RiOORDWUK. Kaart van Turkije en Griekenland, met aanwijzing van de grenzen en het Oorlogsterrein. MENGELWERK. dan echter nog dienen voor figuren, die meer op den achtergrond komen. Ook mot gips wordt veel gewerkt. Zoo zyn bijvoorbeeld de geweren van de militairen van gips gegoten en daarna gekleurd. Ja zelfs, de armen, de beenen der kettingjongens in do Lombokgroop zyn van gips, wijl hier beschil dering mogelijk was. Het behoeft wel geen beloog, dat de man, die al die beelden boetseert, giet en bewerkt en dit alles doet zonder eenigo hulp, een meer dan gewone kunstvaardigheid moet bezitten. De heer Van Haaff ïs dan ook een kunstenaar in zijn vak en wij zagen toevallig nog een aardig staaltje daarvan in eon arbeid, die nu niet met het Panopticum in verband staat. Het was een mandje met bloemen, geheel van gips gevormd. Dit kunststukje, waarin do losse schikking en de naar do natuur ver vaardigde bloemen, als seringen, lelietjes van dalen, rozen, enz. een zeer mooi geheel vormen, is indertijd, in 1S79, te Arnhem ingezonden geweest op een tentoonstelling van kunstwerk van levende Nederlandsche meesters. Als men bedenkt, dat al die takjes en blaadjes en fijne bloemen stukje voor stukje zyn opgebouwd, begint men niet alleen den smaak, maar ook het goduld van den bewerker te benijden. In het modelleeren was de bekende Strackó eermeester van den heer Van Haaff en overi gens heeft de praktijk hom den Panopticum- arbeid geleerd. Dat do twee Noordwyken (Noordwyk-Binnen en Noord wijk aan Zee) niet ver van Leiden liggen, zal allen lezers van ons blad wel bekend zyn. "Wat de meestért hunner even wel niet wetoD, is, dat _ae. beide, alsook hare omstreken, zeer veel natuurschoon te bewonderen geven. Ware dit toch wèl het geval, het bezoek der Leidenaren aan Noord- wük zou des zomers drukker zijn dan het is. Kan deze betreurenswaardige onbekendheid van het grootste deel onzer stadgenooten als onbetwistbaar feit aangenomen worden, hoeveel reden is er dan om te verwachten, dat Noord- wijk in ons land niet die vermaardheid, dien goeden naam bezit, niet die aantrekkings kracht, als gevolg van onbekendheid, van zich doet uitgaan, welke alleszins wenscheiyk zouden zijn. Dit nu hebben ook oeDige inwoners van Noordwljk ingezien en ton einde Noordwyk- Binnen zoowel als bet Bad Noordwljk meer en beter bekend te doen worden, allengs in breederen kring, hebben zij een Vereem'ging opgericht, de „Vereoniging tot bevorderiog van bet Vreemdelingenverkeer in de badplaats Noordwljk en Omstreken", waarvan voorzitter is de heer A. Dorsman en eerste secretaris de heer J. H. Van der Werf. Een der eerste daden, door haar verricht, was deze: de vertegenwoordigers van ver schillende bladen een dag te Noordwljk te gast te nooden, ten einde hen rechtstreeks het «choone van Noordwyk en omgeving te doen waarnemen, om daarna van bun bevinding in hun bladon getuigenis te kunnen geven. Byna alle genoodigden namen, met dat doel voor •ogen, de uitnoodiging aan; zoo ook wij. En ziehier wat wij omtrent Noordwljk te ver melden hebben. Zooals te Leiden algemeen bekend ie, kan men Noordwljk van bier gemakkelijk en niet duun per stoomtram en per boot bereiken; de verbinding met de tram hoopt de voornoemde Vereeniging in de toekomst nog gerieflijker te maken. Maar ook van het station der Hol- landsche IJzeren-Spoorweg-Maatschapplj te Piet-GUzenbrug kan men er komen, en laat er ons op wjjzende weg van dit station tot Noordwljk-Binnen biedt een prachtige wande ling van drie kwartier langs scboono buiten plaatsen, als bfiv. het kasteeJ^Leeuwenhorst", dat met zijn wandelingen óJ-Verzoek ter be zichtiging wordt opengesteld, "en „Calorama", terwijl ook de begraafplaats der R.-K. ge meente een bezoek alleszins waard is. In het dorp treffen we aan een van Noord- wjjks oudheden: den Sint-Joris-Doelen, dag- teekenend uit het einde der vijftiende eeuw, waar nog wordt bewaard de boog, door Jacoba vaa Beieien gehanteerd, als zy, op haar kasteel „het slot Teylingen", bij Sassenheim, vertoe vende, meermalen dezen Doelen bezocht. Ook thans nog wordt hier jaarlijks door de broeders van St.-Jori3 naar den papegaai geschoten, terwijl om de zeven jaren het zoogenaamde Koningscbieten plaats heeft. Het zy ons vergund nog even de aandacht te vestigen op de prachtige ruïne van Teylia- gen, uit Noordwljk gemakkelijk te bereiken. Het heerlyk bladerendak, des zomers dcor de lindeboomen langs de Voorstraat gevormd, moet elkeen treffen en noopt tot een oogenblik toeven8 in „Hot Hof van Holland" van den heer Van Konijoenburg,. met ruime zaal en flinken tuin en niet te vergeten ruime waranda, mot ui'zicht op het Lindenplein. Dit plein overgaande, bereikt men de R.-K. kerk, gedeeltelijk vernieuwd in schoonen styl. In deze kerk worden bewaard de reliquieén van den stichter der parochie, naar zijn naam genoemd St.-Jeroen, in 856 in do nabijheid van Noordwljk vermoord door Noorsche heidenen. Jaarlijks is deze kerk thans het doel van tal van pelgrims. De kerk der Ned.-Herv. Gsm. geeft vele kloeke grafsteenen te bewonderen, alsmede een fraai monument voor een der vroegere ambachtsheeren van Noordwljk, Janus Dousa, wiens stoffelijk ovorscbot in deze kerk rust. Ook het in 1S37 gebouwde Raadhuis mag gezien worden. En zoo zouden we kunnen doorgaan met het opnoemen van bezienswaardige gebouwen, nuttige stichtingen en historische herinne ringen, ware' het niet, dat we vernomen hadden, dat het in 't plan der jonge Vereeniging ligt later een volledigen gids van Noordwljk uit te geven, die, geïllustreerd en met zorg samengesteld, by een bezoek meer nut kan aanbrengen dan onze opsommingen. Volstaan we daarom hier met de overtuiging uit te spreken, dat Noordwyk-Binnen den indruk geeft te zyn een schoone, welvarende ge meente met veel bezienswaardigs, een lief- ïyke, boscbryke omgeving, prachtige buitens („Offom" niet te vergeten), een heusche be volking, goed voorziene winkels en een overheid, die goeden smaak aan kunstzin paart; een gemeente, een bezoek, een ver blijf en hierbij denken we onwillekeurig weer aan „Het Hof van Holland" alleszins waard. En nu, want naar natuurschoon bovenal biyft ons hart uitgaan, nu naar Noordwyk aan Zee, naar do badplaats dus! "Wandelende langs een aaügenamen weg, die op schier elk punt schoone vergezichten aanbiedt en een blik gunt op de groene duinen, zoo grillig, zoo onderling verscheiden van vorm en hoogte, waartegen enkele nette villa's schilderachtig afsteken, bereiken we in minder dan een half uur de badplaats, waarheen we ook per tram kunnen stoomen. Eerst even vertoefd achter de breede duinenry, by villa Stirum, by villa Noval Welk een heerlyk panorama ontrolt zich hier aan onzen voet! Dat is natuurschoon! Deze plekjes moeten telkens weer tot zich trekken. Heerlyk, hier in 't schoone jaargetyde, nu 's morgens, dan 's avonds, by zonnegloed, by zilveren maanglans, te toeven en den bewon- derenden blik to laten weiden over dit éénige panorama. En hoe hooger het duin op, hoe schooner, hoe verhevener het schouwspel I Dd&r de majestueuze zee en het breede strand, ia 't verschiet aan de eene zjjde Katwijk en ScheveDings Kurbauskoepel, aan den anderen kant de toren van Haarlems St.-Bavo, Zand voort en IJmuiden; landwaarts in dichtby Noord wyk aan Zee, verder af Noordwyk-Binnen, Rynsburg, Voorhout, in het verre verschiet de dorpen tusschen Leiden en Haarlem, met heur boschryke omgeving, en Leiden zelf met zyn hoogo kerken, den koepel derMare- kerk, enzyn rookonde schoorsteeneD, welker aanblik het genot van het hier-zyn, te midden van deze schilderachtige omgeving, in deze fri8sche, zuivere lucht, niet weinig moet ver- hoogen. Ook thans, by helderen hemel, is het er verrukkeiyk schoon en wie prachtige, veel kleurige tulpenvelden aanschouwen wil, hy vergete Noordwyk niet en verzuime niet van een hoog puDt te Noordwyk aan Zee den ryken tulpenschat in al zyn schakeeringen van kleuren en tinten in oogenschouw te nemen. Thans naar Noordwyks tulpenvelden I Ook van „Huis ter Duin," op het duin ge bouwd, heeft men een heerlyk vergezicht. Dit badhotel, dat thans door bybouw wordt ver groot, ziet er in allen deele keurig uit en kan zonder gewetensbezwaar aanbevolen worden. De eigenaar, de heer Tappenleck, laat niets na om het zyn gasten zoo gerieflyk mogeiyk te maken. Er bestaat in dit opzicht tusschen hem en den heer Van Konynenburg, den eigenaar van het hotel van dien naam aan 't strand, een pryzenswaardige wedstryd. Voor hen, wien T duïhcnklimmen te moei- lyk valt, zyn er wegen in het duin aangelegd, kostbare steenen wegen; om de eentonigheid te breken, heeft men er een rustieke brug ge bouwd, die een aardig effect maakt. Uit een en ander kan men, naar we hopen, eenigazins afleiden,datNoordwyk, niet het minst de badplaats, welke het vorige jaar trouwens door een 500-tal badgasten werd bezocht, veel schoons te genieten kan geven. We hopen óók, dat hetgeen we er hier in 'tkort van vermeldden, menigeen moge aansporen er in den zomer korter of langer tyd te vertoeven. Niemand zal zich een bezoek aan Noordwyk beklagen. En wie daar dan, na weldra by het vaststellen van reis- en verbiyfplannen gehoor gegeven te hebben aan de roepstem der vaderlandsche pers om ook eens naar Noordwyk de schreden te richten of er hot anker neer te werpen, later tot de overtuiging komt, dat er inderdaad ge noten kaD worden, vergete niet, dat het de Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer was, die op Noordwyk de aandacht deed vestigen. Het streven dier Vereeniging is zeer pryzenswaardig; haar plannen, kunnen zy tot verwezoniyking komen, zullen velen ten goede zyn. Zoo is een druk bezoek aan de badplaats, door haar uitgelokt, niet te versmaden voor de bewoners van de Noordwyken, die nering doen; komen gemakkelijke banken, op schoone punten ge plaatst, alsmede handwyzers op kruiswegen den wandelaars te stade en is een nieuw koepeltje op 'tVinkenveld in het duin een welkome beschutting voor den panorama- bewonderaar. Groei en blo9i dan, jonge Vereeniging, tot heil der badplaats Noordwyk en Omstreken, en moogt ge u houden aan uw dool: Noord wyk steeds meer te maken tot een welkom oord voor hen, die in een niet rumoerige, maar kalme omgeving ontspanning zoeken. Uwe gastvryheid heeft de pers op grooten prys gesteld; ge hebt u goede bestuurderen gekozen, die toonen te begrypen in welke richting zy sturen moetenwaar onze pers kan zal ze u steunen in uw loffelyk streven, da,fc, trouwens op elks steun en waardeering tèn volle aanspraak mag maken. De laatste Les. Uit het Fransch van A. Doudet. Ik was dien morgen veel te laat klaar, om op tyd in de school te z0n en ik maakte my reeds beangst, dat de onderwyzer my eens flink onder handen zou nemen, zooals by de laatste maal beloofd had. Daarby zouden we 't over de deelwoorden hebben, waarvan ik kon zeggen, vry wel niets af te weten. Eon oogenblik dacht ik er over, niet naar school te gaan, maar dien tyd buiten door te breDgen. Da zon scheen uitlokkend, de vogels kweelden in het groene lommer der oude hoornen en achter de schuur van den schrijn werker Rippert exerceerden de Pruisische soldaten. Met groote moeite wist ik der ver leiding te ontkomen on met kloppend hart sloeg ik yiings den weg naar school in. In het voorbygaan zag ik een groepje menschen staan voor het hord, waarop achter traliewerk allerlei wetenswaardige berichten werden aangeplakt. Daar lazen we het eer3t de slechte tijdingen, de oproepingen voorden oorlog en zonder te blijven staan dacht ik: „Wat zou er nu weer zyn?" De smid Wachter riep my achterna, terwijl ik het plein over holde: „Haast je maarniet zoo, kleine vent, je zult altyd nog wel tydig genoeg op school komen." Ik dacht, dat by my voor den gek hield, en hijgend trad ik het kleine tuintje voor het huis van den onderwyzer Hamel binnen. Gewoonlijk heerschte er een onbeschryflyk lawaai in het schoollokaal, eer de lessen een aanvang namen, zoodat men op straat duide- lyk het leven kon hooren. Lessenaars werden dichtgeslagen, lessen hardop opgezegd, de een nog harder trachtend te schreeuwen dan de ander, terwijl een derde bezig was met overhooren en de dikke liniaal van den meester berhaaldeiyk met venynige slagen op de lessenaars neerkwam onder het gebiedend uitgeschreeuwd: „stilte daarl" Ik hoopte reeds op deze wanorde om onge merkt myn plaats te bereiken, maar alles was zoo stil en rustig of het een Zondag morgen was. Ik zag mijn klasgenooten, door het open raam, reeds op hun plaatsen zitten en mynheer Hamel tusschen de banken wan delen, met zyn verschrikkeiyke ijzeren liniaal in de hand. Ik deed met bevende vingers de deur van het schoolvertrek open en liep toen haastig, met een vuurrood gezicht, naar myn plaats. Tot myn groote verbazing keek mynheer Hamel my zelfs niet boos aan, maar zeide integendeel op buitengewoon vriendelyken toon tot my: „Ga gauw zitteD, Frans, anders beginnen we zonder jou." Ik zette my dadeiyk achter myn lessenaar en toen ik eenigszins van myn schiik beko men was, merkte ik, dat de meester zyn mooie, groene jas, geplisseerde jabot en zwarte geborduurde zyden pantalon aanhad, een toilet, dat hy anders alleen droeg op feestdagen of by gelegenheid van een prys- uitdeeling. Maar wat mijn algeheele verbazing opwekte, was dat de banken achter in het lokaal, die gewooniyk leegstonden, nu inge nomen waren door eenige dorpelingen als den ouden Hauser met zyn driekanten steek, den vroegeren burgemeester, den brievenbesteller en vele anderen. Hauser had een oud a-b-c- boekje medegebracht, dat by opengeslagen op de kniëen hield, zyn bril met de groote, bolle glazen er tusschen. Allen keken treurig, alsof hun een groote ramp was overkomen; Terwyi ik met verwondering zat toe te kyken, had de onderwyzer in zyn katheder plaats genomen en was by de volgende aau-t I spraak begonnen op denzelfden ongewonen, vriendelyken toon, waarop by my daareven had toegesproken „Kinderen, het is de laatste maal, dat ik u onderwys geef. Uit Beriyn heeft men ons doen weten, voortaan alleen de Duitschetaal op de scholen te laten onderwyzen. Vandaag ontvangen de inwoners van den Elzas dus de laatste les in hun moedertaal. Ik verzoek u dus goed te willen opletten." Die weinige woorden brachten een geheel en omkeer in myn gevoelens teweeg. De ellendelingen! Dat stond dus aangeplakt aan het Raadhuis! Myn laatste les in het Fransch! En ik, die het nog nauweiyks kon scbryven, zou die taal dus nooit grondig leeren! Hoe betreurde ik nu niet getrouwer do school te hebben bezocht, en nestjes to hebben uitgehaald in plaats van myn lessen te leeren. Myn boeken, die my daareven Dog zulk een ballast toeschenen, had ik nu wel, met hulp van den meester, willen van buiten loeren. Da spraakkunst, de vaderlandsche go- schiedenis, die my daareven nog zoo verveeld hadden, schenen my nu oude vrienden toe, een trouwe genegenheid waard. Al deregels, die ik had moeten schryven, en de slagen met de liniaal, die my waren toebedeeld ge- worden, had ik vergeten, om alleen te be seffen dat we voor het laatst onzen ouden onderwyzer voor de klasse zagen. Arme man! Tor eere van deze laatste les had hy zyn zondagsche kleederen aangetrok ken, en om dezelfde reden hadden de oude dorpelingen, zich op de ledige banken gezst, met deze daad te kennen gevend, dat za het betreurden vroeger de school niet trouwer bezocht te hebben. Te geiyk bedankten ze hier mede den ouden meester voor zyn veertig jaren van trouwe plichtsvervulling. Hier was ik zoowat met myn gedachten, toen ik eensklaps myn naam hoorde noemen. Het was myn beurt, om de les op te zeggen en wat had ik niet gegeven, als ik die lange, dorre opsomming van deelwoorden, met hel dere stem, zonder een fout had kunnen opzeg gen. By de eerste woorden ging het echter al mis en beschaamd liet ik het hoofd hangen, Diets meer wetend te antwoorden. „Ik zal je nu niet meer beknorreD, Frans", zeide de meester vriendeiyk, „je zult reeds gestraft zijn. Alle dagen denkt men opnieuw: kom, ik heb nog zooveel tyd, ik zal 't morgen of overmogen wel doen. Je ziet nu wat daar van komt. Dat is de groote fout der Elsassers geweest, dat zy van den eenen dag op den aD^eren de goede instructie van hun soldaten hebben uitgesteld; daarom kan men ons later met recht toevoegen: gy noemt uFranscben en kunt uw eigen taal noch lezen nöuh venEn gy hebt niet de meeste schuld, myn beste Frans, uw ouders hadden beter toe moeten zien op uw opvoeding en uw ontwik keling, en ik bad de schooluren aangenamer moeten maken. Uw ouders lieten u liever een paar stuivers verdienen, en gaven er niet om of ge uw geest verryktet en ik, hoe menigmaal heb ik je myn tuin laten j begieten in plaats dat ik je aan het werk zette. En als ik lust had om tè gaan vis- cshen, heb ik my nooit bezwaard gevoeld over den dag V3cantie, dien ik daardoor myn leer-1' lingen gaf." Yan het een op het ander komend, begon hy ons nu te vertellen, dat do Fransche taal de rykate, de mooiste en de meest wel* luidende was, dat we die nooit moesten ver-1 geten, want een volk, dat goed zyn moeder taal bewaart, heeft den sleutel van zyn kerker in zyn bezit. Daarna las hy ons een stuk uit de spraakkunst voor en ik was ver baasd over mjjn eigen bevattingsvermogen. Alles scheen my zoo gemakkeiyk toe; ik had of nooit zoo goed geluisterd of de goede, meester Hamel had nooit met zooveel ge duld ons een moeilyke grammaire les uitge- legd. Het was alsof hy al zyn weten in ons wilde gieten, dezen laatsten keer, dat 't hem vergund was ons onderwys te geven. Het volgend uur begon de schryfles; nieuws voorschriften lagen klaar, waarop de meester in zyn fraaie, roodo letters had geschreven: „Frankryk, Elzas, Frankryk, Elzas." En wat deed ieder dien morgen zyn best en wat heerschte er een stilte in 't lokaal! Men hoorde niets dan het gekras der pennen over het papier; zelfs toen er meikevers binnenkwamen vliegen, keek niemand op, zelfs de kleinsten niet. Ieder was to veel bezig met zyn schryf- voorbeeld en trachtte bet zoo fraai mogeiyk na te schryven. Op het dak der school kirden de duiven en met verontwaardiging dacht ik „men moest haar ook nog de vreemde taal leeren, dat ontbrak er nog maar aant" Nu en dan van myn schrift opkykend, zag ik mynheer Hamel onbeweeglyk in zyn katheder zitten, de dingen in het vertrek^ fixeerend alsof hy zo voor altijd in zyn ge j hougen wilde prenten. Veertig jaar lang had hy daar op dezelfde plaats gestaan, met dezelfde banken en lessenaars voor zich; alleen het hout was donkerder geworden; de note- stekken in den tuin, die hyzelf geplant h3d, waren reusachtige hoornen geworden en do wilde hop had zich om den geheelen voor gevel der eenvoudige woning geslingerd. Welk een smart, al deze herinneringen te moeten verlaten! Boven hoorde hy zyn zusters bezig laden en kisten te ledigen en den inhoud in koffers te pakken. Nu en dan hoorde men het roestig knarsen van een slot, dat werd om- gedraaid. Den volgenden morgen zouden ze voorgoed het land verlaten. En toch had hy den moed gehad, ons deze

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 12