Woensdag-avond MENGELWERK. Wy weten zeer goed, dat de militair in staat moet zijn om, „zoo noodig", ontberingen en ellenden te doorstaan, maar tot dat „noodige" moet alles dan ook beperkt blijven, want een militair is een mensch en dus niet vatbaar voor dressuur op een doorloopende ontbering. Voorts is het geenszins onze bedoeling om onze intendance te beschuldigen. Waar de organisatie niet deugt en de middelen niet in voldoende mate aanwezig zijn, kan men heel natuurlek niet aansprakelijk stellen. De ge- heele quaestie draait om „het geld." „Duur koop, goedkoop" moet de leuze zijn I Dat het vorenstaande, in algomeenen zin, eveneens betrekking heeft op den soldaat, is vrij duidelijk. De tijd is waarlijk al lang gekomen, om eens wat meer door „daden" te gaan toonen, dat men onzen soldaat appreciëert. De soldyen, vooral die der onderofficieren, s#n geenszins schitterend en, naar verhouding van de Europeesche soldijen, veel te gering. Het is vreemd, dat men, bij de burgerij dikwerf duidelijke blijken van goede, ja, beste bfooelingen ontwarende (onder anderen met betrekking tot het Lombokfonds), daarentegen van officiëele zijde weinig of niets van een dnrjreHjke uiting merkt. Een uitbreiding van het leger met een viertal bataljons is voldoende 1 Welzeker. Maar de aanvulling eiacht tientallen bataljons „nieuwe" soldaten en daarvan kan men gerust een niet onbelangrijk deel op rekening stellen der min der royale betaling en voeding, met al de gevolgen daarvan. Dit laatste kost geld, veel geld zelfs, maar het kost veel meer geld, ah men die nood zakelijke voorwaarde niet in het oog houdt. Het is juist de „verpleging" van den mili tair, waar het op aan komt. Of het legerbe stuur nu al gelast, dat de officieren 14 maan den op het oorlogsterrein moeten vertoeven en, zoo zij binnen de 12 maanden van daar geëvacueerd worden, na herstel weer minstens 6 maanden aldaar verblijf moeten gaan hou den; of men nu al beweert, dat mindere militairen, ternauwernood hersteld, opnieuw te velde moeten trekken; dat alles werkt weinig of niets uit. Het zijn slechts maat regelen togen simulanten en quasi-ziekeD, die het gros ten onrechte uitmergelen en tallooze evacuation, gageeringen, pensionneoringen en buitenlandsche verloven veroorzaken met al de daaraan verbonden „ontzettend hooge uitgaven". Men zou er verbaasd van staan, als men het lijstje der sedert het verraad van Toekoe Oemar geëvacueerden eens onder de oogen kreeg. Eer- en plichtgevoel zjjn voorzeker schoone zaken, maar zaken, die aangewakkerd en be loond moeten worden. Na den dag van heden komt immers steeds de dag van morgen? Of steekt men het hoofd liever in den grond, om dien dag van morgen niet te zien? Een andere zaak, die wol degelijk het huma- nheitsgevoel maar ook het geld raakt, ia de onvoldoende gemeenschap ter zee, waar over men ook herhaalde klachten in de dag bladen aantrof. Voor onderscheidene zieken kan het noodig zijn, dat zij „ten spoedigste" worden geëva cueerd. Dit is reeds by herhaÜDg gebleken eD waar men zoo noodig over een voldoend aan tal schepen kan beschikken, mag men uit zui -igheid het leven dier zieken niet in gevaar stellen door een beperking der scheepvaart. Laat ons hopen, dat ten deze spoedig een op humaniteit gegronde regeling worde ge troffen en dat men zich eindelijk eens ga beijveren om alles te doen, wat noodig is, om onze militairen op het oorlogsterrein in alle opzichten billik en royaal te behandelen. De schrijver der „Haagscbe Sprokkelingen" in het Utrechtsch Dagblad zeide in »ijn jong- sten brief: „Een vernuftige industriëel heeft 't idee gekregen, een fiets-fiacro-dienst te op nen of „Amsterdamsche usance" een rolaapjesdienst. Als proef of om de men- schen aan 't gezicht te laten gewennen reed er dezer dagen een door de stad: een driewieler, met een man voorop en een soort van kinderwagen met huif aan de achterhelft, 'k Heb nooit de Japansche karretjes gezien, waarin men zich daar te lande door een mensch laat voorttrekken, maar naar de be schrijving van de Oostersche „sportkarretjes" to oordeelen, is ons „rolaapje" een moder- niseering van dat Japansche voertuig. Dat rt zal opnemen, betwijfel ik echter; vooreerst is het daarvoor wel wat erg vreemd, zoodat „men" er niet spoedig in zal gaan zitten; maar bovendien is er toch ook iets in, dat tegenstaat, zich door een medemensch door de straten te laten trappen. My althans stuit dit als een soort van slavenwerk." Instemming met de strekking dier opmer king betuigende, schryft De Residentiebode: „De meening van onzen waarden collega, dat velen er iets weerzinwekkends in vinden zoaden, zich door de straten te laten trappen, kunnen wy echter niet deelen. Hoe velen zijn er niet, die zelfs gaarne trappen waar zy kannen, by voorkeur hen, op wier schouders eerst naar boven klommen, en hoe talloos velen, dio hot alleen ver in de wereld brachten, omdat zy vooruitgeschopt zynl" Waardoor worden aardappelen zoet en wanneer? Op deze vraag ant woordt dr. L. M. in het Tijdschrift der Maat tckappü t. b. van Nijverheid: „De ingekelderde aardappel biyft gedurende den winter in geenen deele onwerkzaam, maar in zyn binnenste hebben voortdurend allerlei stofwisselingen plaats. De voornaamste daarvan wordt teweeggebracht door wat moet heeten het ademen van den aardappel, d. i. de wissel werking van de bestanddeelen der aardappelen met die der in den kelder aanwezige lucht. By deze ademing wordt het zetmeel der aard appelen verbruikt, maar eerst nadat het in do knollen in suiker is omgezet. By gewone kelder- temperatuur (5 12*) houden beide verschyn- selen (het vormen van suiker uit het zetmeel en het verbruik van die suiker ter ademhaling gelyken tred; de aardappel behoudt zyn ge wonen smaak, daar de gevormde suiker spoeJig by de ademing door opneming van de zuurstof uit do lucht in gasvormige pro ducten (waterzuur on koolzuur) veranderd wordt. Waar echter de temperatuur des kelders tot 0 graden of daaronder zakt, houdt het ademingsproces dor aardappelen, zoo niet geheel, dan toch voor een groot deel op, terwyi de suikervorming by die temperatuur voortgaat. Ten gevolge daarvan wordt de opgehoopte hoeveelheid suiker grooter, waar door de aardappelen, welke in die periode uit den kelder gehaald en niet beboorlyk behan deld worden, zoet smaken, als zy op tafel wor den voorgediend. Zoo de temperatuur in den kelder weer stygt, vermeerdert het ademhalingsproces, de opgehoopte suiker wordt verbruikt en de aard appelen smaken niet meer zoet. Hoe hooger de temperatuur klimt, des te krachtiger is tot zekere grenzen natuuriyk de ademhaling der aardappelen. En daardoor hebben wy een hoogst eenvoudig middel om zoete aardappelen van dien ongewenschten smaak te ontdoen. Men brenge ze nadat ze uit hun bergplaats zyn gehaald 3 of i dagen vóór ze tot voedsel te gebruiken, in een ruimte, waar de temperatuur 15 a 20° bedraagt, byv. ia een keuken; onder den invloed van dien hoogeren warmtegraad gaat dan het besproken proces voort: de sniker in de aardappelen verdwynt onder invloed van de zuurstof van de lucht, en na kort verloop hebben de aard appelen hun zoeten smaak verloren. Nog dient opgemerkt, dat het zoet worden van aardappelen niet verward mag worden met het bevriezen er van. Dat is een ander proces, aanvangende by ongeveer 2° koude. Bevroren aardappelen gaan na 't ontdooien licbteiyk rotten; laat men ze in koud water langzaam ontdooien, dan zyn zy voor spüs wel weder te benuttigen, maar er hebben omzettingen in plaats gehad van anderen aard, dan in onder den invloed der lucht voortgaande levenswerkzaamheid het zoet worden dos aardappels." RECLAMES, 988 2 a 25 Cents per regel. CIJFER -.2 THOMSON'S TUEE. Lam vóór de aalmoegoed ter been daarna wordt thans het Leldich Dagblad even als het nummer, dat op Zaterdag-avond ver schijnt door de loop.rs binnen de stad en door de Agenten in d« verschillende gemeenten thuis bezorgd aan iedereen, die daartoe z||n verlangen te kennen geeft, tegen betaling van 2 Cents per nummer. DE UITGEVER. Tegen wil en dank. Uit het Engelsch van F. ORIBBLE. Per8ooniyke moed was niet een der hoeda nigheden, waardoor August Lepont zich onder scheidde Hy was van beroep bediende in een lakenwinkel en zyn patroon had by de eerste oorlogsgeruchten het veiliger gevonden met vrouw en kroost zich te verwyderen naar Boulogne. Zeebaden zyn gezond en de zaak kon even goed eenigen tyd door de bedienden waargenomen worden. Acht en veertig uren hield Delpit, de eerste bediende, de zaak aan, daarna sloot hy op eigen gezag de blinden voor de ramen, beden kend dat Frankryk recht had op iederen ster ken arm en elk moedig hart. Toen August Lepont dien morgen vroeg kwam om den winkel aan te stoffen en de luiken open to zetten, vond hy Jacques Delpit reeds op de stoep staan in de uniform van franc-tireur. „Vandaag verkoopen we niet, ik neem vacantie en ga de Pruisen bevechten," riep deze vrooiyk. „Zoo en morgen dan?" vroeg August verbaasd. „Morgen verkoopen we ook niet, we openen den winkel niet, eer we de Pruisen uit het land verdreven hebben". August Lepont was niet vlug van begrip; eindeiyk viel 't hem in, dat met die daad van vaderlandsliefde ook zyn weekloon ophield. „Dan zal ik maar naar myn tante in Bazeille8 gaan." „Ga liever mede de Pruisen bevechten", zeide Delpit, hem op den schouder slaande, wat zeker voor een speciale aanmoediging moest doorgaan. „Ik heb nooit leeren vechten en zal me er dus ook niet aan wagen August ging kalm zyn boeltje pakken in het aangenaam vooruitzicht menig rustig dagje door te brengen in het vredig huisje van zyn tante. Jammer dat hy niet vooruit kon weten dat Bazeilles spoedig zou worden veranderd in een bloedig slagveld. „Laat ons naar Sedan gaan", zeide zyn tante, toen August de lafaard enkele dagen by haar was. „Daar zulleD we veiliger zyn." Neen. hy bleef liever achter, om het buis voor plundering te bewaren. Alsof hy zich niet uit de voeten zou maken, zoo gauw hy een uniform zag aankomen. „Je bent een fliDke, moedige jongen 1" zeide zyn tante met overtuiging. Maar August wist beter. „Zoolang mogeiyk zal ik buiten gevaar trachten te blyven." „Beloof je me dat?" „Op myn woord van eer, tante." Tante vertrok en neef nam zich voor, alles van den oorlog te zien, zonder er zelf een werkzaam deel in te nemen. Voor het zolderraam zou hy zich posteeren. De veerenbedden sleepte hy er heen en plaatste die zóó, dat er slechts een klein kykgaatje overbleef. Den sleutel van den kelder hield hy in zyn zak; kwam de vyand dus onver hoeds het huis binneD, dan kon by zich daar opsluiten, tot de vyand was afgetrokken. Een slim bedacht plan, dat het toeval echter zou verydelen. De jeugdige elienridder zag in enkele dagen genoeg om al de nachten zyns levens door vreeselyke droomen vergald te zien. Eerst verlieten de vrouwen en kinderen het dorp. Het artillerievuur werd toen nog op grooten afstand gehoord. Zwaar beladen schreden ze slechts langzaam voort den weg op naar Sedan, menigmaal omziende alsof het hun moeite koste te scheiden. En ondertussehen rukten de Beierschen nader by en werden de donkere wapenrokken der uhlanen zichtbaar op de heuvels rondom Bazeilles. August Lepont slenterde met de handen in den zak door de leege dorpsstraat. Plotseling verkondigde het bulderen der kanonnen, dat men een aanvang had gemaakt met schieten. Toen de Beierschen Bazeilles binnenrukten, verdween August achter zyn verschansing. Het ontzettend gevecht was begonnen, de Beierschen rukten steeds dichter en voor ieder, die viel, was er dadeiyk een ander, die zyn plaats innam. Het handjevol Franschen, wier ryon niet weder werden aangevuld, moest vroeg of laat den stryd opgeven. De lucht was verduisterd door den dicht neerhangenden rook, op de wegen en tegen de heuvels lagen de verminkte lyken; de liefdezusters van het Roode Kruis verbonden de gewonden, die door hun kameraden uit het gevecht waren gedragen. Hy was eerst opgewonden geweest over de nieuwheid der sensatie en van het schouw spel, dat ondor zyn oogen werd afgespeeld als was hy gezeten op de galery Jn don schouwburg, om plaats te maken voor het verlangen ook in die ryen van dappere vader landers te zyn. Hy vergat zichzelf en zyn eigen veiligheid zoozeer, dat hy in de handen klapte, toen de Franschen de Beiersche infan terie een oogenblik terug deden deiDzen. Hy had zich willen losrukken van de plaats, als de vrees hem niet in zyn schuilhoek gebon den had gehouden. „Ik ben hier veilig, geen leed kan my hier genaken," zeide hy overluid. Het volgend oogenblik zag hy echter, dat hy te vroeg gesproken had. De verwoede dorpsbewoners hadden van ieder huis een vestiDg gemaakt, die afzonder- ïyk moest genomen worden. August nam den keldersleutel uit zyn zak en liep de trap af. Juist hoorde hy voetstap pen beneden en werd hem door een bekende stem toegeroepen: „Franc tireur tegen wil en dank!" Het was Jacques Delpit. Achter hom kwa men nog twee soldaten, het gelaat zwait vaD den rook, de handen met bloed bevlekt. In een oogenblik hadden zo August Lepont voor zich op geduwd de trap op en de zware deur naar de straat gegrendeld. „Al kan je niet schieten, dan kun je ten minste de geweren voor ons laden." Het huis stond echter niet in de rechte lyn, die de Beierschen volgden. Yele woningen stonden reeds in lichterlaaie. Het scheen August ontzettend toe hier te moeten omko men, terwyi hy den sleutel van den kelder in zyn zak had; daarom beproefde hy wat het geven mocht hem een velligen weg aan te wyzen. „Lafaard 1" was Delpit'a eenig antwoord en hy schopte den jongen met een voet de trap af. Het schieten nam een aanvang en August begaf zich naar den kelder, terwyi Delpit zyn geweer laadde en aanlegde. Een afgryselyk bloedbad volgde in het kleine huisje: de vloer van het eene vertrek was bedekt met lyken, uit vele wonden bloedend. Opziende, in het heetst van het gevecht, zag Delpit August staan, met bleek gelaat en verwilderde oogen. „De deur is gesloten", zeide hy, den sleutel van de kelderdeur vertoonend; „er is geen weg ter ontkoming meer open." Meteen smeet hy den sloutol uit bet stuk geschoten raam. In zyn afzondering had de lafaard zich diep geschaamd en dit gevoel had hem moed ge geven tot deze daad. Delpit strekte de door kruitdamp zwart geworden hand uit. „Flink, kameraad I" Enkele oogenblikken later lagen beiden ge sneuveld op de andere lyken. Gemengd Nieuws. Da heer Cremar, lid van de Tweede Kamer, heeft Donderdag te 's-Gravenbage een menschlievende daad verricht. Te halfvjjf van de vergadering op bet Binnenhof huiswaarts koerende, zag hj) beweging in de gracht van den Nieuwon Uitleg en bj) nader onderzoek bleek bem dat een man in het water lag en reeda in zinkenden toestand verkeerde. De Amsterdamsche afgevaardigde draalde niet met het aanwenden van pogingen tot redoing van den drenkeling, te ineer daar er op dat oogenblik woinig menschen op den wog waren. Hj) trok zijn overjas en binnenjas uit en sprong midden in bet water met het gelukkig gevolg dat hy een werkman het lovtn redde. Inmiddels kwamen oonige personen met ladders aangeloopen, langs welko do heer Cromer on de drenkeling weer op het droge kwamen. Het Kamerlid keerde in zyn hemdsmouwen naar zyne nabijgelegen woning aan de Prin- 868segracht terug. De gere ide persoon bleek kort voordat het ongeval bemerkt werd, in zwaaienden toestand te water geraakt te zyn. Naar men verneemt, zaldeScheve- ningscho ree Jery deelnemen aan de visschery- afdeeling op do dezen zomer te houden nationale tentoonstelling te Dordrecht, even als dit bet geval is met Vlaardingen en Maassluis. De „N.R.Ct." meldt dat te Rotter dam ovor een paar maanden definitief de bereden politie in dienst zal worden gesteld. In den ouderdom van 90 jaar is te Sommel8dyk overleden de wed. M. Van Driel, geb. v. Soest, oud-marketentster van 1830/31. De heer W. G. Boele Senior to Kampen zal ter gelegenheid van het vyftig- jarig bestaan zyner sigarenfabriek een prys- vraag uitschrljvon ter verkrijging van eon reclamekaart, die hoofdzakelijk moet dienen om in winkels te worden opgehangen. Tot de deelneming aan dezen wedstryd worden alleen toegelaten de werken van Neder- landsche en in Nederland gevestigde kunste naars. Drie pryzen zyn uitgeloofd: lste prys ƒ500, 2de prys f 300, 3de prys f 200. De beoordeeling der ingezonden ontwerpen zal plaats hebben te Amsterdam door een jury van zeven leden, nl. de heeren: Aug. Allebé, A. Le Comte, dr. Cuypers, Joseph Israëls, Ferd. Leedhoff, W. B. G. Molkenboer en B. W. "Wierink. In Engeland huwen gemiddeld dageiyks 1250 personen, en daar tot een bruiloft twee personen behooren, zoo komen dagelykB 625 bruiloften voor. De dag heeft 12 uren of 720 minuten, dus ongeveer in elke minuut een buwelyk. Processen tot echtscheiding komen in de laatste zes jaren gemiddeld 650 jaariyks voor, dus byna even veel per jaar als huwelykeu op een dag. 91 pet. der aangevraagde echtscheidingen werden voltrokken. Een merkwaardige overeenkomst heeft de statisticus J. Holt Schooling in Engeland tusschen armoede en welstand ge vonden. In het jaar 1870 waren er do meeste echtverbintenissen in Engeland, nl. 176 op 1000 hoofden der bevolking. In hetzelfde jaar ontviel per hoofd aan export- en importwaarde 21 pond, 4 shilling, 2 pence. 1886 wees bet laagste huweiykscyfer aan, 14.2 pet. per 1000, en ook de laagste export- en importwaarde: slechts 17 pond, 10 pence per hoofd. Het is begrypeiyk, dat in tyden van welstand meer getrouwd wordt dan in tyden van armoede. Tot slot der feeste 1 y kheden van Maandag 22 Maart had te Beriyn een algemeene illuminatie plaats. Alle pracht en praal, dien avond aangebracht, te vermelden is in één woord onmogeiyk; dan ware, zooals de „Köln. Ztg." schryft, een leger corrs- pondenten noodig geweest. Elk staatsgebouw^ ja byna elk huis had het zyne er toe byge- bracht, maar het hoofddoel der wandelaars was toch vooral het koninklyke slot in den Lu8tgarten. En inderdaad, het gezicht daarop was majestueus. Dat reuzenbouwwerk was in al zyn lynen door duizenden en nog eens duizenden flikkerende vlammetjes doortrokken, en op den machtigen koepel van de slotkapel waren electrische lichten aangebracht, welke als glinsterende briljanten straalden, terwyi op de bovenste kroon een kruisvuur in ver schillende kleuren vlamde, een lichteffect teweeg brengende als electrische stralen uit een reuzen-tooverlantaarn. Op de hoofdiyst daar entegen brandden- met een grilligen fakkel- schyn honderden van fanalen door den zwarten nacht. De zuilenhal van het oude museum straalde in een tooverachtig kun6tvuurwerk en van de beurs spoot een lichtzee van niet minder dan 25,000 gloeilampen haar stralen uit. Hoezee geroepen uit duizenden kelen deden zich voortdurend uit de menigte hooren, wanneer zy by den omdraai aan de slotbrug hot nieuwe standbeeld gewaar werden, dat van uit het bofportaal met een electrischen glans overgoten werd. Een grillige verlichting was daarentegen op de Petrikerk aangebracht. Daar die kerk beneden geheel in het duister lag en de torens alleen bengaalsch verlicht waren, zoo verkreeg men by een blik daarop zoo iets als van een in de lucht zwevende reuzenpyramide, die tegelyk door alle kleuren doorgloeid scheen. Om een der praebtig ver lichte particuliere gebouwen den voorrang to geven zou men den anderen onrecht doen, maar toch was men algemeen van gevoelen, dat het paleis van de Pommerscho Bank op den hoek der Markgrafenstrasse den eerepalm verdiende. Die decoratie verscheen dan ook des daags en des nachts even tooverachtig. De ontelbare lichten, aan den pronkvollen nieuwgebouwden gevel aangebracht, flonkerden als diamanten en robynen; men waande zich in de Duizend-en één-nacht verplaatst te zien. Daartusschen was als een soort apotheose de groote keizer voorgesteld, omhuld en omringd door bengaalsche vlammen. Dit feest zal zeker nog lang in de gedachte der Berlynsche burgers voort blyven leven. Als byzonderheid mag nog wel aangestipt worden: dat gelukkig nergens een ernstig ongeval scbynt voorgekomen te zyn, wat wel een wonder mag heeten. Deze verlichting heeft alle vorige ver achter zich gelaten. Origineel huwelijksaanzoek. - Elisabeth Ashton, de dochter van een Nieuw- Yorkschen millionnaJr, was eene uitstekende zwemster. Toen zy eens in eene Amerikaansche badplaats ver in zee zwom, bemerkte zy eene manlyke gestalte in badkostuum, die, eveneens zwemmend, haar naderde. Hoewel van nature niet bang, vond Elisabeth het toch geraden, naar de kust terug te zwemmen, van welke zy tameiyk ver verwyderd was. Hare bezorgdheid was inderdaad gerecht vaardigd, want de zwemmer naderde haar met forsche slagen, greep haar met eenen arm, dien hy om bare taille sloeg, en roeide met den anderen arm naar het nog ver verwyderde land. Natuuriyk begon Elisabeth onmiddeliyk om hulp te roepen, maar hield op met schreeuwen, toen de man haar met kalme stem aldus aaDsprak: „Mejuffrouw, schenk my een oogenblik gehoor. U ziet, dat ik u geen leed doe, en dat ik regelrecht naar het strand zwem, waar u ongetwijfeld ongedeerd zult aankomen, 't Zy alleen of in myn gezelschap, zooals u verkiest, nadat u my zult hebben aangehoord. In de eerste plaats myn naam ik heet Raoul De Poissier en behoor tot een der oudste adellijke geslachten van Frankryk; Ik ben eskadrons-commandant by het leger geweest en heb wegens schulden den dienst verlaten. Ik ging naar Amerika. Door vrienden, die ik hier vond, werd ik in de voorname kringen geïntroduceerd, en zoo kreeg ik ook eene uitnoodiging van uw vader. Ik beminde u, zoodra ik u voor de eerste maal zag. Dat is wel is waar geen heldenstuk tegenover de doobter van een millionnair. Maar daar ik te Nieuw-York eene ryk bezoldigde betrekking gevonden heb, zal myn egoïsme in uwe oog n kleiner worden. Op de partyen, waar ik de eer had, in uwe nabyheid te mogen vertoeven, was u zóó omringd door vereerders, dat ik geene kans had, uwe attentie te trekken. Daarby komt, dat Ikzelf in gezelscbappin zeer bedeesd ben. Ik stond eens in uwe na- bybeid en hoorde, hoe u op de vraag, waarom u nog niet getrouwd was, antwoordde: „Dg man, dien ik kies, moet in kracht eu verstand uitblinken." Ik vlei my, proeven van beide te hebben gegeven, want reeds sedert tien minuten zwem ik met eenen arm, terwyi ik u met den anderen vasthoud; zou een van uwe vrienden my dat kunnen nadoen En wat myn verstand betreft, verzoek ik u het volgende te overwegen. Meneer uw vader staat aan het strand en zal, als hy ons zoo ziet, meenen, dat ik u voor verdrinken behoed heb aange nomen altyd, dat u my niet tegenspreekt. Eene gewichtige reden voor hem, om in onze verbintenis toe te stemmen, als u niet tegen spreekt. Ik hoop, dat deze combinatie myn verstand eer aandoat." 'Elisabeth wist bet romantische van haren toestand te waardeeren. Zy liet zich naar het strand brengen, speelde de herlevende uit stekend en was na eenige dagen met haren „redder" verloofd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 6