N°. 11358 Ao. 1897 {jourent wordt dagelijks, met uitzondering van fon- en feestdagen, uitgegeven* De Bank-van-Leeningin denGemcenteraad. F1 euilleton. Vrijdag 5 Maart. LEIDSCH DAGBLAD. >- SRU3 DEZER OOURAHTl Voor Leiden per S mmmrtflft «ƒ1.10. franco per postl.io. tftócnderltjke Nommers - i (Log. PRIJS DER ADVERTKNTIÜN t ym t—8 regeJe f 1.05. Iedere regel meer 0.17J. Grooters {letters naar plaatsruimte. Voor het iocasseeron belten de stad 'Wordt f 0.05 berekend. Oflïciëele SeanlsgeTlngeb Bargemeester en Wethouders ?&n Leiden brengen, haar aanleiding van artikel 27 der Verordening van den 8eton November 1891 (Gemeenteblad No. 10), Op de keuriDg van vee en vleesoh binnen deze ge meente, tor algemeeno kennis: dat ARIEN ERIKS, wonende Groeneeteeg 68 te Leiden, op don 17den November 1896 werd bekeurd, ten 1ste, wegens het invoeren van verech vleescb te Leiden andere dan bjj geheels of halve dieren, ten 2de, wegens hot invoeren van verach vleeeoh te Leiden bij een geheel dier, zonder dat zioh aan het vleeeoh bevinden hart, longen, lever en milt, en dat tij deswege den 4den Januari 1897 werd veroordeeld ot 2 geldboeten van floil dagen hechtenis voor dke boete; dat JAN VAN DER PLA8, wonende te Katwijk an Zee, op den lOden December 1896 werd bekeurd, 'en 1ste, wegens het vervoeren van ongekeurd vleeech te Leiden, ten 2de, wegens het te Loiden als ver voerder van vleescb niet oomiddellgk vertoonen van dat vleeech op vordering van de ambtenaren, belast met het opsporen van overtredingen der verordening, en dat hjj deswege op den laten Februari 1897 werd veroordeeld tot r i boete of 1 dag heohtenis en f3 boete of 2 dagen heohtenis. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. 8 Maart 1697. E. EIST, Secretaris. Burgemeester en Wothouders van Leiden, Gezien het adres van A. KOOLOOS, houdende verzoek om vergunning tot het. honden en mesten van varkens in een perceel in de Noordenburgerpoort aan de Doezastraat; Gelet op art. 152 der Algemeene Politieverordening Van 6 November 1879 Brengen ter algemeeno kennis, dat op Maandag 8 Maart a. e., des voormiddags te olf uren, ten Raadbnize gelegenheid zal worden gegeven tot bet inbrengen van bezwaren tegen dat verzoek. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. 8 Maart 1897. E. KIST, Secretaris. Geiyk men weet, bracht, nadat in de jongste gemeenteraadszitting de heer D. De Bruyn was ontslagen als controleur der Stads- bank-van-Leening, de heer Van Kempen de opheffing van die inrichting ter sprake, waarop èenig debat volgde. Nu het officiëel zittingsverslag daarover is verschenen, laten we het gesprokene hier woordelijk volgen: De heer Van Kempen begon aldus: M. d. V.I Ik zou gaarne nog iets willen vragen. Ik zou nl. wenschen voor te stellen, dat B. en Ws. nader in overweging nameü, of thans niet de tyd gekomen is, om tot opheffing van de Stadsbank van-Leening over te gaan. Ik doe dat niet, omdat op dit oogen- blik eenige informaliteit is gepleegd, maar omdat door die gebeurtenis de zaak toch weder aan de orde is gekomen en wy allen gele genheid hebben gehaJ om de bezwaren te over wegen, die aan de Stadsb&nk-van-Leening ver bonden zyn. De administratie, of liever de con trole daarover, is mogelykmaar wanneer die controle wordt opgedragen aan bekwame Com missarissen, die behalve die taak nog vele andere betrekkingen hebben, dan is dat eigen lijk niet voldoende, want eigenlijk zou men verplicht wezeD er den geheelen dag bij te zitten en dat is ondenkbaar. Aangezien de B£nk van-Leening geen geldelijk voordeel heeft voor de stad en de contröle bij vernieuwing is gebleken ontz.glyk moeilijk te zijn, zou ik in overweging willen geven, dat B. en Ws. nader wilden overwegen of de tyd tot opheffing dier instelling niet kan gekomen zijn. De Voorzitter: Naar aanleiding van uwe opmerking in de vorige vergadering heb ik reeds met een enkel woord gewezen op de mogelijkheid van die overweging moet Ik nu mededeelen, dat gelijk door Commis sarissen in het jaarverslag over 1895 is mede gedeeld een onderzoek is Ingesteld door B. en "Ws., onafhankelijk van deze quaestie natuurlijk, of het wenschelijk kon zijn de Bank-van-Leening op te keffen. Toen is daar over gecorrespondeerd met de Commissarissen der B.-v.-L., die een uitvoerig rapport hebben uitgebracht, dat opgenomen is in het gemeente verslag. Dat rapport heeft B. en Ws. destijds overtuigd, dat het niet wenscheiyk zou zijn de B.-v.-L. op te heffen. Nu willen B. en Ws. naar aanleiding van de laatst gepleegde mal versatiën nog wel eens opzettelijk die vraag onderzoeken, maar ik geloof niet, dat wij nu tot een ander resultaat zullen komen, omdat het feit, dat iets moeilijk te controleeren valt, geen aanleiding kan geven tot opheffing eener instelling, die op zichzelf noodzakelijk blijkt te zijn. Maar ik beloof u het punt nader ter sprake te zullen brengen in eene verga dering van B. en Ws. Do beer Van Kempen: Ik dankuzeer, M. d. V. De heer Pera: M. d. V.I Ik begrijp, dat in elk geval deze zaak later aan de orde komt en nader besproken zal worden, zoodat het niet direct noodig is nu een oordeel uit te spreken. Mocht dat echter wel bet geval wezen, dan wil ik nu reeds wel zeggen, dat ik groot bezwaar zou maken tegen de op heffiDg. De Voorzitter: Wanneer blijken mocht, dat de nadere overweging van het Dag. Be stuur tot dezelfde conclusie leidt, als waartoe wij vroeger zijn gekomen, nl. tot de conclusie, die u voor de juiste houdt, om de instelling niet op te heffen, dan zal daarvan aan den Raad natuurlijk niet veel blijken; want dan komen wij niet tot een tegenovergesteld voor stel, maar blijft het inmiddels aan de leden van den Raad overgelaten een dergelijk voor stel in te dienen. Aan de reeds gedane toezegging wil ik echter nog wel deze toevoegen, dat ik den uitslag onzer overweging nogmaals aan den Raad wil meedeelen. Maar dat zal ook, dunkt mij, het best in dezen vorm blijken, wanneer aan den Raad wordt aangeboden een voor dracht voor de vervulling der nu heden ont stane vacature voor de betrekking van Con troleur van de Bank-van Leening. Uit het feit, dat eventueel een voordracht tot benoe ming inkomt, zal blijken, dat B. en Ws. niet wenschen de instelling op te heffen. De heer Pera: M. d. V.! Nog een enkele opmerking. Er is een keer in de sectie ver gaderingen besproken, of het misschien dienstig zou zijn, dat de hulpbanken werden opgeheven. Er bestaat naar mijn oordeel toch een ver schil tusschen de opheffing der hulpbanken alleen en die der geheele instelling. Aanvanke keliJk was ik ook tegen de opheffing der hulpbanken, maar er zou toch reden kun nen wezen, dat ik dat denkbeeld vaarwel zei en alleen de B.-v.-L. wensebte te behouden. Dan zou daaraan meer personeel moeten komen en alles zóó worden samengesteld, dat er meer onderlinge contröle bestond van de verschil lende ambtenaren over elkander, zoodat onjuist heden en verkeerdheden dan niet zoo gemak kelijk zouden kunnen plaats vinden. Het vry gekomen personeel van de hulpbanken zou dan geplaatst worden aan de hoofdbank. De Voorzitter: Ook die quaestie is indertijd overwogen, en toen is op advies van Commissarissen der B. v.-L. besloten, de opheffing der hulpkantoren niet nader in over weging te geven. Commissarissen en B. en Ws. zijn van meeniDg, dat wanneer de B.-v.-L. blijft bestaan, het absoluut noodzakelijk is, dat ook de hulpbanken blijven. Evenwel, dat zou ook weer nader een punt van overweging kunnen uitmaken, wanneer een eventueel voorstel tot opheffing aan de orde kwam. Maar, zooals ik reods gezegd heb, ik geloof niet, dat wij door dit feit kunnen komen tot een andere conclusie dan vroeger, behandeld in het verslag van Commissarissen; terwjjl het aan de leden van den Raad vrij staat een zelfstandig voorstel te doen. Hiermede was de Interpellatie afgeloopen. Leiden, 4 Maart. Wederom bevindt zich een jubilaris in.ons midden: do machinist H. Bouter, die heden een kwart-eeuw aan de boek en courant drukkerij van den heer A. W. Sijthoff werk zaam is. Vele geluk wenschen vielen hem ten deel, maar ook stoffelijke blijken van belang stelling werden hem geschonken: van zjjn in het buitenland vertoevenden patroon wegens getrouwe plichtsvervulling een gouden remon toir horloge met een hartelijk schrijven; van den zoon en den schoonzoon eea linnenkast, van het kantoorpersoneel, de redactie en den meesterknecht een spiegel; van de gezellen der drukkerij en stereotypie zes stoelen, van die der zetterij een gemakstoel en een inktstel, en van die der binderij ejn tafel. Het spreekt vanzelf, dat de jubilaris voor zooveel bewyzsn van sympathie zeer gevoelig was en zijne erkentelijkheid er voor betuigde. Bovendien waren door zijn confraters aan den ingang der machinekamer versieringen van groen, bloemen en vlaggendoek aange bracht. Het Collegium van het Leidsch Studenten corps heeft zich als volgt geconstitueerd: de heeren B. De Jonge, praeses; H. C. Van der "Wyck, abactis; G. J Henny, quaestor; J. D Rutgers van der Loeff, assessor I, en A. A. Loopuyt, assessor II. De minister van biunenlandsche zaken brengt ter algemeene kennis, dat in de maan den Juni of Juli a. s., te Leiden, te Utrecht, te Groningen en te Amsterdam gelegenheid zal worden gegeven tot het afleggen van de practische examens van apotheker, vermeld in art. 11 der wet van 25 December 1878, laatstelijk gewijzigd bt) cJe wet van 12 Decem ber 1892. De dag van aanvang dier examens zal nader worden bekend gemaakt. Zy, die tot de examens wenschen te wor den toegelaten, moeten daarvan vóór 1 Mei a. s.t schriftelijk opgave doen aan den voor zitter der examencommissie, en wel voor Leiden, by den hoogleeraar dr. H. P. Wysman, alhier; voor Utrecht, by den hoogleeraar dr. H. Wefers Bettink, aldaar; voor Groningen, bfl den hocgleeraar dr. P. C. Plugge, aldaar, en voor Amsterdam, bij den oud-hoogleeraar dr. C. A. J. A. Oudemans, te JÉLrnhem, met over legging van het getnigscdRft, waaruit biykt, dat het theoretisch apothekers examen met goed gevolg door iien is afgelegd of dat zjj aan oene Nederlandacha Universiteit den graad van doctor ie de arteeny-bereidkunde hebben verkregen of tot de promejie in dat vak zijn toegelaten, alsmede van eene verklaring van een hier te lande bevoeg^bpotheker, dat zy gedurende minstens twee jaren de uitoefening der artsenybereidkuast onder de leiding van zulk een bevoegde%évolgd®hebben. De kapiteins H. G. Ran Tarel, van de cadettenschool te Alkmaa^ R. G. Moerbeek, van het 4de reg. inf. te Leiden, en C. P. De Veer, van het 8ste reg. inf. to Arnhem, worden by de eerstdaags te verwachten groote promotie bevorderd tot majoor;- Bedankt is voor hek beroep naar de Ned.-Herv. gem. te Kage Abenes door den heer C. J. Warners, cand. tot den H. Dienst te Leiden. Ds. C. B. Oorthuys, die het beroep aan nam naar de Herv. gemeente te Rotterdam, hoopt Zondag 4 April a. a. afscheid te nemen van zyn tegenwoordige gemeente (Katwyk aan Zee) en des Zondags d. a. v. intrede te doen in zyn nieuwe gemeente. De vertaler van Emants „Dood" in het Czecbisch, de ambtenaar der posteryen Vaclóid Kunes, te Kral Vinochrady, in Bohemen, maakte zich de Noderlandsche taal eigen geheel door zelfonderricht, en leest en schr'yft haar zeer voldoend® voor een vreemdeling. Van z\jne band verscheen in Januari 11. in het Czechisch tydschrift „Lümir" eene vertaling van de novelle „Zyh Beatrice" vSn mevrouw Snyier van Wissenkerke, ierwyUook andere stukken uit haren bundel „Zwarte Vlinders", door hem vertaald, in Boheemsche tydschriflen zullen worden uitgegeven.. Z. K. H. Prins Albrecht van Pruisen wordt Vrydag of Zaterdag aanstaande des voormiddags te tien uren met gevolg te Voor burg verwacht, om eenige dagen op zyn buitenverblyf Huize „Rusthof" aldaar te ver- biyven. Men schryft aan de „Tel.": Het bericht, dat in dit jaar slechts zes plaatsen voorO.-I. ambtenaar zullen worden opengesteld, heeft eene tegenspraak uitgelokt van de „Delftsche Courant," die het zeer voorbarig noemt. Hiermede is echter niet gezegd, dat de mededeeling onjuist is en, nu mag het nog met officieel bekend zyn, officievj zeker is het, dat het genoemde getal plaatsen op 1 Juni misschien met 1 of 2 zal zyn vermeerderd, doch in elk geval niet veel van het genoemde getal zes zal verschillen. Dat by het Departement van Koloniën nog niets hiervan bekend is, kan wel zyn; het is meermalen voorgekomen, dat particuliere mededeelingen vlugger waren dan officiëele. Te Zwolle hebben de drie wethouders de heeren Heerkens, Jordens en De V03 van Steen wyk - hun ontslag ingediend, in te gaan 15 Maart e. k., naar aanleiding van de beslis sing, onlangs door den Raad genomen, om niet over te gaan tot de instelling van een Burgeriyk Armbestuur. De drie Berlynsche politie-autoriteiten zyn met den hoofdcommissaris van politi j te Rotterdam van daar naar Den Haag vertrokken, waar de Duitsche heeren by den Duitschen gezant hunne opwachting maken zullen. Ter vervulling der vacature van conrector aan het Gymnasium te Amsterdam, ontstaan door de benoeming van dr. H. P. Meyer tot rector aan die inrichting, hebben B. en "Ws. aan den gemeenteraad overgelegd een missive van curatoren van het Gymnasium, waarby ter benoeming worden aanbevolen de heeren: dr. F. L. Abre8ch en dr. W. C. N. Bollaan, beiden leeraren in do oude talen aan het Gymnasium aldaar. Aan elk der leden van het ook to Rotterdam met zooveel genoegen gehoorde Boheemsche strykkwartet werd gisteravond aldaar bQ hun optreden namens talryke vereerders een fraaie lauwerkrans aangeboden met linten in de Rotterdamsche kleuren. De groene slippen bevatten de namen der kunste naars, de witte de beginmaten der meest in den geest gevallen werken, door hen vertolkt. Deze waren door vrouwenhand op het lint geschilderd. Tot leden der commissie van redactio voor het tydschrift van het Kon. Ned. Aardryks- kundig Genootschap zyn benoemd de heeren dr. H. Blink, A. L. Van Hasselt, F. G. Kramp, J. F. Niermeyer en C. M. Pleyto. De 2de luit. G. H. E. Bergsma, van het 8ste reg. inf., die op 1 Maart jl., op zyn verzoek, op non activiteit werd gesteld, ten einde als student te kunnen worden toegelaten tot de Hannoversche Universiteit om voor ingenieur te worden opgeleid, is thans op zyn verzoek eervol uit den militairen dienst ontslagen. Met bestemming voor Batavia zal den 27sten Maart van Rotterdam per „Ardjoeno" naar Oost-Indië vertrekken een detachement suppletietroepen, ter sterkte van 35 korporaals en manschappen, benevens 2 onderofficieren. Het bevel over dat transport zal worden opgedragen aan den met verlof b. t. 1. aan wezigen kapitein der inf. van het Indische leger J. P. Schoenmaker, terwyi als mede- geleiders zyn aangewezen de oveneens zich met verlof h. t. 1. bevindende lste luit. der inf. Ch. Jackson en de voor gemeld leger bestemde 2de luit. van dat wapen J. M. Nolen. Naar men aan het „Dagbl. v. Z. H. en 's Gr." verzekert, zal op het aanstaand Internationaal Post- en Telegraafcongres te Washington de Nederlandsche Regeering worden vertegenwoordigd door den Directeur- Generaal der Po3teryen en Telegraphie, den heer J. P. Havelaar, en door den inspecteur, gedetacheerd by het Hoofdbestuur, C. Van der Vf»n. Een heldhaftige vrouw. 21) Terwyl hy weg was, onderzocht Pahlen nog met zorg de buikriemen en de teugels van zyn eigen paard. Hy voelde zich nu kalm en bedaard, ofschoon de ironie van het toeval, dat hy het hoofd wilde bieden aan een vyandig leger ter wille van een vrouw, wier bevryding zyn ondergang kon zyn, hem twee maal m het oog sprong. Toen hy wilde vertrekken, zag hy spoedig in, dat zy allen 's nachts konden reizen. Overdag moesten zy zich verbergen in de bos6chen, ten einde het hoofdleger van de Franschen te vermyden, dat van Eylau terug trok. Als by - maar eens buiten het dorp was, zou hy in staat zyn om onmiddeliyk het spoor van Murat te volgen. De avond viel, toan by de nabyheid van Königsberg bereikte; hy begaf zich naar oen bosch van berken, van waaruit hy de atad kon zien, en was verbaasd, toen hy merkte, dat Murat de vermetelheid had gehad een poging te doen om de stad te belegeren. Daar de naastbyzynde wacht niet ver van het woud was, gaf zyn metgezel hem den raad om eon schuilplaats te zoeken in een van de hutten, die eenige meters verwyderd waren. Zy werden bewoond door Joden, die zich gehecht voelden aan hun woningen, niettegenstaande de legers in die streek her- Jiaaldelyk heen en weer trokken. In een van die huisjes woonde een neef van zyn gids. De zon was nog niet opgegaan, toen zy het bosch verlieten, nadat zy hun paarden in veiligheid hadden gebracht. Die neef ont ving hen beleefd en vertelde aan Pahlen, dat hy en eenige andere menschen op bepaalde uren als drankverkoopers in het Fransche leger werden toegelaten. Dit was juist wat Pahlen noodig had. Hy kreeg van den man een uniform van een Fransch dragonder en was daardoor in staat om het terrein in de nabijheid van het kamp te onderzoeken. Er was oen vyver aan den kant van de hutten, die gedeelteiyk door het bosch was ingesloten; een schildwacht- huis, dat buiten de boomen was geplaatst, maakte bet onmogeiyk om de plaats op den dag te bereiken. Hier wilde hy nog dien avond met Halka spreken, altyd als zo nog leefde. Toen hy in de hut teruggekeerd was, schreef hy een paar woordjes in het Russisch aan het joDge meisje. Tien minuten later giDg de jongste Israëliet als helper van zyn neef, met het briefje en twee kolossale aarden kruiken met sterken drank, naar het kamp. Pahlen wachtte met hevig ongeduld op zyn terug komst. De eerste woorden van zijn boodschap stelden hem echter gerust. Graaf Mnizek was levend en ongedeerd van Eylau teruggekeerd en speelde zyn rol verder in den staf van Murat. Toen hield de man plotseling op. Excellentie," zeide hy, het was een gladde kerel „ik heb den brief aan een man ter hand gesteld, die bediende was van een stafofficier, en deze zal hem aan graaf Mnizek geven. Hy is in veilige handen, Uw Hoog heid," voegde hy er by, toen hy zag, dat Pahlen zyn voorhoofd fronste. Ik gaf den man een kan sterken drank als extraatje. Hy denkt, dat er iets achter steekt." „„01" zeide hy, „die jonge Pool is een vroolyke, kleine duivel, met zyn aardig meisjesgezicht. Hy is de lieveling van den geheelen staf. Hy is een vroolyke, kleine duivel.'"' Dat zeide hy, Uw Hoogheid. Hy zal het briefje geven." De rimpels op Pahlens voorhoofd werden dieper en hy draaide zich om. Op dat oogen- blik voelde hy weer meer afschuw dan liefde voor Halka. Zy moet wel alle gevoel van eerbaarheid verloren hebben, dacht hy, en de mannen noemden haar een vrooiyken, kleinen duivel l Hy ging de hut in en stond daar een poosje te peinzen. Maar vóór den avond was zyn gemoeds stemming weer veranderd. Hy zeide tot zichzelf, dat ze onder een vloek stond en niet aansprakeiyk was voor hetgeen er was gebeurd. Zyn plicht was het, om haar te redden. Hy was er eerst zeker van geweest, dat ze zou komentoen de uren voorby gingen, week zyn zelfvertrouwen weer. Zy was inderdaad vermetel genoeg om te doen, alsof ze een man was, toen zy geloofde, dat hy haar kunne niet kende; maar of ze nu in staat was om weer zoo op te treden, nu hy wist, dat zy een vrouw was, was een geheel andere zaak. Hy herinnerde zich haar blos, toen hy haar in het bosch had aangekeken, en de vrees bekroop hem, dat de gedachte aan haar uniform haar zou doen wegblyven. Hy keek op zyn horlogo en gaf zyn helper ten antwoord, toen de man eenigszins onthutst vroeg, of hy hem naar het kamp moest ver gezellen Neen." Hy zeide dit kortaf on op beslisten toon. „Als ik morgen niet terug ben, neem je papieren dan mee naar Königsberg." Toen ging by naar de deur en in het nachtelyk duister begaf hy zich op weg, om weldra te ondervinden, wat het lot over hem beschoren had. De maan stond boven de stad en de lucht was vol zwarte wolken, die snel voortdreven en nu en dan een gordyn voor de maan vormden. Als deze weer zichtbaar werd, ver lichtte zy Pahlen, die op de bevroren sneeuw lag; telkens, als het weer donker werd, holde hy voort, om tusschen de veld wachten door te komen. Hy hield zyn degen in de hand. Hy ging over een weg en toen door een veld, dat langzaam opliep naar den vyver. De duis ternis stelde hem in staat om den weg onge zien af te leggen. In weinige oogenblikken zou hy voorby de wachten zyn, dat wist hy, en hy liep dus dapper voorwaarts. Hy hoopte, dat men hem, als men zyn uniform zag, niet zou vragen naar het wachtwoord. Nog eenige meters, dan was hy by het bosch. De schildwacht had zyn gezicht naar de stad gewend. Hy stak tegen d9n duisteren nacht af als een gegoten yzeren ruiterstand beeld. Pahlen begon langzamer en behoed zamer te loopen. Een stuk van de maan scheen door een spleet in de wolken, wat den indiuk maakte, alsof er een gekarteld mes gestoken was door de snel voortdryver.de zwarte wolkun. Nog eeu stapje, dan washy tusschen de boomen. Over het kreupelhout hing een wit, spook achtig schynsel; rondom hem heerschte do stilte des doods. De officieren van Murats staf waren inge kwartierd in eenige hutten, die in alleryi uit takken en vlechtwerk waren opgetrokken. Zy stonden vlak by den muur van de bouwvallige boerdery, die door den prins en de generaals van den staf bewoond werden. Toen Pahlen het kamp binnentrad, waar door hy zyn leven op het spel zette, waren er zeven a acht jonge mannen in eeu van deze hutten byeen. Ze legden daar een kaartje Een vuur van houtskool verwarmde eenigs zins de plaats, waar zy gezeten waren, maar de yzige lucht drong door alle spleten naar binnen. De meeste mannen hadden mantels aan, en een officier, met een nog niet genezer sabelhouw over het gezicht, was op eenigen afstand van hen neergevallen. Hy was een weinig dronken, ofschoon men het aan zyn manier van doen niet zou zeggen; by had buitengewoon heldere en wroede oogen. Er stond een lantaarn op een plank, die op schragen lag, en voor het gezelschap als tafel diende. Zy speelden zeer hoog, maar niemand scheen zich sterk te verontrusten over den uitslag van het spel. Men had dien avond met groote koelbloedigheid enorme som men gewonnen en verloren hun leven hing aan een zijden draad en dus kenden zy ook de spelerskoorts niet. (Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 1