MENCELWERK.
Burgerlijke Staud.
CIJFER 2 THOMSON'S THEE.
in to treden I Dadelflk geen toosten meer op
of beschouwingen over „den opvolger van den
heer Bekker", geachte led9i), want gy hebt
hem nog volstrekt niet te pakken I By de
oorlogen en opstanden in 't Spaansch-sprokend
Amerika ziet men soms hoe de bevelhebbers
door de liefhebberij worden bekropen om wèl,
niet, wèl, niet, wèl.... en misschien perslot
van rekening toch nog weer niet dood te
gaan; Balmaceda in Chili en Maceo op Cuba
hebben dat grapje tot vermaak of ontevreden
heid van Europa in de lengte en breedte ver
toond. Zou nu op 't voorbeeld dezer doorluchtige
helden Gottfried Mann iets soortgelijks hebben
bedacht in zake zijn benoeming tot directeur
van 't Groninger „Harmonie"-orkest, en h\j
ons al evenzeer buiten adem willen houden
met berichtjes, dat hij ze wèl, niet, wèl, niet,
wèlniet heeft aangenomen? Het begint
er een beetje verdacht naar te lijken.
Het „nieuwste" in deze geschiedenis is
zijn schryven aan het Handelsblad, dat hij de
benoeming nog niet h9eft aanvaard; in de
tweede plaats zal hij in geen geval hier met Mei
optreden, maar eerst met Orolio een kunstreis
maken, om daarna ja, om daarnazich
in Groningen als directeur van het orkest der
„Harmonie" te komen vestigen?Mis
schien I Het komt mij voor, dat de heer Mann
met zijn aarzelingen een weinig „peuterachtig"
begint te worden, en waag er onder dezen
indruk zoo'n onparlementaire uitdrukking aan
Wat betreft de houding van 't bestuur der
Muziekschool, zoo heb ik na ingewonnen in
lichtingen de overtuiging gekregen, (die, onpar-
tydigheidshalve, hiec niet mag verzwegen
worden) dat het besluit van genoemd bestuur,
om den heer Mann voorloopig voor één jaar
tot directeur der school aan te stellen, in 't
belang der muzikale verhoudingen hier ter
stedeis toe te juichen, en het dit be
sluit heeft genomen met ter-zyde-stelling van
ernstige grieven, di« hettegen die benoe
ming kon laten gelden.
„Wat moeten die stippen, mynheer? U heeft
tweemaal kort achtereen stippen gezet.; daar
zit wat achter I" Dat kan wel; houd ze om
mjjn part tegen 't licht, ten einde te vernemen
wat er achter zit, evenals Wouter Pieterse de
stippen in zyn bandietenroman „Glorioso,"
wanneer er in dat en dat hoofdstuk jonge meiden
geschaakt werden, tegen 't licht hield, om
gewaar te worden „hoe het nu verder met
die rampzalige juffers aflisp." Neem desnoods
aan, dat die stippen oven zooveel stippen aan
Groningen3 muzikaten hemel waren, z(jn, of
kunnen worden, en een eventueole bevestiging
van een dier onderstellingen zou u ten minste
'niet onvoorbereid vinden, wat al dadelijk een
groot gemak was. Maar hier laat 'k het by
blijven, uit vrees van opnieuw tot het zotten
van stippen te vervallen, die 'k toch zou weigeren
op de is te zotten. Gy raadt nooit waarom.
Een Telegram.
Uit het Fransch van Paul Bonnctain.
Toen do luitenant ter zee Henri Robeline
hoorde, dat hy met de „Francis Gamier" naar
Cbina zdu vertrekken, dacht hg het eerst
aan de scheiding van vrouw en kind. In de
laatste maanden sukkelde de kleine Marcel
en h\j wenschte du dio overplaatsing niet
te hebben aangevraagd, al had h(j er dan ook
de kans op spoedige promotie voor moeten
opgeven. Mevrouw Robeline wilde zich flink
houden en vroeg moedig, zoodra hy haar het
bericht mededeelde:
„En wannoer gaat gy?"
„Binnen veertien dagen."
Groote tranen liepen haar over de waDgen
en kleine Marcel vroeg in zyn kindertaaltje:
„Papa, neemt ge my mee?"
Zy hadden een huisje gehuurd te Tamaris
op eenigen afstand van het onbewoonbare
Toulon, hopend, dat hun kind onder de
koesterende stralen der zon en te midden
der palmen en oranjeboomen de oude gezond
heid terug zou krijgen. En eerst schoen het
wel zoo, doch na een verbiyf van enkele
weken keerde dezelfde lusteloosheid terug,
en moosten de ouders tot hun groote smart
zien, dat het gezichtje van hun kleinen Marcel
steeds magerder en bleeker werd.
Drie dagen vóór het vertrek der boot
begaf mevrouw RobeliDe zich aan boord, om
de kleine hut van haar man wat gezellig te
maken. Ze wilde niet bygeloovig zyn en
geen acht slaan op de sombere voorgevoelens,
die haar kwelden. In de kleine ruimte zette
ze zelfs enkele planten met glimmend groene
bladeren, hoewel ze wist, dat ze na eenige
dagen, door de zeelucht, zouden verwelken.
Tusschen een halven cirkel van sabels en
revolvers hing ze haar portret en dat van
den kleine. Ze boorde haar man aan dek
enkele bevelen geven en weenend vroeg ze
zich af, of ze ooit die geliefde stem weer
zou hooren.
Den volgonden dag was het wat laat ge
worden; er woei een flinke bries, toen ze
in de sloep met den kleinen Marcel naar
Tamaris teruggeroeid werd. Zy wikkelde zorg
vuldig den knaap in eon grooten doek, dien
ze voorzichtigheidshalve had medegenomen.
Den volgenden morgen lag het ventje in een
beete koorts en verscheurde een benauwde
hoest zyn kleine lichaam.
Do „Francis Gamier" zou aan het einde dier
week vertrekkenvol wanhoop zagen de ouders
elkander aan. De koorts bleef stygen.
„Zult ge hem redden, dokter smookte zy.
„Ja," antwoordde dez9, maar zonder hen
aan te zien. Het ventje was te zwak, om nog
langer zulk een koortsaanval te kunnen
weei staan.
Met vriendelyke woorden en liefkoozingen
zochten ze het kind tot rust te brengen*
„Dinsdag vertrekken wy".
Berthe slaakte een kreet vol wanhoop. Dins
dag zou hun kind wellicht sterven, hoe kon
hy dan spreken van vertrekken!
„Neen, Henri, ga niet heen, ik wil hot niet",
zeide zy en hy verliet de kamer, om uitstel
te gaan vragen.
„Denk er aan, papa, my een Cbineesche
pop mede te brengen", riep het zieke kind
hem achterna, ontwaakt door het luide spreken
zyner ouders.
Berthe rukte het raam open, juist toen hy
zich op straat wilde begeven en overredend
riep ze hem toe:
„Je moet gaan, Henri! Ik was krankzinnig
daar even! Ik wist niet, wat ik zeidel"
Op het vastgestelde uur lichtte de „Francis
Gamier" de ankers; met de oogen zocht
kapitein Robeline de kleine blauwe golf van
Tamaris en de witte villa onder de palmboomen,
waar zyn gedachten waren. Op het balkon
verscheen een gedaante; hy zag wuiven met
iets wits, doch dadelyk hield het op: zeker
had het kind zich in zyn bedje hoestend op
gericht.
De officier keerde terug naar zyn hut. Het
laatste oogenblik had hy aan zyn vrouw ge
zegd: „Ik zal meer lyden dan gy, die altyd
by den knaap kunt zyn. "Wat er ook gebeuren
moge, telegrapheer my naar elke plaats, die
wy aandoenals hy beter is, het woordhoop,
en anders".... het was hem onmogeiyk voort
te gaan, „het woord: moed."
„Moed," herhaalde hy nu, „welk een bittere
ironie, hoe kan men moed hebben, wanneer
het liefste wat men bezit, ons ontnomen wordt"
Hy stond op on begaf zich naar de andere
officieren. Hy trachtte niet te denken en gaf
orders, vermoeide zich en zocht bezigheden
op. De dagen wilden niet voorbijgaan, er kwam
geen einde aan het langzaam dry ven over de
blauwe zee.
Eindelijk kwam Port Said in het gezicht.
Er lag een telegram; „hoop" luidde het
bericht, doch het was reeds den vorigen avond
ontvangen. Robeline liet sneller stoomen in
het Kanaal van Suez, tot Aden bereikt was;
ook daar lag een telegram, het woord „hoop"
bevattend. Te Colombo, waar zy te vroeg
aankwamen, vond hy niets. Hy bleef wachten,
tot hij op het laatste oogenblik gedwongen
was te vertrekken. Hy at niet en van slapen
was geen sprake meer. Uren lang sloot hy
zich op, het commando aan zyn eersten officier
overlatend.
Te Saigon overhandigde men hem een nteuw
telegram, dat de gelukkige tijding bevatte:
„veel hoop." Een oogenblik genoot by er van
om toen te denken, dat zyn vrouw dat maar
geschreven had, om hem gerust te stellen.
Was by maar reeds te Tou-Tcbéou! O, had
hy maar even een kykje in de ziekenkamer
van den kleinen patiënt kunnen nemen! Een
maand salaris verdeed hy aan lange telegram
men, tot eiken prys smeekend, de waarheid
te vernemen.
Des nachts kwamen zy te Hongkong aan,
natuurlyk was het telegraafkantoor gesloten.
Tot de dag aanbrak liep de ongelukkige vader
als waanzinnig door de donkere straten; aan
boord was 't hem onmogeiyk geweest te
blijven. Zoodra het kantoor geopend werd,
vertoonde by zich voor het loket en een
telegram, zoo even aangekomen, werd hem ter
hand gestald. „Groote beterschap", stond er
duideiyk. „Marcel is gered".
De consul, die twee uren later den kapitein
in groot tenue by zich ontving, dacht, dat hy
dronken of verregaand brutaal was.
Den 22sten Augustus zond admiraal Courbet
de „Francis Garnier" naar Tou Tchéau; tot
tienmaal toe onderscheidde kapitein Robeline
zich door biyken van persoonlyken moed.
Zyn gedrag vuurde de anderen aan, op alle
gevaarlijke punten scheen hy wel te gelyk
te zyn. 't Was alsof hy schadeloosstel.ing
zocht in de opwinding van den oorlog voor
do ontzettende weken van angstige spanning,
die achter hem lagen. Hy had nog geen enkel9
wond of schram bekomen, hoewel hy zich
in het heetst van het gevecht begaf, en
glimlachend zeide men„Robeline is onkwets
baar door zyn groote dapperheid." Men had
hem voor een onderscheiding voorgedragen.
Eenige dagen nadat het eskader van de
rivier Min vertrokken was, deed admiraal
Courbet den moedigen officier by zich ontbie
den. De telegraaf had het antwoord van den
minister gebracht: decoraties voor de dapperen.
„Van harte gelukgowenscht, Robeline, gy
zyt tot commandant benoemd," Z9ide de gryze
admiraal, hem met groote hartelykheid beide
handen toestekend.
Robelino liet zich dadelyk naar de „Francis
Garnier" terugroeien, deelde zyn vrouw per
telegram het groote nieuws mede en liet dit
onmiddollyk wegbrengen. Het „Journal Offi-
ciel" zou haar wellicht de gewichtige tyding
reeds gemeld hebben; hy wilde echter, dat
ze van hemzelf eveneens het heugiyk be
richt ontving. Ze had immers kunnen denken,
dat hy gewond was.
Het nieuws had zich reeds als een loopend
vuur verspreid en de officieren wachtten hun
wapenbroeder op; hartoiyk en welgemeend
klonken de gelukwenschen. Noölic, zyn oppas
ser, was bezig nieuwe gouden galons op een
der mouwen te naaien van een jas, die hy
over den arm hield.
Robeline liet een extra-oorlam geveD, schold
degonen, die overtreden hadden, hun straf
en trok zich toen terug in zyn but.
Men had in zyn afwezigheid de mail aan
gevoerd; op de tafel lagen zyn gaven, waar-
kwyt onder ook een brief uit Tamaris.
„Al het geluk komt te gelijk", zoide hy
halfluid, een teederon blik op het portret van
vrouw en kind werpend.
Hy nam den brief van Berthe op en begon
het couvert te oponen. Op dit oogenblik
klopte men aan zyn deur.
„Een telegram, commandant."
Verstrooid scheurde hy den omslag los,
zonder twyfel een gelukwensch.
Eensklaps zat hy recht overeind, het gelaat
ïykwit, starend op het opengevouwen papier
met de woorden: „Marcel ingestort, verloren;
moed."
„Myn Hemell" steunde hy, wanhopend de
handen in elkander slaande.
„CommandantI "Wat is er, commandant? Gy
zyt ziek!" riep de trouwe Noölic die oen jas
droeg met drie gouden galODs en twee zil
veren, de eene verbleekt, de andere schitte
rend van nieuwheid.
Robeline stond op en trad wankelend naar
zyn bureau, waar hy den brief van Berthe
had laten liggen. Werktuiglyk scheurde hy
het couvort verder open en haalde hy er de
vele beschreven zytje3 uit. Op de laatste
bladzyde bleef zyn oog rusten en hardop las
hy: „Lieve papaatje, sinds ik weer beter ben,
heeft mama my schryven geleerd en nu
schryf ik ut dat ik heel wel ben en erg naar
u verlang
„Marcel, Marcel!" kermde de rampzalige
vader en liet zich op den stoel zinken, het
hoofd op de tafel geleund. Toen zich oprich
tend, kreeg hy het portret van den muur,
tusschen de sabels en re\jlvers.
„Myn kleine jongen is dood, Noêlic, dit is
zyn portret".
Heete tranen vialan op de schitterend niouwe
galons van zyn commandants-uniform.
INGEZONDEN.
De verbouwde Har (cbrug.kerb.
Dezer dagen gonteten do parochianen der
Roomsch-Katholieke gemeente van Onze Liove
Vrouwe Onbevlekt-Ontvangen de vreugde van
het Paaschfeest in hun nicuw-verbouwde kerk
te vieren. Het is hier dus eveneens gegaan
als in het Evangelie: men bood den Meester
Christus een groote, toebereide zaal, ten einde
Hy het Pascha mot de Zynen zoude kunnen
houden.
Is nu hiermee gezegd, dat de geheelokerk
een monumentale tempel i3 goworden?
Neen; dit te zeggen u onze bedoeling niet.
Maar, lettende op de moeilykheden van terrein,
enz.; rekening hou:ende met do gedrukte
tyden, welke wy doorlevenoverwegende, dat
wy slechts met een aanbouw te doen h >bbcn,
besluiten wy voor het minst, dat de kerk nu
althans iets góeds geworden is, en dat een
paar motieven van waren kerkbouw in haar
zyn uitgevoerd op treffinde wyze.
Zooals de Lieve Vrouwe kerk by de Haven
een majestueus baldakyn, ryke polychromie,
breed priesterkoor heeft, zooals de SiDt-
Petrus kerk aan de Langebrug een zyaltaar
bezit in den trant der middeleeuwsche
majestueuze altaren, met openslaande deuren
en alhrrykst co'.oriet, zoo heeft d9 nieuwe
bouw van de Haitebrugskerk aan dezs kerk
de volgende schoonheden geschonken:
Vooreersteen» Apsis of Koornis, die in den
vorm van een hdlven cirkel, het priesterkoor
sluit. Het is niet te zeggen, hoevsel, onder
opzicht van specifiek Roomscben kerkbouw,
de oude vierk. nte kerk met dezen Apsis
gewonnen beeft. Want deze Apsis 13, in kerk-
styl, het Oostelijk einde van de Oud-Christeiyke
Basiliek In bet midden van deze nis stond
de marmeren zetel van den bisschop, en links
en rechts was de gcesteiykbeid om hem
geschaard rond het altaar, dat ongeveer het
middelpunt van den halfcirkel inmm. Toen
nu later vele kerken verrezen, in welke de
bisschop zelf niet moer alle plechtigheden kon
verrichten, bleef toch die grondtype in den
bouw bewaard.
Vervolgens, de Hartebrugskerk heeft nu
stijl gekregen. Door da ronding van de reeds
gonoemde Apsis, door het invoegen van drie
groote hoofddeuren onder korten boog, en
door het dokken der nieuwgebouwde ramen
niet met spitsbogen, maar met rondbogen, is
de wanstaltige vierkante loods met Grieksch
portiek nu in iets Romaansch overgegaan,
hetwelk, door zyn rust on soliditeit, ten uiterste
het biddend gemoed zal voldoen.
Voorts heeft men galeryen aan de binnenzy
van de Apsis gebouwd op de wyze der wel
bekende Triforiums of zuilengangen. Daar
deze gangen achter het hoogaltaar tevens het
licht der buitenramen van den nieuwen bouw
doorlaten, en daar de benedengang eenige
kolommen van het fijoste bruinachtigen
marmer bevat, zoo geeft hun verschiet of
diepte een allesbeheerschend effect in heel
de opene middenruimte der kerk. Er is
heuscheiyk poëzie in die
Zuilen, die weer zuilen dragen,
Tempels, die weer tempels schragen.
Hier gevoelt het gemoed zich als vanzelf
omhooggebeurd; bier roept alles van ver
heffing en opzien tot den hemel; hier komt
het Schriftuurwoord over de lippen van den
biddende: God is groot in Zyne Heilige
Woonstede.
Bedenkt men nu verder nog, dat de op
genoemde heeriykhoden van dit Huia Gods
ook eenige honderdtallen van plaatsen voor
den mensch hebben gewonnen, dan kan men,
J). Voorbeelden van zulken bouw zijn te zien in
bet keurige atlaswerk: De kunst voor iedereen.
Uitgave van den heer Sijthoff.
als belangstellend medeburger van goede
en broederlyke inborst, niet anders doon,
dan de parochie van de Hartebrug geluk
wenschen met hare hernieuwde kerk. Mogen
in dit gebouw tot in de lengte der dagen de
Pateis Franciscanen den ge9st verspreiden,
eerst natuurlyk van Christus, maar vervolgens
ook den geest van hunnen grooten stamvader,
dion wonderbaren htiligen Franciscus van
Assisie, aan wien ook eenmaal prof. Gunning
in een zyner lezingen zoovele waardeerende
woorden wilde wyden.
Na beleefde groeten, geëerde Redactie,
Uw Disnstw. Dionaar,
P. M. Bots, Oud-Rector.
BOSKOOP. Bevallen: C. M. Hofman geb.
Merks D. M Pannebakker geb. Stolwijk D.
C. W. v. d Kodde geb. Van Ravenswaay D: D.
Hoogenboom geb Verwey D. W. Zitman geb.
Van Hartevela D. H. Grooneveld geb, Hojema D.
Overleden; D. Guldemond 82 j. II. Boov
2 in. M. Van Nes 92 j.
OEGSTGEEST. Geboren: Tounis Dirk, Z.
van G. J Ciggaar en G. Van Egmond.
Ovorlodeo: Levonl. Z. van S. Van denMey
en W. Kraan.
ZEGWAARD. Geboren: Teunis, Z. van H.
Verheul en A. Morbis. Leonardus Adrianus. Z.
van J. Vollebregt on C. J. Van Bobemeu. Sophia,
D. van II. C. Deckse, wed van M. LI. Cremers.
Overleden: P. Noordam 11 mnd.
ZOETERMEER. Geboren: Agatha Antonia,
D- van A Do Winter en A. Boon.
Overleden: M. C. VJegceert 1 i.
ZWAMMERDAM. Bevallen: J. M. Van der
Sluyö geb. Van der Griend D. J. Verbree geb.
Kruyt Z. E. Burger geb. De Bruvn D.
Overleden-" beven'. Z. van G. Sanders en
on A. M. G. Doods.
Gehuwd; J. Van der Breggen jni. 25 j. enE.
G. Hoy, wed. T. Wilschut, 31 -j.
RECLAMES, 988 2
a 25 Cents per regel.
Gemengd Nieuws.
De voorstellingen van de dus-
genoemde levende photographieèn, in het
perceel No. 60 aan de Hooigracht, nemen
Paaschmaandag weder een aanvang, nadat
de kinematograaf sedert de afgeloopen week
niet is vertoond geworden. Ze zullen nog
slechts korten tyd duren, zoodat zy, die ze
nog niet bezocht hebben, zich dienen te haasten
om er van te profiteeren.
Men schryft uit Leidenaande
„Tel.": „De Stadsgehoorzaal van de Sleutel-
veste is toch een waar blok aan het been!
Verscheiden personen zagen met spanning
den uitslag tegemost van de verpachting der
buffetten en velen hadden gehoopt, dat de
vroede vaderen wederom met de Amsterdamsch©
Buffet Maatschappij zouden contracteeren.
„Billykerwyze toch had men mogen ver
wachten, dat de groote geldelyke verliezen, die
deze Maatschappy geleden heeft, by de gunning
in aanmerking zouden worden genomen. Niet
minder toch dan f 3500 moest door haar worden
opgebracht, voor de buffetten alleen waar thans
door deze Maatschappy f 1000, door den heer
Schoenmaker f 1500 werd geboden. Zooals men
weet, is de heer S. thans pachter geworden,
terwyl de verhuring van zalen en foyer van
gemeantewege geschiedt.
„Maar, kan genoemde Maatschappy nu veilig
uitroepen: „Ondank is 's werelds loon", aan
den anderen kant schaart zich een dankbaar
publiek, 't welk zich nog lang het vele goede
zal blyven herinneren, dat door het energiek
optreden der Buffet-Maatschappy werd tot stand
gebracht. Of 't nu beter zal gaan? „Qui vivra
verral"
By gelegenheid van het in ons
vorig nommer vermelde standje te Katwyk
aan Zee ia den nacht van 19 op 20 Febr.
kreeg ook een wagenmaker uit Katwyk het
t9 kwaad met de politie, waarop diens zoon
een buitengewoon politieagent een klap in
het gelaat gaf, omdat deze zyn vader een paar
klappen zou hobben gegeven zondernoodzaak.
De vader ontkende geslagen te hebbende
zoon bekende hot volmondig. Hy was boos
geworden, omdat zyn vader mishandeld werd.
Hot getuigenverhoor wierp een „eigenaar
dig" licht op deze zaak. De veldwachter J.
beweerde dat hy den zoon had zien slaan,
maar 3 getuigen verklaarden onder eede dat
de jongeman zelf aan den veldwachter J.
verklaard zou hebben, dat hij en niet zyn
vader zou geslagen hebben, waarop de veld
wachter hem toegevo3gd zou hebben: „Zie
zoo: V. heeft ja vader bekeurd en nou do9
ik het jou". Ook verklaarden de getuigen dat
de buitengewone veldwachter het eerst ge
slagen zou hebben, omdat by op de toenen
getrapt werd. Da buitengewone veldwachter
V. kroeg van den president der rechtbank een
reprimande over zyn zeer verkeerd optreden.
Zelfs al was hy by ongeluk op do teenon
getrapt, dan had een politieman, volgens
ZEA., nog het recht niet iemand een paar
klappeu in het gelaat te geven.
Subst.-off. van justitie mr. Pleyte sloot zich
hierby aant vroeg voor don vader vryspraak
en voor den zoon f 3 boete of 3 dagen.
Uitspraak over 8 dagen
De vestibule van het station
van de H. IJ.- Spoorwegmaatscbappy, to
's-Gravenhage, welke tot dusver nog in de
kalk stond, wordt thans decoratief beschilderd.
Hiermede zullen een paar maanden heen gaan.
Het werk is opgedragen aan den decoratie
schilder den Heer Heynen, te Amsterdam.
Te Scheveningen is, by het vel-
len van een beukenboom, een der mannen, die
daarby werkzaam was door een zwaren tak
van den vallenden boom getroffen op 't oogen
blik dat hy zijn boezeroen wilde weghalen.
De ongelukkigo was onmiJdeliyk dool.
In combinatie niet twee Engel,
scho firma's is aan de hooren Ockhorst en
v. d. Griendt te Rotterdam opgedragen 120
span paarden aan to koopen ten behoeve van
het Engelsche hof. De aankoop staat in ver
band met de aanstaande jubiléf93sten. (Ar. R. C.)
Uit Appingedam wordt aan de
„N. Gr. Ct." gemeldIn zako het faillissement
van den heer J. Borst to Dalfzyi valt nog
te melden, dat, ofschoon do zaken reeds lang
zwak stonden, de val voor het groote publiek
zeer onverwacht kwam. Nader biykt, dat een
deel der erfenis door don hoer Borst reeds
was uitgekeerd, zoodat het aantal slachtoffers
niet zoo groot is als e:-rst vermoed werd.
De 'uitbetaling der resteerende gelden zou
13 April plaats hebben. Een dienstmeid van
de oude overleden dame, die het vruchtgebruik
genoot van een legaat van f 15,000, is er
niet best aan toe. Donderdag trof men in
Delfzyi verscheidene personen aan uit ver
schillende plaatsen, allen met hetzelfde licht
te raden doel. De zaak is in handen van een
Groningschon advocaat. Het gezin van
den heer Borst bevond zich gisteren nog
te Delfzyl.
De gebroeders B., te Nieu w-B.uinen,
voor 2 jaar dagelyks in het veen 'arbeidende,
hebben zich met eene pryzenswaardige wils
kracht op de studie toegelegd, en zyn thans
beiden geslaagd voor de akte van onderwyzer,
evenals mej. A., te Stadskanaal, die op 21-ja-
rigen leeftyd bogon en na 2 jaar haar ijver
met succes ziet bekroond.
Uit Roermond vertrokken per
rytuig de rechtercommissaris, de beeëdigda
klerk en twee doctoren naar Thorn om een
onderzoek in te stellen naar de oorzaak van
den dood van zekeren A. S., oud 55 jaren,
wonende aldaar, die Zondagavond zwaar ge
wond is geworden, tengevolge waarvan hy is
ovorled9n. De dader i3 aangehouden.
In een onbewaakt oogenblik viel
to Nyenbeek een kind van twee jaren in een pot
met kokend water, dien de moader zoo juist
van do kacbel had gezet. Het is aan de be
komen brandwonden overleden. Van hetzelfde
ouderpaar kwam een meisje in de vlammet
om toen hun huis voor eenigen tyd afbrandde
Over de gewoonte, om op Paschen
eieren te eten, schrijft men het volgende aan
de „Leeuw. Courant:"
Het gebruik om op Paschen Paaecheieren
te eten, is aan alle Christelijke volkeren ge
meen. Het scbynt een symbolische traditie
te zyn der oorspronkeiyke Kerk, die op ver.
schillende manieren wordt uitgelegd. Som-,
rnigen zien daarin de herinnering aan een
roodgekleurd ei, dat door een kip, die aan
de ouders van Keizer Alexander Severus toe
behoorde, gelegd werd op den geboortedag
van dezen iaataten. Andoren horvinden In omj
Paaschei de herinnering aan eene der mar
telingen van de earste Christenen, die hierin
bestond, dat zy verplicht waren een wit
gloeiend gestookt metalen ei in de hand en
in den mond te nemen. Toch moet men
waarschynlyk elder3 zoeken naar eene ver
klaring van de gewichtige rol, die het ei op
het Paaschfeest spoelt.
Het ei had by de Heidonsche bevolking
eeno geheimzinnige beteekenis; het was het
symbool van den oorsprong alter dingen. Nu
is het mogeiyk, dat de Christenen evenals
zoovele gewoonten ook de beschouwing van
het ei uit de Heidenwereld hebben overge
nomen. Waarscbynlyker is echter, dat door
de Christenen in het ei met zyu verborgen
levenskiem een symbool is gezien van Jezus'
opstanding. Door verbrijzeling tot heeriykheid.
Door den dood tot het leven.
Een feit is hot intusschen, dat de geloovigen
de gewoonte hadden om op Paaschzondag
eieren mede te nemen naar de kerk, die door
den priester te laten zegenen en ze daarna
aan familieleden en vrienden rond te deelon.
Later echter zag men daarin slechts de uiting
van eene vroolyke dankbaarheid, omdat men
zich gedurende den geheelen vastontyd van
eieren had moeten onthouden en die nu we6r
mocht gebruiken.
In Frankryk hadden in de dertiende eeuw
aanstaande priesters, studenten en andere
jonge mannen de gewoonte om met banieren
en in optocht onder trompetgeschal en trom
geroffel naar de hoofdkerk te trekken en op
het plein een gedeelte van de liturgie te
zingen. Daarna verspreidden ze zich door de
straten en zamelden ze eieren in.
Later werden de eieren gekleurd: men
zond ze elkaar ten geschenke; kinderen en
bedienden vooral werden er mede bedacht.
In de zeventiende en de achttiende oeuw
ontving de Fransche koning na de mis een
mandje met vergulde eieren. Soms waren
dezo zeer mooi beschilderd. Twee beroemde
schilders, Xancret en Watteau, vonden het
niet beneden zich de eieren voor den koning
te beschilderen. Het pateis te Versailles geeft
er nog een paar exemplaren van te zien.
Het moest is het Paaschei by de Polen i.i
eer. Een oud gebruik wil daar, dat ieder hoofd
des huizes op Paaschmaandag aan elk, die
by hem binnenkomt, een hardgekookt ei aan-
biede. De gastheer most het met zyne banden
breken en met zyn gast deelen. De Poolsche
adel houdt zicb streng aan dit gebruik, zelfs
in den vreemde, met deze wyziging alleen,
dat de gastheer zyn deel van het ei niet
behoeft op te eten, maar slechts mot de
lippen mag aanraken. Dit is eene wyziging
in het gebruik, te waardeeren voor hen, die
veel gasten ontvangen. Deze laatsten ont.
breken meestal niet, daar de Polen op het
Paaschfeest de tafel gedekt hebben voor ieder,
dio maar wenscht aan te zitten.