I N°. 11411. Zaterdag 8 Mei. A0. 1897 jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Concert. PRIJS DEZER COURANT: I Voor Leiden per 3 maanden. franco per post 1.10. 1.40. 1 MzondorlUke Nommers0.05. PRIJS DER ADYÏRTENTEËN: Van 1-6 regels 1.06. Iedere regel meer f 0.171. Grootere letters naar plaatsruimte. - Voor het mcasseeren buiten de stad wordt f 0 05 berekend. In het blad van morgenavond zal de bon worden afgedrukt, waarmede Maandag ▼an 96 uren de plaatsen voor het concert zullen worden uitgereikt, voor zooverre er plaatsen disponibel zyn. Qfficiëele Kennisgevingen* DRANKWET. Burgemeester en WethoudorB van LeidoD breDgen ter j 'fclgemeone kennis, dat door HENRICUS JOSEPHUS 'JOANNES MARIA DAMEN, alhier woonachtig, een I verzoekschrift ia ingediend om vergunning voor den kleinhandel in aterken drank, in hot perceel Viech- markt No. 19. fBorgomeoater en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WA8, Burgemeester. I Mei 1897. E. KIST, Secretaris. Leiden, 7 Mei. Door Gedeputeerde Staten werd in handen ▼an B. en Ws. gesteld een door den minister ▼an binnenlandsche zaken toegezonden, aan 'de Tweede Kamer der Staten-Generaal gericht dres van de heeren P. J. Cloos, te Zo. ter- rVoudeen W. P. Van Rhyn Jr., te Leiderdorp, houdende om daar'oy aangevoerde redenen •bet verzoek om in een betrokking te worden geplaatst of op wachtgeld te worden gesteld. Adressanten, beiden als gemeente ambtenaren 'ontslagen na de grensverandering tusschen Leiden on de gemeenten Zoeterwoude en Leiderdorp, roepen de tusschenkomst van de Tweede Kamer in, ten einde te bevorderen, 'dat hun alsnog eene betrekking worde gegeven ;©f wel een wachtgeld worde toegekend, met boroop op de gemeente Nieuwer Amstel. Uit ,een door B. en "Ws. ingesteld onderzosk by het j Gemeentebestuur van Nieuwer Amstel is hun 'gebleken, dat, na de grensverandering tusschen Amsterdam en Nieuwer Amstel, nagenoeg alle ambtenaren der gemeente Nieuwer-Amstel op Ijl Mei 1896 in Amsterdamschen dienst zjjn i overgegaan, terwijl eenigen door het Gemeente bestuur van Amsterdam op wachtgeld zijn gesteld op den voet der aldaar bestaande verordening op het verleenen van wachtgelden 'aan genoemde ambtenaren. Ofschoon de gemeente Leiden niet verplicht j: is bedoelde twee ambtenaren in gemeentelijken j dienst te nemen of hun eenig wachtgeld toe j-te kennen, achten zij het intusschen billijk, f-dat beide ambtenaren, wier betrekkingen, L, zooals uit ingewonnen berichten van de be ll1 laDghebbende gemeentebesturen is gebleken, ''■J ten pevolge van de grensverandsring zijn vervallen, zoo mogelijk in eene gemeentelijke betrekking alhier worden geplaatst. Vermits nu met het oog op de belangrijke j uitbreiding der werkzaamheden in de verschil lende afdeelingen der gemeentelijke adminis tratie cenige uitbreiding van personeel noodig I "wordt geacht, zouden B. en Ws. bedoelde ambtenaren tydtiyk als ambtenaren ter Secre tarie wenschen aan te stollen op eene jaar wedde van ge ijk bedrag ale door hen in hunne vorige betrekkihg werd genoten. Mocht alsdan blijken, dat zij voor den ge meentelijken dienst geschikt zijn, dan kunnen zij later als zoodanig definitief worden aan gesteld. P. J. Cloos genoot te Zoeterwoude eene jaarwedde van 200 en W. P. Van Rbyn Jr., te Leiderdorp, eene jaarwedde van 300. B. en Ws. geven den gemeenteraad daarom in overweging hun het noodige krediet te verleenen, ten einde tot de bovenbedoelde tijdelijke aanstelling te kunnen overgaan, zullende later een voorstel worden ingediend tot verhooging, zooveel noodig, Tan het be trekkelijk artikel der begrooting. Ten slotte kunnen zij mededeelen, dat zQ in bun advies aan Gedeputeerde Staten om trent het bovenbedoeld adres, dat college van hun voornemen, om, behoudens machtiging van den Gemeenteraad, tot de bovenbedoelde tijdelijke aanstelling over te gaan, hebben in kennis gesteld. In verband met het door den heer J. M. C. Paap, onderwijzer aan de van de gemeente Zoeterwoude overgenomen school Heerenstraat, wegens zijn benoeming aan de openbare school te Voorschoten, aangevraagd ontslag met 1 Juni a. s., is het B. en Ws. voorgekomen, dat, alvorens eene oproeping worde geplaatst voor de benoeming van een onderwijzer aan genoemde school, de bestaande regeling van de bezoldiging van het onderwijzend personeel aan die school worde herzien en in over eenstemming worde gebracht met do bezoldi ging van het onderwijzend personeel aan de andere scholen, althans wat het hulppersoneel betreft. Zooals bekend is, werd in de bezoldiging sedert de overneming van de ochool van de gemeente Zoeterwoude met 1 Aug. 1896 geene verandering gebracht en is deze geregeld als volgt: Voor het Hoofd der school (H. De Van) ƒ1100; J. P. Van der Hoogt, onderwijzer, ƒ550; J. M. C. Paap, onderwijzer, ƒ450; mej. D. A. Dobbe, onderwijzeres, 450; mej. A. Menk- horst, onderwijzeres In de handwerken, 160. B. en Ws. zouden alzoo, na het advies te hebben ingowonnen van de Plaatselijke School commissie, die zich met de na te noemen regeling kan vereenigen, de bezoldiging als volgt wenschen vast te stellen, als: voor het Hoofd der school, die tevens belast is met het geven van onderwijs in twee klassen, op 1500, welk bedrag B. en Ws. billijk voorkomt en waarbij in aanmerking moet worden genomen, dat de school slechts een 200 tal leerlingen telt; voor de twee onder wijzers en de onderwijzeres op het bedrag, in de bestaande verordening van 11 Januari 1894, gewijzigd by besluit van 11 Maart jl., voor de derde onderwijzers en onderwijzeres sen vastgesteld op 500, met aanspraak op de daarbij bepaalde verhoogingen wegens hot bezit van akten en dienstjaren, en voor de onderwijzeres in de handwerken op f200, zijnde het bedrag voor de tweede onderwijze ressen in de handwerken in de hier aange haalde Verordening vastgesteld, met bepaling, dat deze regeling ingaat met 1 Juni 1897. De onderwijzer S. P. Van der Hoogt is geboren 1 November 1858 en bezit, behalve de akte 56a, die in art. 2 letter j (vrije- en orde-oefeningen der gymnastiek) en is sedert October 1877 onderwijzer en sedert 1 Juli 1882 onderwijzer aan de scbool Heerenstraat. Hy heeft alzoo aanspraak op het maximum der jaarwedde van de derde onderwü'zers ad 600 en op de verhooging ad 100, bepaald in art. 9, zesde zinsnede der Verordening van 11 Januari 1894, gewijzigd by Raadsbesluit van 11 Maart jlad 100, als zynde niet in het bezit van den hoofdonderwyzersrang en hebbende een leeftyd van meer dan 35 jaren bereikt en meer dan 15 dienstjaren. De onderwyzeres mej. D. A. Dobbe is geboren 22 Mei 1875 en heeft behaald de akte art. 56a, de akten j en k van art. 2 (vrye- en orde oefeningen en nuttige hand werken voor meisjes). Zij is sedert 1 Januari 1895 onderwyzeres aan de school Heerenstraat. Zy heeft alzoo aanspraak op h6t maximum der jaarwodde van derde onderwyzeres, zynde f 600. B. en "Ws. geven daarom in overweging de volgende regeling der bezoldiging van het onderwyzend personeel aan de school Heeren straat vast te stellen. Het hoofd der school geniet, behalve vrye woning, eene bezoldiging van ƒ1500. De onderwyzers en onderwyzeressen wor den gerangschikt onder de derde onderwyzers en onderwyzeressen. Do onderwyzeres in de handwerken wordt gerangschikt onder de tweede vakonderwtfze ressen voor de vrouwelyke handwerken. Deze regeling treedt in werking met 1 Juni 1887. Naar aanleiding van een desbetreffend verzoek van mr. J. M. Meiss, geven B. en "Ws. iu overweging aan adressant, wegens ver trek uit de gemeente, vrijstelling of terug betaling te verleenen van schoolgeld voor twee kinderen, leerlingen der Meisjesschool 1ste klasse en der Jongensschool lste klasse, over de maanden Mei en Juni, tot een bedrag van ƒ15. Ten aanzien van een geiyk verzoek van den heer H. F. Hoosemans deelen B. en Ws. mede, dat de zoon van adressant, W. A. J. A. Hoosemans, de Hoogero Burgerschool voor Jongens op 10 April jl. heeft verlaten, met het doel zich op eene kostschool voor zyne aanstaande carrière voor te bereiden. Vermits or dus wel termen bestaan, om op het verzoek gunstig te beschikken, geven B. en Ws. in overweging aan adressant vrijstel ling of terugbetaling te verleenen van school geld voor zijn zoon over het laatste kwartaal van den cursus 1896/97. Wat betreft het verzoek van den heer F. De Boer, deelen B. en Ws. mede, dat de zoon van adressant, C. H. De Boer, op 10 April jl. de Hoogere Burgerschool voor Jongens hee t verlaten, ten einde zich voor zijn aanstaande carrière voor te bereiden, zoodat er, huns inziens, termen bestaan, gunstig op het ver zoek te beschikken, waarom zy voorstellen aan adressant vrystelling of terugbetaling te verleenen van schoolgeld voor zyn zoon, over het laatste kwartaal van den cursus 1896/97. Tevens deelen B. en Ws. mede, dat er ook by hen geen bezwaar bestaat tegen de inwil liging van het verzoek van den beer J. M. C. Paap, om ontslag uit de betrekking van onderwijzer aan de openbare school aan de Heerenstraat, weshalve zy in overweging geven hem dat ontslag eervol te verleenen en zulks ingevolge zyn verzoek met ingang van 1 Juni 1897. Krachtens het bepaalde by de 2de alinea van art. 1 der Verordening van den 4den December 1884, gewyzigd by Verordening van den 3den December 1835, wordt by het ontstaan van nieuwe ambten of betrekkingen op voorstel van Burg. en Weths. door den Gemeenteraad beslist, of zy al dan niet op den by de pensioensverordening behoorenden staat zullen worden vermeld. Dienovereenkomstig geven B. en Ws. in overweging, in overeenstemming met het door hen iDgewonnen advies van de Com missie van Beheer over het Krankzinnigen gesticht „Endegeest", de navolgende, aan die inrichting verbonden beambten in boven bedoelden staat op te nemen: den geneesheer directeur, de overige geneesheereu, den buis- meester, den boekhouder en^ den tuinbaas. Voorts bepaalt de laatste alinea van art. 3 van bovenvermelde Verordening, dat wanneer behalve een vaste jaarwedde eene geldelijke of andere toelage of vrije woning is toege kend, een gemiddeld inkomen, op voorJracht van B. en Ws. door den Raad vast te stellen, wordt aangenomen ter berekening zoo van de bydrageü, by art. 10 bedoeld, als van het pensioen. Wyi nu de door genoemde beambten ge noten jaarwedden en andere voordeelen respectievelijk bedragen: van den geneesheer- directeur 4000, benevens vrye wo_ing, aoor B. en Ws. getaxeerd op ƒ500; van den te benoemen 2den geneesheer 1000 a 1500, benevens het genot van vrye inwoning, ko3t, vuur, licht en bewassching, geschat op ƒ600; van den huismeester op ƒ800, be nevens het genot van vrye woning, getaxeerd op 150; van den boekhouder 800 zonder meer; en van den tuinbaas 500, benevens vrye woning, waarvan B. en Ws. de waarde taxeeren op 75; stellen zy voor den pensioensgrondslag voor hen c. q. te bepalen als volgt: voor den geneesheer-directeur op 4500, voor den 2den geneesheer op ƒ1600 a 2100, voor den huismeester op 950, voor den boekhouder op 800, en voor den tuinbaas op 575. Tevens stellen zy voor te besluiten, dat de tyd, waarop de pensioensbijdrage is verschul digd, wordt gerekend te zijn ingegaan met do in functie-treding. B. en Ws. stellen aan den gemeenteraad voor het tiendrecht op de thans onder de gemeente Leiderdorp te veld ttaande aard appelen, evenals vorige jaren onder de hand volgens taxatie van twee deskundigen, aan de tiendplichtigen af te staan. Blijkens een van den administrateur van het kroondomein ontvangen schry ven vereenigt deze zich geheel met hf-t voorstel. In vorige jaren is eveneens gehandeld, daar, met het oog op de vroege rooiing der vrucht, deze tienden bezwaarlijk by de in Augustus te houden openbare verpachting der koren- tienden kunnen worden gevoegd. In verband met het aan den bewaarder der Stadstimmerwerf J. A. Du Calavon by Raadsbesluit van 15 April jl. verleend eervol ontslag, hoeft de commissie van fabricage B. en Ws. medegedeeld, dat zy het noodig acht, dat de aan die betrekking verbonden jaarwedde, nl. 650, vrye woning, vuur en licht, worde verhoogd, met het oog op de daaraan verbonden werkzaamheden. Vooreerst behoort daartoe het behoorlijk toezicht op den aanvoer en de afgifte der materialen en ver volgens het by houden van veli boeken, ter wyl de werkzaamheden ten gevolge van de grensverandering in de naaste toekomst be langrijk zullen toenemen. De commissie wenscht daarom de jaarwelde te zien vast gesteld op ƒ800, behalve vrye woning, vuur en licht. Zich met dit verzoek veroenigende, geven B. en Ws. in overweging de jaarwedde van den bewaarder der Stadstimmerwtrf vast te stellen op 800, vrye woning, vuur en licht. Vervolgens wordt door de commissie voor noemd voor de vervulling van de vaceerende betrekking aanbevolen W. F. Schutter, th ns controleur van politie, die naar het oordeel van de commissie daarvoor alleszins in aan merking komt. Onder overlegging van een schryven van commissarissen der Bank-van-LeeniDg d.d. 26 April jl. geven B. en Ws. den gemeenteraad in overweging commissarissen voornoemd te machtigen tot het verleenen van eene toelago van 100.elk, aan do beambten S. A. Ccboevera on J. G. Deu Tonkelaar. Bedoeld schryven van commissarissen luiit aldus: Toen de controleur der Bank van Leening D. De Bruyn op 20 Februari 1897 in zyne betrekking werd geschorst met ver lies, van traktement, moesten door ons ton aanzien van het toezicht in de hoofdbank ter stond maatregelen worden genomen. „Wy hebben toen dat toezicht voorloopig opgedragen aan de beambten S. A. Schoe- v»rs en J. G. Den Tonkelaar, die daart09 ook des nachts om beurten in de banklokalen verbleven. Ook zyn de werkzaamheden van den ontslagen controleur voor het meerendeel door hen verricht geworden. Billykheidshalve komt het ons voor aan gono:mde beambten voor de nachten, die zy in do hoofdbank hebben doorgebracht on de meerdere door hen gedane werkzaamheden, elk af/.oideriyk eene toelage van ƒ100 toe te kennen. „Wy nemen derhalve de vryheid aan Uwe vergadering machtiging to vragen om die gelden aan hen uit te keeren, welke gelden met de kosten, bedoeld ir\ ona schryven van den 20sten Maart jl., No. 167, ruimschoots kunnen worden bestreden uit het traktement en het aandeel in het administratieloon, die ten gevolge van de schorsing en het ontslag van De Bruyn zyn vrijgevallen." De kiesvereenigiog „Vooruitgang" alhier, (aangesloten by de „Liberale Unie"), hield gisteravond eene ledenvergadering tot het stellen van een candidaat voor de Tweede F'euilleton. Jonkvrouw Denise. 13) De vrouw van den notaris bood niet lang Weerstand aan de overredingskracht van haar echtgenoot en van haar tante, en nog dien zelfden dag nam mevrouw Lescalle het kleine meisje zegevierend mee naar haar buiten- ▼erbiyf. Van af dit oogenblik greep er een groote ▼erandering plaats in het stille, eenzame leven van de tante van den notaris. Ze beminde de kleine Rosa met een vurige teederheid, die haar gemoed van vreugde deed over vloeien. Rosa maakte het geluk van haar leven uit, al haar gedachten en zorgen hadden Rosa tot middelpunt, en bet oude huis, dat altyd zoo verlaten was geweest, weerklonk spoedig van het vrooiyk gelach en gespeel van het kleine meisje. Het buitenverbiyf, waar juffrouw Leecalle woonde, was vroeger een klooster geweest. Het was gebouwd aan den oever der zee te La Ciotad, en beneden klotsten de golven onophoudolyk tegen de rotsen, die maar even boven het water uitstaken. De ligging van de woning, waarvoor zich een terras en een tuin uitstrekten, was wonderschoon. Men genoot een heerlyk vergezicht naar alle kanten en men had onmogelyk een gunstiger terrein voor een klooster kunnen uitkiezen, want nergens wordt de mensch dieper ge troffen door het bewustzyn van de grootheid en majesteit Gods en van zyn eigen nietig heid, dan daar, waar men het onmetelyk luchtruim ot wel de peillooze diepte van den oceaan kan beschouwen. Het was in dit heerlyk oord, waar de natuur zich in al haar grootschbeld toonde, dat Rosa opgroeide onder de werkzame en liefdevolle zorgen van haar tante. Toen ze eindeiyk haar elfde jaar bereikt had, besloot notaris Lescalle, dat het tyd was, haar op een kostschool te doen. Over dit besluit was zyn tante geheel ont daan. Juffrouw Lescalle weende wel eenige dagen achtereen, maar toch deed ze geen pogingen, haar neef op zyn besluit te doen terugkomen. Ze had zooveel bescheidenheid, om te meenen, dat ze niet in staat was, Rosa's opvoeding nu verder te voltooien, en hoewel ze uit haar zelve niet op het denk beeld zou zyn gekomen, van Rosa te moeten scheiden, lei ze aan haar smart het stil- zwygen op en onderwierp zich aan het ver langen van de ouders van haar jeugdige nicht. Toch vergiste zoowel de notaris als zjjn tante zich, de eerste toen hy dit voorstel deed, de laatste toen zy er zich in schikte. WaDneer de eerste een gevoeliger hart en een juister oordeel had bezeten, en wanneer de laatste in haar al te groote nederigheid haar eigen verdiensten niet had onderschat, dan zou geen van beiden daarin een voordeel voor de kleine Rosa hebben meenen te zien. Hst gezelschap van een godvruchtige vrouw, begaafd met zulk een gezond verstand als juffrouw Lescalle bezat, en met zulk een levenservaring als zy gedurende den stormachtigen tyd der groote Fransche Revolutie had opgedaan, zou op Rosa een veel gunstiger invloed hebben uit geoefend dan hèt verbiyf in een kostschool van een provinciestad, die wel is waar door dames werd bestuurd van uitnemende hoe danigheden van geest en hart, maar die door de eischen, welke door het meerendeel der ouders uit den middelstand aan do opvoeding hunner kinderen gesteld werden, zich er wel by moesten bepalen, aan haar leerlingen slechts oppervlakkige kundigheden in te pren ten, in plaats van een degelyk en ernstig onderricht te kunnen geven. De heer Lescalle was niet in staat dat alles te begrypen, en zoo werd de kleine Rosa genoodzaakt, uit droge en vervelende leerboeken de meest verschillende dingen van buiten te leeren, die haar naderhand toch nimmer te pas zouden komen, terwyi ze op een oude, versleten piano de eerste beginselen van de muziek moedt studeeron. Nadat Rosa eenige maanden op de kost school had doorgebracht, deed ze met veel godsvrucht haar eerste Heilige Communie, en toen ze eenige jaren later by haar ouders terugkeerde, had ze zich degelyke godsdien stige beginselen eigen gemaakt. Ze was echter niet voldoende voorbereid, om al de gevaren te trotseeren, die ze zou ontmoeten in de wereld, waarin ze nu haar intrede zou doen. In dit opzicht zou het zeker beter voor haar geweest zyn, wanneer zy de laatste jaren, een leeftyd, waarop alle indrukken, die het jeugdig gemoed ontvangt, zulk een grooten invloed op 't geheele volgend leven uitoefenen, onder de hoede van haar tante was gebleven. Het gezelschap van de andere meisjes, waarmee ze op de kostschool moest omgaan, was niet van dien aard, dat haar geest of gemoed daardoor tot grootere volmaaktheid had kunnen komen. D.t alles bemerkte tante Lescalle zeer spoedig, maar tevens zag ze, dat Rosa, niet tegenstaande den omgang met jonge meisjes, die voor het meerendeel uit niet zeer gods dienstige families kwamen, toch onbedorven was gebleven, dat ze nog altyd het onschuldige en hartelijke meisje van vroeger was en dat zy zich, evenals toen ze nog een kind was, door de raadgevingen van haar tante zou laten leiden. "Wat de ouders van Rosa betrof, dezen waren opgetogen over de talenten, die ze op de kostschool had opgedaan. Ze speelde zeer correct een lange sonate op de piano, en ze had ook vele teekeningen meegebracht, die zo geheel alleen had afgewerkt en die de bewondering van beiden gaande maakten. Ook sprak ze een weinig Engelsch, en hoewel ze zich nog niet geheel en al het eigenaardig Engelsch accent had eigen gemaakt, wist de notaris, die vroeger een reisje van eenige dagen in Engeland gemaakt had, toch geen enkele aanmerking op haar uitspraak te maken. Men kan zich gemakkeiyk voorstellen, dat tante Lescalle, die altyd zoo afgezonderd leefde, een byzondere belangstelling gevoelde, zelfs in de meest onbeduidende zakeD, die op Rosa betrekking hadden, en toen ze vernomen had, dat haar neef met echtgonoote en dochter een bezoek op het kasteel „La Pinède" zou gaan afleggen, had ze den notaris de belofte weten af te nemen, dat het drietal gezameniyk naar haar buitenverbiyf zou komen, om haar te vertellen, hoe Rosa zich gehouden had by het bezoek aan personen van zoo voornamen stand. Dien geheelen morgen was juffrouw Lescalle in spanning, en minstens elk half uur ging ze naar het raam, om te zien, of e- nog niemand kwam. Eindelijk kon ze haar ongeduld niet langer bedwingen en besloot ze in den tuin op een bank te gaan zitten, van waar ze het uitzicht had op den weg, waarlangs Rosa en haar oudors zouden komen. Intusschen trachtte zo zich zooveel mogeiyk den tyd te korten door mot koortsachtige haast kousen te breien voor arme huisgezin nen, een bezigheid, waarmee de goede vrouw zich dikwyis ODledig hiold. Tante Lescalle was nu byna zeventig jaar. Ze was groot, mager en recht van gestalte. Haar gelaat was langwerpig en haar lippen waren opeengedrongen door het uitvallen van haar tanden. Haar trekken toonden een groote wilskracht en zouden misschien streng hebben geschenen zonder de zachte uitdrukking van haar groote gryze oogen, die nog niets van hun vroegere schoonheid hadden verloren. Toen zo den vreemden, opzichtigen hoed van de notarisvrouw in de verte zag, stond ze op, om haar bezoekers te gemoet te gaan. - Hoe is het afgeloopen, Virginie?" zoo riep ze haar nicht toe. „Zyt ge voldaan over uw bezoek?" {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 1