N°. 11358
Ao. 1897
{jourent wordt dagelijks, met uitzondering
van fon- en feestdagen, uitgegeven*
De Bank-van-Leeningin denGemcenteraad.
F1 euilleton.
Vrijdag 5 Maart.
LEIDSCH
DAGBLAD.
>-
SRU3 DEZER OOURAHTl
Voor Leiden per S mmmrtflft «ƒ1.10.
franco per postl.io.
tftócnderltjke Nommers - i (Log.
PRIJS DER ADVERTKNTIÜN t
ym t—8 regeJe f 1.05. Iedere regel meer 0.17J. Grooters
{letters naar plaatsruimte. Voor het iocasseeron belten de stad
'Wordt f 0.05 berekend.
Oflïciëele SeanlsgeTlngeb
Bargemeester en Wethouders ?&n Leiden brengen,
haar aanleiding van artikel 27 der Verordening van
den 8eton November 1891 (Gemeenteblad No. 10),
Op de keuriDg van vee en vleesoh binnen deze ge
meente, tor algemeeno kennis:
dat ARIEN ERIKS, wonende Groeneeteeg 68 te
Leiden, op don 17den November 1896 werd bekeurd,
ten 1ste, wegens het invoeren van verech vleescb
te Leiden andere dan bjj geheels of halve dieren,
ten 2de, wegens hot invoeren van verach vleeeoh te
Leiden bij een geheel dier, zonder dat zioh aan het
vleeeoh bevinden hart, longen, lever en milt, en dat
tij deswege den 4den Januari 1897 werd veroordeeld
ot 2 geldboeten van floil dagen hechtenis voor
dke boete;
dat JAN VAN DER PLA8, wonende te Katwijk
an Zee, op den lOden December 1896 werd bekeurd,
'en 1ste, wegens het vervoeren van ongekeurd vleeech
te Leiden, ten 2de, wegens het te Loiden als ver
voerder van vleescb niet oomiddellgk vertoonen van
dat vleeech op vordering van de ambtenaren, belast
met het opsporen van overtredingen der verordening,
en dat hjj deswege op den laten Februari 1897 werd
veroordeeld tot r i boete of 1 dag heohtenis en f3
boete of 2 dagen heohtenis.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
8 Maart 1697. E. EIST, Secretaris.
Burgemeester en Wothouders van Leiden,
Gezien het adres van A. KOOLOOS, houdende
verzoek om vergunning tot het. honden en mesten
van varkens in een perceel in de Noordenburgerpoort
aan de Doezastraat;
Gelet op art. 152 der Algemeene Politieverordening
Van 6 November 1879
Brengen ter algemeeno kennis, dat op Maandag 8
Maart a. e., des voormiddags te olf uren, ten Raadbnize
gelegenheid zal worden gegeven tot bet inbrengen
van bezwaren tegen dat verzoek.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
8 Maart 1897. E. KIST, Secretaris.
Geiyk men weet, bracht, nadat in de
jongste gemeenteraadszitting de heer D. De
Bruyn was ontslagen als controleur der Stads-
bank-van-Leening, de heer Van Kempen de
opheffing van die inrichting ter sprake, waarop
èenig debat volgde.
Nu het officiëel zittingsverslag daarover is
verschenen, laten we het gesprokene hier
woordelijk volgen:
De heer Van Kempen begon aldus:
M. d. V.I Ik zou gaarne nog iets willen
vragen. Ik zou nl. wenschen voor te stellen,
dat B. en Ws. nader in overweging nameü,
of thans niet de tyd gekomen is, om tot
opheffing van de Stadsbank van-Leening over
te gaan. Ik doe dat niet, omdat op dit oogen-
blik eenige informaliteit is gepleegd, maar
omdat door die gebeurtenis de zaak toch
weder aan de orde is gekomen en wy allen gele
genheid hebben gehaJ om de bezwaren te over
wegen, die aan de Stadsb&nk-van-Leening ver
bonden zyn. De administratie, of liever de con
trole daarover, is mogelykmaar wanneer die
controle wordt opgedragen aan bekwame Com
missarissen, die behalve die taak nog vele
andere betrekkingen hebben, dan is dat eigen
lijk niet voldoende, want eigenlijk zou men
verplicht wezeD er den geheelen dag bij te
zitten en dat is ondenkbaar. Aangezien de
B£nk van-Leening geen geldelijk voordeel heeft
voor de stad en de contröle bij vernieuwing
is gebleken ontz.glyk moeilijk te zijn, zou
ik in overweging willen geven, dat B. en Ws.
nader wilden overwegen of de tyd tot opheffing
dier instelling niet kan gekomen zijn.
De Voorzitter: Naar aanleiding van uwe
opmerking in de vorige vergadering heb ik
reeds met een enkel woord gewezen op de
mogelijkheid van die overweging moet Ik
nu mededeelen, dat gelijk door Commis
sarissen in het jaarverslag over 1895 is mede
gedeeld een onderzoek is Ingesteld door
B. en "Ws., onafhankelijk van deze quaestie
natuurlijk, of het wenschelijk kon zijn de
Bank-van-Leening op te keffen. Toen is daar
over gecorrespondeerd met de Commissarissen
der B.-v.-L., die een uitvoerig rapport hebben
uitgebracht, dat opgenomen is in het gemeente
verslag. Dat rapport heeft B. en Ws. destijds
overtuigd, dat het niet wenscheiyk zou zijn
de B.-v.-L. op te heffen. Nu willen B. en Ws.
naar aanleiding van de laatst gepleegde mal
versatiën nog wel eens opzettelijk die vraag
onderzoeken, maar ik geloof niet, dat wij nu
tot een ander resultaat zullen komen, omdat
het feit, dat iets moeilijk te controleeren
valt, geen aanleiding kan geven tot opheffing
eener instelling, die op zichzelf noodzakelijk
blijkt te zijn. Maar ik beloof u het punt nader
ter sprake te zullen brengen in eene verga
dering van B. en Ws.
Do beer Van Kempen: Ik dankuzeer,
M. d. V.
De heer Pera: M. d. V.I Ik begrijp, dat
in elk geval deze zaak later aan de orde
komt en nader besproken zal worden, zoodat
het niet direct noodig is nu een oordeel uit
te spreken. Mocht dat echter wel bet geval
wezen, dan wil ik nu reeds wel zeggen, dat
ik groot bezwaar zou maken tegen de op
heffiDg.
De Voorzitter: Wanneer blijken mocht,
dat de nadere overweging van het Dag. Be
stuur tot dezelfde conclusie leidt, als waartoe
wij vroeger zijn gekomen, nl. tot de conclusie,
die u voor de juiste houdt, om de instelling
niet op te heffen, dan zal daarvan aan den
Raad natuurlijk niet veel blijken; want dan
komen wij niet tot een tegenovergesteld voor
stel, maar blijft het inmiddels aan de leden
van den Raad overgelaten een dergelijk voor
stel in te dienen.
Aan de reeds gedane toezegging wil ik
echter nog wel deze toevoegen, dat ik den
uitslag onzer overweging nogmaals aan den
Raad wil meedeelen. Maar dat zal ook, dunkt
mij, het best in dezen vorm blijken, wanneer
aan den Raad wordt aangeboden een voor
dracht voor de vervulling der nu heden ont
stane vacature voor de betrekking van Con
troleur van de Bank-van Leening. Uit het
feit, dat eventueel een voordracht tot benoe
ming inkomt, zal blijken, dat B. en Ws. niet
wenschen de instelling op te heffen.
De heer Pera: M. d. V.! Nog een enkele
opmerking. Er is een keer in de sectie ver
gaderingen besproken, of het misschien dienstig
zou zijn, dat de hulpbanken werden opgeheven.
Er bestaat naar mijn oordeel toch een ver
schil tusschen de opheffing der hulpbanken
alleen en die der geheele instelling. Aanvanke
keliJk was ik ook tegen de opheffing der
hulpbanken, maar er zou toch reden kun
nen wezen, dat ik dat denkbeeld vaarwel zei
en alleen de B.-v.-L. wensebte te behouden.
Dan zou daaraan meer personeel moeten komen
en alles zóó worden samengesteld, dat er meer
onderlinge contröle bestond van de verschil
lende ambtenaren over elkander, zoodat onjuist
heden en verkeerdheden dan niet zoo gemak
kelijk zouden kunnen plaats vinden. Het vry
gekomen personeel van de hulpbanken zou
dan geplaatst worden aan de hoofdbank.
De Voorzitter: Ook die quaestie is
indertijd overwogen, en toen is op advies van
Commissarissen der B. v.-L. besloten, de
opheffing der hulpkantoren niet nader in over
weging te geven. Commissarissen en B. en Ws.
zijn van meeniDg, dat wanneer de B.-v.-L.
blijft bestaan, het absoluut noodzakelijk is,
dat ook de hulpbanken blijven. Evenwel, dat
zou ook weer nader een punt van overweging
kunnen uitmaken, wanneer een eventueel
voorstel tot opheffing aan de orde kwam.
Maar, zooals ik reods gezegd heb, ik geloof
niet, dat wij door dit feit kunnen komen tot
een andere conclusie dan vroeger, behandeld
in het verslag van Commissarissen; terwjjl
het aan de leden van den Raad vrij staat een
zelfstandig voorstel te doen.
Hiermede was de Interpellatie afgeloopen.
Leiden, 4 Maart.
Wederom bevindt zich een jubilaris in.ons
midden: do machinist H. Bouter, die heden
een kwart-eeuw aan de boek en courant
drukkerij van den heer A. W. Sijthoff werk
zaam is. Vele geluk wenschen vielen hem ten
deel, maar ook stoffelijke blijken van belang
stelling werden hem geschonken: van zjjn
in het buitenland vertoevenden patroon wegens
getrouwe plichtsvervulling een gouden remon
toir horloge met een hartelijk schrijven; van
den zoon en den schoonzoon eea linnenkast, van
het kantoorpersoneel, de redactie en den
meesterknecht een spiegel; van de gezellen
der drukkerij en stereotypie zes stoelen, van
die der zetterij een gemakstoel en een inktstel,
en van die der binderij ejn tafel. Het spreekt
vanzelf, dat de jubilaris voor zooveel bewyzsn
van sympathie zeer gevoelig was en zijne
erkentelijkheid er voor betuigde.
Bovendien waren door zijn confraters aan
den ingang der machinekamer versieringen
van groen, bloemen en vlaggendoek aange
bracht.
Het Collegium van het Leidsch Studenten
corps heeft zich als volgt geconstitueerd: de
heeren B. De Jonge, praeses; H. C. Van
der "Wyck, abactis; G. J Henny, quaestor;
J. D Rutgers van der Loeff, assessor I, en
A. A. Loopuyt, assessor II.
De minister van biunenlandsche zaken
brengt ter algemeene kennis, dat in de maan
den Juni of Juli a. s., te Leiden, te Utrecht,
te Groningen en te Amsterdam gelegenheid
zal worden gegeven tot het afleggen van de
practische examens van apotheker, vermeld
in art. 11 der wet van 25 December 1878,
laatstelijk gewijzigd bt) cJe wet van 12 Decem
ber 1892.
De dag van aanvang dier examens zal nader
worden bekend gemaakt.
Zy, die tot de examens wenschen te wor
den toegelaten, moeten daarvan vóór 1 Mei
a. s.t schriftelijk opgave doen aan den voor
zitter der examencommissie, en wel voor
Leiden, by den hoogleeraar dr. H. P. Wysman,
alhier; voor Utrecht, by den hoogleeraar dr.
H. Wefers Bettink, aldaar; voor Groningen, bfl
den hocgleeraar dr. P. C. Plugge, aldaar, en
voor Amsterdam, bij den oud-hoogleeraar dr.
C. A. J. A. Oudemans, te JÉLrnhem, met over
legging van het getnigscdRft, waaruit biykt,
dat het theoretisch apothekers examen met
goed gevolg door iien is afgelegd of dat zjj
aan oene Nederlandacha Universiteit den graad
van doctor ie de arteeny-bereidkunde hebben
verkregen of tot de promejie in dat vak zijn
toegelaten, alsmede van eene verklaring van
een hier te lande bevoeg^bpotheker, dat zy
gedurende minstens twee jaren de uitoefening
der artsenybereidkuast onder de leiding van
zulk een bevoegde%évolgd®hebben.
De kapiteins H. G. Ran Tarel, van de
cadettenschool te Alkmaa^ R. G. Moerbeek,
van het 4de reg. inf. te Leiden, en C. P. De
Veer, van het 8ste reg. inf. to Arnhem, worden
by de eerstdaags te verwachten groote promotie
bevorderd tot majoor;-
Bedankt is voor hek beroep naar de
Ned.-Herv. gem. te Kage Abenes door den
heer C. J. Warners, cand. tot den H. Dienst
te Leiden.
Ds. C. B. Oorthuys, die het beroep aan
nam naar de Herv. gemeente te Rotterdam,
hoopt Zondag 4 April a. a. afscheid te nemen
van zyn tegenwoordige gemeente (Katwyk
aan Zee) en des Zondags d. a. v. intrede te
doen in zyn nieuwe gemeente.
De vertaler van Emants „Dood" in het
Czecbisch, de ambtenaar der posteryen Vaclóid
Kunes, te Kral Vinochrady, in Bohemen, maakte
zich de Noderlandsche taal eigen geheel door
zelfonderricht, en leest en schr'yft haar zeer
voldoend® voor een vreemdeling. Van z\jne
band verscheen in Januari 11. in het Czechisch
tydschrift „Lümir" eene vertaling van de
novelle „Zyh Beatrice" vSn mevrouw Snyier
van Wissenkerke, ierwyUook andere stukken
uit haren bundel „Zwarte Vlinders", door hem
vertaald, in Boheemsche tydschriflen zullen
worden uitgegeven..
Z. K. H. Prins Albrecht van Pruisen
wordt Vrydag of Zaterdag aanstaande des
voormiddags te tien uren met gevolg te Voor
burg verwacht, om eenige dagen op zyn
buitenverblyf Huize „Rusthof" aldaar te ver-
biyven.
Men schryft aan de „Tel.": Het bericht,
dat in dit jaar slechts zes plaatsen voorO.-I.
ambtenaar zullen worden opengesteld, heeft
eene tegenspraak uitgelokt van de „Delftsche
Courant," die het zeer voorbarig noemt.
Hiermede is echter niet gezegd, dat de
mededeeling onjuist is en, nu mag het nog
met officieel bekend zyn, officievj zeker is het,
dat het genoemde getal plaatsen op 1 Juni
misschien met 1 of 2 zal zyn vermeerderd,
doch in elk geval niet veel van het genoemde
getal zes zal verschillen.
Dat by het Departement van Koloniën nog
niets hiervan bekend is, kan wel zyn; het
is meermalen voorgekomen, dat particuliere
mededeelingen vlugger waren dan officiëele.
Te Zwolle hebben de drie wethouders
de heeren Heerkens, Jordens en De V03 van
Steen wyk - hun ontslag ingediend, in te gaan
15 Maart e. k., naar aanleiding van de beslis
sing, onlangs door den Raad genomen, om
niet over te gaan tot de instelling van een
Burgeriyk Armbestuur.
De drie Berlynsche politie-autoriteiten
zyn met den hoofdcommissaris van politi j te
Rotterdam van daar naar Den Haag vertrokken,
waar de Duitsche heeren by den Duitschen
gezant hunne opwachting maken zullen.
Ter vervulling der vacature van conrector
aan het Gymnasium te Amsterdam, ontstaan
door de benoeming van dr. H. P. Meyer tot
rector aan die inrichting, hebben B. en "Ws.
aan den gemeenteraad overgelegd een missive
van curatoren van het Gymnasium, waarby
ter benoeming worden aanbevolen de heeren:
dr. F. L. Abre8ch en dr. W. C. N. Bollaan,
beiden leeraren in do oude talen aan het
Gymnasium aldaar.
Aan elk der leden van het ook to
Rotterdam met zooveel genoegen gehoorde
Boheemsche strykkwartet werd gisteravond
aldaar bQ hun optreden namens talryke
vereerders een fraaie lauwerkrans aangeboden
met linten in de Rotterdamsche kleuren. De
groene slippen bevatten de namen der kunste
naars, de witte de beginmaten der meest in
den geest gevallen werken, door hen vertolkt.
Deze waren door vrouwenhand op het lint
geschilderd.
Tot leden der commissie van redactio
voor het tydschrift van het Kon. Ned. Aardryks-
kundig Genootschap zyn benoemd de heeren
dr. H. Blink, A. L. Van Hasselt, F. G.
Kramp, J. F. Niermeyer en C. M. Pleyto.
De 2de luit. G. H. E. Bergsma, van het
8ste reg. inf., die op 1 Maart jl., op zyn verzoek,
op non activiteit werd gesteld, ten einde als
student te kunnen worden toegelaten tot de
Hannoversche Universiteit om voor ingenieur
te worden opgeleid, is thans op zyn verzoek
eervol uit den militairen dienst ontslagen.
Met bestemming voor Batavia zal den
27sten Maart van Rotterdam per „Ardjoeno"
naar Oost-Indië vertrekken een detachement
suppletietroepen, ter sterkte van 35 korporaals
en manschappen, benevens 2 onderofficieren.
Het bevel over dat transport zal worden
opgedragen aan den met verlof b. t. 1. aan
wezigen kapitein der inf. van het Indische
leger J. P. Schoenmaker, terwyi als mede-
geleiders zyn aangewezen de oveneens zich
met verlof h. t. 1. bevindende lste luit. der
inf. Ch. Jackson en de voor gemeld leger
bestemde 2de luit. van dat wapen J. M. Nolen.
Naar men aan het „Dagbl. v. Z. H.
en 's Gr." verzekert, zal op het aanstaand
Internationaal Post- en Telegraafcongres te
Washington de Nederlandsche Regeering
worden vertegenwoordigd door den Directeur-
Generaal der Po3teryen en Telegraphie, den
heer J. P. Havelaar, en door den inspecteur,
gedetacheerd by het Hoofdbestuur, C. Van
der Vf»n.
Een heldhaftige vrouw.
21)
Terwyl hy weg was, onderzocht Pahlen
nog met zorg de buikriemen en de teugels
van zyn eigen paard. Hy voelde zich nu kalm
en bedaard, ofschoon de ironie van het toeval,
dat hy het hoofd wilde bieden aan een
vyandig leger ter wille van een vrouw, wier
bevryding zyn ondergang kon zyn, hem twee
maal m het oog sprong.
Toen hy wilde vertrekken, zag hy spoedig
in, dat zy allen 's nachts konden reizen.
Overdag moesten zy zich verbergen in de
bos6chen, ten einde het hoofdleger van de
Franschen te vermyden, dat van Eylau terug
trok. Als by - maar eens buiten het dorp was,
zou hy in staat zyn om onmiddeliyk het
spoor van Murat te volgen.
De avond viel, toan by de nabyheid van
Königsberg bereikte; hy begaf zich naar oen
bosch van berken, van waaruit hy de atad
kon zien, en was verbaasd, toen hy merkte,
dat Murat de vermetelheid had gehad een
poging te doen om de stad te belegeren.
Daar de naastbyzynde wacht niet ver van
het woud was, gaf zyn metgezel hem den
raad om eon schuilplaats te zoeken in een
van de hutten, die eenige meters verwyderd
waren. Zy werden bewoond door Joden, die
zich gehecht voelden aan hun woningen,
niettegenstaande de legers in die streek her-
Jiaaldelyk heen en weer trokken. In een van
die huisjes woonde een neef van zyn gids.
De zon was nog niet opgegaan, toen zy
het bosch verlieten, nadat zy hun paarden
in veiligheid hadden gebracht. Die neef ont
ving hen beleefd en vertelde aan Pahlen, dat
hy en eenige andere menschen op bepaalde
uren als drankverkoopers in het Fransche
leger werden toegelaten. Dit was juist wat
Pahlen noodig had.
Hy kreeg van den man een uniform van
een Fransch dragonder en was daardoor in
staat om het terrein in de nabijheid van het
kamp te onderzoeken. Er was oen vyver aan
den kant van de hutten, die gedeelteiyk door
het bosch was ingesloten; een schildwacht-
huis, dat buiten de boomen was geplaatst,
maakte bet onmogeiyk om de plaats op den
dag te bereiken. Hier wilde hy nog dien
avond met Halka spreken, altyd als zo nog
leefde.
Toen hy in de hut teruggekeerd was,
schreef hy een paar woordjes in het Russisch
aan het joDge meisje. Tien minuten later giDg
de jongste Israëliet als helper van zyn neef, met
het briefje en twee kolossale aarden kruiken
met sterken drank, naar het kamp. Pahlen
wachtte met hevig ongeduld op zyn terug
komst. De eerste woorden van zijn boodschap
stelden hem echter gerust. Graaf Mnizek was
levend en ongedeerd van Eylau teruggekeerd
en speelde zyn rol verder in den staf van
Murat. Toen hield de man plotseling op.
Excellentie," zeide hy, het was een
gladde kerel „ik heb den brief aan een man
ter hand gesteld, die bediende was van een
stafofficier, en deze zal hem aan graaf Mnizek
geven. Hy is in veilige handen, Uw Hoog
heid," voegde hy er by, toen hy zag, dat Pahlen
zyn voorhoofd fronste. Ik gaf den man een
kan sterken drank als extraatje. Hy denkt,
dat er iets achter steekt."
„„01" zeide hy, „die jonge Pool is een
vroolyke, kleine duivel, met zyn aardig
meisjesgezicht. Hy is de lieveling van den
geheelen staf. Hy is een vroolyke, kleine
duivel.'"' Dat zeide hy, Uw Hoogheid. Hy zal
het briefje geven."
De rimpels op Pahlens voorhoofd werden
dieper en hy draaide zich om. Op dat oogen-
blik voelde hy weer meer afschuw dan liefde
voor Halka. Zy moet wel alle gevoel van
eerbaarheid verloren hebben, dacht hy, en de
mannen noemden haar een vrooiyken, kleinen
duivel l
Hy ging de hut in en stond daar een poosje
te peinzen.
Maar vóór den avond was zyn gemoeds
stemming weer veranderd. Hy zeide tot
zichzelf, dat ze onder een vloek stond en
niet aansprakeiyk was voor hetgeen er was
gebeurd. Zyn plicht was het, om haar te
redden. Hy was er eerst zeker van geweest,
dat ze zou komentoen de uren voorby gingen,
week zyn zelfvertrouwen weer. Zy was
inderdaad vermetel genoeg om te doen, alsof
ze een man was, toen zy geloofde, dat hy
haar kunne niet kende; maar of ze nu in
staat was om weer zoo op te treden, nu hy
wist, dat zy een vrouw was, was een geheel
andere zaak. Hy herinnerde zich haar blos,
toen hy haar in het bosch had aangekeken,
en de vrees bekroop hem, dat de gedachte
aan haar uniform haar zou doen wegblyven.
Hy keek op zyn horlogo en gaf zyn helper
ten antwoord, toen de man eenigszins onthutst
vroeg, of hy hem naar het kamp moest ver
gezellen
Neen." Hy zeide dit kortaf on op beslisten
toon. „Als ik morgen niet terug ben, neem
je papieren dan mee naar Königsberg."
Toen ging by naar de deur en in het
nachtelyk duister begaf hy zich op weg, om
weldra te ondervinden, wat het lot over hem
beschoren had.
De maan stond boven de stad en de lucht
was vol zwarte wolken, die snel voortdreven
en nu en dan een gordyn voor de maan
vormden. Als deze weer zichtbaar werd, ver
lichtte zy Pahlen, die op de bevroren sneeuw
lag; telkens, als het weer donker werd, holde
hy voort, om tusschen de veld wachten door
te komen. Hy hield zyn degen in de hand.
Hy ging over een weg en toen door een veld,
dat langzaam opliep naar den vyver. De duis
ternis stelde hem in staat om den weg onge
zien af te leggen. In weinige oogenblikken
zou hy voorby de wachten zyn, dat wist hy,
en hy liep dus dapper voorwaarts. Hy hoopte,
dat men hem, als men zyn uniform zag, niet
zou vragen naar het wachtwoord.
Nog eenige meters, dan was hy by het
bosch. De schildwacht had zyn gezicht naar
de stad gewend. Hy stak tegen d9n duisteren
nacht af als een gegoten yzeren ruiterstand
beeld. Pahlen begon langzamer en behoed
zamer te loopen. Een stuk van de maan scheen
door een spleet in de wolken, wat den indiuk
maakte, alsof er een gekarteld mes gestoken
was door de snel voortdryver.de zwarte wolkun.
Nog eeu stapje, dan washy tusschen de boomen.
Over het kreupelhout hing een wit, spook
achtig schynsel; rondom hem heerschte do
stilte des doods.
De officieren van Murats staf waren inge
kwartierd in eenige hutten, die in alleryi uit
takken en vlechtwerk waren opgetrokken. Zy
stonden vlak by den muur van de bouwvallige
boerdery, die door den prins en de generaals
van den staf bewoond werden.
Toen Pahlen het kamp binnentrad, waar
door hy zyn leven op het spel zette, waren
er zeven a acht jonge mannen in eeu van
deze hutten byeen. Ze legden daar een kaartje
Een vuur van houtskool verwarmde eenigs
zins de plaats, waar zy gezeten waren, maar
de yzige lucht drong door alle spleten naar
binnen. De meeste mannen hadden mantels
aan, en een officier, met een nog niet genezer
sabelhouw over het gezicht, was op eenigen
afstand van hen neergevallen. Hy was een
weinig dronken, ofschoon men het aan zyn
manier van doen niet zou zeggen; by had
buitengewoon heldere en wroede oogen. Er
stond een lantaarn op een plank, die op
schragen lag, en voor het gezelschap als
tafel diende. Zy speelden zeer hoog, maar
niemand scheen zich sterk te verontrusten
over den uitslag van het spel. Men had dien
avond met groote koelbloedigheid enorme som
men gewonnen en verloren hun leven hing
aan een zijden draad en dus kenden zy ook
de spelerskoorts niet.
(Wordt vervolgd