N°. 11458 Maan.-1a cr Juli. Ao.1897 r feze (Qourant wordt dagelijksmet uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. j Ieder moet weten wat hij doet, maar let tende op de resultaten, die vroegere tentoon stellingen opleverden, bewondert men den moed van hen, die weder een tentoonstelling in het leven durven roepen. Trouwens, zooveel moed is er Bi3t toe noodig, want bij de tegen woordige wijze van organiseoren met een waarborgkapitaal, hebben de ondernemors slechts een betrekkelijk gering risico: de geldelijke nadoelen komen grootendaels ten laste van de aandeelhouders in het waarborg fonds. Feuilleton. DWAALSTERREN. DAGBL PRLJ3 DEZER COÜRAHT; Voor Leiden per 3 maanden. n f 1.10, Franco por posti.40. Afzonderlyke Nommers 0.06. PRIJS DER AD VERTENTIKN: Van 1-8 regels A 1.06. Iedere regel meer f 0.17J. Grootera letters naar plaatsruimte. Voor het Incasseeren buiten de stad wordt A 0.06 berekend. Tweede Blad. Omtrent Tentoonstellingen zegt de Delftsche Courant: Over de groote zaak zullen wy maar niet meer spreken en het woord ook maar niet noemen. Ieder begrypt toch, dat bedoeld wordt de gewichtige gebeurtenis, waarmede nu maanden lang al onze couranten gevuld waren, 't Is een verademing, om er eens niet over te hooren of te lozen en eenige afleiding te vinden in andere dingen. Voor die afleiding is van vele zijden gezorgd. In eenige Nederlandsche steden, Den Bosch, Dordrecht en Arnhem, heeft men zelfs de welwillendheid gehad, daarvoor vrij wat moeite en kosten zich te getroosten door in deze zomermaanden tentoonstellingen te organ!- aeeren. Wie met geen Nederlandsche tentoonstelling tevreden is, kan die iri het buitenland bezoe ken, waar er eveneens een zeven- of achttal te bezichtigen zyn. - Men zegt, dat dte van het Dordtsche en Arnhemsche fonds er vrij w^t geld by zullen inschieten; van Dan Bosch ia het nog niet bekend. Mogelijk zal Noord-Brabants hoofd stad een uitzondering .maken, maar rogel is, dat er op elke tentoonstelling een aanzienlijke som wordt toegelegd. Maar daar beeft men dan ook genot voor gehad en men mag de indirecte voordeelen niet vergeten. Wat het genot betreft, dit is vrij twijfel achtig. La plus jolie fille ne peut donoer que ce qu' elle a en het over- groote meerendeel onzer industriëelen en winkeliers hebben nu eenmaal het meest be zienswaardige en aantrekkelijke ingezonden, wat zij bezatan; en kunnen voor volgende tentoonstellingen niet veel anders meer geven dan zij vroeger gegeven hadden. Zoo hard gaat de nijverheid niet vooruit, dat men ieder jaar wat nieuws of merkwaardigs kan aanbieden, 't Is al heel mooi, als men wat geeft, want het deelnemen aan tentoonstel lingen is een kostbare liefhebberij. Menig indu8triëel, dien men er toe uitnoodigt, ant woordt, dat hij er hartelijk voor bedankt. Hy heeft in de jaren zooveel en zooveel en zoo veel te X., te Y. en te Z. er aan deelgeno men en, ja, hij heeft medailles gehad, zelfs eerste, maar in 't jaar zooveel te A., waar hy óók ingezonden had, is zyn concurrent bekroond die concurrent, die niets anders dan prullen leverten nu bedankt hy er voor, om weer zijn geld voor dietentoonstel lingen te geven. Ze hebben hem eiken keer, dat hy er aan deelnam, zooveel duizend gulden gekost. En dan werd nog aan zijn concurrent de hoogste onderscheiding toegekend I Neen, hy moost er niets meer van hebben I Een ander doet ook liaver niet meer mee, *t werk lydt te veel onder die tentoonstellin gen. Verscheidene nooriige dingen worden er om verzuimd; hy moet er gedurende den tijd der expositie zyn menschen voor missen od, ja, men krilgt er medailles voor, maar, be halve dat hy er al een halve kast vol van heeft, werpen die medailles ook niets af. De menschen gaan toch naar 't buitenland, niet omdat daar beter gewerkt wordt, maar omdat men er goedkooper werkt. Ten minste dat verbeelden zich de koopers, omdat zij er geen verstand van hebben en liever prullengoad betalen dan dogelyke dingen, waarvan men de waarde niet kan beoordeelen. Groote industriöelen onttrekken zich daarom en de kleineren leveren in, soms zoo onbe duidend, dat men waarlijk niet naar een tentoonstelling behoeft te gaan om dat te zien. Hetzelfde veel fraaier en beter vindt men in voorname winkels zonder dat men er iets voor behoeft te betalen, zegt menigeen uit het publiek. Maar die werktuigen, met stoom of eenige andere dryfkracht in beweging gebracht, die zijn toch wel de bezichtiging waard 1 Men ziet chccolaadje8 maken en glazen voorwerpen, bladen en doeken weven; vroeger zag men ook de naaimachines in werking en de schrijf machines, maar die heeft het publiek nu zelf. Naar een breimachine kijkt men nog, maar met kyken houdt het ook op: niemand be- grypt er iets van. In de zalen wandelen de bezoekers rond, starende naar de sierlijk gestoffeerde vakken met meubelen van allerlei aard en allerlei kleur en styisalons, eetkamers, slaapkamers, alles even smaakvol en degelijk; en dan naar de piramides van comestiblesversnaperingen, dranken, naar de uitstallingen van sigaren, zeep en wat er meer is, piano's, biljarten, kerkorgels zelfs, boekwerken, porselein en glaswerk, en men vindt alles keurig. Maar al spoedig meent men toch, dat de tyd gekomen is om op het terrein eens oen luchtje te gaan scheppen en zich wat te verfrisschen en daar ervaart men, dat de overgroote meerderheid er eveneens over denkt. Da restaurants, de buffetten, de „bars", de biertonten, of hoe die inrichtingen mogen heeteD, zyn alle vol be zoekers, die er rustig hunne consumptie ge bruiken en er niet meer over denken om naar die „benauwde" zalen terug to keeren. De vermakelijkheden op het terrein of wat als zoodanig bestempeld wordt, trekken een groot gedeelte van het publiek, maar een ander gedeelte onthoudt zich, omdat het dan extra entrées betalen moet, en daar heeft het „in principe" iets tegen. Bovendien kost zoo'n bezoek aan een tentoonstelling toch al geld genoeg, want alleen gaat men er niet heen: men neemt zjjn gezin mede en al geven de spoorwegmaatschappijen eenige reductie, de reis kost toch beelwat geld, en 't ls een dure tyd zegt men. Kosten de tentoonstellingen geld, veelgeld zelfs, aan de aandeelhouders, zooals de onder vinding bewezen heeft, welke tentoonstel ling keerde hun een dividend uit? zy zyn kostbaar voor de exposanten en de bezoekers komen er ook niet zonder kleerscheuren af, want elke ondernemer, die oene expositie komt opluisteren, tracht zeer terecht er goade zaken te maken en zjjn zilver of koper in goud om te zetten. De winksliers in de steden, waar een tentoonstelling gehouden wordt, klagen er over, dat zy in die dagen geduchte schade ïydeD, omdat men zyn inkoopen niet by hen, maar op de tentoonstelling doet. Een deel van de burgery echter profiteert er van, zooals de logementhouders, de rijtuigverhuur ders, enz. en indirect ook deganeD, die met dezen in betrekking staan. Het zou een zeer ingewikkelde berekening eischen, indien men wilde nagaan of een tentoonstelling in haar geheelen omvang winst of verlies afwierp. Laten wy aannemen, dat de geldelfike voor- en nadoelen over de massa genomen tegen elkander opwegen, dan ontstaat echter de vraag of de nijverheid en de kunst er baat by vinden? De laatste kan men laten rusten behalve by bepaalde kunst-tentoonstellingen leveren zy voor de beoefenaars der schoone kunsten even weinig profijt op als de kunst zin er door ontwikkeld wordt, wat dan later op de beoefenaars der kunst zou terugwerken. Een andere vraag is of zy veel genot geven? Dit hangt van den smaak der bezoekers af. De een geniet, als hy een oude stad in karton ziet afgebeeld, een ander als hy in een kunst- matigen doolhof kan wandelen, een derde als hy aanschouwt wat in de zalen van een expositie is ter bezichtiging gesteld, of ge bruikt, wat in de restauraties, in bi' rlakalen, i nz. hom wordt voorgezet. In elk geval, men heeft eens iets anders dan men eiken dag ziet, gebruikt of ondervindt 6n daarom is het den menschen toch eigeüiyk maar te doen. Het geeft wat afwisseling aan de wereld, die zich verveelt. Geld kosten de tentoonstellingen, maar het wordt slechts verplaatst. Slechts voor een klein doel wordt het aan improductieve uitgaven besteed. Laat men er zich dus niet aan ergeren en meedoen, mits men zich maar niet verbeelde, dat er iets nuttigs door wordt verkregen. Het vertier wordt er tydelyk door bevorderd en ze houden de oppervlakte der maat8chappy in beweging, die straks weder, als de tentoonstelling is afgeloopen, hare kalme effenheid terugkrygt. Tentoonstellingen zyn een spelletje, een tydverdryf der maatschappyeen onschuldige afwisseling van het eentonige alledaagsche leven. Laten wy er dit in zien, maar ze niet verheeriyken en roemen, als grootsche, nuttige instellingen van eenige beteekonia. Eet Nederlandsche Dagblad nam het volgend schryven op omtrent kerspel vorming: Van vele zyden wordt sterk party getrok ken voor kerspalvorming in de groote steden. Vooral De Vaderlander is er sterk voor maar zegt niet hos men aan de millioanen moet komen om nieuwe kerken en pastorieën te bouwen, en zegt óók niet hoe men de menschen zal dwingen om by hun kerspel predikant ter kerk te gaanl Om nu de pastorieën maar eens ter zyde te laten, beienke men eens hoeveel nieuwe kerken gesticht zouden moeten worden. Predikanten. Kerken. Amsterdam heeft 28 (wordt 29) en 10 Rotterdam „16 6 '8-Gravenhage „12 4 Utrecht 11 6 Groningen 9 6 Lei Jen „9 5 Dordrecht „8 3 Haarlem D 7 4 Leeuwarden 7 3 Zwolle „3 3 Middelburg „6 3 In die 11 plaatsen alléén zou men 69 nieuwe kerken moeten bouwen l De Maasbode zegt: AaD de stations wordt gratis een boekje verspreid, getiteld: In en door Neder land. 't Is een speculatie op advertentiën. 't Geeft korte beschryvingen van plaatsen, enz., over het algemeen nuttige wenken voor reizigers, maar ook rovellen, die zeer ge vaarlijk zyn voor de zeden. Men weet, dat de spoorweg-lectuur over het alge meen niet uitmunt door zedeiykheiddit boekje dingt naar den palm. "Wanneer over eenige weken onze kinderen van de pensionaten thuiskomen, vinden zy in die boekjes nieuws, dat de ziden van een slecht leven in huDne zielen leggen kan. Wy vestigen er daarom de aandacht op en vertrouwen, dat ouders en opvoeders deze waarschuwing ter harte zullen nemen. De Kamper Courant maakt de volgende opmerking „Dr. Kuyper heeft, door van zyn volge lingen een hulpcorps te maken in dienst van de Katholieken, duizenden en dui zenden in den lande, die vroeger met hem meeliepen, van zich vervreemd. Bovendien hoeft hy reeds door vroegere handelingen een onherstelbare breuk gemaakt tusschen zich en de voormalige d r o i t e en zyn party daardoor beroofd van hare beste krachten. „Dat het der party, die hem overbleef, aan politiek inzicht ontbreekt, biykt wel het best uit het vooropzetten van de graanrechten. Dat is wel de grootste fout, die hy ooit be gaan kon hebben, want hy had kunnen weten, dat een meerderheid, die graanrechten wil, nooit was bijeen te brengen, zoodat, ook al zegevierde hy met zyn bondgenooten by de stembus, zy toch machteloos moesten staan. „Niet ten onrechte waariyk heeft van den beginne af de commissie van advies tegen het gevolgde beleid gewaarschuwd l" Het Nederlandsche Dagblad zegt onder het hoofdDe openbare school een kweekplaats voor verdraagzaam heid, het volgende Dat is het groote argument, dat door alle liberalen ten voordeel© der openbare school wordt aangevoerd, alsof verdraagzaamheid niet moer is een zaak van zeden dan van wetten. De wetgever moet zeker, zooveel mo gelijk, goede zeden bevorderen, maar dat hy die zoogenaamde verdraagzame school op drong aan hen, die er niet van gediend waron, kan moeiiyk anders dan een diad van onverdraagzaamheid worden genoemd. Het groote doel bovendien is nooit bereikten kon nooit bereikt worden. Wie de Roomschen kende, wist vooruit, dat zy hun kinderea niot naar ds openbare school zouden zenden, tenzy in die streken, waar de bevolking toch overheerschend of uitsluitend Roomsch is. Voor gemengde scholen heeft de Roomsche Kerk altijd vrees gekoasterd en daar het nu in do eerste plaats te doen was om verdraag zaamheid te kweeken, niet tusschen de ver- schillendo Protestantsche sekteD, maar tus schen Protestanten en Roomschen, was het plan reeds dadeiyk mislukt, toen de Room schen weigerden aan dat kweeken van ver draagzaamheid mee te doen. Slechts door invoering van dwang om dio scholen to bezoe ken, zou er eenige kans op slagen hebben bestaan, maar zulk een dwang zou weer de grootst denkbare onverdraagzaamheid zyn ge weest. Ook zeer vele Protestanten hebben van de openbare school geen gebruik willen maken, en ho9 heeft men zich toch ooit kunnen vleien, dat men door een wetsartikol een too- stand zou kunnen scheppen, die reeds dadeiyk een gemoedstoestand veronderstelde, welke juist nog eerst door de school moet worden aangekweekt. Waren de menschen reeds, by de invoering der openbare school, even verdraagzaam ge weest, als men hoopte, dat zy door die school langzamerhand zouden worden, dan eerst zou die school de gemengde bevolking hebben kunnen krygen, die voor de bereiking van het beoogdo doel onmisbaar was. Was het bovendien ook wel meer dan esn droombeeld, dat men najaagde? Voorstanders van verdraagzaamheid zyn ook wy, maar dwang is onverdraagzaamheid, en hoe kan nu ooit onverdraagzaamheid verdraagzaamheid voortbrengen? Verdraagzaamheid is een schoone deugd, maar zy mag niet gekweekt worden door verwatering van beginselen of verzwak king van karakters. Een school, die geschikt moet zyn voor ieder oen, deugt ten slotte voor niemand. Wanneer uitersten alleen tot elkander kuDnen naderen door opoffering van beginselen, ia die toenadering veel te duur gekocht. Een dergeiyke toenadering kweekt onverschilligheid, geen godsdienstzin, en de ware verdraag zaamheid is alleen denkbaar by hem, die zelf nog een warme godsdienstige overtuiging beeft. Laat ieder dus maar op zyn eigen terrein en in zyn geheel blyven. Laten wy niet zoeken naar een zekere normaal-kleeding, die allen menschen past on daarom juist niemand goed staat. Juist het uiteengaan bevordert de ontwikkeling der porsoonlykheid en zoo men bevreesd is, dat de vrye school sekteschool zal worden, laten wy dan be- ti) - Haar te zien, door haar adem to worden aangeraakt, onder de betoovering van baar blik te staan en te moeten donken Alles op de wereld behoort door detoover- roede van uw rykdom u toe alles, alleen zy nietl Toon stampte hy zacht met den voet, als 't ware om zyn wil in werkzaamheid te houden, zyn besluit te scherpen en te stalen. En toch, tochl O, krul je bekoorlyke lippen maar tot een spotwoord! My zult ge in myn vertrouwen niet doen wankelen, my van myn doelwit niet afbrengen I Lideman voelde zich door de afwyzing der jonge vrouw niet uit het veld geslagen. Hy ergerde zich slechts over zyn onvoorzichtig heid. Als Doris er met haar man over sprak, was dan niet zyn positie tegenover beiden geschokt? En in dat geval meer dan dat. Men moest volgens hem in zoodanige omstandigheden, vooral als er een vrouw in het spel is, zeer voorzichtig wezen: hy kon zich aan alles blootstellen. Ieder man, zoo luidde een z(jner grondstellingen, verdient het succes, dat hy by een vrouw verwerft, en iedere vrouw is juist zooveel waard als zy hem kansen voor zoodanigen uitslag verschaft. Eón zaak slechts gold by hem als oen misdaad: de bespottelykheid. Byna kwam het hem voor, als had hy zich daaraan schuldig ge maakt. Dat kon by niet zoo langs zich heen laten gaan. Hy moest er een voldoening voor hebben, en nu kwam by zyn volbloedig trillende polsen ook nog het wraakgevoel, dat vreeseiyk wapen vau een man tegenover een vrouw, die, niets van zulk een verdorven heid vermoedend, hem in haar onnoozelheid de middelen tot de volvoering, tot het bereiken van zyn doel aanbiedt. Zou Doris haar man van dit intermezzo onderricht hebben? Dan ware hem zeker de grond onder de voeten weggenomen. Juist kwam Rechting op hem toe. Lidemans hart klopte. Als hy eens ver klaring eischtel Doch neenl lideman zou mevrouw Yon Wandelt naar tafel geleiden; Erich bracht hem dit verzoek schertsend over. Doris had dus gezwegen. Hy zou thans de vrouw van den geheimraad ook nog gekust hebben, als Erich het verlangd had. Na middernacht kwam het oogenblik, waarin de feestzalen ledig en de kleedkamers gevuld worden; waarin dezelfde menschen, die zooeven door het vermaak vereenigd waren, die elkaar met het bekooriykste glim lachje te gemoet waren getreden, die zich in verzekeringen van het genoegen over het wederzydsch samenzyn en het aangename daarvan hadden uitgeput, het tydstip schier niet kunnen afwachten, dat hen weer van elkander scheidt; het oogenblik, waarin over een verkeerde sjaal, een zoek geraakten overschoen of een te laat gekomen koetsier vlammende blikken en toornende woorden rondgeslingerd worden; het oogenblik, zeg gen wy, hetwelk ons leert, dat men bet gezelschap uiet naar de salons, doch naar de voorkamers mag beoordeelen. Door een dergelyke gedachte scheen Erich bezield, toen de gasten vóór hun vertrek nog eenmaal voor hem en Dons defileerden, beiden dankbaar de hand drukkende, en toen daarop buiten in de voorkamer de wilde jacht als een oproer losbarstte. Zyn gelaatstrekken vertoonden een uitdrukking van spanning, en om zyn lippen speelde een trek van bitteren spot. Toen de laatate der genoodigden natuuriyk de vrouw van den geheimraad voorbjj was en de salondeuren gesloten waren, ademde Erich diep, alsof hy zich van een zwaren last wilde bevryden. „Ik weet niet," zei Doris tot haar man, „dat was van avond een eenigszins vreemde aftocht der gasten, niet zooals anders zoo vrooiyk en prettig." „Misschien heeft het wel zyn reden," klonk Erichs antwoord. „Wat wilt ge daarmee zeggen, schat?" Vóór allo antwoord sloeg hy zyn arm om de taille zyner vrouw en trok haar mee naar het boudoir, waarheen wy straks Else en een onbekende gevolgd zyn. Hy drukte haar zacht met zich op een canapé; door de portière8 zagen beiden, dat de bedienden de lichten uitdeden. Erich scheen naar een woord te zoekeü, en Doris zag haar echtgenoot vragend aan. „Die lampen en kaarsen zullen heden deze vertrekken voor de laatste maal verlicht hebben," nam hy eensklaps het woord. Doris scheen het niet te begrypen. „Hoe komt ge daarop? En bier? Het was toch nooit je gewoonte na een bal in de door licht en menschen nu juist niet beter geworden lucht nog te vertoeven „Maar dit is, dunkt my, juist de geschiktste plaats om je een mededeeling te doen. Ik was je die eigeniyk reeds geruimen tyd ver schuldigd, maar ik kon het juiste woord, het juiste oogenblik niet vinden, ook den moed niat, omdat ik je geen smart wilde veroor zaken. Liever droeg ik het alleen, hoe zwaar het my ook viel en hoe raadselachtig myn gedrag je ook menigmaal mag zyn voorge komen. Ik zag alle3 vooruit; ik wi3t, welke beslissende gevolgen het voor onze gezamen- ïyke omstandigheden hebben zou." „Ge foltert my, Erich spreek, wat is het? Yoor den dag er meel" „Ge waart ryk, Dorisje bent het niet meer." De nadere verklaring was eenvoudig: haar vermogen, dat op een zeer gering deel na door haar overleden vader by een Maatschappy van Bergwerken was belegd, was door den ondergang dier Maatscbappü reddeloos ver loren. Doris staarde haar man onbeweegiyk aan. Met de snelheid eener ingeving traden de gevolgen dezer mededeeling beider en klaar voor de oogen harer ziel. Haar gezicht was bleek geworden en onderscheidde zich in kleur nauwelyks van het gewaad, dat zy droeg. „Ik wist, welken indruk het op je maken zou, en daarom aarzelde ik zoo lang." „En, Erich, het is niet enkel scherts van je neen, neen? En ook geen voorwendsel, waarmee ge voorkomen wilt, dat ik te veel uitgaven doe?" „Dan zou ik andere middelen gezocht heb ben, lieve Doris, dan je om een niets te ver schrikken.'' „Ik - zonder vermogen I Dat is te vreeselyk. Dat verdraag ik niet." „Wy moeten, Doris, en het zal ook gaan, als ons slechts niot de oprechte wil en de kracht ontbreken om het ten uitvoer te bren gen. Zeker, my zal het minder zwaar vallen dan u, die van jongs af in het genot van rykdommen geleefd hebt. En als ik het je openhartig zeggen mag ik van inyn kanfc beklaag h6t verlies niet eens zoozeer." Zy zag hem in plotselinge verbazing aan. „Zoolang gy aan uw vermogen een steun hadt," ging hy voort, „zoolang behoordet ge, met uw vergeef me, zoo ik het ding by zyn waren naam noeml uw weelderige gewoonten en levenswyze, my en myn hart slechts half toe. Je andere helft behoorde aan de wereld, aan het vermaak. Van het oogenblik af, dat de plicht op my rust, voor u en voor ons kind te zorgen, eerst van dat oogenblik af zyt ge myn geheel de myne, geiyk ik van het begin af steeds uw eigen dom was." Tot staving van het gozegde sloeg hy zyn armen om haar heen en kuste haar op de lippen. Doris had slechts tranen over. „Eq is alles verloren?" stamelde zy. „Alle8l" Rechting zei dat op schier gemeiyken toon. „Ik bogryp, Ericb, hoe ge onder het ge heim geleden zult hebbenhet is slechts een Dieuw bewys van je liefde. Ik moet je be kennen, dat ik je in gedachten dikwyii onrecht heb aangedaan. Maar wat moet er nu van ons worden?" (Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 5