N°. 11400 Maandag 26 April, A0.1897. fëeze fëourant wordt dagelijks, met uitzondering Van fon- en feestdagen, uitgegeven, PERSOVERZICHT. Feuilleton. De dochter van mijn gastheer. LEIDSCH ÏBIJ3 DEZER COUHAHT! Voor Leiden per 3 maanden, franco per poet •A&onderUjke Nonuners r r l .«k 1.40. 0.05. PRIJS DEB AD VERTEN T1ÜN Van 1 6 regel3 f 1.05. Iedero regel meer f 0.17J, Grootera letters naar plaatsruimte. Voor bot incasseeron buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Tweede Blad. Onder het opschrift Morgengrauwen "waagde zich het Utrechtsch Dagblad er aan na te gaan hoe het by de volgende verkie zingen zal gesteld zijn. Het blad meent, dat het hierbij op twee vragen aankomt, namelijk Wolk© getalaanwas de legers hebben onder vonden en in welke groepeering zij zullen optrekken. Al wat katholiek is, zal, vervolgt het blad, ontwijfelbaar bijeen staan, maar van de pro testanten van streng orthodoxe confessie kan hetzelfde niet gezegd worden. "Velen der nieuwe kiezers van die richting zullen dr. Kuyper volgön, velen hebben zich ook bij den „Chris- telijk-Historischen Kiezersbond" aangesloten. Voor de niet-kerkelyke nieuwe kiezers ge looft het Utrechtsch Dagbladdat do meeste in de radicaal gekleurde arbeiderskiesver- eenigingen te vinden zullen zijn, omdat zy de sociaal-oeconomische wenschen voorop stellen, maar ons volk niet revolutionnair is. Lagere beambten, enz. mogen enkele manschappen aan links-liberale en radicale kiesvereenigiogen hebben geleverd. En nu de groepeering. Uit de wijze, waarop hot anti-revolutionnair program van actie is ontvangen, maakt het Utrechtsch Dagblad op, dat er toenadering zal komen tusschen de mannen van dr. Kuyper en die van den heer Lohman en dat het pro gram er op is aangelegd, om met behulp van Roomschen en radicalen de liberalen te ver pletteren. Eindelijk trekt het blad uit de jongste ge beurtenissen onder de liberale party de vol gende conclusie: Zooala do zaken thans staan, mag men een gemeenschappeiyk optreden der liberalen, door de christeiyk-historischen gesteund, ver wachten, waarby de linkorzyde natuuriyk de door haar broedoren aangebrachte bondge- nooten zal hebben te ontzien en hare dank baarheid voor dit bondgenootschap zal hebben te toonen. En zoo heeft dan de „Christeiyk-Hlstori- ache Kiezersbond" de anti-revolutionnairen in den Roomschen hoek gedreven, een verbond der democratische elementen uit verschillende partyen verhinderd en de vooruitstrevende liberalen tot onderwerping gedwongen. Of daarmede eene liberale dan wel oene katholieke meerderheid in de Kamer zal worden gebracht? Die vraag beantwoordt het blad niet. De Haarlemsche quaestie aangaande Zon dagsrust gaf De (n) (anti-rev.) Nederlander nog een tweetal artikelen over gezegde rust in de pen. Het blad verklaarde van meening ,te zyn, dat in weerwil van het afkeurend geroep, menig voorstander van Zondagsrust, zoo binnen als buiten Haarlem,, den burge meester in stilte of openiyk danken zal voor zyn „mannelijke, ernstige, kloeke daad". „"Wanneer maar eerst de quaestie goed en duidoiyk is gesteld en onder de oogen gezien wanneer het opgejaagde stof is weggewaaid; wanneer persoonlijke bitterheden zyn uitge- wiacht, dan zal, zegt het blad, de zaak als zaak bekeken worden. En wanneer dèn de vraag gesteld wordt: „Wat wilt gy? Zondags rust of Zondagsarbeid, met Zondagsruzie en rumoer annex?" dan zou nog het overgroote deel van ons volk kiezen voor de eerbiediging van den rustdag. „Zeer mogeiyk, dat dan ook zou biyken, dat de bestaande Zondagswet verandering bohooft, maar ook daartoe komen wy niet zonder dat eerst de bestaande wet geëerbie digd worde. Wetten veranderen, als het noodig is, goed. Wetten verwaarloozen en voor even veel laten staan, niet goed; nooit goed. Waar gezag is, daar is, onder dat gezag, vryheid mogeiyk; maar waar het gezag niet wordt geëerd, daar wordt de vryheid bandeloosheid. Daar is de heerschappy van de schreeuwers. Wie dan maar den grootsten mond kan opzet ten, krygt geiyk". Het doet De Nederlander leed, ook in de pers bemerkt te hebben, dat het er met den eerbied voor het gezag by sommigen treurig uitziet." Dat de minister van waterstaat zich voor stelt twaalfhonderd gulden waar borg van een gemeente te eischen, die aansluiting wenscht aan het intercom munaal telephoonnet, is bekendeen hoog cyfer volgens velen. Ook de Haagsche correspondent der Zut- fensche Courant denkt er aldus over. Hy toch schryft „Naar de meening van vole leden behan delt de minister de telephonie veel te veel als een koopmanszaak. Een gemeente, die aangesloten wil worden, moet beginnen met ƒ1200 per jaar aan opbrengst te garandeeren. Voor aanzienlijke gemeenten moge dat geen bezwaar zyn, voor kleinere gemeenten zal dit allicht een onoverkomeiykt hinderpaal biyken. En het stellen van die voorwaarde is te onbillyker, omdat de gemeenten, die reeds aansluiting hebben verkregen, geen garantie hebben gegeven. Maar de minister bleef op dit punt onverzetteiyk. „Ik ben wel verplicht dergeiyke voorwaarde te stellen," zeide hy, „omdat anders het verlies voor de schatkist te groot zou worden." Als men echter indertyd voor telegraphische verbindingen ook dergelyken algemeenen eisch had gesteld, wat zou er van het telegraaf- verkeer zyn geworden? Maar een van de hoofdredenen, waarom men aan het depar tement van waterstaat deze zaak zoo be krompen en koopmansachtig behandelt, schynt juist hierin gelegen, dat men vreest voor de concurrentie, die de telephonie de telegraphie zal aandoen. Nu is het zeker niet te ont kennen, dat by uitbreiding van het telephoon- verkeer de telegraaf minder zal opbrengen, maar de vraag is of het belang van de schatkist in dezen overwegende mag zyn en of de minister, aan wien de behartiging der verkeersbelangen is opgedragen, zich niet op een ruimer standpunt behoorde te plaatsen. Het is dan ook te hopen, dat 's ministers opvolger zal kunnen besluiten in het alge meen belang dat eenzijdig standpunt pry's te geven." Eenige bladen komen op Goeden V r y- d a g niet uit. Ook het onze niet. De Staats courant is dit jaar mede niet verschenen. De Maasbode heeft er geen vrede mede, dat De Staatscourant dan niet verscbynt. De Goede Vrydag moge door de meeste protestanten als een Christeiyke rustdag beschouwd worden, de katholieken erkennen hem niet als zoodanig. En nu is De Maasbode van meening, dat een van Staatswege uitgegeven blad ook te dezen opzichte met de voorgeschreven onzydigheid rekening houden moest. De Maasbode zou als voorwaarde voor een speciale regeling, waarby het niet-verschynen der Staatscourayit op Goeden Vrydag gewet tigd werd, willen stellen, dat dan ook op een katholieken feestdag, byv. H. Sacramentsdag, die uitgave gestaakt werd. „De Regeering", zoo besluit zy, „kan toch zeer licht begrypen, dat het niet-uitgeven van onze Staatscourant op een protestantschen, het niet doen plaats hebben van de staatslotery op een Israëlieti- schen feestdag, terwyl met de katholieke feestdagen nimmer rekening wordt gehouden, hinderiyk moet zyn voor een aanzieniyk deel der Nederlandsche bevolking". In het Dagblad voor Zuid-Holland en 's-Gravenhage komt een hoofdartikel voor, niet van de redactie echter - waarin op een verandering van het legerbestuur wordt aangedrongen. Moet, vraagt de schryver, de deplorabele toestand, waarin ons krygswezen is gebracht, niet ten deele geweten worden aan het feitelyk te niet gaan van een krachtig, constant, koninkiyk oppergezag over zee- en landmacht Wat is thans feitelijk de leidende gedachte, die by de kwyting van den heiligen plicht der landsverdediging voorzit? Waar is de forsche hand, die als een tweede Stadhouder Willem III eens het roer zou kunnen omgooien, een vasten koers zou kun nen kiezen, en leger en vloot weer met ont plooide vlag en vaandels uit het poldermoeras zou weten te voorschyn te brengen? Kan een ernstige hervorming wel ooit tot stand komen als resultante van de tegen- 8trydige, elkaar vernietigende en verwaterende beschouwingen van acht Ministers, honderd Kamerleden en een zeker aantal min of meer invloedryke adviseurs buiten het Parlement? En is hefc dan niet juist, als we beweren, dat een van de groote oorzaken van den deplorabelen toestand, waarin ont> krygswezen verkeert, en waarin het gedoemd schynt vooreerst te blyven, gelegen is in de feitelijk te geringe macht der Kroon, en in de burgery, die het gevolg is van het geringe, dat „Ministers en Parlement" daarvoor in de plaats kunnen geven? In Het Nieuios van den Dag bespreekt „Ares" de vraag of onze nieuwe geweren wel in de eerste plaats voldoen aan den eisch: het tydeiyk buiten gevecht stellen van den vyand. „Er is," zegt hy, .inderdaad reden om dit punt aan te roeren, omdat het zeer waar- schyniyk is, dat, indien nader blyken mocht, dat onze nieuwe geweren, met de daarby thans behoorende munitie, niet aan dien eisch voldoen, het middel, om ten deze verbetering te brengen, vermoedeiyk gelegen zal zyn in eene wijziging van den stalen mantel van den kogel, waardoor grootere uitwerking in het levend organisme zou worden verkregen en dus de veroorzaakte wonden gevaarlijker zouden worden." Dat aan die aangelegenheid niet de aan dacht gewyd werd, die zy verdient, acht de schryver wellicht gelegen in den schroom, om, waar het eenige moeite heeft gekost om het geld te bekomen voor do nieuwe be wapening, nog voordat zy voltooid is, te moeten betwyfelen of de uitwerking daarvan wel voldoende zou wezen, terwyl anderzyds daartoe ook kan hebben bygedragen het tegenstrydige in de berichten en ervaringen omtrent de uitwerking van de kogels der nieuwere geweren op het levend organisme. Een verslaggever van De Telegraaf bezocht de werkplaats van den kunstenaar, die de beelden voor het Panopticum, te Amsterdam, maakt, en schryft naar aanleiding daarvan o. a. Om een hoofd van was te gieten, wordt eerst een model van klei (pypaarde) geboet seerd. Dit i3 uit den aard het voornaamste van den arbeid, omdat van het kleimodel de vorm geheel afhangt. 't Liefst boetseert Van Haaff naar 't leven, 't Profiel is dan gemakkelyker te treffen en te controleeren; het model behoeft maar even naast het beeld van klei plaats te nemen. Doch het komt maar zelden voor, dat dit kan; meestal moet de modelleur zich behel pen met portretten, soms zelfs met één. Zoo is de blinde fluitspeler geboetseerd naar een teekening van Braakensiek in Het Groetie Weekblad. Workt de modelleur naar een photographie, dan wordt deze geplaatst in een soort van atereo8coop-kastje, waardoor hy het portret voortdurend levensgroot voor zich ziet. Zoo'n kleimodel kan bewaard worden zoo laDg men wil, mits het in natte doeken ge wikkeld blyfr. Daar stond byv. een buste van onzo Koningin, tydelyk in den steek gelaten toen de nieuwe ysverm3ak-groep alle beschik bare kracht vorderde. Om de klei wordt nu een vorm van gips gegoten, een vry eenvoudige bewerking, mits men zorgt, dat de vorm gemakkelyk is te „lossen", d. w. z. uit elkander kan geDomen worden. Voor een kop bestaat hy meest uit drie stukken. Eerst wordt het achterhoofd begipat. Is die vorm hard, dan wordon in den rand eenige gaatjes geboord. Dan wordt het aangezicht met een gipslaag bedekt en dat hulbel wordt even voor het hard-worden met een draad over den neus in tweeën gesneden. De vorm, die aan den hals open blyft, bestaat uit drie stukken, die nauw aaneensluiten; de gaatjes en de daarin passende knobbiltjes maken, dat men de deelen gemakkelyk ineen kan zetten, nadat de klei er uit I03 is gemaakt. Nu komt het gieten. Daarvoor wordt geheol zuivere byenwas gebruikt. Zy wordt gesmol ten en de geheele vorm wordt door de bals opening vol gegoten en even daarna weer leeg. In den vorm heeft zich dan een waslaagje afgezet en dan wordt hy weer met vloeibare was gevuld en weer leeggegooid. Dit wordt eenige malen herhaald tot do waslaag de vereischte dikte heeft; aan de halsopening worden dan een paar lappen ingesmolten, waarmee de kop later op de buste wordt vastgespykerd, en dan is het wassen beeld klaar. Bijna sneeuwwit vertoont het zicb, als het gipsen omhulsel is weggenomen. Genummerd wordt dit masker bewaard, om later weer dienst te kunnen doen. Het maagdeiyk witte beeld komt nu in handen van den kapper, den beer A. Coini, op het Rembrandtsplein, die de hoofden van den gewenschten haardos voorziet. Kleine plukjes haar van misschien vier of vyf haartjes worden telkens in de was geduwd met een streekje was er over heeD, waardoor het vastzit. De oogharen vereischen een byzondere be werking. Daartoe worden de haartjes geplakt op een dun randje papier en dit smalle reepje wordt met een was-streokje op de oogleden bevestigd. Hebben nu de glas oogen een plaats ge kregen achter de opengesneden oogholten, dan is het beeld eenige retouche is natuuriyk noodig klaar op we zouden zeggen de hoofdzaak na, namelyk de kleur. Gewoon beschilderen kan men de was niet, dan zou zy haar min of meer doorschynend waas verliezen. De kleur moet door de was opge zogen worden en daartoe wordt zy met behulp van watten en vloeipapier op de waswangen gelegd tot do goede tint is verkregen. Dan is de kop klaar. Voor de handen gaat men op soortgelijke wyze te werk. De gips- vorm bestaat dan meestal uit een groot aantal stukkon. Zoo zagen we er een van gevouwen handen, die wel 15 a 20 stukken telde. Daar het aanleggen dier gipsstukken achtereen volgens plaats heeft, is de moeilykheid niet zoo groot als zy schynt. Het is in zeker opzicht een ondankbaar werk om die mooie waskopjes te maken, zegt de schryver; want Wy vinden, waar wy staren, Niets bestendigs hier beneen, en was is wel het meest onbestendige, dat men zicb kan denken. Na een maand of drie, vier verkleurt zy reeds en wordt geel, en beelden, die dicht by den rook van de zaal staan, worden nog sneller vuil. Er is dan ook voortdurend werk op de zolders van het Panopticum. Telkens worden er beelden van beneden gehaald om gerepareerd te worden. De kleur wordt er zoo goed mogoiyk uitge trokken en opnieuw %ordt de juiste gelaats tint er weer ingebrae^i. Was, die eenmaal geel is geworden, blyft intusscben voor fijn werk, ook na opsmelten, onbruikbaar. Zy kan 4) Zy was zelfs voor iemand, die haar vaker gezien had dan ik, nauwelijks te herkennen en het bracht dan ook niet het minste opzien teweeg, toen zy, de weinige bagage dragend, die de reiziger gewoonlijk met zich voert, achter my de boot betrad. Buitendien steld6 de breedgerande sombrero haar gezicht geheel in de schaduw. Onze reis liep zonder oenig ongeval af; alleen zag ik my genoodzaakt, wyl men haar natuuriyk een slaapplaats in myn hut had aangewezen, de nachten, in myn mantel ge tuid, op het dek door te brengon. Op de kade te Para stond Alvarez op de aankomst van de stoomboot te wachten. Hy had order ontvangen van Senor de Adilha, om naar de voortvluchtige Juana uit te zien. Met een lichten stap en volstrekt geen arg waan opwekkend, giDg zy, die zich uit voor zichtigheid gedurende de reis byna altyd benedendeks gehouden had, by hem langs en spoedig daarna waren wy voor nieuwsgierige blikken beveiligd, in een van de luchtige vertrekken van het hotel Durand, waarin ik steeds gewoon was af te stappen. Yan hier begaf ik my in de eerste plaats weer naar den consul en kreeg door zyn bemiddeling spoedig toegang by don Presidente del Justitio, wien ik zonder omwegen myn doel onthulde. Wat ik doen kan, om u te helpen," zeide hy, toen ik geëindigd had, met de eigenaardige élégantie, die aan de voorname Brazilianen eigen is, een sigarette draaiend, „wil ik gaarne doen. Maar de zaak staat slecht voor uw landsman. De verklaringen van den Mexicaan luiden zóó bepaald, dat de ander, dien ik zelf by my liet komen, en die anders een zeer goeden indruk op my maakte, moeilyk aan de veroordeeÜDg zal kunnen ontkomen." „En de Mexicaan? Welken indruk heeft die op u gemaakt, illustrissimo Senor?" „Niet juist den besten; maar er is niets op hem te zeggen." „Hoe heet by en waar woont hy?" „José Gomez noemt hy zich. Of het zyn ware naam is, wie weet hetl En waar hy woont? In het een of ander hotel. Wanneer gy dezen middag terug wilt komen, zal ik het u kunnen zoggen." Ik daDkte hem, maar wilde liever zelf onderzoek naar hem doen, om den vent niet wantrouwig te maken. „Wanneer Senor Alessandro schuldig ver klaard wordt, wat zal dan zyn lot zyn?" Hy maakte een beweging naar den hals. „Arme jongenI" riep hy uit, zich een nieuwe sigarette draaiend, „ik wilde, dat hy ver van hier wasl Het is toch niet zoo moeilyk hier om te ontvluchten," voegde hy er met een lichten glimlach by. „Mag ik den gevangene spreken?" vroeg ik plotseling, door een nieuw denkbeeld bezield. „Zeker, ik zal u een bewys van toegang verschaffen. Gy kunt het morgen ontvangen." Ik nam afscheid en spoedde my naar de arme Juana terug, die, tusschen hoop en vrees wankelend, myn terugkeer verwachtte. „Nu moeten wy eerst dien Gomez op- zoekeD," riep zy, toen ik myn bericht geëindigd had, „en dat is myn zaak." „Uw zaak? Bedenk toch, aan welke gevaren gy u blootstelt, Senoral" „Gevaren? Pahl" Zy knipte op haar gracieuze manier met de vingers in de lucht. „Wat beteekenen gevaren voor my, wanneer het myn dierbaren Alessandro geldt! En in elk geval kan ik dit beter en meer zonder opzien doen dan gy. Op een Mulattenknaap geeft niemand achtl" Voordat ik haar tegenspreken kon, was zy de deur reeds uit. Na een paar uur was zy weer terug. „Ik heb hem gezien," vertelde zy haastig; „ik heb zelfs dicht by hem gestaan 1 By Paolo Ferrandez was het. Daar woont hy, daar zit hy eiken avond in de achterkamer te spelen. Heel ryk moet hy zyn, volgens Enrique, den kellner daar, met wien ik vriendschap ge sloten heb" de schaduw van een glimlach gleed over haar gezicht „een zak vol goud stukken heeft hy uit Rio medegebracht en byna iederen avond heeft hy by het spel gewonnen. O, hy is een schurk, een mein- eedige, ik kon het aan zyn gezicht zienHet liefst had ik hem myn mes in de borst ge- stooten, wanneer dat niet alles bedorven had 1 Yan avond moeten wy naar Ferrandez gaan, Senor; gy moet hem ook zien en hem uit- noodigon en dan zullen wy hem dwiDgen zyn schandalen te bekennen 1" „Dwingen? Hoe zoo?^ „Wy zetten hem het mes op de borst!" „Zulk een bekentenis heeft geen waarde voor den rechter. By dezen zou hy alles loochenen. Maar ik wil hem leeren kennen, dan zullen wy zien." Zy liet haar hoofd zinken, bedroefd, dat haar plan niet uitvoerbaar was. Maar spoedig hief zy het weder op en zag my vol ver trouwen aan. „God heeft my tot dusver geholpen," zeide zy, „hy zal ons ook nu niet verlaten." Daarna legde zy zich op den divan neer, om uit te rusten. Toen de zon achter de bergen verdween, wekte ik haar en wy begaven ons naar het hotel Ferrandez, waar het spel reeds begonnen was. Gomez hield de bank. Een hoop goud stukken lag voor hem. Het viel my op, dat hy steeds verloor, wanneer er weinig iDgezet was, en by boogere inzetten geregeld won. Ik kon echter niets merken, wat valsch spel deed vermoeden. Een poos had ik toegezien en nu en dan, om geen verdenking op te wekken, ook een kleinen inzet gewaagd, toen een hand zich op myn schouder legde. Toen ik my omwendde, stond een forsch man met blond haar en baard en een rood, goedhartig gezicht voor my, die my beleefd verzocht hem een oogen- blik gehoor te schenken. Ik volgde hem in de kamer daarnaast, die geheel ledig was, terwijl Juana, die zich achter den stoel van den Mexicaan gepos teerd had, my toeknikte en op haar plaats bleef. „De zaak is namelyk deze, Senor," begon de onbekende in het breede Eügelsch, zooals het in den omtrek van Nashville gesproken wordt, „dat de jonge Senora daar my verzocht heeft met u te willen spreken." „Welke Senora?" „Nu, uw Senora. Of zy uw vrouw is of niet, weet ik niet, en dat gaat my ook niet aan. Ik heb haar echter dadeiyk herkend, Senora Juana, en zy my ook. Ik ben namelyk Jang in dienst geweest by haar vader, toen zy nog zóó klein was, dat zy niet over de omheining kon kyken. Ze is groot en knap geworden, by mijn ziel, en zwerft nu hier ala Mulatten knaap rond, het eenige kind van den ryken Senor de Adilhal Ja, wat ik zeggen wilde, ik ben hier al vele jaren aangesteld als alguazil, zooals die gele Spaansche kerels zeggen, alsof politieman geen goed eeriyk woord was. Nu, en nu meende de Senora, dat ik eens naar u toe moest gaan, sir, en dat gy my misschien kondot gebruiken. Want ziet ge, sir, wanneer er iets in ons vak mocht afvallen, dan is Jack Rushy goed by do hand, sirl" „Ik denk wel, dat ik werk voor u zal hebben/ antwoordde ik hom. „Kent ge den Senor Alessandro ook, die hier gevangen zit en van moord is beschuldigd?" „Ik ken hem zeer goed, sir. Een flinke jonge man, een weinig trotsch, maar dat hindert niet. Een leelyke geschiedenis, sirl'1 „Meent ge, dat hy schuldig is?" „Hy kan het gedaan hebben, maar ook onschuldig zyn, sir. Maar het staat niet goed met hem zeker zal hy opgehangen worden l" (.Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 11