N». 114-61
Donderdag 8 Juli,
A0. 1837
1
feu (gouranf wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
DWAALSTERREN.
LEIDSCÏÏ
PBUS DSZEB COUUANT:
Voop Loiden per 3 maanden» 1.10*
jTanco por posfc4 1.40
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PBUS DER AD VERTEN T1ÜN
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 j. Grooterd
letters naar plaatsruimte. Voor het lncasseeren tmitqn de stad
wordt f 0.05 berekend.
Tweede Blad.
OfXloicole Eennlsgei Angen.
De Burgemeester der gemeede Leiden;
Gelet op art. 55, laateto lid, der Kieswet;
Brengt ter algeraceno kennis, dat de stemming
ter benoeming van negen leden van den Gem6erteraad
van Leiden zal plaste hebben op Vrijdag den
9don Juli 1897, van des voormiddags
a o b t tot des namiddags vijf uren.
De lgeten dor candidaten in de drie kiesdielrioten
bevatten in alpbabotische volgorde de volgende
namen, als:
voor bet lste kiesdistrict:
Dr. M. O. D~KHUYZEN,
J. P. J. DRIE8SEN,
Mr. H. L. DRDCSEB,
A. J. VAN HOEKEN J.Jan.,
Dr. A. W. KROON en
W. F. VERHEY VAN WIJK;
foor bet 2de kiesdietrict:
W. FONTEIN,
Dr. M. J. DE QOEJE,
J. N. VAN DER HEIJDEN,
Dr. P. J. KAISER,
A. MULDER,
A. D. D. SOBRETLEN en
Dr. D. E. SIEGENBEEK VAN HEUKELOM
voor bet 8de ku ediutrict
J. P. J. DRIE89EN,
P. L. C. DRIE83EN,
Mr. H. L. DRUCKER,
J. N. VAN DER HEIJDEN,
A. J. VAN HOEKF.N J.Jzn. en
W. F. VERHEY VAN WIJK.
De herstemming, zoo dio noodig mocht blijken,
gal plaats hebben op Dinsdag 20 Juli 189 7.
Art. 128 van bet Wetboek van Btrafreoht loidt:
„Hij, die opzettelijk zich voor een ander uit
gevende, aan oen krachtens wettelijk voorschrift
uitgesohrevon verkiezing deel neemt, wordt gestraft
met gevangenisstraf van ten boogsto cén jaar".
Leiden', De Burgomoester voornoemd,
X Juli 1897. F. WA8.
JACHT.
De Commissaris der Koningin in de provincie
Zuid-Holland,
Gezien het besluit van de Gedeputeerde Staten
yan don 22sten Juni 1897, No. 67;
Gelet op art. 11 der wet van den 13den Juni 1857
(Staatsblad No. 87);
Brengt ter kennis van belanghebbenden, dat bij
voornoemd besluit door de Gfdeputeerde Staten ia
bepaald, dat de afzonderlijke jachten op waterwild
voor dit jaar zullen worden geopend op Maandag
den 2den Augustus aanstaando, en dat mitsdien van
clat tgdstip af do uitoefening der jachtbedrijven,
vermeld in art. 15, litt. d, f- en h der wet op de
jaoht on vissqhenj, is geoorloofd; wojrdende tevens
herinnerd aan de bojaling van art. 1 van het
Reglement op de uitoefening der jaoht en visscherg
hl deze provincie, krachto s welke d e jaebteu niet
anders mogen plaats hebben dan op het water, langs
de stranden, oevers van meren, plassen, rivieren en
óp moeraesigo landoD.
En zal deze kennisgeving, in plano gedrukt, worden
afgekondigd on i aogeplakt, waar zulks te doen
gebraikelijk is, ale mede in bet Provinciaal blad en
in de Nederlandeo'.io Staatscourant worden geplaatst.
'fl-Grayenbago, den 24sten Juni 1897.
De Commissaris der Koningin voornoemd,
Fock.
De uitslag der verkiezingen voor
de Tweede Kamer ie, naar De Huisvrouw
meent, gunstig geweest voor de partijen, die
zich de belangen der vrouwen aan
trekken en verbetering van den
rechtstoestand der vrouw op haar
programma hebben geplaatst.
„Wij mogen dus de naaste toekomst met
groot vertrouwen te gemoet gaan. Voor maat
regelen in het belang der vrouwen is in de
Tweede Kamer een meerderheid te vinden,
en onder de gekozenen zijn zulke warme
voorstanders van de vrouwenbeweging, dat
er wel niet aan te twijfelen valt, of de toe
komstige Regeering zal met kracht worden
aangespoord om zulke maatregelen voor te
stellen.
Het oogenblik is dan ook voor de vrouwen
gekomen, om hare wenschen kenbaar te maken.
Wij hopen, dat zij van de gunstige omstan
digheden gebruik zullen maken".
In de eerste plaats moöt, meent het blad,
worden aangedrongen op herstel der subsidies
voor de hoogere burgerscholen voor meisjes.
Daartoe zal het de geschiktste tijd zjjn, zoodra
het nieuwe ministerie is opgetredeo. Men kan
daarmee niet wachten tot de nieuwe Kamer
bijeen is, om aan haar adressen in dien geest
te richten, want reeds bij het opmaken der
Staatsbegrooting moet daarop gewezen worden.
Verder moet een einde komen aan het
onrecht, dat sommige openbare instellingen
van onderwijs voor meisjes gesloten blijven.
Voorts behoort te worden aangedrongen op
nieuwe staatshulp voor het professioneel onder
wijs voor meisjes.
Wanneer het blad spreekt van het profes
sioneel onderwijs voor meisjes, dan denkt het
ook aan het onderwijs in huishoudkunde en
kookkunst.
Voor maatregelen van wetgevenden aard en
van wijdere strekking doet men, meent het
blad, het beste, zich tot de nieuwe Kamer
te wenden, die in September bijeen komt.
„Men kan er wel zeker van wezen, dat
zulke adressen tbaus in goede aarde zulien
vallen. Maar het moet aan Regeering en Ver
tegenwoordiging blijken, dat de vrouwen zei
ven voelon, wat er aan haren maatschappe-
lijken en rechtstoestand ontbreekt".
In Insulinde bespreekt de heer Van Sandick
den uitslag der verkiezingen met het oog op
de Indische belangen. Hg heeft
daarvoor nogal goede verwachtingen van de
nieuwe Kamer, hoewel de „koloniale speciali
teiten" er niet in grooten getale zgn. Hy
noemt de volgende personen:
In de eerste plaats noemen wg de heeren
J. T. Cremer (Amsterdam VI) en J. M.
Pynacker Hordgk (Den Haag III), beiien
aftredende leden, die hun sporen op koloniaal
gebied verdiend hebben en die in Indië een
goed deel van hun mannelyken leeftgd door
brachten. Hun herkiezing verheugt ons voor
Indië ten zeerste. Zg behooren beiden tot
de vooruitstrevende liberalen, die zoo sterk
in de nieuwe Kamer vertegenwoordigd >yn,
en op bon rust de schoone, maar moeilyke
taak, het koloniaal element te vertegen
woordigen in de aanstaande regeeringspai tg.
Daarmee is onze optelling in engeren zin
geëindigd.
Maar we mogen niet nalaten te wgzen op
andere afgevaardigden, die Indië een warm
hart toedragen, al zouden ze zelf niet wen
schen, als koloniale specialiteiten beschouwd
te wosden.
Zoo de Katholieke afgevaardigde van Vechel,
de heer B. R. F. Van Vigmen, die zonder
etemming herkozen is. Hg is, naar wg meenen,
als luitenant van het Nedtrlandsche leger,
gedetacheerd geweest by het Indische leger.
Mr. O. J. H. Graaf Van Limburg Stirum,
eveneens herkozen lid der Tweed* Kamer,
zitting nemende voor Schiedam, candidaat
der Christeigk-Historischen en Roomsch-
Katholieken, heeft kort na zgn promotie een
reisje naar Indië gemaakt en heeft steeds
getoond veel belang te stellen in onze koloniën.
Van verschillende koloniale onderwerpen
maakte kg een studie.
De nieuwe afgavaardigde van Rotterdam
III, de liberale beer J. B. Verheg, heeft als
officier der mariniers in Indië vertoefd.
Een reisje naar Indië deed ook de heer
S. M. H Van GgD, de herkozen liberale
afgevaardigde van Dordrecht.
Ten slotte noemen we nog eenige namen,
die hier niet mogen ontbreken, al zyn de
dragors dier namen nooit in Indië ge
weest. De anti-revolutionnaire afgevaardigde
mr. A. baron Mackay, herkozen lid uit
Kampen, was eens minister van kolo- ién.
Mp. N. G. Pierson (Enschedee) is deschryver
van een bolangrgk werk op koloniaal gebied.
Dr. A. Kuyper, wiens redevoering by de jongste
Indische begrooting zoozeer de aandacht heeft
getrokken, is een te universeel m&D, om ook
petn studie te hebben gemaakt van koiooiale
onderwerpen. We hebben hun ïichtirg i i^r
niet mode te deelen, daar die genoegzaam
bekend is.
Als specialiteit vau de zending kan aan
gemerkt worden de anti-revolutionnaire afge
vaardigde van Kritwyk, de heer J. H. Donner.
De heeren dr. Van Hamel Roos én Harmens
schrijven in het Maandblad teytn Veivalschin-
genenz.:
Men biedt tegenwoordig „ter vermenging
met echte cacao" een poeder aan, hetwelk,
blyken8 ons onderzoek, bestaat uit een mengsel
van cacao en cacaoschilien. Deze laatste
worden door de nieuwste Engolscbe n olens
zóó ragfijn gemalen (waarvan wy ons door
eigen aanschouwing konden oveituigen), dat
de koopar niets van het bedrog merkt Het
poeder bevat c.a. 15 pet. cellulose (dus pl. m.
11 pet. te veel) en 11.15 pet. cacaovet (dus
c.a. 20 pet. te weinig). Onttrekken van
voedende bestanddeelen en toevoegen van
waardelooze zgn natuurigk tisrbg de hoofd
factoren. Wg waarschuwen onze cacaofabri
kanten tegen dergelyke frauduleuze offerten,
die, naar men ons bericht, van een ons
onbekende „fabriek" hier te lande uitgaan.
Indien deze offerten herhaald worden, gelooven
wg het publiek een aienst te bewystn door
den naam en de woonplaats dezer „iridustiiëele
instelliog" op te sporen en aan de vergetelheid
te ontrukken.
Het Sociaal Weekblad zegt omtrent Staats-
dokters:
Te Lseuwarden vergadert „de Nederl. Maat-
scbappg tot bevordering der Geneeskunst" en
den eersten dag wordt behandeld een tweede
rapport der commissie, belast met een ouder-
zoek naar de behoefte aan geneeskun
dige hulp ten platteland o. Deze
V.
Dat wat een dier oogenblikken geweest,
waarop Erich zgn vrouw wei om den hals
had kunnen vallen en haar om vergiffenis
smeeken, dat hy haar niet nog meer beminnen
kon dan hg reeds deed. Zoo Doris daarentegen
had moeten zeggen, wat baar bewogen had
in het beslissend ooi.enblik zoo te handelen,
dan zou zg wel het antwoord schuldig ge
bleven zyn. Zg wist het zelve niet. Het was
een ingeving, een van die opwellingen in de
ziel eener vrouw, welke opeéhs den juisten
uitweg vinden daar, waar de gedachten van
een man hem dikwyls tevergeefs zoeken. Zy
gevoelde in den voorslag van Lideman slechts
dit, dat hg een voorwendsel, een gelegenheid
zocht om iederen dag aan de schel harer
huisdeur te mogen trekken. Vroeger, toen
zg nog in schitterende omstandigheden ver
keerde, had zg kalm het gevaar over 't hoofd
gezieD, dat Lidemaos handelwyze jegens haar
aanbracht, en zoo bad zg onbevangen met
hem kunnen omgaan. Thans vreesde zg. Toen
zg Lidemans woorden vernam, waarmede hg
Erich zocht te vangen, zag zg zgn donkere
oogen met een blauwachtig wit, zyn volle,
boven de witte tanden half geopende lippen
haar al meer en moer naderen; zg voelde als
't ware zgn ademtocht, die als een vreemde
geest, een vreemde wil in haar ging neder
dalen. Een onuitsprekelyke angst overviel
haar, en lo den geest stiet zö den gevaar-
ïgken man terug.
„Nu is Dons alles te boven gekomen, nu
is zg geworden zooals een man een vrouw
voor zyn geluk maar wenschen kan." Dat
zeide Erich eenigen tyd na dit voorval tot de
eenige vertrouweling, die hg voor zulke aan
gelegenheden des harten verkoren had, tot
Rcgina.
„Dat ia alles, wat men voor u afsmeeken
of waarvan men u de voortduring toewen-
schen kan," was haar antwoord.
Over haar oogen, die vóór weinige seconden,
toen zh hem grootte, nog zoo helder, zoo
bigde op hem gerust hadden, viel het plotseling
als een sluier. Ofschoon zy gekomen was om
daar den avond door te brengen, had zy den
knop van de deur reeds weer gevat. Erich
wilde haar terughouden; zgn hand raakte de
hare aan. Deze sidderde.
„Zgt ge niet wèl, Regina? Uw hand
siddert."
„Koorts, een weinig koorts," stiet zg er
uit. „Het alleen zyn thuis met myzelve
ia het beste geneesmiddel. Ik moet weg."
„En wilt ge Doris niet zien?"
„Zy is by Liddy. Ik wil haar niet storen.
Breng haar myn groet I"
„Ik had haar niet kunnen zien," sprak zg
by zichzelve, toen zy het huisje achter zich
had. „Ik had haar met een oog van haat
moeten aanzien."
Vier weken later was het weer anders.
Er had tu3schen de echtelieden een „scène"
commissie geeft thans een geheel nieuw dens
beeld aan de band, dat ook buiten den kring'
der medici de aandacht verdient. Zy stelt
voor een ryks-commissis te benoemen, „die
in last heeft te zorgeD, dat, waar gebrek aan
geneeskundige hulp bestaat, dit wordt opge
heven."
De werkzaamheden van deze ryks-com-
mis8ie wgzen zich vanzelf aan, zegt het rap
port. Zy beeft zich persooniyk te overtuigen
van den stand van zaken in die plaatseD,
waar gebrek aan geneeskundige hulp bestaat
of heet te bestaan. Zy kan door besprekingen
met de verschillende betrokken autoriteiten
trachten samenwerking te verkrygen. Zy geeft
van haar bevinding kennis aan de Regeering
en adviseert in de richting, die zy met kennis
van zaken als de goede kan aanwyzen. Zy
adviseert in het byzonder omtrent de trakte
menten, door de betrokken gemeenten toege
staan, de toe te kennen provinciale en ryks-
subsidiën. Slaagc zy Diet dadelyk, dan geeft
zy de pogingen om een geneesheer te ver
krygen niet op, zooals nu regelmatig gebeurt,
ma,Ar bljjft zy op het aanbeeld hameren en
tracht zy haar dosl te bereiken door op ver-
bcoging der subsidiën aan te dringen.
W.iar by gebleken behoefte aan genees
kundige hulp en de mogeliikhpid, om door
liet toekennen van een behooriyk salaris hierin
te voorzien, het vestigen van een geneesheer
alleen wordt tegengehouden door onwil van
het gemeentebestuur om de noodige gelden
beschikbaar te stellen, wil het rapport het
gemeente-traktement voor een geneesheer
doen vastett llen door de Gedeputeerde Staten
der provincie, evenals dit geschiedt met de
bezoldigingen van onderwijzers, welke zonder
dezen maatregel ook ongetwijfeld in vele ge
meenten veel te wenschen zouden overlaten.
Eindelyk zouden op die pliats^n, waar op
geenerlti wyze, ook met behulp van provinciale
en ryks-subeidiën, zich een geneesheer zou
willen v sn'gen, staatsdokters moeten
worden benoemd, „aan wie een bepauld en
voldoend inkomen, boven deze subt-idiën tn
honorariums van niet-onbémiddélde patiënten
wordt gegarandeerd en door den Staat by-
gepast."
Twaalf jaren geleden werd voor bet eerst
hier te lande in de algemeene vergadering
der „Nedeil. Maatschappy ter bevordering der
artseniibereidkunst" betoogd, dat, voor de
burgery en de p harm ace u tc-n beidon, het
vestigen van stadsapotheken wenscheiyk
ware. De instemming der hoorders was vry
gering Tnans reeds is het een zeldzaamheid
in een jong pharmaceut niet tevens een voor
stander van staatsapotheken te ontn.o-ten.
Alleen in Zwitserland en in het buitenland
by do socialistische party hoordo men tot
nog loe gewag maken van staatsgeuebsheeren,
bet is dus zektr een merkwaardig verscbyosel
eene commissie van leden eener deltige maat
schappij als di3 der bevordering der genees
kunst, ia allen ernst, zy het cok op kleine
schaal, hetzelfde denkbeeld te zien aanbevelen.
Les idéés marchent.
Tot twee opmerkingen geeft het hier be
sproken rapport nog aanleiding door hetgeen
er staat en hetgeen er niet staat
Als verdere plicht der bovengenoemde
commissie moet uitdrukkeiyk worden vermeld
het toezicht op de gemeenten en op de medici,
die ryks-sub8idie gemeten. Zoo oordeelen de
vyf geneesheereD, onderteekenaars vau het
verslag. Want de Staat heeft niet alleen het
recht, maar is tegenover de inwoners verplicht
te zorgeD, dat door dio aubsidiëering de ge
meenten goed geholpen worden. Klachten,
van sommige zyden tot hen gekomen of
persooolyk door hen opgemerkt omtrent door
den Staat gesubsidieerde medici, schonken aan
de rapporteurs de overtuiging, dat een dergeiyk
toezicht niet overbodig is.
Het is niet aan te nemen, dat een ryks-
subsidie invloed zou uitoefenen op verwaar-
loozing der praktyk of der armenbeband- line,
maar zou het dan ook niet wenschelyk zijn
de taak der nieuwe commissie uit te breiden
tot een toezicht op alle fuDCtión van medici,
wier betaling geschiedt uit eene algemeene
kasdus alle armenbthandeling, alle gratis
vaccinatiën, alle doodschouw, ook waar nu
juist geen rykssubsidie daarmede gemoeid is?
De opdracht der commissie was beperkt
tot een onderzoek naar de behoefte aan ge
neeskundige hulp ten plattelande. Het ligt
dus niet aan haar, zoo zy met stilzwygen
heeft voorbijgegaan een ten vorigen jaro ge
dane vraag naar mogelijke behoefte aan ge
neeskundige hulp ook elders, waar genees
kundigen in meer of minder groot aantal
gevestigd zyn. Toch zal een onderzoek dair-
naar vroeg of laat aan de orde gesteld moetea
wordeD, om by de beantwoording te overwogen
op welke wyze de toenemende vooruitgang
der geneeskundige wetenschap, ten allen tg Je
en voor een ieder, hulp km aanbrengen bin
nen de grenzen der mogelykheid.
Do comnis-i-, .vis: rapport bier Imprukeu
wordt, scbynt van meoning, dat „het een recht
is van .ieder Nede. lander, geneeskundige hulp
in gev, 1 van nood te kunnen inroepen, en
d .t hot een ^orwerp van voortdunnde staats
zorg raott zyn tegeu gebrek aan geneeskun
dige hulp te waken," tnaar dan mag zich
deze zorg niet ei kjl bepalen tot het feitelyk
aanwezig zyn van i of mei r geneeskundigen
binnen zekere gemeente, maar moet zy zich
ojk uitstrekken over de mogelykheid om bulp
te brengen binnen het bereik van iedere
financiëela krachten. Dat dit voor een groot
deel der arbeiders en minder gegoede bevol
king te wenschen overlaat, èn wat do bulp
zelf ë.i wat de daarby noo izakelijk behooreride
verpleging aangaat, zal wol niemand ontken
nen, die bekend is met de onkosten van ge
nees- en heelkundige behandeling op sommige
plaatsen en de gebrekkige huisvesting van de
meeste zieken in dien stand.
Gehoor gevende aan bet desbetreffende
verzoek: „H.H. Redacteuren en Uitgevers van
Chmteiyke en neutrale bladen gelieven dit
op te nemen," gunnen we het volgendestuk
van den heer Th. Gori, te Leiden, reeds in
een paar bladen voorkomende, hier een plaats:
plaats gehad. "Waarover Toen Erich van zyn
bureau thuiskwam, trad Doris hem met
stralende oogen te gemoet, met een kinder
jurkje in de hand. Zy hal het zelf gemaakt,
terwyi ze die dingen vroeger gereed gekocht
had. Zy had uren van den nacht er aan
opgeofferd, want de kleine zou op papa's ver
jaardag er mee verbiyd worden. Zy was
trot8cb op haar werk, trotscher nog, dat de
arbeid haar een offer aan rust en gemak
gekost had.
Was Erich door zyn werk afgemat, of had
iets anders zyn geest verstoord genoeg,
Doris meende, dat hy aan haar arbeid niet
het haar toekomend aandeel nam, de zelf
overwinning en de moeite miskennend,
waarmee zy zich in de nieuwe toestanden
trachtte te schikken. Toen kwam het tot
klachten, verwyten; Erich werd driftig; hy
hing by haar zyn roaniyke waardigheid ten
toon; Doris pruilde dagen laDg. In dezen t\jd
kwam de eerste keer in zyn buweiyk, dat
hy '8 avonds niet by zyn vrouw thuis bleef.
Hy nam zyn hoed en ging weg. Waarheen?
Dat wist hy zelf niet*
Een boladen hart Is een dolend ding; zelden
heeft het een bepaald doel. Opeens zag Erich
zich in de straat, waar Regina woonde.
Eenige huizen verder was het haar nummer.
Dat wist hy, daar hy hun vriendin zoo
menigmaal 's avonds naar haar woning ver
gezeld had; over den drempel was hy echter
nooit gekomen. Boven door twee lage vensters
brandde licht. Het konden geen andere dan
de baro zyo. Hy wist immers, dat zU aan de
voorzyde woonde, „hoog boven de hoofden
der raenschen, waar alle meer verheven
naturen haar slaapplaatsen hebbeD," zooals
zy zich eens had uitgedrukt, nameiyk: meer
dan vier trappen boog. Eensklaps bevond hy
zich op het laatste portaal, hy zag vóór zich,
slechts in donkere, onbepaalde omtrekken,
eon deur en laDgs deze heen tastend voelde
hy een porseleinen naambordje. Maar de
bttertetkens daarop kon hy in de duisternis
niet ontcyferen. Met behulp van een lucifer
maakte by licht en ontwaarde ras op het
bordje den naam: Regina De Sancto. Toen
draaide hy zacht aan den deurknop: de deur
was open, de lamp brandde In de kamer,
maar deze scheen leeg.
Daar hoorde hy boven zich een geluid van
stemmen, eerst een mannelyke, toen die van
Regina. By opende de deur weer, die op de
gang uitkwam, en klom zacht de treden der
smalle trap op. Hy wilde weten, wat daar
boven gebeurde. Yan op twee na de laatste
trede kon hy in een vertrek zien, in de
kamer van den heer Warbusch. De deur
was open, ook het breede venster, juist als
toen Regina voor de eerste maal hier binnen
getreden was als de reddende engel alleen
thans was de hemel, die in het kleine obser
vatorium naar binnen zag, helderder en meer
met sterren bezaaid dan in dien nacht. Regina
zat voor den telescoop, en de heer Warbusch,
in wien Erich den voorlaatsten huurder van
het Planetenhuisje herkende, stond naast haar
en gaf haar verklaringen van de sterren
beelden, van hun loopbanen en hun een
voudige wetten.
„Maar het grootste van alle wonderen,
schitterend boven aaa het firmament, dat is
toch de menschelyke geest, die zich boven
al die werelden heeft verheven, om hun de
geheimen van het heelal af te luistereD," zeido
Regina, nadat zy haar oog vau den telescoop
had afgewend en nu, haar handen op de knieën
vouwend, haar gedachten in den sterrenhemel
liet zrreven.
„Ec ge me weer eens het genoegen
van een bezosk wilt vergunnen, beste vriendin,
dan zal ik u nog meer belangryks van de
geschiedenissen daar boven ons verhalen, wat
ik alles in eenzame nachten daar bespied heb."
„Ik moet u eigeniyk vergiffenis vragen,
mynheer Warbusch, dat ik u tot dusverre
zoo gering geacht heb, dat ik uw geesteiyke
behoeften steeds naar de waterkruik beoor-j
deelde, die gy 's morgens en 's avonds zeil
vult."
Warbusch beantwoordde deze uitdrukking
met een vrooiyk gegichel, waarby hy bor-
haaldeiyk de kleine beenen over elkander
sloeg.
„Myn wyn wordt daarboven geschonken,
in den reinen ether," zei hy, terwyi zyn oog
met een blik van verrukking naar boven naar
den hemel keek. „Gy steldet u in my mis
schien een mensch voor, juffrouw Regina, ia
wiens ziel nooit een straal van hoogere be
grippen gevallen was, zoo iets als een offer
der cyfers, die ik dageiyks in myn grootboek
moet opteekenen?
tWordt vervolgd.)