MENCELWERK. Burgerlijke Staud. CIJFER 2 THOMSON'S THEE. in to treden I Dadelflk geen toosten meer op of beschouwingen over „den opvolger van den heer Bekker", geachte led9i), want gy hebt hem nog volstrekt niet te pakken I By de oorlogen en opstanden in 't Spaansch-sprokend Amerika ziet men soms hoe de bevelhebbers door de liefhebberij worden bekropen om wèl, niet, wèl, niet, wèl.... en misschien perslot van rekening toch nog weer niet dood te gaan; Balmaceda in Chili en Maceo op Cuba hebben dat grapje tot vermaak of ontevreden heid van Europa in de lengte en breedte ver toond. Zou nu op 't voorbeeld dezer doorluchtige helden Gottfried Mann iets soortgelijks hebben bedacht in zake zijn benoeming tot directeur van 't Groninger „Harmonie"-orkest, en h\j ons al evenzeer buiten adem willen houden met berichtjes, dat hij ze wèl, niet, wèl, niet, wèlniet heeft aangenomen? Het begint er een beetje verdacht naar te lijken. Het „nieuwste" in deze geschiedenis is zijn schryven aan het Handelsblad, dat hij de benoeming nog niet h9eft aanvaard; in de tweede plaats zal hij in geen geval hier met Mei optreden, maar eerst met Orolio een kunstreis maken, om daarna ja, om daarnazich in Groningen als directeur van het orkest der „Harmonie" te komen vestigen?Mis schien I Het komt mij voor, dat de heer Mann met zijn aarzelingen een weinig „peuterachtig" begint te worden, en waag er onder dezen indruk zoo'n onparlementaire uitdrukking aan Wat betreft de houding van 't bestuur der Muziekschool, zoo heb ik na ingewonnen in lichtingen de overtuiging gekregen, (die, onpar- tydigheidshalve, hiec niet mag verzwegen worden) dat het besluit van genoemd bestuur, om den heer Mann voorloopig voor één jaar tot directeur der school aan te stellen, in 't belang der muzikale verhoudingen hier ter stedeis toe te juichen, en het dit be sluit heeft genomen met ter-zyde-stelling van ernstige grieven, di« hettegen die benoe ming kon laten gelden. „Wat moeten die stippen, mynheer? U heeft tweemaal kort achtereen stippen gezet.; daar zit wat achter I" Dat kan wel; houd ze om mjjn part tegen 't licht, ten einde te vernemen wat er achter zit, evenals Wouter Pieterse de stippen in zyn bandietenroman „Glorioso," wanneer er in dat en dat hoofdstuk jonge meiden geschaakt werden, tegen 't licht hield, om gewaar te worden „hoe het nu verder met die rampzalige juffers aflisp." Neem desnoods aan, dat die stippen oven zooveel stippen aan Groningen3 muzikaten hemel waren, z(jn, of kunnen worden, en een eventueole bevestiging van een dier onderstellingen zou u ten minste 'niet onvoorbereid vinden, wat al dadelijk een groot gemak was. Maar hier laat 'k het by blijven, uit vrees van opnieuw tot het zotten van stippen te vervallen, die 'k toch zou weigeren op de is te zotten. Gy raadt nooit waarom. Een Telegram. Uit het Fransch van Paul Bonnctain. Toen do luitenant ter zee Henri Robeline hoorde, dat hy met de „Francis Gamier" naar Cbina zdu vertrekken, dacht hg het eerst aan de scheiding van vrouw en kind. In de laatste maanden sukkelde de kleine Marcel en h\j wenschte du dio overplaatsing niet te hebben aangevraagd, al had h(j er dan ook de kans op spoedige promotie voor moeten opgeven. Mevrouw Robeline wilde zich flink houden en vroeg moedig, zoodra hy haar het bericht mededeelde: „En wannoer gaat gy?" „Binnen veertien dagen." Groote tranen liepen haar over de waDgen en kleine Marcel vroeg in zyn kindertaaltje: „Papa, neemt ge my mee?" Zy hadden een huisje gehuurd te Tamaris op eenigen afstand van het onbewoonbare Toulon, hopend, dat hun kind onder de koesterende stralen der zon en te midden der palmen en oranjeboomen de oude gezond heid terug zou krijgen. En eerst schoen het wel zoo, doch na een verbiyf van enkele weken keerde dezelfde lusteloosheid terug, en moosten de ouders tot hun groote smart zien, dat het gezichtje van hun kleinen Marcel steeds magerder en bleeker werd. Drie dagen vóór het vertrek der boot begaf mevrouw RobeliDe zich aan boord, om de kleine hut van haar man wat gezellig te maken. Ze wilde niet bygeloovig zyn en geen acht slaan op de sombere voorgevoelens, die haar kwelden. In de kleine ruimte zette ze zelfs enkele planten met glimmend groene bladeren, hoewel ze wist, dat ze na eenige dagen, door de zeelucht, zouden verwelken. Tusschen een halven cirkel van sabels en revolvers hing ze haar portret en dat van den kleine. Ze boorde haar man aan dek enkele bevelen geven en weenend vroeg ze zich af, of ze ooit die geliefde stem weer zou hooren. Den volgonden dag was het wat laat ge worden; er woei een flinke bries, toen ze in de sloep met den kleinen Marcel naar Tamaris teruggeroeid werd. Zy wikkelde zorg vuldig den knaap in eon grooten doek, dien ze voorzichtigheidshalve had medegenomen. Den volgenden morgen lag het ventje in een beete koorts en verscheurde een benauwde hoest zyn kleine lichaam. Do „Francis Gamier" zou aan het einde dier week vertrekkenvol wanhoop zagen de ouders elkander aan. De koorts bleef stygen. „Zult ge hem redden, dokter smookte zy. „Ja," antwoordde dez9, maar zonder hen aan te zien. Het ventje was te zwak, om nog langer zulk een koortsaanval te kunnen weei staan. Met vriendelyke woorden en liefkoozingen zochten ze het kind tot rust te brengen* „Dinsdag vertrekken wy". Berthe slaakte een kreet vol wanhoop. Dins dag zou hun kind wellicht sterven, hoe kon hy dan spreken van vertrekken! „Neen, Henri, ga niet heen, ik wil hot niet", zeide zy en hy verliet de kamer, om uitstel te gaan vragen. „Denk er aan, papa, my een Cbineesche pop mede te brengen", riep het zieke kind hem achterna, ontwaakt door het luide spreken zyner ouders. Berthe rukte het raam open, juist toen hy zich op straat wilde begeven en overredend riep ze hem toe: „Je moet gaan, Henri! Ik was krankzinnig daar even! Ik wist niet, wat ik zeidel" Op het vastgestelde uur lichtte de „Francis Gamier" de ankers; met de oogen zocht kapitein Robeline de kleine blauwe golf van Tamaris en de witte villa onder de palmboomen, waar zyn gedachten waren. Op het balkon verscheen een gedaante; hy zag wuiven met iets wits, doch dadelyk hield het op: zeker had het kind zich in zyn bedje hoestend op gericht. De officier keerde terug naar zyn hut. Het laatste oogenblik had hy aan zyn vrouw ge zegd: „Ik zal meer lyden dan gy, die altyd by den knaap kunt zyn. "Wat er ook gebeuren moge, telegrapheer my naar elke plaats, die wy aandoenals hy beter is, het woordhoop, en anders".... het was hem onmogeiyk voort te gaan, „het woord: moed." „Moed," herhaalde hy nu, „welk een bittere ironie, hoe kan men moed hebben, wanneer het liefste wat men bezit, ons ontnomen wordt" Hy stond op on begaf zich naar de andere officieren. Hy trachtte niet te denken en gaf orders, vermoeide zich en zocht bezigheden op. De dagen wilden niet voorbijgaan, er kwam geen einde aan het langzaam dry ven over de blauwe zee. Eindelijk kwam Port Said in het gezicht. Er lag een telegram; „hoop" luidde het bericht, doch het was reeds den vorigen avond ontvangen. Robeline liet sneller stoomen in het Kanaal van Suez, tot Aden bereikt was; ook daar lag een telegram, het woord „hoop" bevattend. Te Colombo, waar zy te vroeg aankwamen, vond hy niets. Hy bleef wachten, tot hij op het laatste oogenblik gedwongen was te vertrekken. Hy at niet en van slapen was geen sprake meer. Uren lang sloot hy zich op, het commando aan zyn eersten officier overlatend. Te Saigon overhandigde men hem een nteuw telegram, dat de gelukkige tijding bevatte: „veel hoop." Een oogenblik genoot by er van om toen te denken, dat zyn vrouw dat maar geschreven had, om hem gerust te stellen. Was by maar reeds te Tou-Tcbéou! O, had hy maar even een kykje in de ziekenkamer van den kleinen patiënt kunnen nemen! Een maand salaris verdeed hy aan lange telegram men, tot eiken prys smeekend, de waarheid te vernemen. Des nachts kwamen zy te Hongkong aan, natuurlyk was het telegraafkantoor gesloten. Tot de dag aanbrak liep de ongelukkige vader als waanzinnig door de donkere straten; aan boord was 't hem onmogeiyk geweest te blijven. Zoodra het kantoor geopend werd, vertoonde by zich voor het loket en een telegram, zoo even aangekomen, werd hem ter hand gestald. „Groote beterschap", stond er duideiyk. „Marcel is gered". De consul, die twee uren later den kapitein in groot tenue by zich ontving, dacht, dat hy dronken of verregaand brutaal was. Den 22sten Augustus zond admiraal Courbet de „Francis Garnier" naar Tou Tchéau; tot tienmaal toe onderscheidde kapitein Robeline zich door biyken van persoonlyken moed. Zyn gedrag vuurde de anderen aan, op alle gevaarlijke punten scheen hy wel te gelyk te zyn. 't Was alsof hy schadeloosstel.ing zocht in de opwinding van den oorlog voor do ontzettende weken van angstige spanning, die achter hem lagen. Hy had nog geen enkel9 wond of schram bekomen, hoewel hy zich in het heetst van het gevecht begaf, en glimlachend zeide men„Robeline is onkwets baar door zyn groote dapperheid." Men had hem voor een onderscheiding voorgedragen. Eenige dagen nadat het eskader van de rivier Min vertrokken was, deed admiraal Courbet den moedigen officier by zich ontbie den. De telegraaf had het antwoord van den minister gebracht: decoraties voor de dapperen. „Van harte gelukgowenscht, Robeline, gy zyt tot commandant benoemd," Z9ide de gryze admiraal, hem met groote hartelykheid beide handen toestekend. Robelino liet zich dadelyk naar de „Francis Garnier" terugroeien, deelde zyn vrouw per telegram het groote nieuws mede en liet dit onmiddollyk wegbrengen. Het „Journal Offi- ciel" zou haar wellicht de gewichtige tyding reeds gemeld hebben; hy wilde echter, dat ze van hemzelf eveneens het heugiyk be richt ontving. Ze had immers kunnen denken, dat hy gewond was. Het nieuws had zich reeds als een loopend vuur verspreid en de officieren wachtten hun wapenbroeder op; hartoiyk en welgemeend klonken de gelukwenschen. Noölic, zyn oppas ser, was bezig nieuwe gouden galons op een der mouwen te naaien van een jas, die hy over den arm hield. Robeline liet een extra-oorlam geveD, schold degonen, die overtreden hadden, hun straf en trok zich toen terug in zyn but. Men had in zyn afwezigheid de mail aan gevoerd; op de tafel lagen zyn gaven, waar- kwyt onder ook een brief uit Tamaris. „Al het geluk komt te gelijk", zoide hy halfluid, een teederon blik op het portret van vrouw en kind werpend. Hy nam den brief van Berthe op en begon het couvert te oponen. Op dit oogenblik klopte men aan zyn deur. „Een telegram, commandant." Verstrooid scheurde hy den omslag los, zonder twyfel een gelukwensch. Eensklaps zat hy recht overeind, het gelaat ïykwit, starend op het opengevouwen papier met de woorden: „Marcel ingestort, verloren; moed." „Myn Hemell" steunde hy, wanhopend de handen in elkander slaande. „CommandantI "Wat is er, commandant? Gy zyt ziek!" riep de trouwe Noölic die oen jas droeg met drie gouden galODs en twee zil veren, de eene verbleekt, de andere schitte rend van nieuwheid. Robeline stond op en trad wankelend naar zyn bureau, waar hy den brief van Berthe had laten liggen. Werktuiglyk scheurde hy het couvort verder open en haalde hy er de vele beschreven zytje3 uit. Op de laatste bladzyde bleef zyn oog rusten en hardop las hy: „Lieve papaatje, sinds ik weer beter ben, heeft mama my schryven geleerd en nu schryf ik ut dat ik heel wel ben en erg naar u verlang „Marcel, Marcel!" kermde de rampzalige vader en liet zich op den stoel zinken, het hoofd op de tafel geleund. Toen zich oprich tend, kreeg hy het portret van den muur, tusschen de sabels en re\jlvers. „Myn kleine jongen is dood, Noêlic, dit is zyn portret". Heete tranen vialan op de schitterend niouwe galons van zyn commandants-uniform. INGEZONDEN. De verbouwde Har (cbrug.kerb. Dezer dagen gonteten do parochianen der Roomsch-Katholieke gemeente van Onze Liove Vrouwe Onbevlekt-Ontvangen de vreugde van het Paaschfeest in hun nicuw-verbouwde kerk te vieren. Het is hier dus eveneens gegaan als in het Evangelie: men bood den Meester Christus een groote, toebereide zaal, ten einde Hy het Pascha mot de Zynen zoude kunnen houden. Is nu hiermee gezegd, dat de geheelokerk een monumentale tempel i3 goworden? Neen; dit te zeggen u onze bedoeling niet. Maar, lettende op de moeilykheden van terrein, enz.; rekening hou:ende met do gedrukte tyden, welke wy doorlevenoverwegende, dat wy slechts met een aanbouw te doen h >bbcn, besluiten wy voor het minst, dat de kerk nu althans iets góeds geworden is, en dat een paar motieven van waren kerkbouw in haar zyn uitgevoerd op treffinde wyze. Zooals de Lieve Vrouwe kerk by de Haven een majestueus baldakyn, ryke polychromie, breed priesterkoor heeft, zooals de SiDt- Petrus kerk aan de Langebrug een zyaltaar bezit in den trant der middeleeuwsche majestueuze altaren, met openslaande deuren en alhrrykst co'.oriet, zoo heeft d9 nieuwe bouw van de Haitebrugskerk aan dezs kerk de volgende schoonheden geschonken: Vooreersteen» Apsis of Koornis, die in den vorm van een hdlven cirkel, het priesterkoor sluit. Het is niet te zeggen, hoevsel, onder opzicht van specifiek Roomscben kerkbouw, de oude vierk. nte kerk met dezen Apsis gewonnen beeft. Want deze Apsis 13, in kerk- styl, het Oostelijk einde van de Oud-Christeiyke Basiliek In bet midden van deze nis stond de marmeren zetel van den bisschop, en links en rechts was de gcesteiykbeid om hem geschaard rond het altaar, dat ongeveer het middelpunt van den halfcirkel inmm. Toen nu later vele kerken verrezen, in welke de bisschop zelf niet moer alle plechtigheden kon verrichten, bleef toch die grondtype in den bouw bewaard. Vervolgens, de Hartebrugskerk heeft nu stijl gekregen. Door da ronding van de reeds gonoemde Apsis, door het invoegen van drie groote hoofddeuren onder korten boog, en door het dokken der nieuwgebouwde ramen niet met spitsbogen, maar met rondbogen, is de wanstaltige vierkante loods met Grieksch portiek nu in iets Romaansch overgegaan, hetwelk, door zyn rust on soliditeit, ten uiterste het biddend gemoed zal voldoen. Voorts heeft men galeryen aan de binnenzy van de Apsis gebouwd op de wyze der wel bekende Triforiums of zuilengangen. Daar deze gangen achter het hoogaltaar tevens het licht der buitenramen van den nieuwen bouw doorlaten, en daar de benedengang eenige kolommen van het fijoste bruinachtigen marmer bevat, zoo geeft hun verschiet of diepte een allesbeheerschend effect in heel de opene middenruimte der kerk. Er is heuscheiyk poëzie in die Zuilen, die weer zuilen dragen, Tempels, die weer tempels schragen. Hier gevoelt het gemoed zich als vanzelf omhooggebeurd; bier roept alles van ver heffing en opzien tot den hemel; hier komt het Schriftuurwoord over de lippen van den biddende: God is groot in Zyne Heilige Woonstede. Bedenkt men nu verder nog, dat de op genoemde heeriykhoden van dit Huia Gods ook eenige honderdtallen van plaatsen voor den mensch hebben gewonnen, dan kan men, J). Voorbeelden van zulken bouw zijn te zien in bet keurige atlaswerk: De kunst voor iedereen. Uitgave van den heer Sijthoff. als belangstellend medeburger van goede en broederlyke inborst, niet anders doon, dan de parochie van de Hartebrug geluk wenschen met hare hernieuwde kerk. Mogen in dit gebouw tot in de lengte der dagen de Pateis Franciscanen den ge9st verspreiden, eerst natuurlyk van Christus, maar vervolgens ook den geest van hunnen grooten stamvader, dion wonderbaren htiligen Franciscus van Assisie, aan wien ook eenmaal prof. Gunning in een zyner lezingen zoovele waardeerende woorden wilde wyden. Na beleefde groeten, geëerde Redactie, Uw Disnstw. Dionaar, P. M. Bots, Oud-Rector. BOSKOOP. Bevallen: C. M. Hofman geb. Merks D. M Pannebakker geb. Stolwijk D. C. W. v. d Kodde geb. Van Ravenswaay D: D. Hoogenboom geb Verwey D. W. Zitman geb. Van Hartevela D. H. Grooneveld geb, Hojema D. Overleden; D. Guldemond 82 j. II. Boov 2 in. M. Van Nes 92 j. OEGSTGEEST. Geboren: Tounis Dirk, Z. van G. J Ciggaar en G. Van Egmond. Ovorlodeo: Levonl. Z. van S. Van denMey en W. Kraan. ZEGWAARD. Geboren: Teunis, Z. van H. Verheul en A. Morbis. Leonardus Adrianus. Z. van J. Vollebregt on C. J. Van Bobemeu. Sophia, D. van II. C. Deckse, wed van M. LI. Cremers. Overleden: P. Noordam 11 mnd. ZOETERMEER. Geboren: Agatha Antonia, D- van A Do Winter en A. Boon. Overleden: M. C. VJegceert 1 i. ZWAMMERDAM. Bevallen: J. M. Van der Sluyö geb. Van der Griend D. J. Verbree geb. Kruyt Z. E. Burger geb. De Bruvn D. Overleden-" beven'. Z. van G. Sanders en on A. M. G. Doods. Gehuwd; J. Van der Breggen jni. 25 j. enE. G. Hoy, wed. T. Wilschut, 31 -j. RECLAMES, 988 2 a 25 Cents per regel. Gemengd Nieuws. De voorstellingen van de dus- genoemde levende photographieèn, in het perceel No. 60 aan de Hooigracht, nemen Paaschmaandag weder een aanvang, nadat de kinematograaf sedert de afgeloopen week niet is vertoond geworden. Ze zullen nog slechts korten tyd duren, zoodat zy, die ze nog niet bezocht hebben, zich dienen te haasten om er van te profiteeren. Men schryft uit Leidenaande „Tel.": „De Stadsgehoorzaal van de Sleutel- veste is toch een waar blok aan het been! Verscheiden personen zagen met spanning den uitslag tegemost van de verpachting der buffetten en velen hadden gehoopt, dat de vroede vaderen wederom met de Amsterdamsch© Buffet Maatschappij zouden contracteeren. „Billykerwyze toch had men mogen ver wachten, dat de groote geldelyke verliezen, die deze Maatschappy geleden heeft, by de gunning in aanmerking zouden worden genomen. Niet minder toch dan f 3500 moest door haar worden opgebracht, voor de buffetten alleen waar thans door deze Maatschappy f 1000, door den heer Schoenmaker f 1500 werd geboden. Zooals men weet, is de heer S. thans pachter geworden, terwyl de verhuring van zalen en foyer van gemeantewege geschiedt. „Maar, kan genoemde Maatschappy nu veilig uitroepen: „Ondank is 's werelds loon", aan den anderen kant schaart zich een dankbaar publiek, 't welk zich nog lang het vele goede zal blyven herinneren, dat door het energiek optreden der Buffet-Maatschappy werd tot stand gebracht. Of 't nu beter zal gaan? „Qui vivra verral" By gelegenheid van het in ons vorig nommer vermelde standje te Katwyk aan Zee ia den nacht van 19 op 20 Febr. kreeg ook een wagenmaker uit Katwyk het t9 kwaad met de politie, waarop diens zoon een buitengewoon politieagent een klap in het gelaat gaf, omdat deze zyn vader een paar klappen zou hobben gegeven zondernoodzaak. De vader ontkende geslagen te hebbende zoon bekende hot volmondig. Hy was boos geworden, omdat zyn vader mishandeld werd. Hot getuigenverhoor wierp een „eigenaar dig" licht op deze zaak. De veldwachter J. beweerde dat hy den zoon had zien slaan, maar 3 getuigen verklaarden onder eede dat de jongeman zelf aan den veldwachter J. verklaard zou hebben, dat hij en niet zyn vader zou geslagen hebben, waarop de veld wachter hem toegevo3gd zou hebben: „Zie zoo: V. heeft ja vader bekeurd en nou do9 ik het jou". Ook verklaarden de getuigen dat de buitengewone veldwachter het eerst ge slagen zou hebben, omdat by op de toenen getrapt werd. Da buitengewone veldwachter V. kroeg van den president der rechtbank een reprimande over zyn zeer verkeerd optreden. Zelfs al was hy by ongeluk op do teenon getrapt, dan had een politieman, volgens ZEA., nog het recht niet iemand een paar klappeu in het gelaat te geven. Subst.-off. van justitie mr. Pleyte sloot zich hierby aant vroeg voor don vader vryspraak en voor den zoon f 3 boete of 3 dagen. Uitspraak over 8 dagen De vestibule van het station van de H. IJ.- Spoorwegmaatscbappy, to 's-Gravenhage, welke tot dusver nog in de kalk stond, wordt thans decoratief beschilderd. Hiermede zullen een paar maanden heen gaan. Het werk is opgedragen aan den decoratie schilder den Heer Heynen, te Amsterdam. Te Scheveningen is, by het vel- len van een beukenboom, een der mannen, die daarby werkzaam was door een zwaren tak van den vallenden boom getroffen op 't oogen blik dat hy zijn boezeroen wilde weghalen. De ongelukkigo was onmiJdeliyk dool. In combinatie niet twee Engel, scho firma's is aan de hooren Ockhorst en v. d. Griendt te Rotterdam opgedragen 120 span paarden aan to koopen ten behoeve van het Engelsche hof. De aankoop staat in ver band met de aanstaande jubiléf93sten. (Ar. R. C.) Uit Appingedam wordt aan de „N. Gr. Ct." gemeldIn zako het faillissement van den heer J. Borst to Dalfzyi valt nog te melden, dat, ofschoon do zaken reeds lang zwak stonden, de val voor het groote publiek zeer onverwacht kwam. Nader biykt, dat een deel der erfenis door don hoer Borst reeds was uitgekeerd, zoodat het aantal slachtoffers niet zoo groot is als e:-rst vermoed werd. De 'uitbetaling der resteerende gelden zou 13 April plaats hebben. Een dienstmeid van de oude overleden dame, die het vruchtgebruik genoot van een legaat van f 15,000, is er niet best aan toe. Donderdag trof men in Delfzyi verscheidene personen aan uit ver schillende plaatsen, allen met hetzelfde licht te raden doel. De zaak is in handen van een Groningschon advocaat. Het gezin van den heer Borst bevond zich gisteren nog te Delfzyl. De gebroeders B., te Nieu w-B.uinen, voor 2 jaar dagelyks in het veen 'arbeidende, hebben zich met eene pryzenswaardige wils kracht op de studie toegelegd, en zyn thans beiden geslaagd voor de akte van onderwyzer, evenals mej. A., te Stadskanaal, die op 21-ja- rigen leeftyd bogon en na 2 jaar haar ijver met succes ziet bekroond. Uit Roermond vertrokken per rytuig de rechtercommissaris, de beeëdigda klerk en twee doctoren naar Thorn om een onderzoek in te stellen naar de oorzaak van den dood van zekeren A. S., oud 55 jaren, wonende aldaar, die Zondagavond zwaar ge wond is geworden, tengevolge waarvan hy is ovorled9n. De dader i3 aangehouden. In een onbewaakt oogenblik viel to Nyenbeek een kind van twee jaren in een pot met kokend water, dien de moader zoo juist van do kacbel had gezet. Het is aan de be komen brandwonden overleden. Van hetzelfde ouderpaar kwam een meisje in de vlammet om toen hun huis voor eenigen tyd afbrandde Over de gewoonte, om op Paschen eieren te eten, schrijft men het volgende aan de „Leeuw. Courant:" Het gebruik om op Paschen Paaecheieren te eten, is aan alle Christelijke volkeren ge meen. Het scbynt een symbolische traditie te zyn der oorspronkeiyke Kerk, die op ver. schillende manieren wordt uitgelegd. Som-, rnigen zien daarin de herinnering aan een roodgekleurd ei, dat door een kip, die aan de ouders van Keizer Alexander Severus toe behoorde, gelegd werd op den geboortedag van dezen iaataten. Andoren horvinden In omj Paaschei de herinnering aan eene der mar telingen van de earste Christenen, die hierin bestond, dat zy verplicht waren een wit gloeiend gestookt metalen ei in de hand en in den mond te nemen. Toch moet men waarschynlyk elder3 zoeken naar eene ver klaring van de gewichtige rol, die het ei op het Paaschfeest spoelt. Het ei had by de Heidonsche bevolking eeno geheimzinnige beteekenis; het was het symbool van den oorsprong alter dingen. Nu is het mogeiyk, dat de Christenen evenals zoovele gewoonten ook de beschouwing van het ei uit de Heidenwereld hebben overge nomen. Waarscbynlyker is echter, dat door de Christenen in het ei met zyu verborgen levenskiem een symbool is gezien van Jezus' opstanding. Door verbrijzeling tot heeriykheid. Door den dood tot het leven. Een feit is hot intusschen, dat de geloovigen de gewoonte hadden om op Paaschzondag eieren mede te nemen naar de kerk, die door den priester te laten zegenen en ze daarna aan familieleden en vrienden rond te deelon. Later echter zag men daarin slechts de uiting van eene vroolyke dankbaarheid, omdat men zich gedurende den geheelen vastontyd van eieren had moeten onthouden en die nu we6r mocht gebruiken. In Frankryk hadden in de dertiende eeuw aanstaande priesters, studenten en andere jonge mannen de gewoonte om met banieren en in optocht onder trompetgeschal en trom geroffel naar de hoofdkerk te trekken en op het plein een gedeelte van de liturgie te zingen. Daarna verspreidden ze zich door de straten en zamelden ze eieren in. Later werden de eieren gekleurd: men zond ze elkaar ten geschenke; kinderen en bedienden vooral werden er mede bedacht. In de zeventiende en de achttiende oeuw ontving de Fransche koning na de mis een mandje met vergulde eieren. Soms waren dezo zeer mooi beschilderd. Twee beroemde schilders, Xancret en Watteau, vonden het niet beneden zich de eieren voor den koning te beschilderen. Het pateis te Versailles geeft er nog een paar exemplaren van te zien. Het moest is het Paaschei by de Polen i.i eer. Een oud gebruik wil daar, dat ieder hoofd des huizes op Paaschmaandag aan elk, die by hem binnenkomt, een hardgekookt ei aan- biede. De gastheer most het met zyne banden breken en met zyn gast deelen. De Poolsche adel houdt zicb streng aan dit gebruik, zelfs in den vreemde, met deze wyziging alleen, dat de gastheer zyn deel van het ei niet behoeft op te eten, maar slechts mot de lippen mag aanraken. Dit is eene wyziging in het gebruik, te waardeeren voor hen, die veel gasten ontvangen. Deze laatsten ont. breken meestal niet, daar de Polen op het Paaschfeest de tafel gedekt hebben voor ieder, dio maar wenscht aan te zitten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 6