N°. 11360 Maandag 8 Maart A0,1897. tgeze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT.- Pemlleton. Een heldhaftige vrouw. LEIBSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER CODRABT: Voor Leiden per 8 maanden. f i.jo. Franco per postt 1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PBUS DEB ADVERTENTEËN: Van 1 0 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17$. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het mcasseeren bulten de stad wordt f 0.05 berekend. Tweede Blad. Ofllciëele Kennisgevingen. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN, Gezien art. G, 2do alinea, dor Yerordening van 25 Januari 1891, regelende de inwendige inrichting der scholen, do toelating en het ontslag der leerlingen (Gemeenteblad N°. 5 van 1894); Brengen ter algemeene kennis, dat de inschrijving van nieuwe leerlingen aan do openbare scholen der 8de en 4do kl. zal plaats hobben van den laten tot en met den lSdcn Maart e. k. in de schoollokalen in do Rijnstraat, in de Brandewijnsteeg, op do Binnonvest- graeht aan het Plantsoen, in de Yan-der-Werfstraat, aan de Korte Mare, aan de Langebrug eu in de Hecrenötraat des voormiddags van halfnegen tot negen uren en dos namiddags van hal ft wee tot twee uren, behalve des Zaterdags en des Zondags. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. 27 Febr. 1897. E. KIST, Secretaris. De Nieuwe Groninger Courant bevatte een hoofdartikel (niet van de redactie), waarin er op gewezen wordt, dat het aantal wetten, noodig om het maatschappelijk bestaan te regelen, op onrustbarende wjjze toeneemt. „Arbeidswet, drankwet, hinderwet, Zondags wet, arbeid8kamerswet, straks verzekeriDgs- en pensioenwetten, het dwarrelt alles lustig over ons heen, zoo lang tot voor en na blijkt, dat onze reglementeerzucht ons parten heeft ge speeld". Wat het ontwerp-Pyttersen betreft, merkt de schrijver op, dat de bakkers toch niet voor hun genoegen de gewoonte zullen hebben aangenomen, 's nachts te werken. Het zjjn trouwens in onze maatschappij niet alleen de bakkers, die 's nachts werken. Men denke aan de werklieden in gasfabrieken, op spoor wegen, aan ambtenaren bij post- en telegra- phie, aan de schipperij, aan politie eD brand weer, aan de militaire wachten, enz. Al die nachtelijke werkzaamheid is noodig of ge wen scht. De quaestie komt, zegt de schrijver, alleen hierop neer, of in het bakkersvak te veel werkuren worden geëischt. „En dat gelooven wij wel. Maar dat heeft niets te maken met al of niet nachtwerk. Het is de vraag of de wetgever kan bepalen, hoe lang in zeker vak achtereen zal mogen gewerkt worden. Dit is evenwel zeker, dat, als in het bakkers bedrijf, zoo goed als in elk ander, nachtwerk gewenscht is, het alleen aankomt op de vraag of door nacht- en dagploegen het werk zoo- darig verdeeld is, dat van de arbeiders niet te veel behoeft gevergd te worden". Het koekbakker8bedrijf, dat juist de Zondag als den besten dag der week kent, zou door 'het voorstel-Petersen zeer worden getroffen, en er zijn nog een aantal nijverheidstakken, die in de verdienstéh op den Zondag hun grootste middel van bestaan vinden, juist omdat voor een zeer groot deel der burgerij de Zondag een rustdag, een vrije dag, een dag van ontspanning is. „De wetgever, die baüket- en koekbakkerijen op Zondag tot stilstand zou verwijzen, zou evenzeer spoor- en tramwegen, koffiehuizen en plaatsen van vermaak kunnen bevelen op den Zondag te staken. Hjj zou daardoor aan al die bedrijven gevoelige, dikwjjls doodelfike schade kunnen toebrengen, maar volstrekte Zondagsrust, of bfina volstrekte Zondagsstilstand ware dan toch niet bereikt. Zulke dwangmaatregelen, als de heer Petersen thans er een voorstelt, zullen evenwel op het gezond verstand van het volk zeer zeker afstuiten. Men is geluk kig nog te zeer op zijne vrijheid gesteld, om zich zulke muilkorfwetten to laten welge vallen". Niet alleen dat het door den heer Pyttersen ingediende wetsvoorstel op gehrekkige wijze iets wil doen voor hen, die te lang werken, het brengt bovendien zeer veel kwaad aan door zfin schaduwzijden, zoo oordeelt De Nederlandsche Bakkerscourant. En uit hetgeen het blad verder mededeelt tot staving van dat beweren, stippen wij bet volgende aan; Twee bezwaren: lo. Tracht het ontwerp den arbeid tot 12 uren per dag te beperken. 2o. Voorts gaat het nog verder en dwingt ieder, zelfs tegen zijn geloof in, op Zondag te rusten, en ten slotte verplicht het den uitoefenaars onzer vakken tot zes uren 's mor gens te sluiten. Wat doet deze wet dus? Zy brengt ver lichting van de levenstaak aan den bakkers gezel, in zooverre hij nog niet behoorde tot hen, die reeds 12 uren per dag werkten. Maar zy treedt met voeten alles, wat tot nog toe in Nederland onder vrijheid verstaan werdvoert een bescherming ten behoeve van een klein deel der bevolking in, die zy aan den landbouwstand ten eenenmale weigert; en last not least treedt zi) belemmerend op tegen de groot-industrie daar, waar het de taak van iedere liberale regeering moet zijn, deze tegen eiken nadeeligen invloed te sauveeren. Nader die bezwaren uiteenzettende, merkt het blad het volgende op: lo Zi) belet den patroon, die zijn eigen dom bewoont, om op zekere uren in enkele vertrekken van zijn eigendom te werken. 2o. Raapt de wet een reeks van vakken, die niets met elkander te maken en zeer uiteenloopende eiscben en gewoonten hebben, onder dezelfde bepalingen te zamen. 3o. Neemt de ontwerper vakken, waar de werkzaamheden practiscb onmogelijk aan tijd te binden zyn. 4o. Kiest de heer Pyttersen vakken, waar artikelen vervaardigd worden, dit aan be paalde tyden vaD bezorging gebonden zijn, terwijl andere vakken, waarbjj zoodanige dringende bezorging niet bestaat, vrijgelaten worden. 5o. Neemt de ontwerper vakken, waarvan er in ons land zoovele zaken bestaan, dat overtredingen, die in legio zulleD voorkomen, op geen stukken na gecontroleerd kunnen worden, en die, als het al mogelijk ware, de groote naweeën na zich slepen, dat er gebrek aan gevangenissen zal komen, die door onwillekeurige overtredenden gevuld zullen mosten worden. 6o. Ignoreert de ontwerper geheel het be staan der broodfabrieken, waar meerendeels niet langer gewerkt wordt dan door den ontwerper voor andere werkplaatsen verlangd wordt. lo. Belet de ontwerper den eenen Neder lander wat hij den anderen toestaat. Uit een en ander blijkt duidelijk, zegt het blad, na uitvoerig de bovenbedoelde bezwaren nog eens te hebben uiteengezet, dat de heer P, geen begrip heeft van de industrie of althans in zijn wetsontwerp hiervan niets heeft doen blijken. Hy spreekt van een goed werkende Australische wet en hy verzwijgt de vele ellenden, die men in Duitscbland onder een zoodanige bakkerswet op dit oogen- blik medemaakt. Hy wippe eens over de grenzen, spiegele zich daar aan een ander, en wy twijfelen er niet aan of hy zal zyn gebrekkig wetje wel weer spoedig ten tweeden male intrekken, totdat zoo noodig de Kamers van Arbeid die taak eens ter band zullen nemen. De beweging, die in den jongsten tyd meer op den voorgrond treedt, om voor de land* bouwbelaogec eeD specialen ver tegenwoordiger in den Ministerraad te bezitten, geeft de Arnhemscht Courant aanleiding deze quaestie eens oDder de oogen te zien Het blad verklaart, dat de tegenwoordige organisatie van de Staatsbemoeiingen met het landbouw wezen haar zeer gebrekkig voor komt, en dat concentratie eeD eiscb is van het gezond versland. Al neemt men 6Chter aan, dat aan de bestaande organisatie tal van gebreken kleven, daarmede is, meent het blad, de instelling van een nieuw departement nog niet gemotiveerd ZyD er vele onderwerpen, die met een enkelen pennestreek van het eene departement naar het andere kunnen worden overgebracht, by andere, zelf» bi) de gewichtigste, staat dit anders. In vele is de medewerking van verschillende departementen noodig. Ook. waarschuwt de Aimhemsche Courant tegen uitbreiding der Staatsbemoeiing met den landbouw. Immers, ten aanzien van den handel en de fabrieksnijverheid wordt de bevoegdheid van den Staat niet vei dor uitge breid dan tot politiemaatregelen ter bewaring van de rechten en belangen van anderen en tot maatregelen ter bewaking van de belangen dergenen, die voor zichzelf niet waken kunnen. En al zal niemand willen, dat de gunstige beschikkingen, die voor het landbouwbedryf reeds zyD getroffen (o. a. proefstations, wandel- leeraars, winterscbolen, zuivelconsulenteD, wat in 1890 nog f 327,000 kostte), worden inge trokken, er zou een tyd kunnen komen, dat handel en nyverheid op geiykstelling, op eene even ver gaande behartiging van hunne technische belangen gingen aandringen. „Naar onze meening bezit de Nederlandsche Regeering in het Landbouwcomité een uit stekend orgaan, om voor de belangen van den landbouw op te komen," zegt de Arn- hemsche Courant. „De organisatie mag ver betering, desnoods wettelijke regeling ver- eischen, maar het gronddenkbeeld van de instelling is gezond en goed, en zy heeft reeds goede diensten, zoowel aan de Regeering als aan den landbouw bewezen." Het Verslag der Tweede Kamer over het wetsontwerp tot verhooging van de jaarwedden der Rekenkamerleden noemt de Arnhemscht Courant een stuk, zoo zonderling als er in het archief van het Neder landsche Parlement zeer zeker geen is te vinden Niet id de omstandigheid, dat het voorstel zelf ongunstig ontvangen is en slechts by zeer weinig leden instemming vond, ziet het blad die zonderlingheid; „want de toelichting, waarmede de Regeering bet ontwerp heeft ingediend, scheen er zegt het meer op berekend, de aanneming te ontraden dan te bevorderenuit de meedeeling, dat de indie ning boofdzakeiyk geschiedde ter vervulling van de wenscben der heeren, wier jaarwedde ter verhooging werd voorgedragen, was niet op te maken, dat de Regeering van de wen- scbeiykheid en biliykheid in hooge mate overtuigd was." „Maar hoogst zonderling is het, dat de Tweede Kamer by het onderzoek indeafdee- lingen Is getreden in een tameiyk scherpe zelfcritiek; dat zy de wyze, waarop zy in den laatsten tya door het opmaken van voor drachten in de aanvulling van de Rekenkamer heeft voorzien, ernstig heeft afgekeurd, ja zelfs naar leedwezen heeft uitgesproken, dat haar recht vaD voordracht, in de Grondwet voor geschreven, oiet kan afgeschaft worden. De Kamer legt id bet Verslag met de meeste naïveteit de biecht af, dat zy „by het opmaken „van voordrachten ter vervulling van vacatures „in de Rekenkamer id de laatste jaren meer- „malen biyk heeft gegeven, aan dit ambt „niet zoo booge beteekenis te hechten, althans „daardoor geeo byzondere kennis en voorbe „reiding noodig te achten." Na de ODjuistbeid van den aaDdrang tot afschaffing van het voordrachtsrecht en van andere aangegeven red middelt] es te hebben aangetoond, eindigt de Arnhetnsche Courant als volgt: „Er is maar één, maar dan ook afdoend voorbehoedmiddel tot voorkoming van licht vaardige en verkeerde voordrachten voor en benoemingen in de Rekenkamer; wy verwon deren ons, dat de commissie van rapporteurs, die dit Voorloopig Verslag opstelde, en waar onder zich scherpzinnige Kamerleden als de beeren Guyot, Bouman, Mees en Kerdyk be vinden, dat heeft over het hoofd gezien. Dit middel bestaat daarin, dat de Tweede Kamer by het vervullen van plaatsen in de Reken kamer het ernstig karakter van de betrekking In het oog houdt, en toont te begrypen, dat „the right man on the right place" behoort te worden geplaatst. Gelieft zy dit, overeen komstig haren plicht, in het oog te houden, dan zal ze geen ongeschikte personen voor die betrekking voordrageo, omdat ze aan een harer leden, die 't best gebruiken kan, gaarne het altoos betrekkelyk booge traktement gunt, of omdat hy een kerkeiyk geloovige is van dezelfde soort als de man, door wiens dood de vacature is ontstaan. En dan zullen er geen zonderlinge parlementaire verslagen meer behoeven uitgebracht te worden als het voor ons liggend Voorloopig Verslag." In de Nieuwe Delftsche Courant tri ff.ni wy volgende gedramatiseerde schets aan van de uitreiking van kiezersformulieren ten plattenlande: MODEL VI o* DB RECHTEN DEB STA1TSBDROBB8 OP HET PI. ATTBLAND. Historisch drama in 6 bedrijven. Pokkei, Burgemeester. BlauwVeldwachter. VilmanVader. Hannes VilmanAdspirant-kiezer. Hent VilmanMinderjarige. Twee getuigen. lste Bedryf. Vilman. Kom èfkes hier, joog! Trek je neie klumpen oan en zet je Zundagsche klak op. Goai doadeiyk noar 't roadbuus eu vroag oan de burgemèster um 'n biljet veur HanneB. Hent. Is dat zoo'n papierke voor de be lasting, voader? Vilman. Loop, menneke! Van die zweefc- dingkes heb ik er genogt in huus. Een biljet um kiezer te worren, mèn ik. Hedde go mien begriepen? Hent. Kriek, voader. lek goai al vort. 2de Bedryf. De Veldwachter Blauw maakt by voorbaat op de secretarie de nieuwe klezersiyst op en telt de voor- en tegenstanders. (Er wordt geklopt). Daar is zeker alweer zoo'n lummel. Alles wil kiezer worden tegenwoordig. Je zoudt er kiespün van krygen. Ik wou, dat minister Van Houten met zyn goedkoope cacao op de Mookerhei zat. (Hy opent de deur). Wat kom jy hier doen? Hent. 't Kompliment van voader, en ik wol 'n pampierke veur onze Hannes hebben um te kiezen. Blauw. Laat hy liever eea vrouw kiezen. Is hy al 25 jaar? Henl. Harrejenmg, hie is um en by de dartig. Blauw. Maar zeg eens, verdient hy wel 100 gulden per jaar? Hent Da wèt ik niet, heur. Moar krieg ik nou 't biljet? Blauw. Ik zal den burgemeester roepen. 3de Bedryf. Burgemeester Ik hoor, ventje, dat je een formulier model VI wilt hebben. Waarom komt je broer zelf niet? Hent. Hannes is mankeliek, burgemèster, ie het 'en bloedvin Burgemeester. Daar heb ik niet mee noodig. Maar heeft vader op 31 Dec. 1890 wel 100 gulden loon aan je broer uitbetaald? Heb je dat ook gezien? Hent. Neeë, burgemèster, dè wèt ik goar niet. Burgemeester Nu, als jy daar niets van weet, zal 't wel niet gebeurd zyn. Je krygt geen formulier, hoor. Zeg dat maar tegen Hannes. 23) Als iemand het waagt, om my nog eens Mignon te noemen, dan zal ik hem uitdagen t" zeide hy met jeugdig vuur, terwyi hy knip oogde in het licht van de lantaarn. - Er is een algemeene order uitgevaardigd, dat er niet geduelleerd mag worden voordat de veldtocht afgeloopen is," spotte La Bour- donnaye. „Wat zeg je daar nu van, jy, jonge spreeuw?" O, daar geeft geen mensch om. Eer gaat boven gehoorzaamheid," hernam de jonge man. Da mannen keken naar Pallisseaux, die geen notitie scheen te nemen van de blikken, die de aoderen op hem wierpen. Hy zat links van den jongen en ging eenige miauten voort met een punt aan zyn snor te draaien; toen boog hy zich naar hem over en sloeg zyn arm om de schoudersvan den jongen man. Mignon, je mag niet met my duel- loeren," zeide hy afgemeten en koel. „We moeten vrienden zyn. Je moet my op myn wang zoenen ten teeken van onze vriend schap." De geheele staf was in gespannen verwach ting van de dingen, die komen zouden; de oogen keken genoeglyk en vol belangstelling naar het paar menschen. De jongen trok zich snel terug, terwyi hy Pallisseaux op zyn gezicht sloeg. Wat, vrienden zyn met jou?" riep hy op eea vroolyken, half uitdagenden toon. „Als ik mooi ben, dan ben jy een bullebak, met die leelyke schram over je gezicht. Boven dien ben je dronken 1" Pallisseaux glimlachte. „Toe, Chastanié, geef my dien Bordeaux eens aan," zeide hy. De flesch werd aangegeven en Pallisseaux hield haar tegen het licht. Hy stiet een vloek uit. „Er is niet genoeg overgebleven om Mignon dronken te maken l" riep hy uit. Dat is nog zoo gemakkeiyk niet," zei de jonjen. „Ik word zoo gauw niet dronken. Maar je hebt me weer Mignon genoemd. Ik daag je uit. De Prins mag me voor myn part wegsturen." Pallisseaux zette de flesch neer. Mignon," zeide hy, terwyi hy langzaam sprak en aan zyn snor draaide, „ik zal je nu moeten afranselen. Een groote Rus kwam zwaaiend met zyn degen op my toe. Hy legde myn wang open, maar ik sloeg hem den kop af. 't Is werkeiyk waar; ik stuurde hem naar het 8chimmenryk. Kus nu onmiddeliyk het litteeken en vraag excuus." De jonge man begon harteiyk te lachen. „Je bent een monster, Pallisseaux," Z9ide hy, met een vrooiyk, overmoedig gezicht. „Het komt volstrekt niet te pas, dat jy by den knapsten man van de hut zit." Drommels l Denk jy, dat je een man bent?" Wat anders? - En de knapste kerel van den geheelen staf. Je zegt 't allemaal, dat ik er knap uitzie. Is 't niet waar, La Bourdonnaye? Wacht maar eens, je zult eens zien, wat de Fransc'r.e meisjes zullen zeggen. Ik durf wedden, dat ik heelwat harten zal breken." Hy bracht zyn hand naar zyn lippen en draaide aan en ingebeelde snor. Ze zullen je in hun zak steken 1" riep de oudste stafolficier, lachend. „Ze zullen je in de hoogte houden, om haar beminden jou een pak voor je broek te laten geven. Vraag je nu excuus of niet?" Och watl Zeg dan dat Pallisseaux knap iel" Neen, hy moet het litteeken kussen." Als hy minder naar sterken drank ruikt," hernam de jongen brutaal. „Wat hebben jelui er eigeniyk mee te maken? Waarom bemoei jelui je niet liever met je spel?" Niemand antwoordde voor een oogenblik. Toen zei Chastanié heel kalm: Een nederlaag 1" Nu is 't jouw beurt weer, Pallisseaux." Aanstonds," zeide de laatste veelbetee- kenend, en peinsde een oogenblik. Toen sprong hy plotseling op. „Wat voor dag is 't vandaag?" vroeg hy, alsof hy zich plotseling iets herinnerde. Men zei het hem. O, den verjaardag heb ik vergeten 1" riep hy uit. „Hebt jelui hem allemaal ver geten?" Het gezelschap wisselde blikken van ver standhouding, die echter niet opgemerkt wer den door den jongen. Goede Hemel, dat is waar ookl" riep La Bourdonnaye. „Chastanié, denkjeerom?" Een oogenblik aarzelde de kapitein met zyn blonde haren, toen gaf by een bevestigend antwoord. Plotseling deden allen, alsof zy in geestdrift ontstaken* Toen Pallisseaux den stat zoo op zyn hand had, stond hy op. Kameraden," zeide hy kalm, terwyi by het glaasje van zyn veldflesch nam en er den laatsten wyn in uitschonk. „Wy zouden allen byna onzen plicht hebben vergeten. Deze dag is altyd een feestdag voor den staf van den Prins. We zullen den beker rond laten gaan." Hy hield een oogenblik stil, terwyl aller oogen van ondeugd schitterden. „Dit glaasje moet den dienst doen van den gouden beker. Maar dat doet er niet toel Wy zyn allen soldaten 1 Op de gezondheid van den Keizer, van onzen Prins. Leve de roem, leve de vrouwen 1 Vive rempereurl" Hy bracht het glaasje aan zyn lippen, ter wyl elke officier opstond en de drinkspreuk herhaalde. Hy raakte even den rand van het glas aan, kuste daarop eventjes de wang van den man, die links van hem zat, en gaf hem het glas. De officier nam een klein slokje, kuste den adjudant naast hem en gaf het glas over. Aller oogen waren, met een schalksche uitdrukking en in afwachting van hetgeen er gebeuren zou, op den jongen man gericht. La Bourdonnaye zat naast den jongen graaf, meer naar den linkerkant. Deze behield steeds zyn ooiyk gezicht, terwyl hy met zyn oogen het glas volgde, dat van hand tot hand ging. Nu was het de beurt van La Bourdonnaye en hy nam het glas aan. Vive Tempereurl" riep de jongen met geestdrift; hy zette zyn eenen voet op de plank en boog voorover, alsof hy La Bour donnaye een kus wilde geven. Het volgende oogenblik viel de schraag om en rolden de lantaarn en de kaarten over den grond. Zyn hand had maar eventjes het glas vastgepakt; het viel, terwyl hy het aan den adjudant gaf. Toen do plank weer opgeraapt en het licht er op gezet was, waren aller oogen, behalve die van tien jongen man, op Pallisseaux go- richt. Zyn tweede aanslag was mislukt. Waarom deedt je dat?" zeide hy op kal- men, maar barschen toon, terwyl hy den jongen aankeek. Waarom? Wel. in Polen drinken we op die manier altyd een toost", antwoordde hy heel onschuldig. „Iedere man zet zyn voet op een stoel". Maar niet op een schraag, die niet vast staat, dwaze jongen 1 Nu heb je niet uit den beker gedronken". Dooreen ongelukkig toeval", zei Chastanié. En nu ligt de wyn op deo grond", gaf de jongen op spytigen toon ten antwoord. „Maar vive l'empereurl Lang leve de roem en de vrouwen l La Bourdonnaye, wat heb jy lompe viDgers". Pallisseaux ging zitten, maar glimlachte zeer vertrouweiyk, toen de mannen hem aan keken. Hy haalde een stukje papier en een potlood voor den dag, krabbelde er een paar woorden op en duwde het Cnastanié toe, die het las en het toen aan dengene, die naast hem zat, gaf. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 5