N°. 11412
feze fiourant wordt dagelijks, met uitzondering
tob fpn- en feestdagen, uitgegeven
Ticeede Blad.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
Maandag: ÏO Müei.
Ac.1897
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandem f l.flfc
Franco per post1.40*
Afzonderlijke Nommers •...4....... 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTtEN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 -* Grootera
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseereo buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Uit een Residentiebrief aan Bet Nieuws van
den Dag:
„La joie de vivre".
Wat Zola onder dieD titel te vertellen had
Over 't genot van te leven, weet ik niet of
niet meermaar voor een Hagenaar is er in
Bchoone lentedagen werkelyk een
vreugde in het enkele feit van 't leven zelf,-
als gezegde Hagenaar ten minste tyd heeft
om te wandelen en gevoel voor de teere poëzie
Ier ontluikende natuur.
Ik heb mjjn mooie, coquette, luchtige stad
lief, met hare ruimte uit den tyd, toen de
vierkante meter nog geeü 20 gulden of meer
kostte, en met haar gordel van smaragd,
een dorp gebleven ten spijt van hare bijna
200,000 zielen. Als elke coquette, heeft zy
onaangename karaktertrekken. Wuft is zy,
lorna tot 't uiterste, en oppervlakkig o zoo
erg! Voor ernstige zaken moet men by haar
meestal niet aankomen; daar heeft ze geen
lust of tyd voor, de „mondaine", die al haar
uren noodig heeft voor uitgaan en pret. Bab
belen kan ze als een dameskransje in een
stadje van den zesden rang, waar een familie-
achandaallje de verhoudingen aanneemt van een
wereldgebeurtenis, en te midden van 199,999
medemenschen zyt ge met veilig voor oen
algemeene beraadslaging over uw familiezaken
of voor 't lichten van uw doopceel. En klein
zielig, dat ze zyn kan, daar hebt ge geen be
grip van, als ge byv. nooit de intriges hebt
L meegemaakt om iemand uit een sociëteit te
weren. Maar toch, als ge haar ziet id haar
zomerkleed, zoo chic, zoo élégant, zoo smaak
vol, dan pakt de coquette u-toch weer ïd en
z\]t ge onmiddeliyk weer haar cavalier, haar
aanbidder.
Heerlijk is ze, vooral op een lenteavond
als die der laatste zoete Aphllekendagen.
Hetzy ge dan dwaalt door de stille boschjes
ter zy van de zuilengang naar Scheveningen,
waar tusschen het lichte groön der ontlui -
kende Meidoorns de witte trossen der wilde
Bering zich in ryken overvloed vertoonen en
de vogelen het hoogste lied uithalen, of door
de lanen van het. groote Bosch, waar slechts
het gesuis of getoeter van den wielryder de
atatige stilte verstoort, hetzy ge langs
i duinpaden, moeilijk als een bergpas in de
Alpen, opzwoegt naar de uitzichtstorens, die
•en zorgzaam gemeentebestuur plaatste op
verheven toppen, waar ge bosch en stad en
veld en villa's aan uwe voeten en Hollands
moestuin en de zee tot bonzon hebt, of de
gebaande wegen volgt, die u om de stad
voeren en vergezichten schenken over de
Wazige stad en hare torenspitsen, overal
is zy schoon, van die schoonheid, die tot
zwygen dwingt, tot staren in de ruimte, tot
enkel oogengenot zonder denken, „la joie
de vivre", de vreugde van het eenvoudige
Bto be", het „zijn" zonder meer.
Lezer, ik ben geen lid van eene vereeni
ging tot bevordering van het vreemdelingen
verkeer den Hemel zt) dank, die hebben
we ook niet noodig! en geen hoop op
dividend van een aandeel in een hotel-restau-
rant of soortgelijk geldeiyk ondernemen drijft
my tot reclamemaken; maar indien stoffelijke
of andere oorzaken 't u niet beletten, kom
dan nu, nu we nog geen muziek met al bet
daaraan verbonden gejaag en aanstellerij
hebben, in deze kalme lentedagen, naar Den
Haag. Er is weinig of niets „te doen";
schouwburgen en dergeiyke zijn bezig zich
in te poppen voor don zomerslaap, en buiten-
muziek maken alleen de grenadiers nog
maar ra de Tent; maar onze stad is opbaar
mooist.
De Nieuwe IJselbode zegt over het her
leven van deD schoolstrijd In de
liberale pers:
De liberale pers acht baar party zeer ver-
ong6iykt door de weergalooze stoutheid, waar
mede do Katholieke en anti-revolutionnaire
staatspartyen het hebben durven wagen voor
het bijzonder onderwys in haar programmen
iets meer te vragen dan zy reeds door de wet
van Mackay verkregen.
De Liberalen blyken nog altyd voort te
droomen aan dien schoonen droom, die hun
zco ongeveer alles, maar vooral en by uit
nemendheid het onderwys, als hun eigen ge
bied voorspiegelde, waarin niemand anders
iets te zeggen had Deze illusie kwam voor
treffelijk met hunne pretensies overeen,
Immers, zy waren het verlichte deel des volks,
het denkend deel der natie, en wie niet Libe
raal was, was vaDzelf een domper en duister-
Img. En hoe zou aan dompers en duisterlineen
de heilige zaak van het onderwys kunnen
worden toevertrouwd? Dat ging immers niet 1
't Zou vermenging zijn van het licht met de
duisternis en de plaats van den hellen dag van
het einde der 19de eeuw zou eene onheil
spellende schemering innemen.
En zy, die nog aan die webbe hunner ver
beelding bleven voortweven, duiden bet zeer
euvel, dat de „clericale" partyen het wagen
durven naar een klein beetje meer rechtsge
lijkheid op het gebied van het onderwys te
streven, dan de wet Mackay hun gaf.
Men weet, dat ons nu de groote som van
f 4 per leerling uit de algemeen® kas, die
toch ook onze kas is, wordt verstrekt, terwyi
wy aan de algemeene kas ons deel van f 26
of f 30, die een neutraal leerling kost, bydragen.
En wanneer we nu wel eens iets meer
tegemoetkoming zouden wenecben en op wat
grootere rechtsgelijkheid zouden willen aan
sturen, dan heet het, dat wy sukkels als
we zijnl van het onderwys eene dubbeltjes-
quaestie maken. Vergclykenderwyze is dit
niet onwaar, aaDgezien de Liberalen guldens-
en ryksdaalders-quaesties van het onderwys
gemaakt hebben.
Daarna gaat de vinger dreigend omboog
6D wordt ons voorgehouden, dat wö, toen de
wet-Mackay tot staDd kwam, voorgoed en
voor altyd tegen die f 4 per leerling van alle
onze rechten hebben afgezien en plechtig
beloofd 6n bezworen hebben, om Booit meer
een onbescheiden blik naar de Staatsruif te
8laanl Hoe durven we het dan wagen om
aldus ons gegeven woord te breken? zoo
vragen ons de liberale bladen.
Nu kunnen we daarop antwoorden, dat de
Liberalen dan ook zorg hadden moeten dragen
om het openbaar onderwys met steeds kost
baarder te maken.
Te Leiden en te Apeldoorn o. a. hebben
zy de grenslijn verbogen. En zy gaan met
nog heelwat andere plannen om. "Wilt gy
nog eons den echten ouden schoolzuurdeesera
proeven, geniet dan dit stukjo van het nog
wel vooruitstrevende Vaderland.
Het aloude verbond is dus weder in wor
ding. Niet alleen op het lager onderwijs is
het daarby gemunt. Ook middelbaar en hooger
worden getrokken in den kriDg der belang
stellende bemoeiingen van do Clericalen.
Stryd alzoo over de geheele linie en wel
in de voornaamste plaats om meer zilverlingen
uit de openbare ka9. Wat den voorstanders
van degelyke en veelzydige volksontwikkeling
wel het meest bedroeven moet, is, dat hoogere
belangen by dezen eiach worden achter
gesteld. Want er is ook voor de Liberalen
een school-quaestievak-, ambachts-, land
bouw-, tuinbouw huishoud-, industriescholen
mo3ten op steeds ruimer schaal worden in
't leven geroepen, maar bovenal ook moet
het lager onderwys meer zoodanig worden
ingericht, dat de kinderen des volks reeds
vroeg kennis krygen van en handigheid voor
datgene, wat bun in werkplaats en gezin
het meest te stade komt: de jongens met
het teekenen vertrouwd en in handenarbeid
bedreven, de meisjes met de beginselen der
huishoudkunde en ervaring in de eenvoudige
kookkunst.
Ziedaar diep ingrijpende en hoogst belang
rijke onderwysquaestién der toekomst, die
nu weer op den achtergrond blyven, waar
een aanval op de staatskas het hoogste
onderwyabelang wordt geacht door machtigo
staatspartijen."
Hier hebt ge in een notedop de geheele
geschiedenis bjjeen.
Een herinnering aan het oude monster
verbond, dat een bedreiging heet voor de
eiscbeo van het onderwys, yeoral voor het
middelbaar en hooger. De „clericale" partyen
zyn nu eenmaal niet in 6taat voor de belan
gen van het onderwys op te komen. Dat
kan alleen een liberaal menscb. Hy is de
geboren „voorstander" van degelyke en veel
zijdige volksontwikkeling en het is verre van
hem, dat by zou azen op zilverlingen uit de
openbare kast
Het is immers van den Liberaal bekend,
welke reusachtige opofferingen by zich voor
zyn stokpaardje, bet neutraal onderwys, van
anti-christelyken geest doortrokken, getroost l
En wanneer u dat soms niet bekend is,
lezer, dan zien wij waariyk geen kans om
het u te beschrijven.
En denk nu niet, dat de Liberaal reeds
tevreden is met het verkregene. Ook voor
hem is er nog een schoolquaestie. Lees nog
maar eens over, wat hy nogal zoo verlaDgt.
Leerplicht is op het lystje nog vergeten, doch
hoort er toch wezenlyk by. En verder van
„vakonderwijs tot eenvoudige kookkunst".
Wat ons betreft, wy gelooven niet, dat dit
alles met zilverlingen zal te verkrygen zyn,
en houd ra ons overtuigd, dat er gouden-tien-
lingen by te pas zullen komen. Doch dat
hindert niet, zoolang al dat onderwys maar
ongodsdienstig is en bjyft. Maar komt aan
het onderwys een geloofsgeurtje, dan betrekt
de Liberaal uit verheven plichtsgevoel ter
stond de wacht by de zilverlingen der schat
kist en zal hy slechts voor overmacht wyken
Dat ligt nu eenmaal zoo ra zUo edelmoedige
heldennatuur.
't Zou echter de vraag kunnen zyn, of hy
na de algemeene verkiezingen nog evenals
vroeger de lakens zal mogen uitdeelen. 't Zou
kunnen zyn, dat de jongste en zoolang de
krachtigste party van het politieke slagveld
werd algedrongen en een speculatieve party
werd.
De Gelderlander oordeelt over verzeke
ring van werklieden tegen de
financiëele gevolgen van d%en
ouderdom aldus:
Op de programma's van al de partyen in
Nederland staat thans de verzekering van
werklieden tegen de financiëele gevolgen van
den oudeidom vermeld, m. a. w. de pension-
neering van arbeiders op een bepaalden leef-
tyd, uit een Ryksfonds, op welke wyze dan
ook gevuld.
Wy wenschen het nut van zulk een pen-
8ionneering voor den werkenden stand met
to betwisten en zullen zelfs de ODtwerpen
tot invoering van die Rykspensionneering
niet bestryden, mits de zaak zoo worde ge
regeld, dat alleen werklieden, die gewerkt
hebben, worden gepensionoeerd, en niet de
zulken, die, na een menscheuleeftyd lang te
hebben geluierd, zich op bun 60ste of 65ste
jaar officieel komen aangeven als arbeiders.
Al zyn wy dus met een maatregel van
dien aird ingenomen, toch mag wel gezegd
worden, dat de gevolgen dier pensionneering
niet zoo groot zullen zyn als thans wordt
uitgemeten en de openbare en niet het minst
de particuliere liefdadigheid haar taak haast
met noemenswaard verlicht zal vinden.
De zaak der pensiODneering toch is niet
nieuw, alleen de huidige vorm is anders en
zal meer algemeen werken. Boveodien maken
zy, die door geschriften, redevoeringen of
wottelyke voorben-i iing de pensionneering
van werklieden straks mogeiyk zullen doen
worden, zich niet byzonder verdienstelyk,
althans niet in die mate, geiyk sommige
schrijvers en sprekers, vooral van de radicale
richting, het willen doen voorkomen. Do ge
stichten voor ouden van dagen, waar de in-
wonenden huisvesting, kleeding, onderhoud
en verpleging tydens ziekte genieten, al het
geen niet kan bekostigd worden door een
pensioen van f 4 in de week, zyn oud als
het Christendom. Daarenboven bestaan er
stichtingen, waar aan de gasthuislieden een
vaste toelage maandeiyks of jaarlyks wordt
verstrekt, zelfs dan, wanneer zy om de een
of andere goedgekeurde reden buiten het
gebouw hun domicilie hebben; ziedaar dus
een pensioen aan den ouden werkman in
optima forma, met dit onderscheid, dat de
gelden daartoe gevonden worden in hetgeen
de liefdadigheid van het voorgeslacht heeft
geschonken, terwyl het algemeen Rykspen-
sioen grootendeels zal moeten worden bijeen
gebracht uit de galden van al de belasting
schuldigen, helzy dezen ooit of nooit werk
volk in dienst gehad hebben.
Het is ook wel dtr vermelding waard, dat reeds
sinds eeuwen geldhebbende familiën gewoon
zijn aan hunne mannelijke en vrouweiyke dienst-
boien een pensioen te verzekeren, onder wel
ken vorm dan ook, in alten gevalle hun een
onbezorgden ouden dag te verschaffen.
Laat ons zien hoe de pensioenwet werken
zou. De meeste werklieden zullen den leeftyd,
waarop het pensioen intreedt, niet bereiken.
Hun levenslot wordt derhalve door die wet
niet in het minst verbeterd en verzacht. Wat
dus de liefdadigheid ten behoeve van velen
hunner vroeger heeft moeten doen in den
wintertyd, by werkgebrek, ziekte of andere
rampen, zal ze voortaan moeten blyven ver
richten.
Wij willen aannemen, dat, door het voor
uitzicht op het komende pensioen, sommigen
zich minder spoedig tot de openbare liefdadig
heid zulllen wenden; maar wanneer eenmaal
de oude dag is gekomen, zal hot pensioen
ontoereikend blyken te wezen, wanneer byzon-
dero verpleging noodig is, hot niet verzekerd
inboedelt.je verbrandt of een andere calamiteit
den grysaard treft. Wederom zal dan de cha-
ritas, en zy alleen, moeten tusschenbeide komen
tot leDiging van de ellende. Wy willen nu
nog zwygen van degenen, die gewoon waren
hun werkloon grootendeels te verdrinken en
dus ook hun pensioengeld wol dienzelfden wog
zullen laten gaan. De wet kan den dronkaard
wel pensionneeren, maar hem matig en sober
maken kan zy niet.
En nu lette men eens op wie het in den
regel zyn, die de stille armen bezoeken, de
huizen, waar broodsgebrek, nypende koude en
langdurige ziekte heorschen, binnentreden om
ter plaatse zelve den nood te peilen en naar
gelang van de behoefte de gave te regelen.
Het zyo de geestelyken, de geneesheeren, de
leden van Armbesturen, Yincentianen, enkele
liefdadige dames, de leden van onkatholieke
philanthropische genootschappen. En daarmede
hebben wy ze allen genoemd. Natuurlyk gaan
ook verscheidene andere weldadige lieden nu
en dan eens een zieken knecht of een suk
kelende dienstmeid of wel een tot hunne verre
familie behoorend, tot armoede vervallen gezin
bezoeken; doch die sporadische zorgen ver
anderen aan den staat der ellende in de maat-
schappy niet veel.
Wie echter de bittere armoede niet uit eigen
aanschouwing kennen, den drempel der huisjes
van de achterbuurten nooit overschryden, nim
mer helpend en steunend optreden, waar de
wet niets vermag on toch de nood het drin
gendst is, dat zjjn de redacteurs van dagbla
den; de schryvers van brochures over pen
sionneering van werklieden, de redenaars op
kiezersvergaderingen, de wandelende lectors,
de leden van Gemeenteraden en van de Kamers
Jonkvrouw Dcnise.
14)
Mevrouw Lescalle haalde de schouders op
•n antwoordde:
De gravin was heel beleefd tegen my,
maar toch Diet zoo lief als ik verwacht had.
Ze is erg styf uitgovallon."
En de graaf, hoe is die u bevallen?"
De graaf? Ik heb hem ternauwernood
gezien. Hy heeft ons gegroet, toen wy kwamen
dat was alles."
De graaf had mij over zaken te spreken,"
vlei de notaris zyn vrouw in de rede.
Ja, dat weet ik, maar daarom had hy
VooT ons toch ook wel een paar woorden
ktmnen overhebben?"
Hy heeft immers zyn zoon opgedragen,
om u beiden gezelschap te houden?" bracht
de notaris in het midden.
O j'a, dat is een allerliefste jongen. Hy
I heeft zulk een innemend uiterlyk en hy geiykt
in het geheel niet op zyn ouders."
- Ge bedoelt zyn oudsten zoon, niet waar?"
zei do notaris. „Zyn naam is, geloof ik
Ik ben het waariyk vergeten 1"
Hy heet Jacques," zei Rosa.
Wel, wel, wat hebt ge goed zyn naam
onthouden l" zei mevrouw Lescalle lachend.
Toen wendde ze zich tot haar tante en
fluisterde haar in het oor:
Hy heeft met byzondero belangstelling
naar Ro3a gezien en haar een vleiend compli-
jnent gemaakt."
Dat verwondert my niet," zei Rosa's
tante, terwyi ze haar nicht omhelsde.
Ik heb u nog iets te vertellen, tante,
dat van meer belang is dan al dis vloiery,"
zei de notaris. „Ik heb namelflk zekerheid
verkregen, dat de graaf my met het waar
nemen van zyn zaken zal belasten. Het begint
hem nu te moeilyk te vallen, zoo zegt hy,
en daarom zal hy de zorg voor zyn aan
gelegenheden geheel aan my overlateD.
Morgenochtend moet ik al op het kasteel
komen dójeuneeren, om met den graaf te
spreken over het huren van een boerdery."
De Arnoux zulten buiten zichzelven zyn
van toorn, als zy het hooren," zei de notaris-
vrouw.
Dit is wel mogelyk, Virgin ie, maar ik
wil niet, dat ge zegt hoe alles te elkaar zit."
Waarom niet?"
Omdat het beter is, dat men in de
meening verkeert, dat ik alleen als vriend
des huizes op het kasteel „La Pinède" kom.
Dat zal veel meer indruk maken."
O, hoe kunt ge toch zulk een kinder
achtige ydelheid hebben," zei zyn tante,
terwyl ze lachend het hoofd schudde.
De wereld oordeelt naar den uiteriyken
schyn, beste tante," zei de notaris. „Men
is wel genoodzaakt zich een schyn van ge
wicht te geven, om door zyn medemenschen
ontzien te worden. Ik heb dat te Parys door
eigen ondervinding en waarneming geleerd.
Tegen een enkel persoon, die verder ziet dan
het oppervlakkige, vindt men er honderd, die
alles gelooven, als men het maar op een toon
van gezag verzekert, en die ous nemon voor
hetgeen wy schynen te zyn, niet voor hetgeen
wy werkelyk zyn."
Ik houd niet van dergolyke beginselen,"
zei tante Lescalle. „Ik richt my altyd naar
een geheel ander beginsel."
Naar welk beginsel dan, tante?"
Ik ben van gevoelen, dat het beter is
achtenswaardig te zyn dan het alleen maar
te schynen."
Jawel, tante, dat beginsel is zeer schoon,
als men het in een boek leest; maar begrypt
u wel, dat men daarmee in de wereld niet
ver komt? Als u er eens goed over nadenkt,
zult u ook wel inzien, dat, als men my voor
niets meer aanziet dan voor den zaakwaar
nemer van den ouden graaf De Védelles, ik
in de stad niet hetzelfde aanzien zal hebben
als wanneer men denkt, dat ik als vriend des
huizes met hem omga. Laat u alles maar
aan my over, tantelief 1 Ik zal mijn scheepje
wel weten te besturen en zal het misschien
nog ver in de wereld brengen. Men is alge
meen van gevoelen, dat ik niet zonder invloed
ben op de verkiezingen, en iedereen bebandolt
my als zoodanig. Zoowel de familie Richer
als de oude baron Do Croixfonds zien my aan
voor een persoon, waarmee te rekenen valt.
Ik zou er niet voor durven instaan," ver
volgde notaris Lescalle, „dat ook de familie
De Védelles zich niet voor de verkiezingen
interesseert. Ik ben zelfs geneigd te gelooven,
dat dit wel degoiyk het geval is, en de toe
komst zal leeren of ik goed heb gezien. Laten
wy nu maar vast gaan dineeren," zoo besloot
hy, „dan kunnen wy er nog wel eens nader
over spreken."
Hierop begaf men zich naar binnen, om
eenige oogenblikken uit te rusten, en toen
werd het middagmaal opgediend op het terras,
waar men zulk heerlyk uitzicht had over het
schilderachtige landschap. Rechts zag men
de muren en poorten van La Ciotad, een
weinig verder een hooge rots, die den bynaam
had van den „arendsbek," en die scherp afstak
tegen den blauwen hemel. Links strekte zich
een prachtige bergketen uit, die de Golf van
Toulon omzoomde, terwyl op den voorgrond
oen bekoorlyk eilandje, het groene eiland
genaamd, uit de zee oprees. De heldere zonne
stralen deden de golven glinsteren als goud.
Omstreeks denzelfden tyd leunde George
De Védelles tegen het venster van zyn ver
trek, om droomend dit prachtig natuurtooneel
gade te slaan.
Hebben wy hier op het terras niet een
heerlyk uitzicht op de zee, Rosa?" vroeg
tante Lescalle aan haar nicht. „Ik heb nu
het hek laten wegnemen, dat vroeger hier
stond, om u voor vallen te behoeden, toen
ge nog zoo klein waart. Nu is er niets meer,
dat het uitzicht belommert."
Ja, tante, het is hier inderdaad heerlyk,"
zei het jonge meisje, terwyl ze eenige oogen
blikken in stomme bewondering bleef.
Het duurde niet lang, of men begon weer
te spreken over de bewoners van het kasteel
van La Pinède, en mevrouw Lescalle raakte
niet uitgepraat over de uitnemende hoedanig
heden van Jacques De Védelles.
Maar waarom spreekt ge toch alleen
van Jacques De Védelles, beste Virginie?"
viel tante Lescalle haar in de rede. „Ik
meende, dat de graaf twee zoons had."
Jawel, tante, maar aan zyn tweeden
zoon schenkt niemand eenige aandacht. Ily
wordt algemeen als een groot kind beschouwd,
en ik geloof, dat men gelyk heeft. Hy moet
niet wèl by het hoofd zyn."
Wie zegt, dat George een groot kir.d
is?" vroeg de notari8.
O, dat woet ik niet. Ik geloof, dat
iedereen dat zegt," zei mevrouw Lescalle.
„Ik heb het al van don tuinman van het
kasteel geboord en van onze melkvrouw, en
nog van vele andoren."
Hoe kunnen die lieden daarover oor
deeten vroeg de notaris.
De melkvrouw hoeft my nog kort ge
ledon verteld, dat, toon ze 's nachts met haar
zoon naar Bausset ging, zy aan den oever
der zee een gedaante zagen ronddwalen, die
zy eerst voer een spook aanzagen. In den
beginne waren zy erg verschrikt, maar toen
ze nader kwamen, herkenden zy den jongston
zoon van graaf De Védelles. De melkvrouw
sprak hem aan, maar in plaats van te ant
woorden, ging hy den tegenovergestelden kant
uit. Zo vertelde ook, dat hy haar met wyd
opengespalkte oogen aanzag."
Hoo is het toch mogelyk, Virginie, dat
ge naar dergelyke dwaze praatjes luistert?"
zei de notaris.
Vindt gy dan, dat iemand, die zyn ver
stand bezit, 's morgens om drie uur aan den
oever der zee zal gaan dwalen?"
{Wordt vervolgd.)