van zulk een dubbel palimpsest leverde
nog grooter moeiiykheden op en eischte nog
veel meer zorg.
Wy willen den heer Lauer niet rangschikken
onder heo, die vreemde woorden gebruiken
zonder de beteekenis er van te kennenmaar
het ware toch voorzichtiger geweest geen
toelichtingen te geven omtrent zaken, waarvan
men zelf niet op de hoogte is.
Deze opmerking maakten wij terstond by
het lezen van zijn beschouwing over „Gezag",
wy hielden ze echter terug, omdat men er
anders misschien een „verkiezingsartikel" in
zien zou; daarmede heeft ze niets te maken.
Hen kan een zeer goed Raadslid zyn zonder
te weten wat een palimpsest is.
In een vergadering van de Haagsche Synode
kwam ter sprake het bericht, in de dag
bladen vermeld, dat dr. J. Th. Do Visser,
te Amsterdam, besloten had, met toestemming
van den kerkeraad zyner gemeente, zyn
predikantsambt te blijven bekleeden
tegelijk met het lidmaatschap van de Tweede
Kamer der Staten-Genoraal. Dit bericht gaf
aanleiding tot een uitvoerige beraadslaging,
welke besloten werd met de aanneming, met
11 stemmen tegen 8, van de navolgende
motie, voorgesteld door dr. Bronsveld en den
president
„De algemeens synode der Noderl. Hsry.
Kerk, ofschoon waardeerende, dat predikanten
de eer waardig gekeurd worden, te worden
gekozen tot volksvertegenwoordiger, en het
evenzeer waardeerende, dat predikanten ook
in de Tweede Kamer zullen opkomen voor
de hoogste belangen van ons volk, spreekt
als haar gevoelen uit, dat zy, ofschoon in
deze de uitspraak van elks geweten eerbie
digend en zich aansluitend aan haar gevoelen
van 1891 en 1892 (zie Handelingen 1891,
blz. 214 vgg., en Handelingen 1892, blz. 131
en vgg.), de geiyktydige waarneming van
het herders- en leeraarsambt met die van
het lidmaatschap der Tweede Kamer in ieder
geval bezwaarlijk en in menig geval onuit-
vooibaar acht, en gaat over tot de orde
van den dag."
Hierop merkt De (anti-rev.) Hollander aan:
Dat is zonderling!
Van deze motie toch was één der voor
stellers dr. Bronsveld, de ziel van den Chris-
teiyk-Historischen Bond, die dr. De Visser in
tal van districten had candidaat gesteld.
Wat het motief voor deze motie was?....
In De Vaderlanderhet orgaan van dr.
Bronsveld, werd vóór de herstemming van
25 Juni niet onduideiyk aan dr. De Visser
te verstaan gegeven, dat hy tegenover den
heer Mees zich behoorde terug te trekken.
Zou het dit zyn? Zou dr. Bronsveld liever
Mees dan De Visser in de Kamer zien?
Of is het iets anders?
Teedere bezorgdheid voor het zieleheil van
de Amsterdamscbe Hervormde leden?
Dat moet bet wel zyn, wanneer men nagaat
hoe teer de Haagsche Synode de geestelyke
belangen der Herv. Kerk voorstaat!
In ieder geval is de motie nu juist niet
zeer aangenaam voor dr. De Visser.
Men moet het maar van zjjn vrienden ver
wachten
Een onderwijzer schrijft in de Provinciale
Drentsche en Asser Courant omtrent vak j
(art. 2 der wet op het Lager
Onderwee):
In een gezond lichaam kan een gezonde
geest wonen, in een ziek lichaam niet dan
bjj uitzondering. Wat wonder, dat we daarom
beider ontwikkeling zooveel mogeiyk trachten
te bevorderen l Trachten, zeggen we, want
het is ons niet altyd mogelijk en het wordt
on<s ook niet altyd mogeiyk gemaekt, den
geest van het kind zoo te verryken en den
gezondheidstoestand zoo te bevordereD, als
we dat zouden wenschen niet alleen, maar
als we dat Doodig achten voor ieder, die, als
hy de school, d. w. z. de gewone lagere school,
verlaton heeft, zelfstandig in de maatschappy
moet optreden. En 't is toch ons doel, onze
leerlingen zoo ver te brongen; 95 pet. van
onze scholieren ontvangen geen ander onder-
wys dan wy ze geven. Waar evenwel de
ontwikkeling van het lichaam geen geiyken
tred houdt met die van den geest, daar is
de evenwichtstoestand verbroken en dit is op
vele plaatsen het geval. Niet, dat wy, platte
landsbewoners, ons hebben te beklagen over
onvoldoende lichaamsbeweging, verro van daar
het tegendeel zou eerder en met meer recht,
beweerd kunnen worden, maar, en ge zult
het ontkennend moeten beantwoorden, is
een meestal éénvormige, onordelyke lichaams
oefening voor deszelfs ontwikkeling bevorder
lijk? Kan dusdanige toestand een geheel, een
harmonisch geheel opleveren? Ge schudt het
hoofd, ten teeken, dat ge er ook zoo over
denkt, maar, zegt ge, is vak j er niet om
dit alles te verhelpen? Waarom dan dat vak
niet algemeen verplichtend gesteld, nu er toch
aan ieder onzer scholen wel één is, bevoegd
tot het geven van dusdanig onderwys? Heel
mooi gezegd, maar bestaat de gelegenheid?
Eu nu, vrienden van orde en regelmaat, van
een harmonische ontwikkeling van lichaam
en geest, m. a. w. voorstanders van vak j
ziet de inrichting onzer scholen en speelpleinen
en zeg my dan, of het mogelijk is, onderwys
te geven in de vrye- en orde oefeningen Een
beschrijving dier school- en speelpleininrichtiDg
is overbodig: alle onderwyzGrs en ieder ander,
middeliyk of onmiddeliyk in het onderwys
betrokken, is er genoegzaam mee op de hoogte.
In sommige lokalen worden vrye- en orde-
oefeningen tusschen de banken gehouden.
Laten we de heilzame uitwerkiog er van eens
nagaan
Het lokaal, waarin een 50 tal kinderen
gedurende één of twoe uren hun onschuldige
asempj -s hebben verspreid, heeft nu eigeniyk
niet over te veel frisscbe lucht te beschikken,
en wat is by beweging noodiger dan frissche
lucht? Immers, de ademhaling wordt door
verschillende oefeningen dieper en sneller, de
bloedsomloop wordt versneld, de spysvertering
bevorderd, waardoor het verbruik van zuurstof
enorm toeneemt. Alloen op deze gronden
keuren we gymnastiek in de school af.
Hierby komt nog, dat de banken bet den
kinderen onmogeiyk maken, de meeste
oefeningen uit te voeren. Ook is do ruimte
in een gewoon lokaal voor een volledige
klasse onvoldoende. Zou er ook wel van de
verschillende bandgereedschappen, noodig by
de vrye- en orde-oefeningen, gebruik gemaakt
kunnen worden? Vooruit dus rnaar, naar
buitöD, naar de frisscbe buitenlucht, die ge
met volle teugen geniet! Welzeker, geniet,
als mynheer onder het gfr.ot van een glaasje
wijn en een fijne manilla de krant zit te
lezen in de schaduw eener lustwarande! Wy
evenwel zyn gebonden aan ons plein, waar,
door het gemis aan boomen, de zonnestralen
vry spel hebben, en waar in den zomer het
mulle zand ons de oogen doet sluiten, wanneer
onze jongens er in den speeltyd eens flink
doorwroeten. Een heeriyk vooruitzicht, niet
waar, te marcheeren door het mulle zand,
waar de vrye- en orde-oefeningen een by
uitstek stofvryen vloer verlangen en daarby
blootgesteld aan de wispelturige speling van
weer en wind! Doch, gesteld, dat de bodem
van ons schoolplein het toeliet, (stofvry zal
hy wel by lange na niet zyn) zouden dan
temperatuur en weersgesteldheid het toelaten,
er veel gebruik van te maken? Ik geloof
het niet. Het is me dan ook een raadsel, hoe
de vrye- en orde oefeningen in sommige
gemeenten onzer provincie verplichtend zyn
gesteld, waar de gelegenheid, zoo niet minder,
in elk geval niet beter is dan by (ons) velen.
Neen, ik ben voorstander van vak j, maar
de invoering kan gerust achterwege blyven,
zoolang de noodige lokaliteit niet aanwezig is.
In een artikel van de Middelburgschc Cou
rant staat het volgende te lezen:
„Waarom kunnen radicalen niet gods
dienstig zijn, al sluiten zy zich niet by een
Kerk aan? De bewering van hen, die maar
steeds door decreteeren, dat men dominees
en geestelyken moet naloopen, wil men gods
dienstig heeten, dient met ernst bestreden te
worden.
Godsdienstig: dienen het goddelyke, het
goede, het edele, het verhevene, kan zelfs een
vrydeDker; en er zyn er, die dat oneindig
beter do6n dan tal van z. g. geloovigen.
Om nu maar opeeDS op de heeren Goeman
Borgesius en Cort van der Linden het stem
pel van ongodsdienstigheid te drukken, dat
nekt te veel Daar de inquisitie, dan dat een
blad als Het Nederlandsche Dagbladeen orgaan
der party, die tegen Rome's macht en heer-
schappy zich verzet, daaraan zich schuldig
maken mag.
Of: zyn redactie staat op dit punt geiyk
met den grootsten clericaal.
Wy vindon het niot bepaald christeiyk
bovendien om zoo maar, blijkbaar zonder
voldoenden grond, kwaad van zyn mede-
menschen te verwachten. Vergissen w,y ons
niet, dan hoeft de heer Goeman Borgesius
connecties gehad, of heeft ze nog met den
Ned. Protestantenbond. Daaruit zou
volgen, dat ook hy „het groote belang van den
gousdienst" erkent. Trouwens, wie zou dat
niet! Alles hangt er van af wat men onder
godsdienst verstaat. Of z(jo, volgens Het Neder
landsche Dagbladde leden van dien Bond geen
Christenen?
De Maasbode zegt hiervan:
Christenen, oef 111
We mengen ons in dezen twist tusschen
de beide bladen lood om oud yzer omdat
de Middelburgt>che Courant nog altyd de oud-
liberale hebbelykheid heeft van Voltaire
afkomstig om de liberalen en radicalen
godsdienstig te maken en met die onwaarheid
het volk te bedriegeD. Godsdienstig zyn de
liberalen, zooals de heele wereld weef, alleen
by de verkiezingen, en dan zit heel hun gods
dienst in hun witte das.
De Protestantenbond godsdienstig, is
grooter onzin denkbaar?
De liberale bladen godsdienstig, is groo
ter oüjuistbeid mogeiyk?
Onlangs gaf iemand in een sociëteit Ht
ter stode een rondje, omdat het op dien dag
25 jaar was geleden, dat hy in de kerk was
geweest. Wat God en godsdienst onder dat
rondje te ïyden hebben gehad, weet God
alleen; zy, die aan de pret niet deel: amer,
walgden er van. Maar laat nu dien man in
de courant gaan schryven, dan is by even
zeer godsdienstig als de Middclburgsohe Cou
rant en verkondigt op even hoogen toon dan
lof van den godsdienst.
O, die liberale waarheidsliefde!
Aan „Brieven uit de Hoofdstad" in de
Provinciale Drentsche en Asser Cowant is aet
volgende ontleend:
Op het oogenblik hebben we in Amsterdam
een kellnersquaestie, waarvoor hec kof
fiehuizen-bezoekend publiek zich natuurlijk
sterk interesseert, terwyl de zaak zelve aan
de dagbladen in den komkommertyd een 5tof
geeft, meer genietbaar dan die der verkiezingen.
De groote quaestie is de regeling der beta
ling. Uit een onderzoek, door een lid der
redactie van het Ra-ndelsblad ingesteld, bleek,
dat in sommige groote inrichtingen, behalve
den kost, nog f 100 tot f 20U loon per jaar
betaald wordt en dat de verdere verdiensten
der kellners moeten bestaan in de fooien.
Nu zyn er kellners, die liever dien toestand
niet veranderd zien. Er zyn er, öi9 alleen aan
fooien f 40 a f 50 per week verdienen. Wan
neer dus het fooienstelsel zou worden afge
schaft, dan zou de eigenaar van de inrichting
genoodzaakt zyn om die loonen uit te betalen,
en hij zou dit alleen kunnen doen door aan-
zienlyke verhooging der pryzen.
Want de toestand der eigenaars van de
café's-restaurant eu groote koffiehuizen is niet
zoo rooskleurig als bet wel van buiten schynt.
De concurrentie is zoo groot, dat men tegen
over het publiek alle moeite moet inspannen
om de klanten te behouden. Onlangs werd
my door een eigenaar van een groote inrich
ting verzekerd, dat hy op eiken plat du
jour gemiddeld tien cents mce3t toegeven en
dat hy reeds lang geen plat uu jour meer
zou verschaffen, ware het niet, dat hy bang
was zyn vaste cliënteele daardoor te zullen
verliezen. Hetzelfde kon hy zeggen van zyn
diaers van ƒ1. Alleen d&n, wanneer er wyn
werd gedronken, kon hy op winst rekenen.
Nu komt er nog by, dat de nieuwe perso-
neele belasting vooral de eigenaars der groote
kolfiehuizen en hotels treft. Zoo word my
een belastingbiljet getoond, waaruit my bleek,
dat de eigenaar van een tameiyk groot café-
restaurant, tevens hotel, die in het vorige
jaar 750 betaalde, by de nieuwe wet 3000
in 's Ryks schatkist zal moeten storteo. Daar
nu reeds de helft der termynen verstreken
is, moet hy dadelyk 1500 betalen, waarop
hij natuuriyk niet gerekend heeft.
Eigenaardig is het feit, dat de schatting
van dit café, enz. geschiedde door een lid
van de geheel-onthoudersvereeniging, kenbaar
aan een blauwen knoop, en dat men nu aan
den y ver van dezen man voor zyn beginselen
9)
Hy bracht don geheelen avond door met
plannen voor de toekomst te smeden en op
zjjn vroegeron vriend te schelden. In zyn
verbeelding zag hy zich reeds gekozen tot
President van de Republiek! Waarom ook
niet? Lieve Hemel, men kon daar tegen
woordig soo gemakkeiyk toe gerakenEr was
slechts een gelukkig toeval by noodig. Wat
behoefde hy meer dan zyn naam van groote
eerlijkheid, op een tyd, dat zoovele gewetens
vervolgd werden door den angst voor den
rechter van instructie? Toen hy zich daarna
vroegtydig ter ruste begaf, had hy den
nieuwen huurder geheel vergeten.
Zooveel te meer dacht zyn dochter aan
hem. Wie was dan toch die jonge man?
Heette hy werkeiyk Gervais? Zyn aanwezig
heid te Toulon op den tyd der feesten op
een oorlogsschip bewees, dat hy een bevoor
rechte positie innam; zyn fijne, smaakvolle
kleeding duidde aan, dat hy tot een ryke
familie behoorde; zyn beleefde, innemende
manieren gaven te kennen, dat hy een voor-
treffelijke opvoeding had genoten. En nu had
hy eenige weinige dagen na hun ontmoeting
een kleine, bescheiden woning in de rue
Spontini gehuurd.
Hoe eenvoudig, hoe weinig romantisch of
behaagziek een jong meisje ook wezen mag,
zoo lag daarin toch wel iets, dat haar te
denken gaf. Voor de eerste maal in haar leven
was zy te opgewonden, om den slaap te
kunnen vinden, en bleef, steeds over dit alles
denkend, nog laDg wakker.
Tot nu toe was haar leven niet byzonder
gelukkig geweest, en had zy, behalve de
liefde en goedheid van haar vader, weinig
genoegen gekend. Zy had reeds toen zy nog
klein was haar moeder verloren en dus nooit
de teedere zorg, de zoete liefkoezingon leeren
kennen, die door niets kunnen vergoed
worden, en aan een wees den zonneschyn
des levens ontrooven. Het ©enigszins onge
regeld huishouden van haar vader werd be
stuurd door een oude meid, die zy steeds
natrippelde. Haar verlangen naar een weinig
vrouweiyke gehechtheid kon alleen door de
teedere zorg en genegenheid van de oude
meid bevredigd worden en hiermede moest
zy zich dan ook tevreden stellen.
In dien tyd moest men dikwyls verhuizen
en had men soms moeite de huurpenningen
byeen te krygen. Courcier was medewerker
aan een blad, welks uitgever, om aan te
duiden wat de gelykheid en broederschap
beteekende, die daariD gepredikt werden, zich
zelf een hoog salaris en paard en rytuig
toekende en zyn medewerkers liet hongerlyden
op de etensuren en hun het genot gunde
achter een omnibus aan te loopen. Gelukkig
was Courcier niet alleen een vryheidsapostel,
maar was hy ook koopman en te geiyk agent
voor een groote fabriek in Caudebet en
handelde hy voor dat huis in appelwyn en
likeuren. En, dank zy de opbrengst van dit
edel appelvocht, slaagde hy er in niet van
honger om te komen in den dienst van
Blanqui, voor wisn hy een byzondere ver
eering koesterde. In overdreven geestdrift
had hy zelfs tegen den ouden revolutionnair
gezegd: „Meester, gy zyt myn God!" Dbze
had hem daarop, terwyl hy hem van ter zyde
aanzag, op scherpen toon geantwoord„Burger
gy zegt in één adem twee groote dwaas
heden. Ik kan noch uw meester, noch uw
God zyn! Courcier had deze uitspraak ont
houden en zyn vereerden Blanqui voortaan
„vader" genoemd.
By had zyn kind naar de nieuwste begin
selen van geestelyke vry beid opgevoed. Haar
moeder, een vrome, verstandige vrouw, had
nog even voor haar dood deo tyd gehad de
arme kleine, die zy zoo vroeg moest achter
laten, te laten doopen. Maar na deze onbewust
beleefde, godsdienstige plechtigheid was het
meisje geheel zonder godsdienst opgegroeid.
Zy had nooit haar voeten in een kerk gezet,
nooit een catechismus in handen gehad en
bygevolg ook haar belijdenis niet gedaan. Op
haar twintigste jaar was deze jonge heidin
geestelyk nog op hetzelfde standpunt als de
wilden, die door de zendelingen aan de
onwetendheid ontrukt worden en die geheel
verbaasd naar het Evangelie luisteren, als
kinderen, wien men een mooio geschiedenis
vertelt. Het jonge meisje was alleen slechts
meer te beklagen dan de heidenen, wyi zy
nooit anders van den godsdienst had gehoord
dan om dien te verwenschen, nooit over den
Schepper had hooren spreken dan om Zyn
bestaan te loochenen en van de geestelyken
dan om hen te beschimpen en te verguizen.
Maar een aangeboren en groote goedheid van
hart had haar voor den invloed van deze
godslasteriyke taal bewaard, die haar vader
en zyn vrienden, zonder haar kinderiyk
gemoed te sparen, in haar byzyn uitkraamden.
Hsar fijn gevoelen de geest had zich als een
kruidje-roer-my niet voor dat alles gesloten
en hït gif dus geen invloed daarop kunnen
uitoefenen. Misschien ook had oen onzichtbare
beschermengel de vleugelen over haar uit
gespreid, om haar ziel onbedorven te houden.
Zy kende d9n godsdienst niet, deze was haar
vreemd en onverschillig, maar zy had nooit
vyandschap gevoeld jegens de menschen, die
gelooven en bidden.
Eenige kennis van de eerste beginselen der
godsdienstleer had zy aan de oude meid te
danken, die de huishouding van haar vader
bestuurde, en die, ofschoon zelve vrij onwetend,
toch, zooal8 de meeste menschen uit dien
stand, aan Kerk en geloof gehecht was. De
eenvoudige vrouw had in de weinige uren,
die zy van haar werk kon uitsparen, het
kleine meisje op haar schoot genomen on
haar van den Zaligmaker verteld. Courcier
was echter op zekeren dag er achter gekomen,
dat zy, zooals hy het noemde, het kind dit
bygeloof inentte, en zoo had zij met haar
onderricht moeten ophouden, wanneer zy zich
niet gedwongen wilde zien haar dienst te
verlaten. In alle overige opzichten had het
meisje goed onderwijs ontvangen en haar
opvoeding was op een meisjes-burgerschool
voltooid. Nadat zy haar eind-diploma gekregen
had, zou zy gaarne het een of ander by de
hand genomen hebben, om daarmede geld te
verdienen en by te dragen in de kosten
van de huishouding, doch hiertegen had haar
vader zich, deels uit genegenheid, deels uit
ydolheid, verzet. Courciers dochter lesgeven,
haar eigen brood verdienen, dat ging toch
niet aan! Wat zouden zyn collega's in de
Kamer daarvan wel zeggen? Zy hielien hem
toch reeds op een afstand, omdat men wist,
dat hy zich dikwyis zuiDig moest behelpen.
Neen, zy moest thuis blyveD, leven als do
meisjes uit oen beteren stand, haar tyd met
piano-spelen, lezen en borduren doorbrengen;
daartoe gaf hy zich niet zooveel moeite, dat
zyn dochter zich afsloven zou om geld te
verdienen. De maatschappelyke gelykheid, tot
welker tot-stand-brenging hy al zyn krachten
inspande, zou hem binnenkort zeker een ruimer
bestaan verschaffen en zyn eenig kind in
staat stellen een goede party te doen, waar
door haar lot in de toekomst zou verzekerd
worden. Hy vleide zich voortdurend met deze
hoop en vergunde haar in den tusscheutyd
van de bescheiden genoegens te genieten,
waarin een jong meisje behagen kon vinden.
Hy legde zichzelf ontberingen op, ten einde
zy zich goed zou kuDnen kleeden, en bracht
haar in kringen, die zyn politieke positie voor
hem toegankeiyk maakte. Ook ging hy met
haar naar den schouwburg, zoo dikwyls hjj
gelegenheid had een plaats in de officiëele loges
te kunnen krijgen.
(Wordt vervolgd