N». 114-61 Donderdag 8 Juli, A0. 1837 1 feu (gouranf wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. DWAALSTERREN. LEIDSCÏÏ PBUS DSZEB COUUANT: Voop Loiden per 3 maanden» 1.10* jTanco por posfc4 1.40 Afzonderlijke Nommers 0.05. PBUS DER AD VERTEN T1ÜN Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 j. Grooterd letters naar plaatsruimte. Voor het lncasseeren tmitqn de stad wordt f 0.05 berekend. Tweede Blad. OfXloicole Eennlsgei Angen. De Burgemeester der gemeede Leiden; Gelet op art. 55, laateto lid, der Kieswet; Brengt ter algeraceno kennis, dat de stemming ter benoeming van negen leden van den Gem6erteraad van Leiden zal plaste hebben op Vrijdag den 9don Juli 1897, van des voormiddags a o b t tot des namiddags vijf uren. De lgeten dor candidaten in de drie kiesdielrioten bevatten in alpbabotische volgorde de volgende namen, als: voor bet lste kiesdistrict: Dr. M. O. D~KHUYZEN, J. P. J. DRIE8SEN, Mr. H. L. DRDCSEB, A. J. VAN HOEKEN J.Jan., Dr. A. W. KROON en W. F. VERHEY VAN WIJK; foor bet 2de kiesdietrict: W. FONTEIN, Dr. M. J. DE QOEJE, J. N. VAN DER HEIJDEN, Dr. P. J. KAISER, A. MULDER, A. D. D. SOBRETLEN en Dr. D. E. SIEGENBEEK VAN HEUKELOM voor bet 8de ku ediutrict J. P. J. DRIE89EN, P. L. C. DRIE83EN, Mr. H. L. DRUCKER, J. N. VAN DER HEIJDEN, A. J. VAN HOEKF.N J.Jzn. en W. F. VERHEY VAN WIJK. De herstemming, zoo dio noodig mocht blijken, gal plaats hebben op Dinsdag 20 Juli 189 7. Art. 128 van bet Wetboek van Btrafreoht loidt: „Hij, die opzettelijk zich voor een ander uit gevende, aan oen krachtens wettelijk voorschrift uitgesohrevon verkiezing deel neemt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten boogsto cén jaar". Leiden', De Burgomoester voornoemd, X Juli 1897. F. WA8. JACHT. De Commissaris der Koningin in de provincie Zuid-Holland, Gezien het besluit van de Gedeputeerde Staten yan don 22sten Juni 1897, No. 67; Gelet op art. 11 der wet van den 13den Juni 1857 (Staatsblad No. 87); Brengt ter kennis van belanghebbenden, dat bij voornoemd besluit door de Gfdeputeerde Staten ia bepaald, dat de afzonderlijke jachten op waterwild voor dit jaar zullen worden geopend op Maandag den 2den Augustus aanstaando, en dat mitsdien van clat tgdstip af do uitoefening der jachtbedrijven, vermeld in art. 15, litt. d, f- en h der wet op de jaoht on vissqhenj, is geoorloofd; wojrdende tevens herinnerd aan de bojaling van art. 1 van het Reglement op de uitoefening der jaoht en visscherg hl deze provincie, krachto s welke d e jaebteu niet anders mogen plaats hebben dan op het water, langs de stranden, oevers van meren, plassen, rivieren en óp moeraesigo landoD. En zal deze kennisgeving, in plano gedrukt, worden afgekondigd on i aogeplakt, waar zulks te doen gebraikelijk is, ale mede in bet Provinciaal blad en in de Nederlandeo'.io Staatscourant worden geplaatst. 'fl-Grayenbago, den 24sten Juni 1897. De Commissaris der Koningin voornoemd, Fock. De uitslag der verkiezingen voor de Tweede Kamer ie, naar De Huisvrouw meent, gunstig geweest voor de partijen, die zich de belangen der vrouwen aan trekken en verbetering van den rechtstoestand der vrouw op haar programma hebben geplaatst. „Wij mogen dus de naaste toekomst met groot vertrouwen te gemoet gaan. Voor maat regelen in het belang der vrouwen is in de Tweede Kamer een meerderheid te vinden, en onder de gekozenen zijn zulke warme voorstanders van de vrouwenbeweging, dat er wel niet aan te twijfelen valt, of de toe komstige Regeering zal met kracht worden aangespoord om zulke maatregelen voor te stellen. Het oogenblik is dan ook voor de vrouwen gekomen, om hare wenschen kenbaar te maken. Wij hopen, dat zij van de gunstige omstan digheden gebruik zullen maken". In de eerste plaats moöt, meent het blad, worden aangedrongen op herstel der subsidies voor de hoogere burgerscholen voor meisjes. Daartoe zal het de geschiktste tijd zjjn, zoodra het nieuwe ministerie is opgetredeo. Men kan daarmee niet wachten tot de nieuwe Kamer bijeen is, om aan haar adressen in dien geest te richten, want reeds bij het opmaken der Staatsbegrooting moet daarop gewezen worden. Verder moet een einde komen aan het onrecht, dat sommige openbare instellingen van onderwijs voor meisjes gesloten blijven. Voorts behoort te worden aangedrongen op nieuwe staatshulp voor het professioneel onder wijs voor meisjes. Wanneer het blad spreekt van het profes sioneel onderwijs voor meisjes, dan denkt het ook aan het onderwijs in huishoudkunde en kookkunst. Voor maatregelen van wetgevenden aard en van wijdere strekking doet men, meent het blad, het beste, zich tot de nieuwe Kamer te wenden, die in September bijeen komt. „Men kan er wel zeker van wezen, dat zulke adressen tbaus in goede aarde zulien vallen. Maar het moet aan Regeering en Ver tegenwoordiging blijken, dat de vrouwen zei ven voelon, wat er aan haren maatschappe- lijken en rechtstoestand ontbreekt". In Insulinde bespreekt de heer Van Sandick den uitslag der verkiezingen met het oog op de Indische belangen. Hg heeft daarvoor nogal goede verwachtingen van de nieuwe Kamer, hoewel de „koloniale speciali teiten" er niet in grooten getale zgn. Hy noemt de volgende personen: In de eerste plaats noemen wg de heeren J. T. Cremer (Amsterdam VI) en J. M. Pynacker Hordgk (Den Haag III), beiien aftredende leden, die hun sporen op koloniaal gebied verdiend hebben en die in Indië een goed deel van hun mannelyken leeftgd door brachten. Hun herkiezing verheugt ons voor Indië ten zeerste. Zg behooren beiden tot de vooruitstrevende liberalen, die zoo sterk in de nieuwe Kamer vertegenwoordigd >yn, en op bon rust de schoone, maar moeilyke taak, het koloniaal element te vertegen woordigen in de aanstaande regeeringspai tg. Daarmee is onze optelling in engeren zin geëindigd. Maar we mogen niet nalaten te wgzen op andere afgevaardigden, die Indië een warm hart toedragen, al zouden ze zelf niet wen schen, als koloniale specialiteiten beschouwd te wosden. Zoo de Katholieke afgevaardigde van Vechel, de heer B. R. F. Van Vigmen, die zonder etemming herkozen is. Hg is, naar wg meenen, als luitenant van het Nedtrlandsche leger, gedetacheerd geweest by het Indische leger. Mr. O. J. H. Graaf Van Limburg Stirum, eveneens herkozen lid der Tweed* Kamer, zitting nemende voor Schiedam, candidaat der Christeigk-Historischen en Roomsch- Katholieken, heeft kort na zgn promotie een reisje naar Indië gemaakt en heeft steeds getoond veel belang te stellen in onze koloniën. Van verschillende koloniale onderwerpen maakte kg een studie. De nieuwe afgavaardigde van Rotterdam III, de liberale beer J. B. Verheg, heeft als officier der mariniers in Indië vertoefd. Een reisje naar Indië deed ook de heer S. M. H Van GgD, de herkozen liberale afgevaardigde van Dordrecht. Ten slotte noemen we nog eenige namen, die hier niet mogen ontbreken, al zyn de dragors dier namen nooit in Indië ge weest. De anti-revolutionnaire afgevaardigde mr. A. baron Mackay, herkozen lid uit Kampen, was eens minister van kolo- ién. Mp. N. G. Pierson (Enschedee) is deschryver van een bolangrgk werk op koloniaal gebied. Dr. A. Kuyper, wiens redevoering by de jongste Indische begrooting zoozeer de aandacht heeft getrokken, is een te universeel m&D, om ook petn studie te hebben gemaakt van koiooiale onderwerpen. We hebben hun ïichtirg i i^r niet mode te deelen, daar die genoegzaam bekend is. Als specialiteit vau de zending kan aan gemerkt worden de anti-revolutionnaire afge vaardigde van Kritwyk, de heer J. H. Donner. De heeren dr. Van Hamel Roos én Harmens schrijven in het Maandblad teytn Veivalschin- genenz.: Men biedt tegenwoordig „ter vermenging met echte cacao" een poeder aan, hetwelk, blyken8 ons onderzoek, bestaat uit een mengsel van cacao en cacaoschilien. Deze laatste worden door de nieuwste Engolscbe n olens zóó ragfijn gemalen (waarvan wy ons door eigen aanschouwing konden oveituigen), dat de koopar niets van het bedrog merkt Het poeder bevat c.a. 15 pet. cellulose (dus pl. m. 11 pet. te veel) en 11.15 pet. cacaovet (dus c.a. 20 pet. te weinig). Onttrekken van voedende bestanddeelen en toevoegen van waardelooze zgn natuurigk tisrbg de hoofd factoren. Wg waarschuwen onze cacaofabri kanten tegen dergelyke frauduleuze offerten, die, naar men ons bericht, van een ons onbekende „fabriek" hier te lande uitgaan. Indien deze offerten herhaald worden, gelooven wg het publiek een aienst te bewystn door den naam en de woonplaats dezer „iridustiiëele instelliog" op te sporen en aan de vergetelheid te ontrukken. Het Sociaal Weekblad zegt omtrent Staats- dokters: Te Lseuwarden vergadert „de Nederl. Maat- scbappg tot bevordering der Geneeskunst" en den eersten dag wordt behandeld een tweede rapport der commissie, belast met een ouder- zoek naar de behoefte aan geneeskun dige hulp ten platteland o. Deze V. Dat wat een dier oogenblikken geweest, waarop Erich zgn vrouw wei om den hals had kunnen vallen en haar om vergiffenis smeeken, dat hy haar niet nog meer beminnen kon dan hg reeds deed. Zoo Doris daarentegen had moeten zeggen, wat baar bewogen had in het beslissend ooi.enblik zoo te handelen, dan zou zg wel het antwoord schuldig ge bleven zyn. Zg wist het zelve niet. Het was een ingeving, een van die opwellingen in de ziel eener vrouw, welke opeéhs den juisten uitweg vinden daar, waar de gedachten van een man hem dikwyls tevergeefs zoeken. Zy gevoelde in den voorslag van Lideman slechts dit, dat hg een voorwendsel, een gelegenheid zocht om iederen dag aan de schel harer huisdeur te mogen trekken. Vroeger, toen zg nog in schitterende omstandigheden ver keerde, had zg kalm het gevaar over 't hoofd gezieD, dat Lidemaos handelwyze jegens haar aanbracht, en zoo bad zg onbevangen met hem kunnen omgaan. Thans vreesde zg. Toen zg Lidemans woorden vernam, waarmede hg Erich zocht te vangen, zag zg zgn donkere oogen met een blauwachtig wit, zyn volle, boven de witte tanden half geopende lippen haar al meer en moer naderen; zg voelde als 't ware zgn ademtocht, die als een vreemde geest, een vreemde wil in haar ging neder dalen. Een onuitsprekelyke angst overviel haar, en lo den geest stiet zö den gevaar- ïgken man terug. „Nu is Dons alles te boven gekomen, nu is zg geworden zooals een man een vrouw voor zyn geluk maar wenschen kan." Dat zeide Erich eenigen tyd na dit voorval tot de eenige vertrouweling, die hg voor zulke aan gelegenheden des harten verkoren had, tot Rcgina. „Dat ia alles, wat men voor u afsmeeken of waarvan men u de voortduring toewen- schen kan," was haar antwoord. Over haar oogen, die vóór weinige seconden, toen zh hem grootte, nog zoo helder, zoo bigde op hem gerust hadden, viel het plotseling als een sluier. Ofschoon zy gekomen was om daar den avond door te brengen, had zy den knop van de deur reeds weer gevat. Erich wilde haar terughouden; zgn hand raakte de hare aan. Deze sidderde. „Zgt ge niet wèl, Regina? Uw hand siddert." „Koorts, een weinig koorts," stiet zg er uit. „Het alleen zyn thuis met myzelve ia het beste geneesmiddel. Ik moet weg." „En wilt ge Doris niet zien?" „Zy is by Liddy. Ik wil haar niet storen. Breng haar myn groet I" „Ik had haar niet kunnen zien," sprak zg by zichzelve, toen zy het huisje achter zich had. „Ik had haar met een oog van haat moeten aanzien." Vier weken later was het weer anders. Er had tu3schen de echtelieden een „scène" commissie geeft thans een geheel nieuw dens beeld aan de band, dat ook buiten den kring' der medici de aandacht verdient. Zy stelt voor een ryks-commissis te benoemen, „die in last heeft te zorgeD, dat, waar gebrek aan geneeskundige hulp bestaat, dit wordt opge heven." De werkzaamheden van deze ryks-com- mis8ie wgzen zich vanzelf aan, zegt het rap port. Zy beeft zich persooniyk te overtuigen van den stand van zaken in die plaatseD, waar gebrek aan geneeskundige hulp bestaat of heet te bestaan. Zy kan door besprekingen met de verschillende betrokken autoriteiten trachten samenwerking te verkrygen. Zy geeft van haar bevinding kennis aan de Regeering en adviseert in de richting, die zy met kennis van zaken als de goede kan aanwyzen. Zy adviseert in het byzonder omtrent de trakte menten, door de betrokken gemeenten toege staan, de toe te kennen provinciale en ryks- subsidiën. Slaagc zy Diet dadelyk, dan geeft zy de pogingen om een geneesheer te ver krygen niet op, zooals nu regelmatig gebeurt, ma,Ar bljjft zy op het aanbeeld hameren en tracht zy haar dosl te bereiken door op ver- bcoging der subsidiën aan te dringen. W.iar by gebleken behoefte aan genees kundige hulp en de mogeliikhpid, om door liet toekennen van een behooriyk salaris hierin te voorzien, het vestigen van een geneesheer alleen wordt tegengehouden door onwil van het gemeentebestuur om de noodige gelden beschikbaar te stellen, wil het rapport het gemeente-traktement voor een geneesheer doen vastett llen door de Gedeputeerde Staten der provincie, evenals dit geschiedt met de bezoldigingen van onderwijzers, welke zonder dezen maatregel ook ongetwijfeld in vele ge meenten veel te wenschen zouden overlaten. Eindelyk zouden op die pliats^n, waar op geenerlti wyze, ook met behulp van provinciale en ryks-subeidiën, zich een geneesheer zou willen v sn'gen, staatsdokters moeten worden benoemd, „aan wie een bepauld en voldoend inkomen, boven deze subt-idiën tn honorariums van niet-onbémiddélde patiënten wordt gegarandeerd en door den Staat by- gepast." Twaalf jaren geleden werd voor bet eerst hier te lande in de algemeene vergadering der „Nedeil. Maatschappy ter bevordering der artseniibereidkunst" betoogd, dat, voor de burgery en de p harm ace u tc-n beidon, het vestigen van stadsapotheken wenscheiyk ware. De instemming der hoorders was vry gering Tnans reeds is het een zeldzaamheid in een jong pharmaceut niet tevens een voor stander van staatsapotheken te ontn.o-ten. Alleen in Zwitserland en in het buitenland by do socialistische party hoordo men tot nog loe gewag maken van staatsgeuebsheeren, bet is dus zektr een merkwaardig verscbyosel eene commissie van leden eener deltige maat schappij als di3 der bevordering der genees kunst, ia allen ernst, zy het cok op kleine schaal, hetzelfde denkbeeld te zien aanbevelen. Les idéés marchent. Tot twee opmerkingen geeft het hier be sproken rapport nog aanleiding door hetgeen er staat en hetgeen er niet staat Als verdere plicht der bovengenoemde commissie moet uitdrukkeiyk worden vermeld het toezicht op de gemeenten en op de medici, die ryks-sub8idie gemeten. Zoo oordeelen de vyf geneesheereD, onderteekenaars vau het verslag. Want de Staat heeft niet alleen het recht, maar is tegenover de inwoners verplicht te zorgeD, dat door dio aubsidiëering de ge meenten goed geholpen worden. Klachten, van sommige zyden tot hen gekomen of persooolyk door hen opgemerkt omtrent door den Staat gesubsidieerde medici, schonken aan de rapporteurs de overtuiging, dat een dergeiyk toezicht niet overbodig is. Het is niet aan te nemen, dat een ryks- subsidie invloed zou uitoefenen op verwaar- loozing der praktyk of der armenbeband- line, maar zou het dan ook niet wenschelyk zijn de taak der nieuwe commissie uit te breiden tot een toezicht op alle fuDCtión van medici, wier betaling geschiedt uit eene algemeene kasdus alle armenbthandeling, alle gratis vaccinatiën, alle doodschouw, ook waar nu juist geen rykssubsidie daarmede gemoeid is? De opdracht der commissie was beperkt tot een onderzoek naar de behoefte aan ge neeskundige hulp ten plattelande. Het ligt dus niet aan haar, zoo zy met stilzwygen heeft voorbijgegaan een ten vorigen jaro ge dane vraag naar mogelijke behoefte aan ge neeskundige hulp ook elders, waar genees kundigen in meer of minder groot aantal gevestigd zyn. Toch zal een onderzoek dair- naar vroeg of laat aan de orde gesteld moetea wordeD, om by de beantwoording te overwogen op welke wyze de toenemende vooruitgang der geneeskundige wetenschap, ten allen tg Je en voor een ieder, hulp km aanbrengen bin nen de grenzen der mogelykheid. Do comnis-i-, .vis: rapport bier Imprukeu wordt, scbynt van meoning, dat „het een recht is van .ieder Nede. lander, geneeskundige hulp in gev, 1 van nood te kunnen inroepen, en d .t hot een ^orwerp van voortdunnde staats zorg raott zyn tegeu gebrek aan geneeskun dige hulp te waken," tnaar dan mag zich deze zorg niet ei kjl bepalen tot het feitelyk aanwezig zyn van i of mei r geneeskundigen binnen zekere gemeente, maar moet zy zich ojk uitstrekken over de mogelykheid om bulp te brengen binnen het bereik van iedere financiëela krachten. Dat dit voor een groot deel der arbeiders en minder gegoede bevol king te wenschen overlaat, èn wat do bulp zelf ë.i wat de daarby noo izakelijk behooreride verpleging aangaat, zal wol niemand ontken nen, die bekend is met de onkosten van ge nees- en heelkundige behandeling op sommige plaatsen en de gebrekkige huisvesting van de meeste zieken in dien stand. Gehoor gevende aan bet desbetreffende verzoek: „H.H. Redacteuren en Uitgevers van Chmteiyke en neutrale bladen gelieven dit op te nemen," gunnen we het volgendestuk van den heer Th. Gori, te Leiden, reeds in een paar bladen voorkomende, hier een plaats: plaats gehad. "Waarover Toen Erich van zyn bureau thuiskwam, trad Doris hem met stralende oogen te gemoet, met een kinder jurkje in de hand. Zy hal het zelf gemaakt, terwyi ze die dingen vroeger gereed gekocht had. Zy had uren van den nacht er aan opgeofferd, want de kleine zou op papa's ver jaardag er mee verbiyd worden. Zy was trot8cb op haar werk, trotscher nog, dat de arbeid haar een offer aan rust en gemak gekost had. Was Erich door zyn werk afgemat, of had iets anders zyn geest verstoord genoeg, Doris meende, dat hy aan haar arbeid niet het haar toekomend aandeel nam, de zelf overwinning en de moeite miskennend, waarmee zy zich in de nieuwe toestanden trachtte te schikken. Toen kwam het tot klachten, verwyten; Erich werd driftig; hy hing by haar zyn roaniyke waardigheid ten toon; Doris pruilde dagen laDg. In dezen t\jd kwam de eerste keer in zyn buweiyk, dat hy '8 avonds niet by zyn vrouw thuis bleef. Hy nam zyn hoed en ging weg. Waarheen? Dat wist hy zelf niet* Een boladen hart Is een dolend ding; zelden heeft het een bepaald doel. Opeens zag Erich zich in de straat, waar Regina woonde. Eenige huizen verder was het haar nummer. Dat wist hy, daar hy hun vriendin zoo menigmaal 's avonds naar haar woning ver gezeld had; over den drempel was hy echter nooit gekomen. Boven door twee lage vensters brandde licht. Het konden geen andere dan de baro zyo. Hy wist immers, dat zU aan de voorzyde woonde, „hoog boven de hoofden der raenschen, waar alle meer verheven naturen haar slaapplaatsen hebbeD," zooals zy zich eens had uitgedrukt, nameiyk: meer dan vier trappen boog. Eensklaps bevond hy zich op het laatste portaal, hy zag vóór zich, slechts in donkere, onbepaalde omtrekken, eon deur en laDgs deze heen tastend voelde hy een porseleinen naambordje. Maar de bttertetkens daarop kon hy in de duisternis niet ontcyferen. Met behulp van een lucifer maakte by licht en ontwaarde ras op het bordje den naam: Regina De Sancto. Toen draaide hy zacht aan den deurknop: de deur was open, de lamp brandde In de kamer, maar deze scheen leeg. Daar hoorde hy boven zich een geluid van stemmen, eerst een mannelyke, toen die van Regina. By opende de deur weer, die op de gang uitkwam, en klom zacht de treden der smalle trap op. Hy wilde weten, wat daar boven gebeurde. Yan op twee na de laatste trede kon hy in een vertrek zien, in de kamer van den heer Warbusch. De deur was open, ook het breede venster, juist als toen Regina voor de eerste maal hier binnen getreden was als de reddende engel alleen thans was de hemel, die in het kleine obser vatorium naar binnen zag, helderder en meer met sterren bezaaid dan in dien nacht. Regina zat voor den telescoop, en de heer Warbusch, in wien Erich den voorlaatsten huurder van het Planetenhuisje herkende, stond naast haar en gaf haar verklaringen van de sterren beelden, van hun loopbanen en hun een voudige wetten. „Maar het grootste van alle wonderen, schitterend boven aaa het firmament, dat is toch de menschelyke geest, die zich boven al die werelden heeft verheven, om hun de geheimen van het heelal af te luistereD," zeido Regina, nadat zy haar oog vau den telescoop had afgewend en nu, haar handen op de knieën vouwend, haar gedachten in den sterrenhemel liet zrreven. „Ec ge me weer eens het genoegen van een bezosk wilt vergunnen, beste vriendin, dan zal ik u nog meer belangryks van de geschiedenissen daar boven ons verhalen, wat ik alles in eenzame nachten daar bespied heb." „Ik moet u eigeniyk vergiffenis vragen, mynheer Warbusch, dat ik u tot dusverre zoo gering geacht heb, dat ik uw geesteiyke behoeften steeds naar de waterkruik beoor-j deelde, die gy 's morgens en 's avonds zeil vult." Warbusch beantwoordde deze uitdrukking met een vrooiyk gegichel, waarby hy bor- haaldeiyk de kleine beenen over elkander sloeg. „Myn wyn wordt daarboven geschonken, in den reinen ether," zei hy, terwyi zyn oog met een blik van verrukking naar boven naar den hemel keek. „Gy steldet u in my mis schien een mensch voor, juffrouw Regina, ia wiens ziel nooit een straal van hoogere be grippen gevallen was, zoo iets als een offer der cyfers, die ik dageiyks in myn grootboek moet opteekenen? tWordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 5