Woensdag-avond
MENGELWERK.
Wy weten zeer goed, dat de militair in staat
moet zijn om, „zoo noodig", ontberingen en
ellenden te doorstaan, maar tot dat „noodige"
moet alles dan ook beperkt blijven, want een
militair is een mensch en dus niet vatbaar voor
dressuur op een doorloopende ontbering.
Voorts is het geenszins onze bedoeling om
onze intendance te beschuldigen. Waar de
organisatie niet deugt en de middelen niet in
voldoende mate aanwezig zijn, kan men heel
natuurlek niet aansprakelijk stellen. De ge-
heele quaestie draait om „het geld." „Duur
koop, goedkoop" moet de leuze zijn I
Dat het vorenstaande, in algomeenen zin,
eveneens betrekking heeft op den soldaat, is
vrij duidelijk.
De tijd is waarlijk al lang gekomen, om
eens wat meer door „daden" te gaan toonen,
dat men onzen soldaat appreciëert.
De soldyen, vooral die der onderofficieren,
s#n geenszins schitterend en, naar verhouding
van de Europeesche soldijen, veel te gering.
Het is vreemd, dat men, bij de burgerij
dikwerf duidelijke blijken van goede, ja, beste
bfooelingen ontwarende (onder anderen met
betrekking tot het Lombokfonds), daarentegen
van officiëele zijde weinig of niets van een
dnrjreHjke uiting merkt.
Een uitbreiding van het leger met een viertal
bataljons is voldoende 1 Welzeker. Maar de
aanvulling eiacht tientallen bataljons „nieuwe"
soldaten en daarvan kan men gerust een niet
onbelangrijk deel op rekening stellen der min
der royale betaling en voeding, met al de
gevolgen daarvan.
Dit laatste kost geld, veel geld zelfs, maar
het kost veel meer geld, ah men die nood
zakelijke voorwaarde niet in het oog houdt.
Het is juist de „verpleging" van den mili
tair, waar het op aan komt. Of het legerbe
stuur nu al gelast, dat de officieren 14 maan
den op het oorlogsterrein moeten vertoeven
en, zoo zij binnen de 12 maanden van daar
geëvacueerd worden, na herstel weer minstens
6 maanden aldaar verblijf moeten gaan hou
den; of men nu al beweert, dat mindere
militairen, ternauwernood hersteld, opnieuw
te velde moeten trekken; dat alles werkt
weinig of niets uit. Het zijn slechts maat
regelen togen simulanten en quasi-ziekeD, die
het gros ten onrechte uitmergelen en tallooze
evacuation, gageeringen, pensionneoringen en
buitenlandsche verloven veroorzaken met al
de daaraan verbonden „ontzettend hooge
uitgaven".
Men zou er verbaasd van staan, als men
het lijstje der sedert het verraad van Toekoe
Oemar geëvacueerden eens onder de oogen
kreeg.
Eer- en plichtgevoel zjjn voorzeker schoone
zaken, maar zaken, die aangewakkerd en be
loond moeten worden.
Na den dag van heden komt immers steeds
de dag van morgen? Of steekt men het hoofd
liever in den grond, om dien dag van morgen
niet te zien?
Een andere zaak, die wol degelijk het huma-
nheitsgevoel maar ook het geld raakt,
ia de onvoldoende gemeenschap ter zee, waar
over men ook herhaalde klachten in de dag
bladen aantrof.
Voor onderscheidene zieken kan het noodig
zijn, dat zij „ten spoedigste" worden geëva
cueerd. Dit is reeds by herhaÜDg gebleken eD
waar men zoo noodig over een voldoend aan
tal schepen kan beschikken, mag men uit
zui -igheid het leven dier zieken niet in gevaar
stellen door een beperking der scheepvaart.
Laat ons hopen, dat ten deze spoedig een
op humaniteit gegronde regeling worde ge
troffen en dat men zich eindelijk eens ga
beijveren om alles te doen, wat noodig is,
om onze militairen op het oorlogsterrein in
alle opzichten billik en royaal te behandelen.
De schrijver der „Haagscbe Sprokkelingen"
in het Utrechtsch Dagblad zeide in »ijn jong-
sten brief:
„Een vernuftige industriëel heeft 't idee
gekregen, een fiets-fiacro-dienst te
op nen of „Amsterdamsche usance" een
rolaapjesdienst. Als proef of om de men-
schen aan 't gezicht te laten gewennen
reed er dezer dagen een door de stad: een
driewieler, met een man voorop en een soort
van kinderwagen met huif aan de achterhelft,
'k Heb nooit de Japansche karretjes gezien,
waarin men zich daar te lande door een
mensch laat voorttrekken, maar naar de be
schrijving van de Oostersche „sportkarretjes"
to oordeelen, is ons „rolaapje" een moder-
niseering van dat Japansche voertuig. Dat
rt zal opnemen, betwijfel ik echter; vooreerst
is het daarvoor wel wat erg vreemd, zoodat
„men" er niet spoedig in zal gaan zitten;
maar bovendien is er toch ook iets in, dat
tegenstaat, zich door een medemensch door
de straten te laten trappen. My althans stuit
dit als een soort van slavenwerk."
Instemming met de strekking dier opmer
king betuigende, schryft De Residentiebode:
„De meening van onzen waarden collega,
dat velen er iets weerzinwekkends in vinden
zoaden, zich door de straten te laten trappen,
kunnen wy echter niet deelen. Hoe velen
zijn er niet, die zelfs gaarne trappen waar
zy kannen, by voorkeur hen, op wier schouders
eerst naar boven klommen, en hoe talloos
velen, dio hot alleen ver in de wereld brachten,
omdat zy vooruitgeschopt zynl"
Waardoor worden aardappelen
zoet en wanneer? Op deze vraag ant
woordt dr. L. M. in het Tijdschrift der Maat
tckappü t. b. van Nijverheid:
„De ingekelderde aardappel biyft gedurende
den winter in geenen deele onwerkzaam, maar
in zyn binnenste hebben voortdurend allerlei
stofwisselingen plaats. De voornaamste daarvan
wordt teweeggebracht door wat moet heeten
het ademen van den aardappel, d. i. de wissel
werking van de bestanddeelen der aardappelen
met die der in den kelder aanwezige lucht.
By deze ademing wordt het zetmeel der aard
appelen verbruikt, maar eerst nadat het in do
knollen in suiker is omgezet. By gewone kelder-
temperatuur (5 12*) houden beide verschyn-
selen (het vormen van suiker uit het zetmeel
en het verbruik van die suiker ter ademhaling
gelyken tred; de aardappel behoudt zyn ge
wonen smaak, daar de gevormde suiker
spoeJig by de ademing door opneming van
de zuurstof uit do lucht in gasvormige pro
ducten (waterzuur on koolzuur) veranderd
wordt. Waar echter de temperatuur des
kelders tot 0 graden of daaronder zakt, houdt
het ademingsproces dor aardappelen, zoo niet
geheel, dan toch voor een groot deel op,
terwyi de suikervorming by die temperatuur
voortgaat. Ten gevolge daarvan wordt de
opgehoopte hoeveelheid suiker grooter, waar
door de aardappelen, welke in die periode uit
den kelder gehaald en niet beboorlyk behan
deld worden, zoet smaken, als zy op tafel wor
den voorgediend.
Zoo de temperatuur in den kelder weer
stygt, vermeerdert het ademhalingsproces, de
opgehoopte suiker wordt verbruikt en de aard
appelen smaken niet meer zoet. Hoe hooger
de temperatuur klimt, des te krachtiger is
tot zekere grenzen natuuriyk de ademhaling
der aardappelen. En daardoor hebben wy een
hoogst eenvoudig middel om zoete aardappelen
van dien ongewenschten smaak te ontdoen.
Men brenge ze nadat ze uit hun bergplaats
zyn gehaald 3 of i dagen vóór ze tot
voedsel te gebruiken, in een ruimte, waar
de temperatuur 15 a 20° bedraagt, byv. ia
een keuken; onder den invloed van dien
hoogeren warmtegraad gaat dan het besproken
proces voort: de sniker in de aardappelen
verdwynt onder invloed van de zuurstof van
de lucht, en na kort verloop hebben de aard
appelen hun zoeten smaak verloren.
Nog dient opgemerkt, dat het zoet worden
van aardappelen niet verward mag worden
met het bevriezen er van. Dat is een ander
proces, aanvangende by ongeveer 2° koude.
Bevroren aardappelen gaan na 't ontdooien
licbteiyk rotten; laat men ze in koud water
langzaam ontdooien, dan zyn zy voor spüs
wel weder te benuttigen, maar er hebben
omzettingen in plaats gehad van anderen aard,
dan in onder den invloed der lucht voortgaande
levenswerkzaamheid het zoet worden
dos aardappels."
RECLAMES, 988 2
a 25 Cents per regel.
CIJFER -.2 THOMSON'S TUEE.
Lam vóór de aalmoegoed ter been daarna
wordt thans het Leldich Dagblad even
als het nummer, dat op Zaterdag-avond ver
schijnt door de loop.rs binnen de stad en
door de Agenten in d« verschillende gemeenten
thuis bezorgd aan iedereen, die daartoe z||n
verlangen te kennen geeft, tegen betaling van
2 Cents per nummer.
DE UITGEVER.
Tegen wil en dank.
Uit het Engelsch van F. ORIBBLE.
Per8ooniyke moed was niet een der hoeda
nigheden, waardoor August Lepont zich onder
scheidde Hy was van beroep bediende in een
lakenwinkel en zyn patroon had by de eerste
oorlogsgeruchten het veiliger gevonden met
vrouw en kroost zich te verwyderen naar
Boulogne. Zeebaden zyn gezond en de zaak
kon even goed eenigen tyd door de bedienden
waargenomen worden.
Acht en veertig uren hield Delpit, de eerste
bediende, de zaak aan, daarna sloot hy op
eigen gezag de blinden voor de ramen, beden
kend dat Frankryk recht had op iederen ster
ken arm en elk moedig hart. Toen August
Lepont dien morgen vroeg kwam om den
winkel aan te stoffen en de luiken open to
zetten, vond hy Jacques Delpit reeds op de
stoep staan in de uniform van franc-tireur.
„Vandaag verkoopen we niet, ik neem
vacantie en ga de Pruisen bevechten," riep
deze vrooiyk.
„Zoo en morgen dan?" vroeg August
verbaasd.
„Morgen verkoopen we ook niet, we openen
den winkel niet, eer we de Pruisen uit het
land verdreven hebben".
August Lepont was niet vlug van begrip;
eindeiyk viel 't hem in, dat met die daad van
vaderlandsliefde ook zyn weekloon ophield.
„Dan zal ik maar naar myn tante in
Bazeille8 gaan."
„Ga liever mede de Pruisen bevechten",
zeide Delpit, hem op den schouder slaande,
wat zeker voor een speciale aanmoediging
moest doorgaan.
„Ik heb nooit leeren vechten en zal me er
dus ook niet aan wagen
August ging kalm zyn boeltje pakken in
het aangenaam vooruitzicht menig rustig dagje
door te brengen in het vredig huisje van zyn
tante. Jammer dat hy niet vooruit kon weten
dat Bazeilles spoedig zou worden veranderd
in een bloedig slagveld.
„Laat ons naar Sedan gaan", zeide zyn
tante, toen August de lafaard enkele dagen
by haar was. „Daar zulleD we veiliger zyn."
Neen. hy bleef liever achter, om het buis
voor plundering te bewaren. Alsof hy zich
niet uit de voeten zou maken, zoo gauw hy
een uniform zag aankomen.
„Je bent een fliDke, moedige jongen 1" zeide
zyn tante met overtuiging.
Maar August wist beter.
„Zoolang mogeiyk zal ik buiten gevaar
trachten te blyven."
„Beloof je me dat?"
„Op myn woord van eer, tante."
Tante vertrok en neef nam zich voor, alles
van den oorlog te zien, zonder er zelf een
werkzaam deel in te nemen.
Voor het zolderraam zou hy zich posteeren.
De veerenbedden sleepte hy er heen en plaatste
die zóó, dat er slechts een klein kykgaatje
overbleef. Den sleutel van den kelder hield
hy in zyn zak; kwam de vyand dus onver
hoeds het huis binneD, dan kon by zich daar
opsluiten, tot de vyand was afgetrokken.
Een slim bedacht plan, dat het toeval echter
zou verydelen.
De jeugdige elienridder zag in enkele dagen
genoeg om al de nachten zyns levens door
vreeselyke droomen vergald te zien.
Eerst verlieten de vrouwen en kinderen
het dorp. Het artillerievuur werd toen nog
op grooten afstand gehoord. Zwaar beladen
schreden ze slechts langzaam voort den weg
op naar Sedan, menigmaal omziende alsof
het hun moeite koste te scheiden.
En ondertussehen rukten de Beierschen
nader by en werden de donkere wapenrokken
der uhlanen zichtbaar op de heuvels rondom
Bazeilles.
August Lepont slenterde met de handen
in den zak door de leege dorpsstraat.
Plotseling verkondigde het bulderen der
kanonnen, dat men een aanvang had gemaakt
met schieten. Toen de Beierschen Bazeilles
binnenrukten, verdween August achter zyn
verschansing.
Het ontzettend gevecht was begonnen, de
Beierschen rukten steeds dichter en voor
ieder, die viel, was er dadeiyk een ander, die
zyn plaats innam. Het handjevol Franschen,
wier ryon niet weder werden aangevuld,
moest vroeg of laat den stryd opgeven.
De lucht was verduisterd door den dicht
neerhangenden rook, op de wegen en tegen
de heuvels lagen de verminkte lyken; de
liefdezusters van het Roode Kruis verbonden
de gewonden, die door hun kameraden uit
het gevecht waren gedragen.
Hy was eerst opgewonden geweest over
de nieuwheid der sensatie en van het schouw
spel, dat ondor zyn oogen werd afgespeeld
als was hy gezeten op de galery Jn don
schouwburg, om plaats te maken voor het
verlangen ook in die ryen van dappere vader
landers te zyn. Hy vergat zichzelf en zyn
eigen veiligheid zoozeer, dat hy in de handen
klapte, toen de Franschen de Beiersche infan
terie een oogenblik terug deden deiDzen. Hy
had zich willen losrukken van de plaats, als
de vrees hem niet in zyn schuilhoek gebon
den had gehouden.
„Ik ben hier veilig, geen leed kan my
hier genaken," zeide hy overluid.
Het volgend oogenblik zag hy echter, dat
hy te vroeg gesproken had.
De verwoede dorpsbewoners hadden van
ieder huis een vestiDg gemaakt, die afzonder-
ïyk moest genomen worden.
August nam den keldersleutel uit zyn zak
en liep de trap af. Juist hoorde hy voetstap
pen beneden en werd hem door een bekende
stem toegeroepen:
„Franc tireur tegen wil en dank!"
Het was Jacques Delpit. Achter hom kwa
men nog twee soldaten, het gelaat zwait vaD
den rook, de handen met bloed bevlekt. In
een oogenblik hadden zo August Lepont voor
zich op geduwd de trap op en de zware deur
naar de straat gegrendeld.
„Al kan je niet schieten, dan kun je ten
minste de geweren voor ons laden."
Het huis stond echter niet in de rechte lyn,
die de Beierschen volgden. Yele woningen
stonden reeds in lichterlaaie. Het scheen
August ontzettend toe hier te moeten omko
men, terwyi hy den sleutel van den kelder
in zyn zak had; daarom beproefde hy wat
het geven mocht hem een velligen weg aan
te wyzen.
„Lafaard 1" was Delpit'a eenig antwoord en
hy schopte den jongen met een voet de
trap af.
Het schieten nam een aanvang en August
begaf zich naar den kelder, terwyi Delpit zyn
geweer laadde en aanlegde.
Een afgryselyk bloedbad volgde in het kleine
huisje: de vloer van het eene vertrek was
bedekt met lyken, uit vele wonden bloedend.
Opziende, in het heetst van het gevecht, zag
Delpit August staan, met bleek gelaat en
verwilderde oogen.
„De deur is gesloten", zeide hy, den sleutel
van de kelderdeur vertoonend; „er is geen
weg ter ontkoming meer open."
Meteen smeet hy den sloutol uit bet stuk
geschoten raam.
In zyn afzondering had de lafaard zich diep
geschaamd en dit gevoel had hem moed ge
geven tot deze daad.
Delpit strekte de door kruitdamp zwart
geworden hand uit.
„Flink, kameraad I"
Enkele oogenblikken later lagen beiden ge
sneuveld op de andere lyken.
Gemengd Nieuws.
Da heer Cremar, lid van de Tweede
Kamer, heeft Donderdag te 's-Gravenbage een
menschlievende daad verricht. Te halfvjjf van
de vergadering op bet Binnenhof huiswaarts
koerende, zag hj) beweging in de gracht van
den Nieuwon Uitleg en bj) nader onderzoek
bleek bem dat een man in het water lag en
reeda in zinkenden toestand verkeerde. De
Amsterdamsche afgevaardigde draalde niet
met het aanwenden van pogingen tot redoing
van den drenkeling, te ineer daar er op dat
oogenblik woinig menschen op den wog waren.
Hj) trok zijn overjas en binnenjas uit en
sprong midden in bet water met het gelukkig
gevolg dat hy een werkman het lovtn redde.
Inmiddels kwamen oonige personen met ladders
aangeloopen, langs welko do heer Cromer on
de drenkeling weer op het droge kwamen.
Het Kamerlid keerde in zyn hemdsmouwen
naar zyne nabijgelegen woning aan de Prin-
868segracht terug.
De gere ide persoon bleek kort voordat het
ongeval bemerkt werd, in zwaaienden toestand
te water geraakt te zyn.
Naar men verneemt, zaldeScheve-
ningscho ree Jery deelnemen aan de visschery-
afdeeling op do dezen zomer te houden
nationale tentoonstelling te Dordrecht, even
als dit bet geval is met Vlaardingen en
Maassluis.
De „N.R.Ct." meldt dat te Rotter
dam ovor een paar maanden definitief de
bereden politie in dienst zal worden gesteld.
In den ouderdom van 90 jaar is
te Sommel8dyk overleden de wed. M. Van
Driel, geb. v. Soest, oud-marketentster van
1830/31.
De heer W. G. Boele Senior to
Kampen zal ter gelegenheid van het vyftig-
jarig bestaan zyner sigarenfabriek een prys-
vraag uitschrljvon ter verkrijging van eon
reclamekaart, die hoofdzakelijk moet dienen
om in winkels te worden opgehangen.
Tot de deelneming aan dezen wedstryd
worden alleen toegelaten de werken van Neder-
landsche en in Nederland gevestigde kunste
naars.
Drie pryzen zyn uitgeloofd: lste prys ƒ500,
2de prys f 300, 3de prys f 200.
De beoordeeling der ingezonden ontwerpen
zal plaats hebben te Amsterdam door een jury
van zeven leden, nl. de heeren: Aug. Allebé,
A. Le Comte, dr. Cuypers, Joseph Israëls,
Ferd. Leedhoff, W. B. G. Molkenboer en B.
W. "Wierink.
In Engeland huwen gemiddeld
dageiyks 1250 personen, en daar tot een
bruiloft twee personen behooren, zoo komen
dagelykB 625 bruiloften voor. De dag heeft
12 uren of 720 minuten, dus ongeveer in
elke minuut een buwelyk. Processen tot
echtscheiding komen in de laatste zes jaren
gemiddeld 650 jaariyks voor, dus byna even
veel per jaar als huwelykeu op een dag. 91
pet. der aangevraagde echtscheidingen werden
voltrokken. Een merkwaardige overeenkomst
heeft de statisticus J. Holt Schooling in
Engeland tusschen armoede en welstand ge
vonden. In het jaar 1870 waren er do meeste
echtverbintenissen in Engeland, nl. 176 op
1000 hoofden der bevolking. In hetzelfde jaar
ontviel per hoofd aan export- en importwaarde
21 pond, 4 shilling, 2 pence. 1886 wees bet
laagste huweiykscyfer aan, 14.2 pet. per 1000,
en ook de laagste export- en importwaarde:
slechts 17 pond, 10 pence per hoofd. Het is
begrypeiyk, dat in tyden van welstand meer
getrouwd wordt dan in tyden van armoede.
Tot slot der feeste 1 y kheden
van Maandag 22 Maart had te Beriyn een
algemeene illuminatie plaats. Alle pracht en
praal, dien avond aangebracht, te vermelden is
in één woord onmogeiyk; dan ware, zooals
de „Köln. Ztg." schryft, een leger corrs-
pondenten noodig geweest. Elk staatsgebouw^
ja byna elk huis had het zyne er toe byge-
bracht, maar het hoofddoel der wandelaars
was toch vooral het koninklyke slot in den
Lu8tgarten. En inderdaad, het gezicht daarop
was majestueus. Dat reuzenbouwwerk was
in al zyn lynen door duizenden en nog eens
duizenden flikkerende vlammetjes doortrokken,
en op den machtigen koepel van de slotkapel
waren electrische lichten aangebracht, welke
als glinsterende briljanten straalden, terwyi
op de bovenste kroon een kruisvuur in ver
schillende kleuren vlamde, een lichteffect
teweeg brengende als electrische stralen uit een
reuzen-tooverlantaarn. Op de hoofdiyst daar
entegen brandden- met een grilligen fakkel-
schyn honderden van fanalen door den zwarten
nacht. De zuilenhal van het oude museum
straalde in een tooverachtig kun6tvuurwerk
en van de beurs spoot een lichtzee van niet
minder dan 25,000 gloeilampen haar stralen
uit. Hoezee geroepen uit duizenden kelen deden
zich voortdurend uit de menigte hooren,
wanneer zy by den omdraai aan de slotbrug
hot nieuwe standbeeld gewaar werden, dat
van uit het bofportaal met een electrischen
glans overgoten werd. Een grillige verlichting
was daarentegen op de Petrikerk aangebracht.
Daar die kerk beneden geheel in het duister
lag en de torens alleen bengaalsch verlicht
waren, zoo verkreeg men by een blik daarop
zoo iets als van een in de lucht zwevende
reuzenpyramide, die tegelyk door alle kleuren
doorgloeid scheen. Om een der praebtig ver
lichte particuliere gebouwen den voorrang to
geven zou men den anderen onrecht doen, maar
toch was men algemeen van gevoelen, dat
het paleis van de Pommerscho Bank op den
hoek der Markgrafenstrasse den eerepalm
verdiende. Die decoratie verscheen dan ook
des daags en des nachts even tooverachtig.
De ontelbare lichten, aan den pronkvollen
nieuwgebouwden gevel aangebracht, flonkerden
als diamanten en robynen; men waande zich
in de Duizend-en één-nacht verplaatst te zien.
Daartusschen was als een soort apotheose
de groote keizer voorgesteld, omhuld en
omringd door bengaalsche vlammen. Dit feest
zal zeker nog lang in de gedachte der
Berlynsche burgers voort blyven leven. Als
byzonderheid mag nog wel aangestipt worden:
dat gelukkig nergens een ernstig ongeval
scbynt voorgekomen te zyn, wat wel een
wonder mag heeten. Deze verlichting heeft
alle vorige ver achter zich gelaten.
Origineel huwelijksaanzoek. -
Elisabeth Ashton, de dochter van een Nieuw-
Yorkschen millionnaJr, was eene uitstekende
zwemster. Toen zy eens in eene Amerikaansche
badplaats ver in zee zwom, bemerkte zy
eene manlyke gestalte in badkostuum, die,
eveneens zwemmend, haar naderde. Hoewel
van nature niet bang, vond Elisabeth het
toch geraden, naar de kust terug te zwemmen,
van welke zy tameiyk ver verwyderd was.
Hare bezorgdheid was inderdaad gerecht
vaardigd, want de zwemmer naderde haar
met forsche slagen, greep haar met eenen
arm, dien hy om bare taille sloeg, en roeide
met den anderen arm naar het nog ver
verwyderde land. Natuuriyk begon Elisabeth
onmiddeliyk om hulp te roepen, maar hield
op met schreeuwen, toen de man haar met
kalme stem aldus aaDsprak: „Mejuffrouw,
schenk my een oogenblik gehoor. U ziet,
dat ik u geen leed doe, en dat ik regelrecht
naar het strand zwem, waar u ongetwijfeld
ongedeerd zult aankomen, 't Zy alleen of in
myn gezelschap, zooals u verkiest, nadat u
my zult hebben aangehoord.
In de eerste plaats myn naam ik heet Raoul
De Poissier en behoor tot een der oudste
adellijke geslachten van Frankryk; Ik ben
eskadrons-commandant by het leger geweest
en heb wegens schulden den dienst verlaten.
Ik ging naar Amerika. Door vrienden, die ik
hier vond, werd ik in de voorname kringen
geïntroduceerd, en zoo kreeg ik ook eene
uitnoodiging van uw vader. Ik beminde u,
zoodra ik u voor de eerste maal zag. Dat is
wel is waar geen heldenstuk tegenover de
doobter van een millionnair. Maar daar ik te
Nieuw-York eene ryk bezoldigde betrekking
gevonden heb, zal myn egoïsme in uwe oog n
kleiner worden. Op de partyen, waar ik de eer
had, in uwe nabyheid te mogen vertoeven,
was u zóó omringd door vereerders, dat ik
geene kans had, uwe attentie te trekken.
Daarby komt, dat Ikzelf in gezelscbappin
zeer bedeesd ben. Ik stond eens in uwe na-
bybeid en hoorde, hoe u op de vraag, waarom
u nog niet getrouwd was, antwoordde: „Dg
man, dien ik kies, moet in kracht eu verstand
uitblinken."
Ik vlei my, proeven van beide te hebben
gegeven, want reeds sedert tien minuten
zwem ik met eenen arm, terwyi ik u met
den anderen vasthoud; zou een van uwe
vrienden my dat kunnen nadoen En wat myn
verstand betreft, verzoek ik u het volgende
te overwegen. Meneer uw vader staat aan
het strand en zal, als hy ons zoo ziet, meenen,
dat ik u voor verdrinken behoed heb aange
nomen altyd, dat u my niet tegenspreekt.
Eene gewichtige reden voor hem, om in onze
verbintenis toe te stemmen, als u niet tegen
spreekt. Ik hoop, dat deze combinatie myn
verstand eer aandoat."
'Elisabeth wist bet romantische van haren
toestand te waardeeren. Zy liet zich naar het
strand brengen, speelde de herlevende uit
stekend en was na eenige dagen met haren
„redder" verloofd.