NM1406 Maandag 3 A". 1837. r i.w. Qeze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven Ticeede Blad. PERSOVERZICHT. Feuilleton. Jonkvrouw Denise. IDSCH f BUS DBZEB CODBAUT» Voot leiden per 3 maanden, Franco per post iAftonderlijke Nommers 1.40. 0.05. PRIJS DER ADVEHTJÜ3 Tlütt Van 1 8 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. öróotera letters naar plaatsruimte. Voor bot lncasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. liet.Centrum schrift: Do anti-koningsgezinde „demon straties"' van een troepje Amsterdamsche socialisten „trekken" blijkbaar in 't geheel niet meer. De „aardigheid" raakt er af. Trouwens, ook de minst intellectueel ont wikkelden zullen wel langzamerhand gaan inzien, dat doze „becoogiogen" wanneer dit groote woord hier althans nog mag worden gebezigd ten eenenmale zonder zin en zonder vrucht zjjn. Aangenomen voor een oogenblik, dat de Troon werd omvergeworpen, zou dan het volk, zouden de lagere standen daarvan eenig voordeel trekken? Zou plotseling de welvaart stagen en brood en werk voor iedereen ge vonden worden? Men behoeft slechts naar Frankrijk te zien, om op deze vraag het juiste, m. a. w. een beslist ontkennend antwoord te geven. De strijd om het oppergezag zou veeleer de partijen nog feller tegen elkaar in het harnas jagen en de verwarring dientengevolge nog grooter maken. En dat het algemeen belang daaronder ltfden zou, is klaar. Wij weten wel, dat de republikeinsche regeeringsvorm op zichzelv6n niet slecht is. Maar zijn invoering in Nederland zou het land allesbehalve te stade komen, afgezien nog van de omstandigheid, dat men daar mede afbreuk zou doen aan den eerbied voor het gevestigd gezag. De zoogenaamde „opstootjes" bij het bezoek der Koninginnen in de hoofdstad zijn trouwens Diets anders dan het uitvloeisel van een soort losbandige baldadigheid, welke zich keert tegen elke autoriteit. Een artikel in De Standaarddat tal van raadgevingen voor do anti-revolu- t ion na ire kiezers bevat, begint met de verklaring, dat in de politiek de tandem thans onontbeerlijk schijnt. Men ziet twee partijen samengaan. „Dit elkander over en weer onder den neus to wrijven, nut niets," zogt bet blad. „We heb ben ons allen saam op den nieuwen toestand in te richten. En het is vólkomen natuurlijk, dat niemand daarmee anders dan na de - stembus gereed kan komen, onderwijl men toch zielsgraag vóór de stembus er mee klaar zou zijn. Doch dit kan nu eenmaal niet. De stem bus zelve is ditmaal do operatie, die alleen solutie kan geven. In de „vergelijking", waarop men zich suf staart, is do nieuwe kiezer de groote onbekende. En zoolang die nieuwe kiezer het vizier niet heeft opgelicht, trekt niemand, met de oude zekerheid van zijn schot, pijl. Dit nu stemt over en weer zacht. Men gevoelt, dat elke klap, dien men geven zou, terugkomt. Pot en ketel handelen het ver standigst, door geen dispuut op te zetten over wederzijdeche zwakheid". De Ilaagsche Courant doet een poging om de bastaardwoorden uit onze taal te doen verdwijnen. Het blad bedoelt alv die vreemde woorden, die volslagen noodeloos zijn, omdat er goed-Hollandsche voor bestaan. „En als dan de vereeniging, die zich een paar jaar geleden vormde om de Nederland- sche spelling te vereenvoudigen, zich eerst eens eenigen tijd ernstig wilde bezighouden met het bevorderen van de Nederlandsche schrijfwijze van overbodige bastaardwoorden (voetbal voor football, raketspel voor tennis, beraadslaging voor discussie, Jicbaamsmetïng voor bertilionnage, letterkunde voor literatuur, waterverfteekeningen voor aquarellen, zedeleer voor moraal, enz.), dan zou zy oen mis schien nog grooteren dienst aan onze moeder taal bewezen dan diegenen, die haar verrijken met woorden van eigen maaksel." In Het Vaderland lezen we onder het hoofd „Knappe Rekenmeesters": Het volgende praatje, waarmee zekere Georgiu8 Pierson tracht dood te slaan, maakt opgang in de Katholieke pers. „Volgens den grooten Vryhandelaar mr. Pierson zou een in voerrecht van 1.50 per H.L. aan ons volk een belasting opleggen van 20 millioen gulden en den graanboeren slechts een voordeel bren gen van S'/j millioeD. Hij berekent, dat een invoerrecht van 1 50 het graan juist 1.50 duurder zou maken, on omdat ods land jaar lijks 13'/2 millioen H.L. gebruikt en slechts 5x/% millioen voortbrengt, zoodat 8 millioen wordt ingevoerd, komt bij tot de conclusie, ddt, ja raad eensdat 8 millioen x 1 50, dus 12 millioon guldeo, schade wordt be rokkend? Neen, waarde lezer, de geleerde man verstaat beter dan gij de rekenkunst. Hij vermenigvuldigt ƒ1.50 met 13f/a millioen en komt zoo tot 20 millioen, alsof ons land de 5Va millioeD, die het voortbrengt, ook moest betalen. Ziedaar zijn eerste fout. Z(jn tweed9 fout is deze. De geleerde man ziet over het hoofd, dat er meer graan zal geteeld worden zoodra het. zijn natuurlijken prijs heeft teruggekregen; dat dus in on3 land niet ö'/i millioen, maar byna 10 millioen zal geoogst worden, vermits de graanbouw door'de lage prijzen van de laatste jaren tot byna de helft is verminderd. Wij moeten borekeneD, dat 13'/g millioen wordt verbruikt en 9'/i of 10 millioen wordt geproducoerd, zoodat voor buitenlandsch graan nog vier millioen overblijft. Dus zal de landbouw een voordeel genieten van 10 millioen maal ƒ150, d. i. 15 millioen, en zal het volk, als het brood werkelijk even zooveel duurder wordt, gezamenlijk voor z\ja brood jaarlijks vier millioen maal 1.50, dat is zes millioen gulden, meer dan thans moeten betalen. Welnu, zes millioen voor 'n bevolking van 4'/% millioen is voor ieder persoon jaarlijks bijDa twee gulden. De landbouw ontvangt dus 15 millioen en de broodkoopers betalen zes millioen. Maar ook deze zes millioen zijn niet ver loren, want wat voor invoerrechten botaald wordt, vloeit in de schatkist, en als deze voorzien is, kunnen de lasten des volks ver minderd worden." Volgens dezen grooten protectionist betaalt du9 het volk den hoogeron prijs vaniiet brood niet, als het van inlandsch graan gebakken wordt. Volgens dezen bekwamen landbouw kundige zal dadelijk bijna dubbel zooveel grond loonend met tarwe beteeld kunnen worden, als er een invoerrecht van 1.50 is. Volgens dezen snuggeren rekenmeester kan de land bouw 15 millioen genieten en behoeft de be volking daarvan maar 6 millioen te betalen, zoodat de andere 9 blijkbaar uit de lucht komen vallen. Zoo iemand durft van de berekening van Pierson zeggen: „Quo3 Jupitor pordere vult, prius dementat". Nu, dezen Georgius behoeft Jupiter zijn mens niot te ontnemen, want hy is er blijkbaar al bedroefd slecht van voorzien. In een hoofdartikel van het orgaan Patri moniumzegt Het Volksdagbladwordt uiteen gezet, dat bot uitvaardigen van een eigen verkiezings-program voor den Chris tel ij ken Arbeidersbond Diet beteekent zelfstandige candidaat-stelling. Wij lezen dat r: Maar is er dan geen gevaar, dat zulk een zelfstandig program zelfstandige candidaat- stelling uitlokt? Natuurlijk is die kans er wel, wannoer dat program geen echo zou vinden buiten de eigen lijke arbeiderskringen, wanneer Patrimoniums wenschen zouden worden genegeerd en ter zijde gesteld, wannoer mocht blijken, dat de nieuwe kiezers in onze kringen nog niet voor vol werden aangezien. Maar, lo. hangt dit veel van de nieuwo kiezers zeiven af, en 2o. zou dat de ervaring moeten loeren. Vooral hangt het van de nieuwe kiezers zeiven af. En kuDnon zij zich niet in eigen kling doen geldon, hoe willen zij dan een kans hopen voor een eigen candidaat? NeeD, dit program 'maakt „Patrimonium" niet tot een Christelijke arbeiderspartij. Voor die party is de tyd er dan eerst, wanneer, zooals in Duitschland, de Christelyko burgerij toont, de arbeiders zich niet te kunnen denken dan als lialfburgers, hun geen plaats wil of durft inruimen naast zich. Dan is een Christe lijke arboider8party noodzakeiyk, maar niet omdat de arbeiders dit begeeren, maar omdat zy er toe worden gedrongen. In „Concordia" (vergadering van „Patri monium") bleek echter van zoodanig besef onder de leden van „Patrimonium" niets. „Patrimonium" gaat den tyd der verkiezing tegemoet, niet met wantrouwen, maar met vertrouwen; met vertrouwen, dat de nieuwo kiezers zullen meestreden, niet als hulptroepen, die staan buiten bet eigeniyke leger, maar als oen deel van het leger, waarvan de aan komst in het groote leger biydscbap wekt en den vasten wil, om hen mee te doen stryden, maar ook to doen deelon in de vruchten der overwinning, die God schenke. De Provinciale Groninger Courant wydt een hoofdartikel aan den oorlog in het Oosten, waarvan de aanhef aldus luidt: „Griekenland en Turkye staan dan nu tegenover elkander in de wapens. Hot eerste bloed en in wat breede stroomen reeds! heeft gevloeid. Het concert der mogendheden heeft dezen uitslag niet kunnen verhinderen. Het beweerde te werken voor den algemeenen vrede, maar de algemeene vrede heeft er zich weinig aan gestoord. Het was ook al te doorzichtig, dat van dien algemeenen vrede moasten uitge sloten biyven de arme Christenen in Armenië, die by duizenden door de Turken vermoord worden, en de Cretenzen, die immers geen recht hebben om tegen den wil der mogend heden zich bet Turksche juk van den schou der te werpen! Op dit oogenblik zwygt zelfs het concert geheelen gelijk een geestig Franschman het uitdrukte, niemand weet wanneer deheeren zich weer voor hun lessenaar zullen plaatsen. Het eenige, wat men in de pauze hoort, is de (officieuze) verzekering, dat de mogend heden al het mogelijke zullen doen om den oorlog te localiseeren; een diploma tische term, waarmee bedoeld wordt, dat men, zonder te vragen wie het recht aan zijn zyde heeft, de beide twisten den zal laten uitvechten, om te zien wie de sterkste is. Maar men moet Groen van Prinsterer over dat „localiseeren van den oorlog" nalezen, om te begrijpen welk een wereld van jaloezie en afgunst zich achter dien schoonschynenden term verbergt." Na gewezen te hebben op de jammerlyke houding van Engeland, schryft het blad: „En hoe slecht dit Engel3che voorbeeld werkt, ziet mon aan Duitschland. Wilhelm II heeft menigmaal in zyn aan gapende speeches woorden gesproken, die ver rast deden opzien, omdat ze uit een keizer lyken mond kwamen; woordoD, die een beroep deden op de edelste gevoelens, waaraan Duitsch land zyn tegenwoordige grootheid heeft te danken. Is het dan toch waar, zoo vroeg men zich af, dat men Keizer kan zyn in onzen tijd, met een weergaloos leger achter zich, en toch zyn vortrouwen niet stellen op wapengeweld of diplomatieke berekening, maar op recht en gerechtigheid en op den Almachtige, wiens troon op dezo fundamenten is gegrondvest? Maar ach, hoe stelt ook Duitschlands hou ding in deze Grieksche quaestie teleur 1 Geen enkel teeken, geen woord zelfs, waar uit men kan opmaken, dat de Keizer party kiest voor de Christenstammen in het Oosten, en niet voor Mahomed. Eer bad het al den schyn, dat men by het bombardeeren van de Cretenzen bly was de deugdelykhoid van zyn zee-kanonnen eens te kunnen beproeven". Aan bet slot van het artikel ontleenen wy het volgende: „Onze sympathieën zyn met het kleine Griekenland, dat zyn bloed veil heeft voor verdrukte stamgenooten, en het echte solidari teitsgevoel in de schaal legt tegenover het jaloersche egoïsme der mogendheden. Het deed ons goed te lezen, dat Gladstone onlangs aan een vriend schreef„Ik hoop, dat de Grieken mogen overwinnen". Is de vryheid, die de Christenvolken genisten, be- geerlyk boven Oostersch despotisme, al is het ook driemaal verguld, dan kan men niet anders dan om voorspoed bidden voor do Grieksche wapenen. Ook is het een les der historie, een regel byna zonder uitzondering, dat geen volk zyn vryheid koopt voor minder dan den prys van bloed en tranen". De voorstanders van protectie herin nert de Nieuwe Bollerdamsche Courant zyn gewoon de belangen van nyverheid en land bouw on die van den handel als met elkander strydig voor te stellen. De Residentiebode sprak zelfs dezer dagen van do bestendiging der protectie, „die onze handelssteden genieten ten koste van onze nyverheid en onzen land bouw door de regeling van onze tarieven in verband met de buitenlandscho." De Nieuwe Rotterdamsche Courant brengt daar nogmaals het volgende togen in: Herhaaldelyk hebben zich organen vaa nyverheid en van landbouw, zoowel als aan- zienlyke industriéelen en practische land bouwers, verklaard tegen protectie. En gaat het aan beide belangen zoozeer te scheiden? Hebben landbouw en nyverheid, beeft ook de volkswelvaart geen belang by een bloeionden handel? Het is niet waar, dat onze handelssteden in de tariefwetgeving protectie gonieten t-^n koste van nijverheid en landbouw. By do handhaving van de bestaande handelspolitiek hebben ook nyverheid en landbouw belang, niet minder dan handel on scheepvaart. Dat vrijo beweging de allereerste behoefte is voor den handel, is geen theorie, maar berust op eeno ervaring van vtlo j iren. De echeepvaartwetten-Tborbecke-v. Bosse dagteekonen van 1850. Hare maatreg lcn waren: opheffing der differentiëele rechten, afschaffing van de doorvoer- en scheepvaart rechten, opheffing van het verbod om zee- bnevrn te veil jenen aan buitenslands gebouwde schepen. Tegelykertyd kwam eene tarief- verlaging tot stand voor den invoer van hout, yzer, hennep en andere gronds'offen voor den ecbeepsbouw. Door deze maatregelen word gebroken met het beschermend stelsel, onder de regeering van Willem I ingevoerd. De handhaving en uitbreiding van de beginselen van 1850, byna een halve eeuw, bewyst, dat men er zich wel by bevond, hetgeen reeds spoedig merk baar was. De cyfers van in-, uit-, doorvo?r, tonnemaat stegen. De inklaringen van beladen schepen waren in 1852 reeds 91,000 ton meer dan in het vorig jaar. Er werden in datzelfde jaar 139 nieuwe schepen, metende 15,000 last, in de vaart gebracht. En welk eon ontwikkeling van handel en scheepvaart, by 50 jaar geleden! Zou men moeten aannemen, dat zoo groote ontwikkeling van zulke voorname b onnen van volksbestaan zonder invloed is gebleven op do algemeene welvaart des lands? Of dat by minderen bloei van handel en scheepvaart de toestand van landbouw en nyverheid gunstiger zou zyn? 3) Komaan, vertel my toch eens nadere bijzonderheden van die familie en van den plotselingen dood van de jeugdige vrouw, die in dit vertrek gestorven is," zei de baron. U weet misschien wel, dat de familie De la Pmède een van de oudste is van het land," luidde het antwoord, „en dat door haar dit kleine kasteel gebouwd is te midden van een pynbosch, toen het oude kasteel, bijgenaamd „De drie torens," in puin was gevallen." Ja, ik ken al die oude geschiedenissen; maar wat was later bun positie? Hoe leef den zy?" Zy gingen maar weinig naar Parys en naar het Hof, maar zy waren zeer bemind in den omtrek, en gedurende de grooto om wenteling werden zij tameiyk met rust gelaten. De party van den koning heeft het den graaf nooit vergeven, dat hy het land niet verlaten heeft, zooals de meeste andere edellieden, om daardoor tegen de revolutie te protesteeren." Die politieke byzonderheden iuteresseeren my niet byzonder," zei de baron ongeduldig. „Vertel my liever iots van hun familieleven." Dat familieleven staat in nauw verband met hetgeen ik u daar zoo beknopt mogelijk verteld heb, want het geheele leven van eraaf Borioré werd afgespeeld in den kring van zijn huisgenooten en intieme vrienden. Hy was joDg, ryk, verstandig, had een aan genaam uiteriyk en hy zou een voorname rol in de wereld kunnen spelen, wanneer zyn politieke overtuiging ton tyde van Napoleons héerschappy, en later een gevoel van eigen waarde, dat zeer gerechtvaardigd was door de omstandigheden, die ik heb aangehaald, hem niet van het openbare leven hadden verwyderd gehouden. Hy wist, dat de Bour bons, die na Napoleon weer aan het bewind kwamen, niet gunstig jegens hem gestemd waren, en hoewel hy in zyn hart konings gezind was, wilde hy toch niet om de gunst van de regeering bedelen. Hy leefde daarom altyd afgezonderd in de provincie met zyn jonge vrouw." Met wie was hy gehuwd?" Met een achternicht, jonkvrouw De la Pinède. Beiden hadden al vrosg hun ouders verloren en hun opvoeding ontvangen by een ouden oom zonder kinderen. Yan af hun vroegste jeugd hadden beiden een harteiyke genegenheid voor elkaar opge vat, en naarmate beiden in leeftyd toenamen, was die genegenheid steeds grooter geworden. Toen graaf Honoré den leeftyd van twintig jaar had bereikt, trad hy in het huwelijk met jonkvrouw Louise De la Pinède, die toen achttien jaar oud was, en beiden genoten gedurende een tydsverloop van zes jaar een ongestoord geluk. Het huweiyk werd gezegend door de geboorte van een meisje, en „La Pinède" was als het ware een aardsch paradys, maar, helaas, een enkel oogenblik was vol doende om al dat geluk te verwoesten 1 Mevrouw De la Pinède word in den bloei van baar jeugd plotseling weggerukt van do zyde van haar echtgenoot, waarmee ze zoo gelukkig was. Ze stierf aan een hartkwaal, en de dood verraste haar, terwyl ze naast haar echtgenoot op de canape zat, en het kind asn haar voeten zat te spelen." Dit all63 verhaalde notaris Lescalle aan den oplettend luisterenden baron op veel ernstiger toon dan men van hem gewoon was, want by de herinnering aan dat tragisch voorval werd by door een ongeveinsde ontroering aangegrepen. Hy zweeg eenige oogenblikken, en toen wees hij met de hand naar de canapé, terwyl hy op woemoedigen toon zei: „Ik zie het nog levendig voor mijn oogen hoe opeens haar hoofd op haar borst viel, en haar gelaat mot een doodelyke bleekheid werd overtogen. Stervend lei ze nog de hand op het voorh»ofd van haar kind, terwyl graaf Honoró byna krankzinnig van verdriet en wanhoop vóór haar op de knieën was gevallen, on haar tevergeefs in het leven terug trachtte te roepen." Waart gy dan ook getuige van haar dood?" vroeg de baron verwonderd. Ik kwam juist op hot kasteel, om met graaf Honoré over zaken te spreken. Toen ik het salon binnentrad, zag ik hetgeen ik u daareven verteld heb, en bij den eersten aan blik zag ik al, dat het met haar gedaan was. Ik voerde den ongelukkigen jongen man tegen wil en dank mee van de plok, waar hy het liefste had verloren, dat hy bezat. Het was I alsof by zyn verstand had verlor» n on ver- I scheiden maanden gaf hy reden tot ernstige bezorgdheid. Zyn viisnden smeekten hem met aandrang om toch „La Pinède" te verlaten, en uit liefde tot zyn kind gaf hy toe. Voordat by echter vertrok, bedankte hy al zyn bedien den, zelfs den tuinman, en sloot hy alle toe gangen van het kasteel zorgvuldig af. Toen liet hy my roepen, stelde mij de sleutels ter hand en liet my de plechtige gelofte afleggen, die sleutels niet te gebruikeD, en aan niemand toegang tot het kasteel te verleenen. Hy wilde, dat de plaats, waar zyn overleden vrouw het eerste levenslicht had aanschouwd, en waar ze haar dagen gesleten had, gelukkig en door allen bemind, zou biyvon staan als een eenzaam monument, tot haar gedachtenis opgericht, als een zinnebeeld van diepe droef heid en altyd durenden rouw. Ik beloofde aan dit zonderling verlangen van zyn ziekeiyk brein te zullen voldoen, en nadat hy my de hand gedrukt had, vertrok hy met zyn kind en haar gouvernante. Ter wille van de op voeding van zyn dochtertje vestigde hy zich te Parys, maar gedurende vyftien jaar kwam hy altyd in de leDte acht dagen op het kasteel van „La Pinède" doorbrengen. Gedurende die acht dagen bracht hy daar in volstrekte afzondering door, en als een spookverschyning doolde by dan door de gangen en kamers van het kasteel en door de tuinen. De menschen uit den omtrek dachten, dat hy zinneloos was, en betreurden biet, dat zulk een familie op zoo treurige wyze moest uitsterven. De laatste maal, dat ik hem hier heb gezien, vond ik, dat hy or zieker uitzag dan gowoonlyk, en hy bekende mij dan ook, dat de krachten hem begaven. Ik raadde hem toen aan naar een badplaats te gaan. „Neen, beste vriend," antwoordde by met een pyniyken glimlach, „de wonde, die myn hart geslagen is, is nog niet kunnen genezen, en geen monschelyke middelen kunnen mij genezen, maar gy moet daar niet om treuren. Vyftien jaar geleden was ik waarljjk te beklagen, maar nu heeft God de Heer Zich over my ontfermd. Het uur van myn verlossing nadert. Sedert langen tyd heb ik my zoo kalm niet gevoeld als nu, want ik heb een voorgevoel, dat de tyd van myn beproeving spoedig zal geëindigd zyn." Ik was droevig te moede, toen ik hem zoo hoorde Bpreken, en ik vroeg hem of hy dan niot ter wille van zyn kind nog wat in het leven wenschto te blyven. O, ik vertrouw op de Voorzienigheid," zoo luidde zyn antwoord. „God zal wel voor Denise zorgen." Ik deed wat ik kon om hem moed in te spreken, maar toch was ik overtuigd, dat werkelyk zyn einde naderde. Inderdaad had ik goed gezien. Drie maanden later ontving ik de tyding van zyn dood, en toen besloot jonkvrouw Denise op raad van haar voogd, den heer Legrand, „La Pinède" te verkoopen. De heer Legrand, een Paryzenaar, kent „La Pinède" nog niet, en hy weet niet, dat de nieuwe wog naar Marseille de waarde daar van voel verhoogd beeft. Bovendien heb ik don staat van verwaarloozing, waartoe dit kasteel vervallen is, wel wat overdreven. Zoo* zyn wy tot een schatting gekomen, die u de mogeiykheid zal verschaffen „La Pinède" t$ koopen." [T7ordl vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 5