I
N°. 11411.
Zaterdag 8 Mei.
A0. 1897
jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Concert.
PRIJS DEZER COURANT:
I Voor Leiden per 3 maanden.
franco per post
1.10.
1.40.
1 MzondorlUke Nommers0.05.
PRIJS DER ADYÏRTENTEËN:
Van 1-6 regels 1.06. Iedere regel meer f 0.171. Grootere
letters naar plaatsruimte. - Voor het mcasseeren buiten de stad
wordt f 0 05 berekend.
In het blad van morgenavond zal de
bon worden afgedrukt, waarmede Maandag
▼an 96 uren de plaatsen voor het concert
zullen worden uitgereikt, voor zooverre er
plaatsen disponibel zyn.
Qfficiëele Kennisgevingen*
DRANKWET.
Burgemeester en WethoudorB van LeidoD breDgen ter
j 'fclgemeone kennis, dat door HENRICUS JOSEPHUS
'JOANNES MARIA DAMEN, alhier woonachtig, een
I verzoekschrift ia ingediend om vergunning voor den
kleinhandel in aterken drank, in hot perceel Viech-
markt No. 19.
fBorgomeoater en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WA8, Burgemeester.
I Mei 1897. E. KIST, Secretaris.
Leiden, 7 Mei.
Door Gedeputeerde Staten werd in handen
▼an B. en Ws. gesteld een door den minister
▼an binnenlandsche zaken toegezonden, aan
'de Tweede Kamer der Staten-Generaal gericht
dres van de heeren P. J. Cloos, te Zo. ter-
rVoudeen W. P. Van Rhyn Jr., te Leiderdorp,
houdende om daar'oy aangevoerde redenen
•bet verzoek om in een betrokking te worden
geplaatst of op wachtgeld te worden gesteld.
Adressanten, beiden als gemeente ambtenaren
'ontslagen na de grensverandering tusschen
Leiden on de gemeenten Zoeterwoude en
Leiderdorp, roepen de tusschenkomst van de
Tweede Kamer in, ten einde te bevorderen,
'dat hun alsnog eene betrekking worde gegeven
;©f wel een wachtgeld worde toegekend, met
boroop op de gemeente Nieuwer Amstel. Uit
,een door B. en "Ws. ingesteld onderzosk by het
j Gemeentebestuur van Nieuwer Amstel is hun
'gebleken, dat, na de grensverandering tusschen
Amsterdam en Nieuwer Amstel, nagenoeg alle
ambtenaren der gemeente Nieuwer-Amstel op
Ijl Mei 1896 in Amsterdamschen dienst zjjn
i overgegaan, terwijl eenigen door het Gemeente
bestuur van Amsterdam op wachtgeld zijn
gesteld op den voet der aldaar bestaande
verordening op het verleenen van wachtgelden
'aan genoemde ambtenaren.
Ofschoon de gemeente Leiden niet verplicht
j: is bedoelde twee ambtenaren in gemeentelijken
j dienst te nemen of hun eenig wachtgeld toe
j-te kennen, achten zij het intusschen billijk,
f-dat beide ambtenaren, wier betrekkingen,
L, zooals uit ingewonnen berichten van de be
ll1 laDghebbende gemeentebesturen is gebleken,
''■J ten pevolge van de grensverandsring zijn
vervallen, zoo mogelijk in eene gemeentelijke
betrekking alhier worden geplaatst.
Vermits nu met het oog op de belangrijke
j uitbreiding der werkzaamheden in de verschil
lende afdeelingen der gemeentelijke adminis
tratie cenige uitbreiding van personeel noodig
I "wordt geacht, zouden B. en Ws. bedoelde
ambtenaren tydtiyk als ambtenaren ter Secre
tarie wenschen aan te stollen op eene jaar
wedde van ge ijk bedrag ale door hen in
hunne vorige betrekkihg werd genoten.
Mocht alsdan blijken, dat zij voor den ge
meentelijken dienst geschikt zijn, dan kunnen
zij later als zoodanig definitief worden aan
gesteld.
P. J. Cloos genoot te Zoeterwoude eene
jaarwedde van 200 en W. P. Van Rbyn Jr.,
te Leiderdorp, eene jaarwedde van 300.
B. en Ws. geven den gemeenteraad daarom
in overweging hun het noodige krediet te
verleenen, ten einde tot de bovenbedoelde
tijdelijke aanstelling te kunnen overgaan,
zullende later een voorstel worden ingediend
tot verhooging, zooveel noodig, Tan het be
trekkelijk artikel der begrooting.
Ten slotte kunnen zij mededeelen, dat zQ
in bun advies aan Gedeputeerde Staten om
trent het bovenbedoeld adres, dat college van
hun voornemen, om, behoudens machtiging
van den Gemeenteraad, tot de bovenbedoelde
tijdelijke aanstelling over te gaan, hebben in
kennis gesteld.
In verband met het door den heer J.
M. C. Paap, onderwijzer aan de van de gemeente
Zoeterwoude overgenomen school Heerenstraat,
wegens zijn benoeming aan de openbare
school te Voorschoten, aangevraagd ontslag
met 1 Juni a. s., is het B. en Ws. voorgekomen,
dat, alvorens eene oproeping worde geplaatst
voor de benoeming van een onderwijzer aan
genoemde school, de bestaande regeling van
de bezoldiging van het onderwijzend personeel
aan die school worde herzien en in over
eenstemming worde gebracht met do bezoldi
ging van het onderwijzend personeel aan de
andere scholen, althans wat het hulppersoneel
betreft.
Zooals bekend is, werd in de bezoldiging
sedert de overneming van de ochool van de
gemeente Zoeterwoude met 1 Aug. 1896 geene
verandering gebracht en is deze geregeld als
volgt: Voor het Hoofd der school (H. De Van)
ƒ1100; J. P. Van der Hoogt, onderwijzer, ƒ550;
J. M. C. Paap, onderwijzer, ƒ450; mej. D. A.
Dobbe, onderwijzeres, 450; mej. A. Menk-
horst, onderwijzeres In de handwerken, 160.
B. en Ws. zouden alzoo, na het advies te
hebben ingowonnen van de Plaatselijke School
commissie, die zich met de na te noemen
regeling kan vereenigen, de bezoldiging als
volgt wenschen vast te stellen, als: voor het
Hoofd der school, die tevens belast is met
het geven van onderwijs in twee klassen,
op 1500, welk bedrag B. en Ws. billijk
voorkomt en waarbij in aanmerking moet
worden genomen, dat de school slechts een
200 tal leerlingen telt; voor de twee onder
wijzers en de onderwijzeres op het bedrag, in
de bestaande verordening van 11 Januari
1894, gewijzigd by besluit van 11 Maart jl.,
voor de derde onderwijzers en onderwijzeres
sen vastgesteld op 500, met aanspraak op
de daarbij bepaalde verhoogingen wegens hot
bezit van akten en dienstjaren, en voor de
onderwijzeres in de handwerken op f200,
zijnde het bedrag voor de tweede onderwijze
ressen in de handwerken in de hier aange
haalde Verordening vastgesteld, met bepaling,
dat deze regeling ingaat met 1 Juni 1897.
De onderwijzer S. P. Van der Hoogt is
geboren 1 November 1858 en bezit, behalve
de akte 56a, die in art. 2 letter j (vrije- en
orde-oefeningen der gymnastiek) en is sedert
October 1877 onderwijzer en sedert 1 Juli
1882 onderwijzer aan de scbool Heerenstraat.
Hy heeft alzoo aanspraak op het maximum
der jaarwedde van de derde onderwü'zers ad
600 en op de verhooging ad 100, bepaald
in art. 9, zesde zinsnede der Verordening
van 11 Januari 1894, gewijzigd by Raadsbesluit
van 11 Maart jlad 100, als zynde niet
in het bezit van den hoofdonderwyzersrang
en hebbende een leeftyd van meer dan 35
jaren bereikt en meer dan 15 dienstjaren.
De onderwyzeres mej. D. A. Dobbe is
geboren 22 Mei 1875 en heeft behaald de
akte art. 56a, de akten j en k van art. 2
(vrye- en orde oefeningen en nuttige hand
werken voor meisjes). Zij is sedert 1 Januari
1895 onderwyzeres aan de school Heerenstraat.
Zy heeft alzoo aanspraak op h6t maximum
der jaarwodde van derde onderwyzeres, zynde
f 600.
B. en "Ws. geven daarom in overweging
de volgende regeling der bezoldiging van het
onderwyzend personeel aan de school Heeren
straat vast te stellen.
Het hoofd der school geniet, behalve vrye
woning, eene bezoldiging van ƒ1500.
De onderwyzers en onderwyzeressen wor
den gerangschikt onder de derde onderwyzers
en onderwyzeressen.
Do onderwyzeres in de handwerken wordt
gerangschikt onder de tweede vakonderwtfze
ressen voor de vrouwelyke handwerken.
Deze regeling treedt in werking met 1
Juni 1887.
Naar aanleiding van een desbetreffend
verzoek van mr. J. M. Meiss, geven B. en
"Ws. iu overweging aan adressant, wegens ver
trek uit de gemeente, vrijstelling of terug
betaling te verleenen van schoolgeld voor twee
kinderen, leerlingen der Meisjesschool 1ste
klasse en der Jongensschool lste klasse, over
de maanden Mei en Juni, tot een bedrag
van ƒ15.
Ten aanzien van een geiyk verzoek van
den heer H. F. Hoosemans deelen B. en Ws.
mede, dat de zoon van adressant, W. A. J.
A. Hoosemans, de Hoogero Burgerschool voor
Jongens op 10 April jl. heeft verlaten, met
het doel zich op eene kostschool voor zyne
aanstaande carrière voor te bereiden.
Vermits or dus wel termen bestaan, om op
het verzoek gunstig te beschikken, geven B.
en Ws. in overweging aan adressant vrijstel
ling of terugbetaling te verleenen van school
geld voor zijn zoon over het laatste kwartaal
van den cursus 1896/97.
Wat betreft het verzoek van den heer F.
De Boer, deelen B. en Ws. mede, dat de zoon
van adressant, C. H. De Boer, op 10 April jl.
de Hoogere Burgerschool voor Jongens hee t
verlaten, ten einde zich voor zijn aanstaande
carrière voor te bereiden, zoodat er, huns
inziens, termen bestaan, gunstig op het ver
zoek te beschikken, waarom zy voorstellen
aan adressant vrystelling of terugbetaling te
verleenen van schoolgeld voor zyn zoon, over
het laatste kwartaal van den cursus 1896/97.
Tevens deelen B. en Ws. mede, dat er ook
by hen geen bezwaar bestaat tegen de inwil
liging van het verzoek van den beer J. M.
C. Paap, om ontslag uit de betrekking van
onderwijzer aan de openbare school aan de
Heerenstraat, weshalve zy in overweging geven
hem dat ontslag eervol te verleenen en zulks
ingevolge zyn verzoek met ingang van 1
Juni 1897.
Krachtens het bepaalde by de 2de alinea
van art. 1 der Verordening van den 4den
December 1884, gewyzigd by Verordening
van den 3den December 1835, wordt by het
ontstaan van nieuwe ambten of betrekkingen
op voorstel van Burg. en Weths. door den
Gemeenteraad beslist, of zy al dan niet op
den by de pensioensverordening behoorenden
staat zullen worden vermeld.
Dienovereenkomstig geven B. en Ws. in
overweging, in overeenstemming met het
door hen iDgewonnen advies van de Com
missie van Beheer over het Krankzinnigen
gesticht „Endegeest", de navolgende, aan die
inrichting verbonden beambten in boven
bedoelden staat op te nemen: den geneesheer
directeur, de overige geneesheereu, den buis-
meester, den boekhouder en^ den tuinbaas.
Voorts bepaalt de laatste alinea van art. 3
van bovenvermelde Verordening, dat wanneer
behalve een vaste jaarwedde eene geldelijke
of andere toelage of vrije woning is toege
kend, een gemiddeld inkomen, op voorJracht
van B. en Ws. door den Raad vast te stellen,
wordt aangenomen ter berekening zoo van
de bydrageü, by art. 10 bedoeld, als van het
pensioen.
Wyi nu de door genoemde beambten ge
noten jaarwedden en andere voordeelen
respectievelijk bedragen: van den geneesheer-
directeur 4000, benevens vrye wo_ing, aoor
B. en Ws. getaxeerd op ƒ500; van den
te benoemen 2den geneesheer 1000 a 1500,
benevens het genot van vrye inwoning, ko3t,
vuur, licht en bewassching, geschat op
ƒ600; van den huismeester op ƒ800, be
nevens het genot van vrye woning, getaxeerd
op 150; van den boekhouder 800 zonder
meer; en van den tuinbaas 500, benevens
vrye woning, waarvan B. en Ws. de waarde
taxeeren op 75;
stellen zy voor den pensioensgrondslag voor
hen c. q. te bepalen als volgt: voor den
geneesheer-directeur op 4500, voor den 2den
geneesheer op ƒ1600 a 2100, voor den
huismeester op 950, voor den boekhouder
op 800, en voor den tuinbaas op 575.
Tevens stellen zy voor te besluiten, dat de
tyd, waarop de pensioensbijdrage is verschul
digd, wordt gerekend te zijn ingegaan met
do in functie-treding.
B. en Ws. stellen aan den gemeenteraad
voor het tiendrecht op de thans onder de
gemeente Leiderdorp te veld ttaande aard
appelen, evenals vorige jaren onder de hand
volgens taxatie van twee deskundigen, aan
de tiendplichtigen af te staan.
Blijkens een van den administrateur van
het kroondomein ontvangen schry ven vereenigt
deze zich geheel met hf-t voorstel.
In vorige jaren is eveneens gehandeld, daar,
met het oog op de vroege rooiing der vrucht,
deze tienden bezwaarlijk by de in Augustus
te houden openbare verpachting der koren-
tienden kunnen worden gevoegd.
In verband met het aan den bewaarder
der Stadstimmerwerf J. A. Du Calavon by
Raadsbesluit van 15 April jl. verleend eervol
ontslag, hoeft de commissie van fabricage
B. en Ws. medegedeeld, dat zy het noodig
acht, dat de aan die betrekking verbonden
jaarwedde, nl. 650, vrye woning, vuur en
licht, worde verhoogd, met het oog op de
daaraan verbonden werkzaamheden. Vooreerst
behoort daartoe het behoorlijk toezicht op den
aanvoer en de afgifte der materialen en ver
volgens het by houden van veli boeken, ter
wyl de werkzaamheden ten gevolge van de
grensverandering in de naaste toekomst be
langrijk zullen toenemen. De commissie
wenscht daarom de jaarwelde te zien vast
gesteld op ƒ800, behalve vrye woning, vuur
en licht.
Zich met dit verzoek veroenigende, geven
B. en Ws. in overweging de jaarwedde van
den bewaarder der Stadstimmerwtrf vast te
stellen op 800, vrye woning, vuur en licht.
Vervolgens wordt door de commissie voor
noemd voor de vervulling van de vaceerende
betrekking aanbevolen W. F. Schutter, th ns
controleur van politie, die naar het oordeel
van de commissie daarvoor alleszins in aan
merking komt.
Onder overlegging van een schryven van
commissarissen der Bank-van-LeeniDg d.d.
26 April jl. geven B. en Ws. den gemeenteraad
in overweging commissarissen voornoemd te
machtigen tot het verleenen van eene toelago
van 100.elk, aan do beambten S. A.
Ccboevera on J. G. Deu Tonkelaar.
Bedoeld schryven van commissarissen luiit
aldus: Toen de controleur der Bank van
Leening D. De Bruyn op 20 Februari 1897
in zyne betrekking werd geschorst met ver
lies, van traktement, moesten door ons ton
aanzien van het toezicht in de hoofdbank ter
stond maatregelen worden genomen.
„Wy hebben toen dat toezicht voorloopig
opgedragen aan de beambten S. A. Schoe-
v»rs en J. G. Den Tonkelaar, die daart09
ook des nachts om beurten in de banklokalen
verbleven. Ook zyn de werkzaamheden van
den ontslagen controleur voor het meerendeel
door hen verricht geworden.
Billykheidshalve komt het ons voor aan
gono:mde beambten voor de nachten, die zy
in do hoofdbank hebben doorgebracht on de
meerdere door hen gedane werkzaamheden,
elk af/.oideriyk eene toelage van ƒ100 toe
te kennen.
„Wy nemen derhalve de vryheid aan Uwe
vergadering machtiging to vragen om die
gelden aan hen uit te keeren, welke gelden
met de kosten, bedoeld ir\ ona schryven van
den 20sten Maart jl., No. 167, ruimschoots
kunnen worden bestreden uit het traktement
en het aandeel in het administratieloon, die
ten gevolge van de schorsing en het ontslag
van De Bruyn zyn vrijgevallen."
De kiesvereenigiog „Vooruitgang" alhier,
(aangesloten by de „Liberale Unie"), hield
gisteravond eene ledenvergadering tot het
stellen van een candidaat voor de Tweede
F'euilleton.
Jonkvrouw Denise.
13)
De vrouw van den notaris bood niet lang
Weerstand aan de overredingskracht van haar
echtgenoot en van haar tante, en nog dien
zelfden dag nam mevrouw Lescalle het kleine
meisje zegevierend mee naar haar buiten-
▼erbiyf.
Van af dit oogenblik greep er een groote
▼erandering plaats in het stille, eenzame leven
van de tante van den notaris. Ze beminde
de kleine Rosa met een vurige teederheid,
die haar gemoed van vreugde deed over
vloeien. Rosa maakte het geluk van haar
leven uit, al haar gedachten en zorgen hadden
Rosa tot middelpunt, en bet oude huis, dat
altyd zoo verlaten was geweest, weerklonk
spoedig van het vrooiyk gelach en gespeel
van het kleine meisje.
Het buitenverbiyf, waar juffrouw Leecalle
woonde, was vroeger een klooster geweest.
Het was gebouwd aan den oever der zee te
La Ciotad, en beneden klotsten de golven
onophoudolyk tegen de rotsen, die maar even
boven het water uitstaken. De ligging van
de woning, waarvoor zich een terras en een
tuin uitstrekten, was wonderschoon. Men
genoot een heerlyk vergezicht naar alle
kanten en men had onmogelyk een gunstiger
terrein voor een klooster kunnen uitkiezen,
want nergens wordt de mensch dieper ge
troffen door het bewustzyn van de grootheid
en majesteit Gods en van zyn eigen nietig
heid, dan daar, waar men het onmetelyk
luchtruim ot wel de peillooze diepte van den
oceaan kan beschouwen.
Het was in dit heerlyk oord, waar de
natuur zich in al haar grootschbeld toonde,
dat Rosa opgroeide onder de werkzame en
liefdevolle zorgen van haar tante. Toen ze
eindeiyk haar elfde jaar bereikt had, besloot
notaris Lescalle, dat het tyd was, haar op
een kostschool te doen.
Over dit besluit was zyn tante geheel ont
daan. Juffrouw Lescalle weende wel eenige
dagen achtereen, maar toch deed ze geen
pogingen, haar neef op zyn besluit te doen
terugkomen. Ze had zooveel bescheidenheid,
om te meenen, dat ze niet in staat was,
Rosa's opvoeding nu verder te voltooien, en
hoewel ze uit haar zelve niet op het denk
beeld zou zyn gekomen, van Rosa te moeten
scheiden, lei ze aan haar smart het stil-
zwygen op en onderwierp zich aan het ver
langen van de ouders van haar jeugdige nicht.
Toch vergiste zoowel de notaris als zjjn tante
zich, de eerste toen hy dit voorstel deed, de
laatste toen zy er zich in schikte. WaDneer
de eerste een gevoeliger hart en een juister
oordeel had bezeten, en wanneer de laatste
in haar al te groote nederigheid haar eigen
verdiensten niet had onderschat, dan zou geen
van beiden daarin een voordeel voor de kleine
Rosa hebben meenen te zien. Hst gezelschap
van een godvruchtige vrouw, begaafd met
zulk een gezond verstand als juffrouw Lescalle
bezat, en met zulk een levenservaring als zy
gedurende den stormachtigen tyd der groote
Fransche Revolutie had opgedaan, zou op
Rosa een veel gunstiger invloed hebben uit
geoefend dan hèt verbiyf in een kostschool
van een provinciestad, die wel is waar door
dames werd bestuurd van uitnemende hoe
danigheden van geest en hart, maar die door
de eischen, welke door het meerendeel der
ouders uit den middelstand aan do opvoeding
hunner kinderen gesteld werden, zich er wel
by moesten bepalen, aan haar leerlingen
slechts oppervlakkige kundigheden in te pren
ten, in plaats van een degelyk en ernstig
onderricht te kunnen geven.
De heer Lescalle was niet in staat dat
alles te begrypen, en zoo werd de kleine
Rosa genoodzaakt, uit droge en vervelende
leerboeken de meest verschillende dingen van
buiten te leeren, die haar naderhand toch
nimmer te pas zouden komen, terwyi ze op
een oude, versleten piano de eerste beginselen
van de muziek moedt studeeron.
Nadat Rosa eenige maanden op de kost
school had doorgebracht, deed ze met veel
godsvrucht haar eerste Heilige Communie,
en toen ze eenige jaren later by haar ouders
terugkeerde, had ze zich degelyke godsdien
stige beginselen eigen gemaakt. Ze was echter
niet voldoende voorbereid, om al de gevaren
te trotseeren, die ze zou ontmoeten in de
wereld, waarin ze nu haar intrede zou doen.
In dit opzicht zou het zeker beter voor haar
geweest zyn, wanneer zy de laatste jaren,
een leeftyd, waarop alle indrukken, die het
jeugdig gemoed ontvangt, zulk een grooten
invloed op 't geheele volgend leven uitoefenen,
onder de hoede van haar tante was gebleven.
Het gezelschap van de andere meisjes,
waarmee ze op de kostschool moest omgaan,
was niet van dien aard, dat haar geest of
gemoed daardoor tot grootere volmaaktheid
had kunnen komen.
D.t alles bemerkte tante Lescalle zeer
spoedig, maar tevens zag ze, dat Rosa, niet
tegenstaande den omgang met jonge meisjes,
die voor het meerendeel uit niet zeer gods
dienstige families kwamen, toch onbedorven
was gebleven, dat ze nog altyd het onschuldige
en hartelijke meisje van vroeger was en dat
zy zich, evenals toen ze nog een kind was,
door de raadgevingen van haar tante zou
laten leiden.
"Wat de ouders van Rosa betrof, dezen
waren opgetogen over de talenten, die ze op
de kostschool had opgedaan. Ze speelde
zeer correct een lange sonate op de piano,
en ze had ook vele teekeningen meegebracht,
die zo geheel alleen had afgewerkt en die
de bewondering van beiden gaande maakten.
Ook sprak ze een weinig Engelsch, en hoewel
ze zich nog niet geheel en al het eigenaardig
Engelsch accent had eigen gemaakt, wist de
notaris, die vroeger een reisje van eenige
dagen in Engeland gemaakt had, toch geen
enkele aanmerking op haar uitspraak te
maken.
Men kan zich gemakkeiyk voorstellen, dat
tante Lescalle, die altyd zoo afgezonderd
leefde, een byzondere belangstelling gevoelde,
zelfs in de meest onbeduidende zakeD, die op
Rosa betrekking hadden, en toen ze vernomen
had, dat haar neef met echtgonoote en dochter
een bezoek op het kasteel „La Pinède" zou
gaan afleggen, had ze den notaris de belofte
weten af te nemen, dat het drietal gezameniyk
naar haar buitenverbiyf zou komen, om haar
te vertellen, hoe Rosa zich gehouden had by
het bezoek aan personen van zoo voornamen
stand. Dien geheelen morgen was juffrouw
Lescalle in spanning, en minstens elk half uur
ging ze naar het raam, om te zien, of e-
nog niemand kwam. Eindelijk kon ze haar
ongeduld niet langer bedwingen en besloot
ze in den tuin op een bank te gaan zitten,
van waar ze het uitzicht had op den weg,
waarlangs Rosa en haar oudors zouden komen.
Intusschen trachtte zo zich zooveel mogeiyk
den tyd te korten door mot koortsachtige
haast kousen te breien voor arme huisgezin
nen, een bezigheid, waarmee de goede vrouw
zich dikwyis ODledig hiold.
Tante Lescalle was nu byna zeventig jaar.
Ze was groot, mager en recht van gestalte.
Haar gelaat was langwerpig en haar lippen
waren opeengedrongen door het uitvallen van
haar tanden. Haar trekken toonden een groote
wilskracht en zouden misschien streng hebben
geschenen zonder de zachte uitdrukking van
haar groote gryze oogen, die nog niets van
hun vroegere schoonheid hadden verloren.
Toen zo den vreemden, opzichtigen hoed
van de notarisvrouw in de verte zag, stond
ze op, om haar bezoekers te gemoet te gaan.
- Hoe is het afgeloopen, Virginie?" zoo
riep ze haar nicht toe. „Zyt ge voldaan over
uw bezoek?"
{Wordt vervolgd.)