feze (gourant wordt dagelijks, met uitzondering van (gpn- en feestdagen, uitgegeven Dit nominer bestaat uit TWEE Diaden. Leiden, 29 April. Jonkvrouw Dcnise. N°. 11404 "Vrijdag 30 Aapril. Ao.1897 LEIDSCE DA&BLAD PRUS DEZER COÜRANT: Voor Leiden per 3 maanden. a f l.Hh Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommera 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17Groofcero letters naar plaatsruimte, wordt /"0.05 berekend. Voor het incasseeren buiten de stad Eerste Blad Heden ontvingen we het verslag over 1896 der „Vereeniging tot verzorging van kleine kinderen", alhier. Evenals gewoonlijk .kan het ook dit jaar slechts weinig belangrijke gebeurtenissen be vatten; in den dagelykschen gang van zaken toch komt by een instelling als deze natuur lijk in den regel weinig voor, dat afwisseling aan het verslag zou kunnen geven, omdat het werk, waarmede de Vereeniging zich be last, stil en eentonig voortgaat, doch daarom niet minder goede vruchten afwerpt. Alleen dan, wanneer, hetzy in de inwendige huishou ding der Kinderbewaarplaats of wel in den geldeltjken toestand der Vereeniging, iets be langrijks voorkomt, heeft dit op den inhoud van het verslag invloed; gelukkig wanne r, zooals van het afgeloopen jaar getuigd kan wor den, de gebeurtenissen, die waren te vermel den, over het algemeen van gunstigen aard zyn. Toch moet het bestuur beginnen met de vermelding van een groot verlies, dat het leed door h'.t bedanken van mevr. M. C. Kaiser- Fabius als werkend lid der Vereeniging, aan ■wie het groote verplichtingen heeft. De reden, óie haar tot dezen stap noopte, moest het eerbiedigen; toch zag het haar noode gaan en is het geen ydele beleefdheidsformule, wan neer het bestuur haar hier zijn hartelyken dank brengt voor dat, wat zy voor de Ver eeniging gedaan hoeft. Haar plaats wordt nii op waardige wijze vervuld door mej. H. J. De Fremery, die het bestuur reeds vroeger als werkend lid der Vereeniging ten zeerste aan haar bad verplicht. Ook in het personeel, aan de Kinderbewaarplaats verbonden, kwam dit jaar verandering. De directrice mejuffrouw Amptmeyer verliet ons, zeggen bestuurderessen verder, ten ge volge van haar huweiyk; in ha; r plaats trad als directrice op mejuffrouw H. S. Wetselaar, uit Dedemsvaart. De ondervinding, sedert M-ri 1896 ruimschoots door ons opgedaan, geeft ons de overtuiging, dat zü voor haar taak, die zy met groote toewijding waarneemt, uit muntend geschikt is. Met greotd dankbaarheid maken wy thans meloing van den grooten steun, aan onze geldmiddelen verschaft door vrienden en vrien dinnen onzer Vereeniging, die op 31 October 1896 een in alle opzicht n schitterend geslaagde matinee .ten voordeele van de Kinderbewaar plaats hielpen tot stand brengen. Daardoor ontvingen wij de som van ƒ661.47, die door ons werd aangewend ter vergrooting van ons kapitaal, dat thans 3961.92 bedraagt. Het bedrag der jaarlyksche bedragen vermindert Bteeds: in 1894 1094.50, in 1895 ƒ1037.70 en in 1896 tot 998.25eveneens het getal der leden, van 812 tot 308. Ook het bedrag der verpleeggelden nam aanmerkeiyk af en wel van ƒ613.75 In 1894, en ƒ563.925 in 1895, tot 478.16 in 1896 ten gevolge van achter uitgang in het getal verpleegde kinderen. Wel konden dientengevolge ook enkele bezuinigin gen worden aangebracht, maar er zyn ver scheidene uitgaven, waarvan het bedrag niet afhankeiyk is van het getal der kinderen, die natuuriyk zwaarder drukken by een gering dan by een talryk bezoek. Bestuurderessen zagen zich dan ook dit jaar weder genoodzaakt het saldo in kas aan te spreken, dat van ƒ637.56 in 1895 tot 495.33 op uit0. 1896 gedaald is. Met aandrang biyven zy daarom de Ver eeniging in de welwillendheid onzer sfcad- genoofcen aanbevelen en vestigen nogmaals de aandacht op de gelegenheid om kaarten t9 verkrijgen tegen 10 ets. per stuk, waarop een kind voor den geheelen dag verzorging in de crèche wordt gegeven. Daardoor is de gelegenheid geopend aan moeders, die buitens huis werkzaam zyn, een weldaad te bewijzen, door hare kinderen goed te doen verzorgen. Met dankbaarheid vermelden zy weder, dat enkele stadgenooten biyken van belangstel ling gaven door het sturen van geschenken in speelgoed, die der crèche steeds zeer wel kom zyn. Er werden in 1896 opgenomen 4142 kin deren voor den geheelen dag, en 1518 kin deren voor den halven dag te zamen 5660 tegen 6889 in 1895, 7654 in 1894, 9250 in 1893. Voor een belangryk deel is deze vermin dering zeker het gevolg van een maatregel, dien bestuurderesseri in het belang der in- rich'ing hebben moeten nemen. Zy hebben nu moeten bepalen, dat geen kinderen boven den leeftyd van 8 jaar meer in de Kinder bewaarplaats zouden worden toegelaten. By de oprichting der Vereeniging was men van het denkbeeld uitgegaan, slechts kleine kin deren op te nemen; de naam crèche, aan de bewaarplaats gegeven, was geheel in over eenstemming met dit denkbeeld. Doch het kwam niet zelden voor, dat moeders, die hare kleine kinderen aan hen toevertrouwden, niet wisten waar zy hare oudere kinderen, die reeds schoolgingen, tusschen en na den scbooltyd zouden bezorgen en uit medelyden met dezen, sloop allengskens de gewoonte in, dat grootore kinderen, zelfs tot den ouder dom van 12 jaar toe, werden opgenomen. Dat daardoor een nuttig werk werd verricht en menig kind van de straat gehouden, is niet te ontkennengaarne zouden zy ook op dezelfde wyze zyn voortgegaan, maar de middelen lieteD het niet toe De aanwezig heid der ouderen te midden der kleintjes werkte vaak zeer storend, en toezicht op die ouderen kon niet voldoende worden uitge oefend. Wanneer een afzonderlyk lokaal voor die ouderen beschikbaar had kunüen gestel 1 worden en personeel om hen bezig te houden en toezicht te houden, dan zouden bestuur deressen gaarne ook hen hebben opgenomen. Maar nu moest voor ben het zwaarste wegen, wat het zwaarste was, eD moet, hoezeer zy het betreuren, zoolang aan die eischen ni t kan worden voldaan, haar taak zich uitsluitend tot de kleine kinderen bepalen. Dat reeds door het niet meer opnemen der ouderen het getal der verpleegde kinderen moest afnemen, spreekt wel vanzelf, maar l ovendien is het voorgekomen, dat moeders ook hare kleine kinderen terughielden, nu zy toch met de zorg voor de anderen b< 1 st bleven. Ook in dit opzicht blyven bestuu de ressen nog zeer naar verbetering barer middelen verlangen. Ten slotte, zeggen bestuurderessen, mag een woord van dank niet ontbreken aan hen, die ons in ons werk dit jaar ondersteunden, in het by zonder aan den heer H. F. C. Gei lings, die voortdurend met de grootste bereidwil ligheid ons in het beheer onzer geldmiddelen bystond, en aan den heer dr. C. L. Rümke, die zich ook dit jaar bereid verklaarde ons, zoo noodig, met zyn geneeskundige hulp ter zyde te staan. De inkomsten bedroegen ƒ2332.71, de uit gaven 1837.58, het batig saldo dus 495.33. De kapitein-kwartierm. J. M. Yan Baak is overgeplaatst van het 4d9 reg. vesting-art. te Den Helder by het 4de reg. inf. te Leiden. Door do anti-rev. kiesvereeniging te Katwyk is met algemeene stemmen de heer J. H. Donner, van Leiden, aftredend lid, candidaat gesteld voor de a.s. Kamerverkiezing. Op 1 Mei zal het ceDtraal-comité in het district Katwyk vergaderen tot het stellen van eeh candidaat. Het program van actie der party werd goedgekeurd. Men schiyft ons uit Den Haag: Een sightseeing minder in de Residentie, als de Koninginnen de stad hebben verlaten. Des voor- en namiddags nu niet meer be langstellenden, die by de politie-agenten voor het Paleis komen informeeren of de Regentes of de Koningin al uit of al thuis is en, als er kans is baar te zien, zich opstellen binnen de lyn van des Zwygers ruiterbeeld. Er is in den kalmen eenvoud, waarmee de Koningin, zelf de teugels hsnfeerend, zonder gevolg, met óén dame tot rezelschap, in een victoria uitrydt, grooter bekoring dan in het onvermydelUk vorsteiyk apparaat der officië.-Ie verscbyning. Een aardige anekdote omtrent den eenvoud der Koningin vernam ik dezer dagen. HH. MM. hadden bebang uitgezocht voor een vertrek der Koningin. Moeder, dochter en behanger bepraatten druk wat 't meest aanbeveling verdiende ter keuze. De Regentes, wier meening met die van de Koningin verschilde, zei: „Maar kind, kies wat je zelf 't mooiste vindt en stoor je r.iet aan my; 't is immers je eigen kamer", en toen de Koningin dan had besloten en gaarne zich wilde vermeien in den aanblik van andere stalen, die de behanger had mee gebracht, brak zy plotseling, na op haar hor loge te hebben gezien, de bezichtiging af met de woorden: „'t Spyt me, dat ik nu niet meer tyd heb, 't is by halfvyf en om halfvyf heb ik les." Dat h6t onderwys nummer één is in de dagverdeeling getuigt voor Regentes en Koningin. (Tel.). Onder bloemen en kransen bedolven, werd gisteren het stoffeiyk overschot van den heer C. A. Spin ter laatste rustplaats geleid. By verwanten, vrienden en eenigo afgevaardigden van de gezellen der Handels- en Dagblad-drukkery, die op „Zorgvlled" te Amsterdam de baar volgden, sloten zich nog vele vrieaden en kennissen aan, voor een deel ook handelsvrienden, die den overledene sinds zoo lange reeks van jaren kenden en een goed hart toedroegen. Aan de geopende groeve bracht de heer Charles Boissevain namens de directie van het „Handelsblad," en wel in de eerste plaats namens den pas afgetreden directeur, den heer W. G. A. Diederichs, een afscheidsgroet, een hulde aan den zoo plotseling afgestorven vriend. Uit naam der gezellen sprak daarop de gezel J. F. Muntenaar. Namens het bestuur der Sophia-Vereeniging tot Bescherming ^an Dieren, waarvan de overledene een yverig lid was, werden hier door den heer Joh. Rynders nog eenige woorden aan toegevoegd. In gevoelvolle woorden bracht mr. L. C. van der Feen hartgrondigen dank, in de eerste plaats aan de directie van het „Handelsblad," vervolgens aan de gezellen en de talryke schare, wier tegenwoordigheid aan het graf het bewys leverde, dat de overledene zich in zooveler ongeveinsde vriendschap mocht ver heugen. De beide laatste dagen van het bezoek, thans door de Koninginnen aan de hoofdstad gebracht, was bestemd voor het bezichtigen van enkele instellingen en hot maken van kortere of langere rytoeren. Ongeveer halfelf reden HH. MM. gister ochtend uit, om langs den kortsten weg te gaan naar „Arti." In de Kal verstraat stonden de weezen van het Burgerweeshuis in hun beste pakjes op het voorpleintje geschaard. Luide juichten zy BH. MM. by b6t voorbygaan toe en de Koninginnen wuifden de weezen -van Haar kant allerharteiykst toe. HH. MM. betraden tegen elf uren het gebouw der Maatschappij Arti et Amicitiae", waarvan H. M. de Koningin-Regentes be schermvrouw is. Daar werden de Vorstinnen ontvangen door de bestuursleden, de hoeren Bart van Hove, president; H W. Jansen, vice-pres.; John F. Hulk, 2den seer., en E. S. "Witkamp Jr., penningmeester. Nadat HH. MM. door den heer Bart van Hovo met een enkel woord welkom waren geheeten, werden zy geleid naar de groote kunstzaal op de bovenverdieping, waar zy ontvangen werden door de commissie voor die zalen, zynde de hoeren H. W. JaDsen, D. H. Wysmuller, G. H. Breitner, Ed. Frank fort en G. O Poggenbeek. Hier ontvingen de Vorstinnen welkomst- ruikers uit handen van dochtertjes der heeren Bart van Hove en Hulk, terwyl zij verder in satijn gebonden catalogi kregen van de in de kunstzalen gehouden tentoonstelling. Met biykbare belangstelling hadden de Vor stinnen verscheidene aquarellen en teekenin- gen in oogenschouw genomen. Een groot aantal leden was met hun dames in de gelegenheid gesteld in de zalen H.H. M.M. te begroeten. Het volgend bezoek gold de „Ns ierlandsche Bank", aan de Oude Turfmarkt. Eerst bezochten zij de nieuw by'gebouv de kelders, daarna het oude gedeelte, waar ie specie-kelders zyn en de bewaarplaatsen van effecten en andere waarden. Gedurende haar wandeling deden Hare Ma jesteiten herhaaldelyk vragen omtrent den inwendigen dienst der Bank, de bewaking der waarden en omtrent nog tal van administralievo détails, vragen, die van groote belangstelling biyk gaven. Door tal van gangen kronkelde de weg, die hen ten slotte naar do achter den hoofdingang gelegen remise leidde, waar H.H. M.M. min zaam afscheid namen. Hierop stegen zy in de voor den hoofdingang gereedstaande bof- rytuigen. Byna onr.oodig is het te vermelden, dat door een ryken overvloed van bloemen en tapyten het bankgebouw een byzonder feestelyk aan zien had. 's Middags om ongeveer kwartitr voor tweeën werd opnieuw uitgereden, om aller eerst een bezoek te brengen aan het Binnen gasthuis. De paar laatste jaren was door Hare Majes teiten steeds een bezoek aan het Wilhelmina- gasthuis gebracht; ditmaal genoot het Binnen gasthuis de eer de Vorstinnen een oogenblik zyn gasten te mogen heeten. Door de loden der Gasthuis commissie en dei directeur-geneesheer werden HH. MM. in de eenvoudig versierde vestibulo ontvangen en door den voorz'tter dier commissi^, prof. Placo, welkom geheeten. Twee kinderen boden den Vorstinnen io de eerste vrouwenzaal bouquetten aan, welko welwillend werden aanvaard. Een achttal zalen worden doorgewandeld. In deze zalen waren een 250-tal verpleegden, mannen, vrouwen en kinceren. Voor verschil lende zieken hadden de Vorstinnen een vrien- deiyk woord over en ook nu weder werden zy door de Koninginnen met een tuiltje bloemen bedacht, terwyl de jonge Kom'ngin aan alle kinderen fraaie plaatjes ten geschenke gaf. De Vorstinnen verlieten eer3t over halfdrie het Gasthuis, om zich toen te begeven naar het Museum-Six. HH. MM. werden in do eenvoudig gesierde vestibule ontvangen door de heeren Six, terwyl twee kleindochtertjes van den ouden heer Six HH. MM. bouquetten aanboden. Eerst werd de zykamer bezichtigd, waar HH. MM. vooral bezichtigden de door Rembrandt in 1641 geschilderde portretten van burge meester Six on disrs moeder. Verder werden de drie zalen, waarin de prachtvolle schilderyenverzameling des heeren Six ziih bevindt, mst alle aandacht, die deze schoone en beroemde collectie verdient, in oog nscbouw genomen. Babalve de schil ieryen werd bezichtigd het ameublement Louis XVI in de eetzaal en de eikenhouten tafel, met ivoor ingelegd, terwyl in de vestibule de aandacht der Vorstinnen nog werd gevestigd op de zich daar bevin dende beelden van Quellierus. Na afloop van deze kunstbeschouwing werd i nog een kleine rijtoer gemaakt. P euilleton. Tusschen Marseille en Toulon bevindt zich aan do kust van de Middellandsche Zee een kleine haven, door rotsen ingesloten en door een steenen dyk beschut tegen den wind. Als het weder stormachtig is, komen soms g.oote schepen daar een toevluchtsoord zoeken, maar gewooniyk ziet men er alleen de booten, welke aan de visschers van de stad toebehooren. ♦De naam van deze kleine haven is La Ciotad. Zy was byna geheel onbekend vóór St jaar 1831, toen een schip, de „Carlo berto," daar de hertogin De Berry aan wal zette, en op het tydstip, waarop ons feuilleton bsgint, was het aardige kleine stadje in Frankrijk byna even onbekend alsof het in Zuid-Amerika of Oost-Indiö had gelegen. In aardrykskundige handboeken kon men alleen lezen, dat La Ciotad vier duizend vyf- honderd inwoners telde, en dat op de heuvelen, die het stadje omringden, heerlyke wyngaarden groeiden. Op het oogenblik, dat dit verhaal aanvangt, wa3 men bezig te arbeiden aan een straat weg, die van Marseille naar La Ciotad moest geleiden, en die, niettegenstaande veel y verige pogingen, slechts langzaam vorderde. Er waren nameiyk veel moeilykheden te overwinnen, die haar oorsprong vonden in do gesteldheid van den bodem. Het was voor de ingenieurs zoowel als voor de werklieden een moeiiyke taak een weg tusschen rotsen en afgronden aan te leggen. Maar toch verloor men den moed niet, want voor de inwoners van La Ciotad gold Marseille voor een tweede Parys, en de gemeenschap met zulk een groote stad werd door hen als een zaak van hot grootste gewicht beschouwd. Tegenwoordig is alles hier geheel veranderd. De moderne beschaving met haar licht- en schaduwzyden is ook in dezen afgelegen hoek doorgedrongen. Er loopt nu een spoorweg, en in de haven liggen veel booten en schepen. Op ongeveer een uur afstand van La Ciotad, aan den voet van een berg, waarop hooge eikeboomen groeien, bevindt zich een rots, waar gewooniyk veel geiten grazen, en die door zyn eigenaardigen vorm den naam gekregen heeft van „het suikerbrood." In den tyd, waarop ons feuilleton begint, ver deelde de weg zich tegenover deze rots in tweeën. De nieuw aangelegde weg, die naar Marseille geleidde, liep tusschen olyfboomen, terwyl een ander pad, dat half door struiken en dorens was verborgen, over den berg heen liep. Op een schoonen morgen in de maand Maart zat een dik, klein persoon, met bruine gelaatskleur, op een steen aan den voet van de rots. Zyn kleeren waren die van een gezeten burger, en naar het uiterlyk was hy tusschen veertig en vyftig jaar oud. Zyn uit drukking was wel eenigszins ondeugend en in zyn blikken las men zoowel goedigheid als slimheid. Zyn lach was vrymoedig, en daar men uit den lach dikwyis het karakter van den mensch kan opmakeo, kon men bemerken, dat hy van nature openhartig was en dat zyn ondeugendheid meer gemaakt was. De naam van dezen persoon was Toussaint Lescalle, en hy was een van de twee notaris sen, dis zich te La Ciotad gevestigd hadden. Op hot oogenblik, dat wy den heer Lescalle ontmoetten, terwyl by gezeten was aan den voet van de rots, scheen hy daar op iemand te wachten. Van tyd tot tyd bracht hy de hand aan zyn oogen en zag hy in de richting van den nieuwen weg. De zon verspreidde over alles een gouden tint. De keisteentjes van den straatweg glinsterden als diamant en de bladeren der olyfboomen als gepolyst staal, maar de heer Lescalle bleef geheel ongevoelig voor de schoonheid van het schilderachtige landschap. Hy trachtte zyn verveling zooveel mogeiyk te verdry ven door het lezen en herlezen van een brief, dien hy uit een groote portefeuille gehaald had, of door alle minuten met blykbare teekenen van ongeduld op zyn horloge te zien. Eindeiyk stak hy den brief weer in de portefeuille; nam uit zyn hoed, die naast hem had gelegen, een boa sleutels, en giDg lang zaam het pad op, dat naar den top van den berg geleidde. Toen hy eenige oogenblikken had geloopen, werd zyn oor getroffen door de voetstappen van een paard, dat zich in draf voortbewoog. Hy bleef staan, keerde zich om, 'en toen hy den ruiter in volle vaart op een afstand zag naderen, keerde hy weer op zyn schreden terug. Ik had de hoop al opgegeven, u nog hier te zien, heer baron I" riep de heer Les calle uit, toen do ruiter hem had bereikt. Dat verwondert my niet, beste vriend," luidde het antwoord; „ik ben dan ook erg laat, maar het is myn schuld niet. Ik heb twee dagen by den markies De Prévi3 door gebracht, en ik ben van morgen eerst tameiyk laat te Marseille teruggekeerd." Zou de markies geneigd zyn, zyn invloed te gebruiken ten gunste van de verkiezing?" vroeg de notaris. Wy hebben daar terloops over gespro ken," zei de baron op eon toon, die duideiyk liet uitkomen, dat hy niet geneigd was, om zich uit te laten over hetgeen tusschen hem en den markies De Prévis was behandeld. De notaris begreep zyn bedoeling en stapte van dat onderwerp af. Vóórdat beiden verder gingen, steeg de baron van zyn paard en bond dit aan den stam van een oiyfboom vast. Ik wil myn paard niet aan het gevaar blootstellen, zyn pooten te breken op dit gevaarlyk pad," zei hy, terwyl hy een blik op den steilen en rotsachtigen weg wierp. De baron De Croixfond8 was iemand van aristocratisch uiterlyk. Hy stamde dan ook af, zooals hy ten minste beweerde, van een der wapenbroeders van koning René, ten tyde der oorlogen van het huis van Anjou tegen dat van Arragon. Zyn fortuin stond evenwel niet in verhouding tot de oudheid van zyn geslacht, maar hy had een broeder, die zeer ryk was en tot de voornaamsten van Frank' ryk behoorde. In elk geval waren zyn ver wachtingen schitterender dan zyn bezittingen, Terwyl beiden langzaam den berg opklom mon, verbrak de heer Lescalle het eerst het stilzwygen en zei op onverschilligen toon: Ik vrees, heer baron, dal uw reis vruch teloos zal zyn." Waarom? Wat wilt ge hiermee zoggen?" Ik vrees, dat u uw voornemen niet zult kunnen uitvoeren." Zouden de eigenaars van „La Pinède" dan van het plan hebben afgezien, hun bezit ting te verkoopen?" Neen, geenszins, maar u hebt nu andere mededingers." Ernstige mededingers?" Zeer ernstige." Hoe zyt u dat te weten gekomen?" Lees dezen brief, heer baronhy is ge schreven door den heer Berthet, uit Marseille." De baron las den brief vluchtig door en vroeg toen: Wie is toch die graaf De Védelles?" Een gewezen magistraat, als ik mij niet bedrieg. Hy behoort tot den ouden adel van Lotharingen." Tot hoe hoog denkt ge wel, dat hy den prys zou kunnen opdryven?" O, de inzetprys laat een ruime speling over voor de opdryvers," zei de notaris op vertrouweiyken toon. Nu, wy zullen zien," hernam de barou. „Misschien is het juist de lage inzetprys, die den graaf op het denkbeeld gebracht heeft „La Pinède" te koopen, maar als hy ziet, dat een grondeigenaar uit de buurt zyn mede dinger wordt, dan zal hy zich wel teruf trekken." Wordt vervolgd.".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 1