N°. 11403.
Donderdag 39 April.
A". 1897
feze <€ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van fon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
Het tweede scliot.
LEIDSCH
DA&BLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leidon per 3 maanden, 1.10.
Franco per post1.40.
A/zonderlyke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17}. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de 6tad
wordt f 0 05 berekend.
Tweede Blad.
Hebben de verplegers en verpleeg
sters van het Nederlandsche Roode
Kruis kans om opgeroepen te worden voor
dienstbetoon op de slagvelden in Grie
kenland?
Deze vraag beantwoordt een Haagsch bericht
gever van De Telegraaf ontkennend.
Turkye en Griekenland hebben beiden de
conventie van Genève ondertoekend, de een
onder het devies van een „Roode Halvemaan
op een wit vela", de ander onder dat van
het „Roode Krui8" (dat, naar men weet, zjjn
ontstaan te danken heeft aan het besluit van
1864, dat de vlag dier stichting van den
Zwitser Dunant steeds zou herinneren aan het
land, waarin de vereeniging haar oorsprong
had genomen: de Zwitsorsche vlag, een wit
kruis op een rood veld, in de tegenoverge
stelde kleuren).
In de eerste plaats hebben de meest nabu
rige Staten hulp te vorleenen, het zy uit eigen
beweging of na daartoe aangezocht te zyn
door het uitsluitend uit Zwitsers bestaande,
maar internationaal genoemde comité, dat te
Genève zetelt en zich volkomen op de hoogte
houdt van de behoeften en nooden op de slag
velden. Da betrokken natiën zyn in de eerste
plaats geroepen de handen uit de mouw te
steken; dan eerst volgen de naburige en in
de laatste plaats de verder afgelegene.
Hun hulp zal, desgevraagd, wel voorname
lijk in materiëelen steun bestaan; want het
zenden van verplegingspersoneel kan niet ge
schieden dan met goedkeuring en door tus-
schenkomst der Regeeringen. "Wanneer op
het Nederlandsche „Roode Kruis" een beroep
zou worden gedaan, dan kan het geld zenden
zooveel 't missen kan, zonder eenige inmen
ging van de overheid, maar geen enkele ver
pleegster uitsturen, zonder dat do Regeering
daartoe officieels machtiging geeft en hare
medewerking verleent. Zooals men weet, heeft
het „Roode Kruis" een corps verpleegsters,
die in hare plaatselijke afdeelingen werk
zaam zün, maar in tijd van nood in de eerste
plaats dienen ter uitzending naar het oorlogs
terrein.
Op het slagveld en in bestormd wordende
steden zyn de plaatsen, waar het „Rooie
Kruis" of de „Roode Halvemaan" op wit
veld wapperen, schotvrij. Zy worden ontz'en,
met eerbied gespaard. Het hospitaal n gewfide
grond. De vfiand heeft alleen het recht, het
lokaal, de tent, de barak te doorzoeken. Vindt
bij er gewapende macht, dan is het asylrecht
opgeheven.
De Standaard maakt de volgende, door de
Arnhemsche Courant „juist" genoemde, op
merking:
Toen bfi tien duizenden de Christenen in
Kleir.-Azjë werden vermoord en geschonden,
dorst geern der groote Mogendheden oen schot
lossen t^Tiahunner hulpe, en had de Saltan
geen troepen beschikbaar, om den gruwel te
stuiten.
Thans daarentegen, nu Crota don vertwfife-
liogskamp op leven en dood waagde, zonden
v(jf Groote Mogendheden tegelijk drijvende
pantserforten en scherp gewapende bataljons
naar dit mishandelde eiland, om op de
Christenen te vuren en de Turken onder hun
schut8 en hoede te nemen.
En als Griekenland, overmoedig mis
schien, een afleiding op de noordergrens zoekt,
stampt de Sultan een keurig gewapend leger
als uit den grond, komen Christen
officieren den Turk tegen den Griek
bijstaan, en haastteu de Christenstaten
van Bulgarije en Servië, gesteund door de
vastelandsmogendheden, zich, om den Sultan
van hun neutraliteit te verzekeren.
Ja, nu de oorlogstoestand uitbrak, wordt
aan Griekenland zelfs zijn oorlogsrecht ont
houden, en weigeren de Groote Mogendheden
de blokkade van Creta, tegen alle recht en
reden in, op te heffen.
Als Christenen schamen we ons over deze
beginsellooze, aan alle hooger ideaal gespeende
politiek van het Christelijk Europa.
Onder het hoofdje „Zedelijkheid en
volkerenstaatkunde" zegt de Haagsche
Courant:
De Arnhemsche Courant teekent in de vol
gende woorden scherp en juist het onzedelijke
der staatkundige drijfveeren, waardoor de
zoogenaamde internationale politiek der „be
schaafde" Regeeringen wordt geleid en be-
heerscht
„Wordt de krijg alleen tusachen Turkije
en Griekenland gevoerd, dan is zeker een
spoedige beslissing te wachten. Maar welk
een beslissing l Da mogendheden zijn over
eengekomen, dat geen der partijen voordeeion
b(j den strijd mag behalen. Alzoo kunnen zfi
slechts nadeel ondervindendoodtn, verwoeste
steden, verlies van bezittingen, waarmede zal
voortgegaan worden tot de mogendheden een
eind maken aan den wederzijdschen moord,
of de partijen uit zichzelven hem moeten
staken wegens gebrek aan geld, wat by do
berooide schatkisten van beide Staten niet
lang kan uitblijven. De oorlog zal ophouden
bij gebrek aan middelen om hem te voeren.
En mocht wat voor het oogenblik waar
schijnlijk is Turkije niet zwichten, dan zal
dit zijn stehel van vervolging en vermoorden
van Christenen hervatten. Dat zal do vrucht
zijn der „bezadigde en vredelievende" politiek
van de Christen-mogendheden van Europa."
Eet Vaderland wees or op, dat de democrati
sche anti-revolutionnairen, die het vleesch
van belasting willen vrijmaken, blij
kens de toelichting van het program van
actie, zich die mogelijkheid denken door het
graan te belasten. En nu acht het blad
belasting op het brood, dat onontbeerlijke
eerste voedingsmiddel voor iedereeü, veel
erger, dan accijns op het vleescb, waarvan
de afschaffing toch geen verandering zal bren
gen in de treurige waarheid, dat het vleesch
weeldeartikel is. De hierdoor verkregen prijs
verlaging zil hen, die zich het gebruik van
vleesch nu moeten ontzeggen, niet tot vleosch-
eters maken, te minder, omdat de uitgaven
voor het brood veel grooter worden.
Yervangiog van vleeschaccfins door invoer
op graan zou het kapitaal bevoordeelen, ten
laste van den arbeid.
In Het Sociaal Weekblad raadt de heer C.
J. H. Van den Broek, uit Mlddelharnis, aan
den graanbouw niet uit te breiden, want het
geïmporteerde gram is goedkooper dan hier
te lande kan worden verbouwd. Ook zegt de
schrijver, dat de zuivere productiekosten van
het uitheem8che graan zooveel goedkooper
z\jn dan die van het graan ten onzent.
Dit nu kan zijn, zegt het Utrechtsch Dag
bladmaar staat nog niet vast, absoluut, voor
altijd en overal.
Waarom, om iets te noemen, is het Noord-
Amerikaansche graan zoo goedkoop? Door den
roofbouw, de z.g. extensieve cultuur, die daar
in zwang is. De tijd, waarop aan deze ruwe
wijze van oogsten door de natuur zelve een
eind zal worden gemaakt, schijnt niet ver meer;
naar gegevens, onlangs door de National Zei-
tung gepubliceerd, moet Amerika alzoo zorg
vuldiger, intensiever gaan bouwen, dan staan
wij gelijk, neen, dan staan wfi hier in Europa
gunstiger, omdat ginds de handenarbeid duur
der is. Om nu onze grenzsn tot zoolang tegen
den invoer uit Noord-Amerika min of meer
toe te houden, ware dan toch nog niet be
paald een „dolheid" of „dwaasheid".
Het blad gelooft, dat het aanbeveling ver
dient geleidelijk de bakens te verzetten, en het
niet aangaat maar terstond te roepen: „Schaf
hier allen graanbouw aanstonds af". Met groote
woorden te schermen, daarmede is het kwaad
niet verholpen. De 83 libérale heeren mogen
zeggen, dat zy zich onverzettelijk zullen kanten
tegen elke pogiDg tot aantasting van het v:fie
ruilverkeer en duurmakisg van het brood,
maar dat is reine pbraseologie.
Over een en ander, wat te pas komt by
verzekering, bevatte De Nieuwe Koerier
een tweetal artikelen, waaraan het volgende
is ontleend:
Het verzekeringswezen heeftin den laatsten
tyd een buitengewone vlucht genomen. Schier
tegen alle rampen of ongevallen wordt in den
tegenwoordigen tyd verzekerd. Maatschappyen
van verzekering verrijzen by tientallen en de
agenten van buiter.landsche maatschappyen
komen u, naast bun collega's van het binnen
land, telkens, en meer dan u lief is, do voor
dooien der verzekering uiteenzetten en de
door hen vertegenwoordigde maatschappy aan-
pryzen.
Waardoor wordt gewooniyk by den vorze-
kerdo de keuz9 van een maatschappij bepaald?
Als hg niet door de welbespraakte agenten
e6nor maatschappy voor deze wordt gewonnen,
in welk geval er van keuzo geen sprake kan
zyn, doch wanneer hg de offerten van ver
schillende maatschappyen met elkander heeft
vergeleken, is het meestal de gevorderde
premie, die den doorslag geeft. Of de goed
koops maatschappy solide is, daarnaar wordt
slechts zelden gevraagd. Dat punt verdient
echter in de eerste plaats overweging, al
moeten wy toestemmen, dat het niet altyd
gemakkelyk is, vooral ten aanzien van buiten-
landsche maatschappgen, zich daaromtrent
betrouwbare gegevens te verschaffen. De ver
melding op prospectussen, dat de maatschappy
werkt met een kapitaal van zooveel millioen,
geeft ons omtrent de soliditeit, ook al ware
de mededeeling juist, niet den minsten waar
borg. Die vermelding, juist of onjuist, dient
sle;hts om reclame te maken.
Kan men zich omtrent de soliditeit eener
maatschappij niet zoo gemakkelyk op de
hoogte stellen, omtrent den inhoud der ver
zekeringsovereenkomst, d. w. z. omtrent de
bepalingen van de polis, is de taak gemak-
kerker. Da inhoud van de te sluiten overeen-
k )mst verdient zeer zeker in de tweede plaats
ernstige overwoging.
Men sluit geen koopovereenkomst, geen
huurcontract, of men bepaalt behalve koop-
en huurprys nauwkeurig tot welke verplich
tingen ieder dor partyen zal zfin gehouden.
Bg het sluiten van een verzekeringscontract
schenkt de verzekerde gewooniyk slechts
aandacht aan het bedrag van de pr?mi9; hg
meent al zeer veel gedaan te hebben, als hy
zich bovendien nog rekenschap geeft van
den duur van het contract. Wg durven be
weren, dat negen van de tien polissen wor
den geteekend nadat men het omtrent den
duur der verzekering en het bedrag der
premie is eens geworden. Van den inboud
der polis heeft men, alvorens men toekende,
goon notitie genomen, en ook daarna acht
men het niet. der moeite waard van de be
palingen kenni3 te nemen. Wie der verzeker
den heeft zfin poli3 wel eens aandachtig
nagelezen? Menigeen meent, dat hg, na de
polis ontvangen te hebben, niet beter kan
doen dan dat stuk zorgvuldig achter slot op
te bergen.
Plegen de verzekerden zich over het alge
meen weinig rekoaschap te geven van de
bedingen van het verzekeringscontract, des
te bet^r hebben de verzekerings maatschap-
pfien de strekking der bepalingen van de
polis overwogen; zooals vanzelf spreekt, niet
ten gerieve van de verzekerden, maar ten
eigen bate. D9 gewooniyk gedrukte bepalingen
der polis zya met zorg opgesteld, meestal
door deskundigen, die daarby wel de belangen
der maatschappy, niet echter die der ver
zekerden in het oog hielden. Die bepalingen
zya in heel veel gevallen van dusdanigon
aard, dat de verzekerde, dien een ramp treft,
is overgeleverd aan de welwillendheid van
don verzekeraar.
Deze bewering schynt u wat kras? Welnu,
verzekerde, gelieve uw met zorg opgeborgen
polis eens voor den dag te halen. Lees eens
na de bepalingen over de verplichtingen van
den verzekerde: hoogstwaarschynlyk vindt
gy daarin niet één, maar tal van voorschriften,
die u niet bekend waren, misschien ook wordt
gy verwezen naar de u nog minder bekende
bepalingen van een of ander wetboek. En
wat is hot gevolg van het niet-naloven dier
voorschriften? Dat gy uw recht op uitbetaling
der verzekerde som verliest.
Wat al bepalingen treft men in de polissen
niet aan omtrent de verzwaring van het risico l
Tal van handelingen, door uw buurman
verricht handelingen, waarvan gy selfs
geen kennis draagt kunnen, volgens de
uitdrukkeiyke bepalingen van uw polis, tot
gevolg hebben, dat de verzekeraar by het
voorkomen van een ongeval tot geen ver
goeding is gehouden.
Gy ontvangt een brief, waarin gy bedreigd
wordt met brandstichting. Gy meent ver
standig te handelen door alleen aan de politie
daarvan mededeeling to doen. Of gy op straffe
van verlies uwer rechten tegenover de maat
schappy, verplicht zyt aan haar daarvan kennis
te geven, gg denkt er niet aan, uw polis
omtrent deze vraag eens te consulteeren.
Etn ander geval.
Gy hebt den inboedel van het door u go-
huurde huis tegen brandschade verzekerd.
Wat zoudt gy opkyken, als do maatschappy
u na een plaats gehad hebbenden brand,
waarbij uw inboedel werd veroietigd, haar
spyt kwam betuigen, dat ze u geen schade
vergoeding kon uitkeeren, op grond dat
bet door u gehuurde huis door deszelfa
eigenaar bg een andere maatschappy was
verzekerd.
En toch, naar luid van de bepalingen van
sommige polissen, zoudt gy u met die be
tuiging van leedwezen moeten tevreden stellen.
Gij verbeeldt u wellicht, dat, als een ongeval
u treft, indien byv. een brand uw verzekerde
goederen vernietigt, dat dan het verzekerd
bedrag u zal worden uitgekeerd. Hoogst
waarschijnlijk zullen de bepalingen van uw
polis u heelwat anders vertellen. Da waarde
van de voorwerpen tydens de ramp, ziedaar
wat de maatschappy gehouden is u te ver
goeden. En wie bepaalt de waarde? Alweer
een van de zwoepen, waarmee de verzekeraar
den verzekerde kan slaan.
Gy, verzekerde, moet de hoegrootheid der
schade bewyzen. Meestal zyt gy daar niet toe
in staathet gevolg daarvan is, dat gy nieta
of heel weinig ontvangt.
Gy wilt de tusscbenkomst des rechters in
roepen. Niet te haastig, de polis snydt u
den weg af. Is een buitenlandsche maatschap
py uw assuradeur, dan zult gy vermoedelyk
aan een rechter in het buitenland benoeming
van scheidsrechters mogen verzoeken, en
allerwaarschyniykst zal do maatschappy zoo'n
lastigen verzekerde, die niet terstond met het
door haar gedane aanbod genoegen heeft ge
nomen, op grond van een of andere bepaling
van de polis met niets weten af te schep9n.
Maar een solide maatschappy, een maat
schappy, die haar goeden naam op prys stelt,
zal zóó niet handelen, zult gy zeggen. In een
volgend opstel zullen wy eenige staaltjes aan
halen, die hg u wellicht dat al te groote ver
trouwen oenigszins aan het wankelen zullon
brengen. Maar gesteld, dat uw vertrouwen
niet zal worden beschaamd, dan vragen wy
toch, is het te verdedigen, dat gy u met blind
vertrouwen overgeeft aan een maatschappy,
die heden door deze, morgen door gene direc
tie zal worden bestuurd? Wy vragen u, is
het mot de zorg van een goed huisvader te
i)
L
Ik was oen jong luitenant der huzaren en
lag in een stadje van Klein-Rusland in gar
nizoen. Wy, kameraden, vermaakten ons onder
elkander, zooals bet in een eentonige, kleine
stad het beste gaat; d. w. z. het was altyd
hetzelfde programma: 's morgens exerceeren
en ryden, 's middags diner bg den commandant
van het regiment of in de eenige tamelyke
restauratie der plaats, 's avonds kaartspel met
zeer veel punch. De kameraadschap bleef ge
trouw bg elkander en ér kwam geen „burger"
in ODzen kring, met uitzondering van één
enkelen. Deze was een mager, eenigszins
öbmber man van omstreeks vyf en dertig jaar,
die zijn introductie in den kring der kameraden
niet zoozeer te danken had aan de omstandig
heid, dat hy vroeger by de huzaren had ge
diend, als wel aan de door ons zeer gewaar
deerde eigenschap, dat hy somwyien diners
met champagne gaf. Milow zoo wil ik
onzen toenmaligen makker hier noemen
was eigenlyk van zeer stillen aard, maar
wanneer hy sprak, maakte hy juiste opmer
kingen, hoewel zyn tong een weinig scherp
was en niemand placht te ontzien. Ofschoon
hy in gunstige omstandigheden scheen te leven,
was zyn woning hoogst eenvoudig gemeubi
leerd. Zy bevatte echter een eigenaardige
versiering. De wanden der kamers waren
zoozeer met kogels doorboord, dat zy wel op
byenc-llen gel-ken. Wy hadden weldra ver
nomen, dit Milow door een voortdurende
oefening in het schieten met pistolen een
wonderbaarlyke vaardigheid had verkregeD,
en er was niemand onder ons, die in de
„mensuur" tegenover hem had willen staan.
Het was oigenaardig evenwel, dat, zoodra
tweegevechten ter sprake kwamen, Milow
steeds zweeg of het gesprek een andere
wending gaf.
Op zekeren avond hadden wy, ongeveer
een half dozyn officieren, na een diner bg
Milow, waarby van den champagne een stevig
gebruik was gemaakt, lust om te spelen.
Milow, die niet gaarne speelde, liet kaarten
brengen. Hg werd uitgenoodigd de bank te
houden, legde een hoop goudstukken op de
tafel, en het spel begon. In 't begin heerschte
er, ondanks de opgewekte stemming, een
diep stilzwfigen, want ieder was nieuwsgierig
naar den uitslag. Op dezen avond bevond zich
een jong luitenant onder ons, die pas bg het
regiment was aangesteld. Hy was even
onbekend met Milows geaardheid als met do
werking van den champagne, dien hy al te
overvloodig genoten had. Een vermeende reken
fout, die de bankier volgens de zeer onduide-
ïyke meening des luitenants zou begaan hebben,
gaf aanleiding tot een pynlyke woordenwisse
ling. De door den wyn en het spel verhitte
gemoederen kwamen in opstand, en daar
Milows bestendige kalmte den jongen luitenant
niet minder ergerde dan het gelach der kame
raden, wanneer Milow met treffende ironie
den woedende van antwoord diende, ge
raakte de officier buiten zichzelven. Hg greep
een zilveren kandelaar van de tafel en slingerde
dien Milow naar het hoofd. Deze ontweek
behendig, maar hy sprong bleek van toorn
op en riep met fonkelende oogen: „Uit myn
oogen, knaap! En dank God, dat het in myn
huis gebeurd is!"
Wy waren geen oogenblik in het onzekere
over de gevo'gen van dit tooneel, en onze
jonge makker, die het huis had verlaten met
de verklaring, dat hg tot elke voldoening
bereid zou zgn, was in onze oogen niets dan
oen den dood gewyde. Toen wy elkander
den volgenden morgen in de rybaan aantrof
fen, was de algemeene vraag naar de „zaak"
van den jongen officier, toen deze eensklaps
verscheen en ons mededeelde, dat er tot dus
ver geen secondant van Milow by hem was
geweest. Drie dagen verliepen en de zaak
bleef gelyk zy was. De luitenant leefde altyd
nog. Dit gedrag van Milow kwam ons onba-
grypeiyk voor, vooral toen een onzer kame
raden, die tegenover hem woonde, gezien had
hoe hy een ganschen voormiddag den eenen
kogel na den anderen in een aan den muur
ge8pykerd kaarteblad schoot. Hier was geen
twyfel mogelyk. Milow gold by ons verder
voor een lafaard, en met zulk een man kon
het corps officieren van een keizerlyk regiment
huzaren niet meer omgaan.
Den vierden dag na den noodlottigen speel
avond vond ik, toen ik van het exercitieveld
thuiskwam, een brief, aan welks adres ik
Milows schrift herkende. De brief bevatte
slechts een paar regels, waarin Milow my
verzocht hem dien avond voor een gewichtige
aangelegenheid te bezoeken; ik zou hem door
mfin komst zeer verplichten. Aanvankelyk
aarzelde ik: het esprit de corps gebood my
met dien lafhartige niet de minste gemeen
schap te hebben. Doch myn nieuwsgierigheid
wat kon Milow mg voor gewichtigs te zeggen
hebben? alsook een zeker medeiyden met
den man zegevierden, en ik trad 's avonds,
in de hoop door niemand gezien te worden,
by Milow binnen. Ik vond de kamer totaal ont
ruimd. Op den grond stonden koffers, en Milow
kwam my met een ernstig gelaat te gemoet.
„Ik dank u", sprak hy, „dat gy gekomen
zyt. Zooals ge ziet, ben ik op 't punt op
reis te gaan. Het zou kunnen gebeuren, dat
wg elkander niet terug zagen, en daarom
wilde ik u een verklaring geven van myn
gedrag, dat u zeker onbegrypelyk voorkomt.
De opinie uwer kameraden is my onverschil
lig, maar u heb ik lief, en het zou my smar
ten, zoo gy een verkeerde meening omtrent
my behieldt".
Hy zweeg en ook ik wist niets te zeggen.
Maar ik ging zitten en luisterde oplettend
naar hetgeen hy my mededeelde.
„Gy verwondert u er over," begon by,
„dat ik van dien flauwen luitenant geen vol
doening heb verlangd. Geloof my*. wanneer
ik aan dezen man myn voldoening had kunnen
nemen, zonder myn eigen loven op het spel
te zetten, zou ik het zeker gedaan hebben."
Verbaasd zag ik Milow aan.
„Zoo is het," ging hy voort. „Ik heb het
recht niet my in doodsgevaar te begeven,
want het is byna zes jaar geleden, dat ik
een oorvyg kreeg, en de man leeft heden
nogl"
Myn nieuwsgierigheid was ten uiterste
gespannen.
„En hebt gy niet met hem gevochten?"
vroeg ik.
„Ik heb gevochten," antwoordde Milow.
„En hier ziet gy een hennnering aan dit
duel." Hy nam een pet uit een hoededoos
en zette ze op. Ongeveer een halven duim
boven het voorhoofd was ze, zooals ik nu
zag, met een kogel doorboord.
„Gy weet," verhaalde by, „dat ik by het
*sto regiment huzaren gediend heb. Ik
was een officier naar den aard, reed, dronk,
duelleerde, wanneer het moest, met de anderen
om stryd. Toen werd oens een jongmensch
uit een ryke en voorname familie naar ons
overgeplaatst. Zyn naam, zyn beminnelyk
voorkomen, misschien ook wel zyn rykdom
verschaften hem spoedig succes by de vrouwen.
Zoo kwam hy ook in aanraking met een
dame, die ik aanbad, en ik begon allengs te
vreezen, dat haar hart door den nieuwen
kameraad van my vervreemd zou kunnen
worden. Do gelegenheid, hem onschadelyk te
maken, vond ik weldra. Op een zomerbal
gedroeg hy zich tegenover de dame myner
keuze zoo indringend, dat hy zich door ray
de grofste beleedigingen moest hooren toe
voegen. "Wy trokken de sabel, werden even^
wel gescheiden om elkander den volgenden
morgen met onze secondanten in een boschj»
buiten de stad weer te zien.
{Slot volgt.)