N°. 11348 Maanda» 22 Februari. A0.1897. (Qeze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. 1.10. Franco per post ...-•*•■ f s g s 1.40. Afzonderlijke Nommerg a o.05. Van PBU8 DEB ADVEB'i'KN TIÜN: 1—6 regels 1.06. Iedere regel meer f 0.17j. Grootore letters naar plaatsruimte. Voor bet locasseeren bulten de stel wordt f 0.05 berekend. Derde Blad. Eod Bwreel van Inklaring te Leiden. In zake de wenscheiykheid der oprichting van een bureel van inklaring te Leiden werd den Minister van Financiën door de Kamer van Koophandel en Fabrieken alhier onlangs een adres aangeboden. Dit adres werd gisteren door een Commis sie uit de Kamer, bestaande uit de heeren Driesson, voorzitter, Verhey van Wyk, en mr. Goudsmit, secretaris, nader mondeling toege licht in een audiëntie, daartoe door de Kamer by den Ministor aangevraagd, wiens mede werking tevens werd verzocht. Het adres is van den navolgenden Inhoud: Aan Zijne Excellentie den Minister van Financiën. Geeft eerbiedig te kennen de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Leiden; dat, blijkens begaand afschrift, by de Kamer van Koophandel is ingekomen een verzoek van ongeveer vijf en zeventig personen, be- hoorende tot de grootste industriëelen en handelaren, den steun der Kamer verzoekende tot verkrijging van een Bureau van Inklaring; dat naar aanleiding daarvan de Kamer opnieuw een voorloopig onderzoek heeft inge steld naar deze voor den handel zoo uiterst gewichtige en belangrijke quaestie, opnieuw, waar de Kamer reeds herhaaldelijk vergeefsche pogingen daartoe heeft aangewend; dat het der Kamer voorkomt, dat, moge ook al destijds tot het weigerend antwoord van Uw Departement wellicht eenige aan leiding bestaan hebben, nu het feit niet kan weersproken worden, dat de omstandigheden zijn gewijzigd niet alleen, doch zich nog voort durend wijzigen; dat volgens de door de beide Spoorweg maatschappijen aan de Kamer verschafte inlichtingen de aanvoer van verschillende arti kelen vermeerdert; dat de Kamer zich daartoe tot die Maat schappijen, gewend heeft, die hoewel sjj niet zoo maar aanstonds hare medewerking hebben toegezegd, niettemin door hare antwoorden bij de Kamer den Indruk hebben gevestigd, dat zij eventueel bereid zouden zijn zich voor het beoogd doel opofferingen te getroosten; dat toch de Staatsspoorweg maatschappij officiéél aan de Kamer heeft medegedeeld, dat, hoewel de kosten, verbonden aan den bouw eener douaneloods en daarbfi behoorende werken begroot worden op circa ƒ13000 en de jaariyksche kosten op f 1500, zy zich tevreden zou stellen met eene bijdrage van f 1000 gedurende vijf jaren, terwijl het ge delegeerd lid van den Raad van Administratie der Hollandsche Spoorweg-Maatschappij in een niet officiéél schrijven één der leden van de Kamer mededeelde, dat een kantoor van inklaring meer op de plaats zou zijn by het station der. H. IJz. Sp. My. dan bij die der Staatsspoor, keDteekenen, die er op wijzen, dat de belangstelling in en de sympathie voor het oprichten van een bureau van inklaring sinds de laatste weigering op het verzoek daartoe vermeerderd is; dat de Kamer het nooüg en wenscbelyk acht de aandacht Uwer Excelle tie speciaal hierop te vestigen, om^at indertijd de weigering voornamelijk het gevolg is geweest van de weinige medewerking der Spoorwegmaat schappijen en het der Kamer is voorgekomen, dat langzamerhand eene kentering in de opinie der Maatschappijen ten aanzien van het beoogd doel is waar te nemen; dat de Kamer overtuigd is, dat de aanvoer op zichzelf in Leiden zoowel per spoor als per scheepsgelegenheid het vestigen van een bureau van inklaring volkomen wettigt en met dankbaarheid geconstateerd kan worden de voortdurende vooruitgang van Leiden als plaats van handel eu industrie en het bureau van inklaring alzoo meer en meer aan zjjne bestemming zou gaan beantwoorden; dat de Kamer bovendien opmerkt, dat, mocht Uwe Excellentie genegen zijn en be sluiten tot het oprichten van een bureau van inklaring, het onmiddellijk gevolg en voordeel daarvan zal zfin ontlasting van de werkzaam heden der grenskantoren, die sedert de ge wijzigde wet van de heffing op invoerrechten hoe langer boe meer overstelpend worden; dat daarenboven meermalen gebleken is, dat het oponthoud aan de kantoren van inklaring voor belanghebbenden tot vertraging en kosten aanleiding geeft; dat de Kamer ten slotte uit het feit, dat Uwe Excellentie besloten heeft tot de oprich ting van een bureau van inklaring te Haarlem, meent te mogen besluiten, dat, mochten ooit bezwaren bestaan hebben, deze grootendeels zijn vervallen, te meer, waar toch Leioen èn wat inwonertal èn wat verkeer, handel en industrie betreft, zeer zeker met Haarlem kan vergeleken en zoo niet booger, dan toch met Haarlem geiyk kan gesteld worden; Redenen waarom de Kamer zich nogmaals eerbiedig tot Uwe Excellentie wendt met het verzoek, dat het Uwe Excellentie moge be hagen, om, voldoende aan de billyke wenschen van zoovele belanghebbenden, zoo spoedig mogelyk tot het oprichten van een bureau van inklaring te besluiten. Namens de Kamer voornoemd, L. Driessen, voorzitter. J. H. Goudsmit, secretaris. In bovenvermelde audiëntie heeft de minister aan de Commissie uit de Kamer verklaard, dat, voor zoover van hem afhankelijk, hij zyne medewerking gaarne zal verleenen en ambte naren voor dat doel zal beschikbaar stellen zoodra het gebouw, voor een en ander be- noodigd, zal gereed zyn. Het zal dus geheel en al van de meerdere of mindere medewerking der Spoorwegmaat schappijen afhangen, of binnen niet al te langen tyd aan de wenschen van zoovele be langhebbenden zal kunnen voldaan worden. De Kamer van Koophandel zal nu vermoa- deiyk in nader overleg moeten treden met de Spoorwegmaatschappen. Leiden, 20 Februari. Men schryft ons uit Noordwykerhout: Kalm als een zefir ging do week voorbij. Commissarissen der kiesvereeniging, amechtig neergezegen, van hun gedraal in de vorige, kunnen met trotsche zelfvoldoening achter waarts zien. Ook in deze gemeente kan de stemveestapel zich in een buitengewone aan winst verheugen De hoegrootheid der uit breiding is voor de meeste stervelingen nog een diep geheim, maar daar we grond hebben om te gelooven, dat het niemand iets kan schelen, zullen we ons van opgaven daarom trent maar onthouden Van meer belang is, dat kieviten en leeuweriken weer in 't land zt)n om bun stem uit te brengen. In een lieflijk zonnetje zongen de laatsten boog in de lucht reeds hun heeriyk lied, oud, maar altyd weer nieuw Wilde konynen hebben reeds jongen. De jachtopziener A. Van Hemert ontdekte ze in een „wentel", niet meer dan een meter van z|jn woning. De natuur is due ontwaakt en roept den mensch tot den arbeid. Op het veld is weder leven en beweging. Hier wordt gespit, daar worden reeds erwten- rjjzen gestoken, elders waagt men het zelfs te zaaien, want in onze gemeente wordt veel getuind en de erwten, boonen en andere groen ten, bier geteeld, vinden by de fabrikanten van geconserveerde levensmiddelen gereeden aftrek, doordat de smaak fijner is dan van vruchten, op minder zuiveren zandgrond gewassen. Ja, de tuindery heeft zich in de laatste jaren krachtig ontwikkeld en breidt zich met de bloembollen-cultuur steeds uit Een vereeniging van bloembollenkweekers hebben we reeds, nu nog een van tuinders. Voor een tameiyk goed bezette zaal gaf Donderdag avond de rederijkerskamer „Ons Genoegen",te Woubrugge, hare eerste openbare uitvoering. In aanmerking nemende, dat de meeste werkende leden voor de eerste maal „de planken" betraden, mag gerust gezegd worden, dat er vry goed werd "gespeeld. De rollen zaten er nogal goed in, zoodat, wanneer de leden flink blyven studeeron, by een volgende gelegenheid werkelyk iets goeds mag verwacht worden. Men schryft ons uit Bodegraven: De beer en mevrouw Poolman, van Amsterdam, dio deze week alhier vanwege h*t Nutsdepar- tem^nt optraden, hebben den talryke bezoekers een zeer genótvollen avond bezorgd. Het uit voerig programma werd uitstekend afgewerkt. Mevrouw Poolman toondo het zeer ver ge bracht te hebben in de moeilyke kunst van reciteeren, terwyl de heer Poolman zich als een uitstekend acteur deed kennen. Beiden behaalden aan ook zeer voel succes. Door de welwillendheid van den heer A. Yao Ramshorst, hoofd der school M. U. L. O. alhier, is de gelegenheid geopend om Zondag 21 dezer 's namiddags van 45 uren en Woens dag 24 dez-r 's namiddags v^n 67 uren koste loos te bezichtigen eene zeer schoons collectie van Indische planten, dieren en delfstoffen. Donderdagavond trad voor de afdeeling Bode graven van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw op de heer P. Van Balen Vóór de pauze behandelde spr.ontroommg. Nagewe zen te hebben op sommige zaken, die de ont- rooming belemmeren, trad hy in eene verge lijking tusscben het Hollandsche en Deensche stelsel van ontrooming. Maar vooral werd gewezen op de groote voordeelen van ont rooming door de centrifuge: buitengewoon vlugge ontrooming en 95 pet. room tegen 80 a 85 pet. by andere stelsels. Jammer, dat de prys van zoo'n werktuig zoo hoog is. Nog wees spr. op het gebrekkige der ontrooming van weivan 't hoogste belang zou het zyn, indien men ook deze ging centrifugeeren. De heer Spoor bood aan zyne centrifuge kosteloos tot het nemen van proeveD mot het een en ander beschikbaar te stellen. Na de pauze werd behandeld de voedering van varkens. Spr. verdeelde de voedingsstoffen in: eiwitstoffen, zetmeelstoffen en vet; en daar het varken in de melk slechts 1 deel eiwit tegen 2 deelen niet-eiwit-stoffen ferygt, moet er by de voedering gezorgd worden, dat veel eiwitbevattend voeder wordt toege diend, b.v vieeschmeel of gedroogde spoeling. Ook verdient aanbeveling wei met gries of karnemelk met mals Tegen het einde der mestperiode mag geen gebruik meer gemaakt worden van vieeschmeel of gedroogde spoeling, daar dit voeder een nadeeligen invloed zou uitoefenen op het spek. Spreker eindigde met eene dankbetuiging aan het bestuur der afdeeling, dat hem in de gelegenheid gesteld had bier een zijner eerste spreekbeurten te vervullen. De voorzitter dankte den spr. voor zyn degelijke lezing en sprak zijn vreugde uit over de vereerende tegenwoordigheid van den heer Waldeck, algemeen secretaris der Maat schappij van Landbouw. Deze op zyne beurt complimenteerde de afdeeling Bodegraven. Hierna werd de ver gadering gesloten. De qmestie-Bredins. Onder het opschrift: „waarom Ik het Mau- ritshuis verliet" geeft de heer Bredius in de „N. R C." de reden aan, die hem tot het aanvragen van zyn ontslag hebben geleid. „Ik begin met op den voorgrond te plaat sen, dat de hoofdreden van myn heengaan niet is een 'personen quaestie. Ik ga niet heen omdat de heer Waller benoemd is In plaats van den heer Frits Marcus, myn candidaat, (niet een gunsteling, want ik had dien heer vóór er quaestie was van een vacature Id het Mauritsbuis nooit ontmoet), maar ik ga heen omdat de heor Waller, m. i. volstrekt niet geschikter voor het onderdirecteurschap dan de te voren op verzoek van don minister door my voorgestelde candidaat, benoemd werd, geheel zonder dat ik over die benoe ming geraadpleegd was, geheel zonder mijne voorkennis. Dit is eeno behandeling, die ik my niet behoef te laten welgevallen En dat ik te voren wist, dat de heer Waller niet kundiger wa6 dan myn candidaat, blykt vol doende uit een schryven van den kunstkenner Franken te Vesinet, 's heeren Waller's pro tector, die hem dringend by den minister aanbeval voor een plaatsje aan 's Rijks Pren tenkabinet. De heer Franken zegt my daarin onbewimpeld dat de heer Waller geen kennis van oude schilderijen bezit en zijns inziens ongeschikt is voor onder-directeur van het Mauritshuts. Daarby komt het volgende. In een gesprek met den minister over een te benoemen onder directeur, zeide ik tot Z.Exc.: „Hebt u soms iemand byzonder op het oog?" Waarop ds minister antwoordde„Neenstel u my iemand voor, dien u geschikt acht, en dan zal die natuuriyk wel benoemd worden." Is het een wonder, dat ik na deze woorden ten minste mocht verwachten, door eenig bericht op de hoogte gesteld te worden van den indruk dien een bezoek van den heer Marcus op den Minister maakte, althans als die indruk zoo onguDstig was, dat de Minister bezwaar maakte myn' candidaat voor te dragen! Dat dit niet het geval was, bemerkte ik aan den beer Marcus, die na een belachelijk streDg examen by den heer De Stuers ondergaan te hebben, zeer Ingenomen was met de wel willende ontvangst by den Minister, die, in dachtig my geschreven te hebben, dat voor de betrekking geen gevormd kunstkenner ver- eischt werd, dit examen niet begreep en de vragen deed „U weuscht later geen hoofddirecteur te worden?" Antwoord „Neen." „U wensebt den directeur vooraameiyk bÖ de administratieve bezigheden een helper te zyn?" Antwoord: „Natuuriyk." „En u hebt er lust in u met yver op de studie der kunstgeschiedenis toe te leggen Antwoord: „Dit zal myn grootste ambitie zyn, want de kunst is myn lust en liefde." Na een in dezen geest gehouden gesprek verliet de heer Marcus den Minister, onder den indruk dat deze hem zou voordragen, ondanks het ongunstige verloop van zyn examen by den beer De Stuers, een examen, dat, voor zoover ik weet, niet in dien vorm aan den heer Waller werd opgelegd, want deze is benoemd geheel buiten den heer De Stuers om. Ik verneem mets. In dien tyd blykt het dat de heer Waller met kan geplaatst worden aan 's Rijks Prentenkabinet, omdat de directeur hem daartoe alsnog ongeschikt acht. Nu verandert de Minister van gedachten. En om een dergelyk refuus van my te voor komen, wordt nu eenvoudig de heer Waller (volgens zyn vriend Franken, iemand die het goed beoordeeleo kan, ongeschikt voor onder directeur van het Mauritshuis) zon-or sollici tatie, op een particuliere uitnoodigiog van den heer Van Houten, tot 's heeren Waller's eigen verbazing in ééns benoemd. Voorloopig acht ik dez6 mededeelingen voldoende. Kan iemand het my thans nog euvel duiden, dat ik heenga? ZooeveD verneem ik van den heer '"ao dor Keilen, oud-directeur van 'sRykr Prenten kabinet, dat hel een grove onwaarheid is, dat de heer Waller zich mr. een omwerking van den catalogus van dat kabinet zou Lil zig- gebouden hebben." Ecu heldhaftige Trouw. 6) Om myn rytuigl" was het verbaasde ant woord. „U hebt toch zeker verlof om eenigon tyd hier te blyven." Het is onmogelyk," zei Pahlen kortaf en toen voegde hy er by, alsof hy een los opzei „We zijn van plan om onze wittebroodsweken te Veseloff door te brengen; het is dichter by het kantonnement gelegen. Als die tyd ver etreken is, wil myn vrouw naar Rusland gaan." De graaf keek hem doordringend aan. Hy had jaren lang zorg gedragen voor het kind van zyn neef, toen diezelfde neef zyn ge- vaarlyke loopbaan aan het Russische hof ver- volgde. Nu was hy overleden, en graaf Adam vond het noodzakelyk, dat al diens wenschen met betrekking tot zyn dochter stipt uit gevoerd werden. Graaf Adam, die oud, zenuw achtig en bang was, had voor Halka gebeefd, want hy had reden tot beven. Toen hy op en neer liep in de kamer, terwyl hy voortdurend op zyn baard streek, met zyn stok op den grond tikte en iets in zichzelf mompelde, dacht Pahlen, dat hy half gek was, en zyn ongeduld, om een einde aan dit tooneelte maken, nam toe. Hy voelde zich zoo'n armzaligen held, dat hy lust gehad zou hebben, om, woedend en beschaamd als hy was, dit huis in galop te ontvluchten. Toen er eenige minuten voorby waren ge gaan, wierp een bediende de deur open en trad Halka in baar reiskostuum binnen. Pahlen keek haar even aan, toen zy over den drempel schreed. Haar oogen keken vroolyk en schitterden zy zag er zelf stralend uit. Zy scheen alles in de kamer nog eens goed op te nemen, maar zy nam volstrekt geen notitie van hem. Terwyl hy dit opmerkte, hoorde hy plotseling graaf Adam aan hem vragen om z'yn handteekening te zetten, en hy gehoorzaamde onmiddeliyk. Deze daad zette de kroon op zyn misdaad; by was nu in de macht van de wet. Halka nam de pen, terwyl zy plotseling zeer sterk kleurde. Pahlen draaide zyn hoofd om toen hy weer naar 't boek keek, stond haar handteekening onder de zyne. Men bood hem een glas vurige wodki aan en hy dronk het dadeiyk op, ofschoon hy niet van gee8tryk vocht hield hy zou op dat oogenblik zelfs zwavel ingeslikt hebben. Toen nam de graaf de hand van Halka en keek haar teeder aan. Lief kind," zeide hy met een trilling in zyn stem, terwyl hy bevend dacht aan zyn plicht, „moge God met je zyn!" Zy gaf hem een zoen en lachte. Pahlen merkte op, dat zy bepaald vroolyk waB. En breng je den nacht te Veseloff door?" Zy onttrok hem haar hand, terwyl ze een weinig op zy ging staan. Ja," zeide Pahlen en hy was zelf ver baasd, dat zyn stem zoo byzonder koel klonk. Basil Vassiliévitsch," zeldo graaf Adam, „biyf niet lang te Veseloff. Het is veel te dioht by den Weichsel." We denken er te blyven" begon de jonge maD, die vond, dat hy al een eeuwig heid had staan wachten. We blyven er maar een paar dagen," viel Halka hem gauw in de rede, maar hy hield haar gezicht nog altyd van hem afgewend. Ja, maar een paar dagen," herhaalde hy. Toen werd juist het rytuig aangekondigd en hy bood haar zyn arm aan De oude graaf wilde hen nog eerst laten soupeeren, maar zy waren geen van beiden in een stemming om te eten. Zy gingen naar de gang, waar de bedienden vergaderd waren, om het jonge paar to zien vertrekken. Het kamermeisje van Halka stond met hoed en mantel aan in de portiek. Allen, die daar waren, wisten, dat dit overhaaste huweiyk zonder buiten gewoon vertoon had plaats gehad, omdat do oude graaf ongerust en de oorlog op handen was. Pahlen leidde Halka naar het rytuig en bleef besluiteloos by het portier staan. Hy hoorde haar toen op zeer koelen toon zeer duideiyk in bet Franscb zeggen: „Vergezel me te paard. Basil Vassihévitch; dit rytuig is te klein voor ons beiden 1" Het ontzagiyk groote, oude rytuig zou een geheele familie hebbeD kunnen bevatten, maar Pahlen voelde zich zeer verlicht en ging naar zyn paard. De graaf wenkto hem, toen hij op het punt was om op te stygen. Neem je in acht voor de Franschen," fluisterde de oude man, terwyl hy aan Pahlens mouw trok. De officier trok zyn arm terug, maar de graaf hield hem nog een oogenblik staande, om die woorden te herhalen. Toen Pahlen zich van hem afgemaakt had en te paard gesprongen was, bleef de oude man nog stil staan, terwyl by zyn raadsel achtige waarschuwing nog steeds in zichzelf mompelde. Toen vertrok het vreerad gehuwde paar. De graaf keek het nog eenigen tyd van uit de portiek na. Zyn zwarte, gebogen gestalte stak scherp af tegen het licht, dat naar buiten straalde. Pahlen reed voort. De niets zeggende, vrien- deiyke wenschen van zyn kennissen passeerden de revue en hy verwenschte zichzelf en de plechtigheid van den nacht. Nu waren de ergste zaken achter den rug; Halka wist nu alles en was vriendoiyk genoeg om voor de wereld zyn vrouw te willen zyn. De sterren schitterden aan den hemel en de jagers zouden zich over den prachtigen mane8chii' hebben verheugd. By het licht van de s.<rioi de maan en de lantaarns aan het rytuig kon men den gevaariyken weg voor zich uit zien; er waren echter zooveel oneffenheden te vermyden, dat het laat in den nacht was, voordat zy het einde van hun tocht hadden bereikt. Nadat zy door een woud waren gereden, waar de takken, die door het lamplicht een blauwzwarte kleur kregen, tot aan bet pad reikten, hield het rytuig voor een groot houten huis stil. In de benedenverdieping was nog licht op. Iemand raakte de knie van Pahlen aan, terwyl hy nog rustig te paard zat, en keek tevens onderzoekend naar het gebouw Pahlen keek naar beneden en zag het kamermeisje van Halka. - moet binnenkomen, Excellentie," zeide zy en ging toen weg. Hy begreep niet waarom; hy meende echter, dat het goed waa om het decorum tegenover de dienstboden te bewaren, en steeg van het paard af. Toen zyn voet den grond aanraakte, kwam er een man te voorscbyn, die zyn paard meenam. Hy zag, dat Halka uit de koets stapte en dat zy, gevolgd door haar kamenier, het huis binnengiDg. Het gras, dat met afgevallen bladeren bestrooid was, werd helder verlicht. Hü liep er over heen, terwyl hy bemerkte, dat 't licht hem ineens geheel en al bescheen; hij ging toen de gang in. Hier zag hy nog eventjes de schort vaD het meisje, dat door een ver verwyderde deur verdween. Er wa. niemand in de gang te ontdekken; hy ging zitten, streek over zyn snor en wachtte op do verdere bevelen van zyn zoogenaamde vrouw. In de stilte boorde hö het rytuig wog- ryden. Dit verbaasde hem een weinig. Waarom zouden de paarden nog zoo laat teruggezonden worden en dat, terwyl de weger* zoo ver schrikkeiyk slecht waren? Eindeiyk stond hy op, daar er niemand kwam opdagen. Hy war juist op 't punt om weg te gaan, toeD e' een deur geopend werd en de kamenier naa* hem toekwam. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 9