N4. 11341 Zaterdag 18 Februari. A». 1897 §ouraat wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. F E E. LEIDSCH DAG-BLAD. ÏRIJ3 DBZBB, COURAHT: Voor Leiden per 8 maanden. i.iO. franco per post1.40. iftonderlyke Nommora 0.05. FBIJS DEB ADVEBTEHTIËH'r Van 1—0 regels f 1.05. Iedere regol meer f 0,17 j. Grootera letterB naar plaatsruimte. Voor het incaseeeren buiten de stad wordt ƒ0.05 berekend. beiden, 12 Februari. Voor een talrijk gehoor trad gisteravond in de vijfde winterlezing in de kleine zaal van het Nutsgebouw op d6. A. J. A. Ver meer, van 'sjfiravenhage, met het rijke stof aanbieden! onderwerp: „Do Zondag". De geachte spieker begon met voorop te stellen, dat het onmogelijk voor hem was alle gedachten weer te geven, welke oprijzen bij dat woord „Zondag", alle indrukken te ver tolken, door dat woord teweeggebracht. Hy moest zich daarom by de practische beschou wing van het begrip Zondag bepalen tot enkele grepen uit de massa. Morgen ia het Zondag, zoo zegt het eene kind; dan is er geen school, dan is vader thuis - Zondag, gezellige dag. Morgen is het Zondag, aldus een andere kleine; dan gaat vader vroeg uit en als by thuiskomt, doet hy zoo raar, is by zoo vreemd Zondag, dag van angst, van ruwheid, van vreeseiyken angst Morgen is het Zondag, alzoo de jonge menschen, die elkaar liefhebben en dien dag ongestoord genieten kunnen van de natuur of van het kerkeiyk en huiseiyk leven Zondag, heerlijke dag. Helaas echter is die dag, die Zondag, ook een dag van groot ongepast genot voor velen, die alsuan hun geld verteren in herbergen, wier deuren dan wijd zyn geopend en wa^r do dag genotvol kan worden doorgebracht, de dag genoten kan worden naar hartelust, hun tot een biy ion dag wordt, maar tevens tot de aanleiding van tal van naweeën. Voor don man van zaken kan die Zondag zyn een dag van genieten op allerlei gebied; dan is by weer mensch Zondag voor hem een gezegende dag. Zondag, zeer byzondere dag voor dien anderen man van zaken voor hem etn dag van nieuwen arbeid, een dag, die ver moeit iQ stede van te verkwikken. Zondag, dag van veel drukte voor kellners en spoor wegbeambten, die werken moeten t<Dge ev van hen, wien het onverschillig is of die mede- menschen aldan niet rusten kunnen, als zy- zelven maar kunnen uitgaan. Zondag, werkens- dag als alle andere dagen, voor hen, die in dienst zyn van fabrieken of maatschappyen, omderwille van haar winsten en dividenden. Ook uit een wetenschappelyk oogpunt be schouwd, van een godsdienstig standpunt, loopen de meeningen omtrent den Zondag zeer uiteen, eerstens al omtrent den dag der viering van den Zondag, waaromtrent verschil van opvatting bestaat (door spr. meer in byzonderheden behandeld) tusschen de Israë lieten, de Sabbatisten, de Methodisten en man nen als Calvyn, Luther, dr. A. Kuyper en den socialist Proudhon. Over dit onderwerp valt zeer veel te zeggen, getuigen dr. A. Kuyper en Vitringa, welke laatste tal van bladzyden aan dit onderwerp heeft gewyd. De quaestie van den Sabbat nu beschouwde spreker dezen avond, stellnde haar in het licht, ontstoken aan de historie en aan Gods Woord. Daartoe stelde hy ter beantwoording de vra gen Met welk doel is de Sabbat gegeven en hoe wordt hij gehouden? Spr. weeserdaarby op te uitvoerig om het hier in alle bijzonder heden weer te geven - hoe volgens sommiger meening onder de Joden vóór de wetgeving op den Sinai van Sabbatsviering geen sprake was, hoe dr. Kuyper echter van een tegen overgesteld gevoelen is, en in verband met dit vraagstuk op de beteekenis van den zevenden dag en het zevende jaar, het Sab batsjaar en het Jubeljaar. Ook werd door spr. stilgestaan by de verplaatsing van den Sabbat van Zaterdag op Zondag, hoe dit volgens sommigen en onder hen ook dr. Kuyper berust op een Goddelyke ordinantie, welke meening spreker, lettende vooral op het feit, dat het Christendom zich onder de Heidenen heeft uitgebreid, betuigde niet te deelen, maar de verandering veeleer meende te moeten toeschrijven aan een natuuriyken gang van zaken. Voorts vond spr. gelegenheid om er op te wyzen hoe de Israëlieten hun Sabbat hielden en hoe de orthodoxe Israëliet dat ook nog heden ten dage doetwat al wettelyke voor schriften hy op te volgen heeft en hoe hy die opvolgt, allerlei faciliteiten aangrypende, om zich het leven op den Sabbat zoo draagiyk mogelyk te maken; om daarna te wyzen op den strijd over de viering van den dag. Men beschouwe den Zondag als een rust dag, maar wake er tegen, dat hy een verve lende dag worde, voor ons en onze kinderen. Mod stelle zich dien dag boven zyn werk, m. a. w. men make er zich van los, men denke er ook niet aan; de landman wandele niet met gebogen hoofd tusschen zyn naar regen dorstend graan, de winkelier overwege niet, in de kamer achter zyn gesloten winkel, of hy dezen of gen n begunstiger verliezen of behouden zal; zoo de landmail dat wel doet, dat by dan liever aan 't werk tyge om de natuur te hulp te komen; zoo de wink-rlier alzoo handelt, dat hy dan zyn winkel opene en verkoopel Ook late men het niet na, om, zoo men daartoe lust gevoelt, zich in de scboone natuur te verlustigen. Maar by dat alles denke men niet enkel aan zyn eigen rusten van den arbeid; men denke ook en vooral aan de rust van anderen en bevorderde dien; de ons onderge schikte is daarin met ons voor God gelykallen staande boven den arbeid op den daartoe aan gewezen, rbythmi8ch weerkeerenden rustdag, welke tevens, behalve een dag der ruste, voor ons allen zy een vroolyke dag, een feestdag, een dag ook van opwekking en verfrissching, van opwekkiüg en verfrissching niet het minst op geestelyk gebied. Daartoe is ons die dag gegeven. De bevattelyke rede van ds. Vermeer, w.t r- van het bovenstaande niet dan een gebrekkig beeld geeft, werd met onverdeelde aandacht gevolgd. Ons is ter ooren gekomen, dat het gerucht loopt als zou de „Oedipus" a. s. Maandag alhier niet worden opgevoerd als in andere steden. Wy hebben daarnaar onderzocht en ons is verzekerd, dat het stuk zal gegeven worden evenals thans in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam, zonder zingende koren, maar met vol orkest onder leiding van Gottfried Mann. Over deze opvoeringen zyn al de groote bladen vol lof; ze zyn een succes voor Louis Bouwmeester en zuster. Dat men wel eens brieven ontvangt, die na leziDg tegenvallen, omdat de inhoud, met andere woorden, een geheel andere uitkomst aangeeft dan men verwachtte, zal meDigeen wel eens ondervonden hebben. Nu, eeu dergeiyk epistel kregen wy heden morgen ook en wel van de Nederlandsche Bell-Telepboon-Maatschappy, van den volgen den inhoud: „Wy ontvangen van den heer directeur generaal der posteryen en telegraphie bericht, dat de opbrengst van de aansluiting van Leiden aan het intercommunaal telephoonnet gedurende het tydvak 1 Juli 1896 1 Januari 1897 heeft bedragen 191 en dat in verband met de garantie van jaarlyksche opbrengst dier verbinding ad 600, zynde ƒ300 per halfjaar, alsnog een bedrag ad ƒ109 door ons moet worden by betaald. „In verband met uwe deelneming in ge noemd waarborgkapitaal, tot een bedrag van ƒ100, hebben wy de eer u te berichten, dat uw aandeel in het tekort aldus bedraagt 36.33 pet. of 18.16'/2, over welk bedrag wy de vryheid zullen nemen per den 15den te beschikken." Op zichzelf is daarin nu niets byzonders; wie garandeert moet ten slotte betalen, maar, niets hoorende hoe het met de opbrengst der intercommunale lyn stond, vroegen wy dit by het in-dienst-stellen van het nieuwe centraal bureel der telephoon, alhier, aan een der heeren Ribbink, "Van Bork en Co. Het antwoord was alleszins geruststellendhet aantal gesprekken was zóó groot, dat van het gegarandeerde bedrag n i o t s zou worden opgeëischt en hy verzocht ons niet te telephoneeren als dit gedaan werd met het doel alléén om het gegarandeerd bedrag te bereiken, want dit was niet noodigl Thans blykt, dat niet alleen wy er voor een gedeelte der garantie invliegen, maar allen, die hunne handteekening hebben ge plaatst, hetgeen grootenaeels had kunnen voor komen worden, wanneer ons opgaaf was verstrekt hoe het met de zaken stond. Dit had kunnen geschieden door de firma Ribbink, Van Bork Co. óf door het bestuur, dat destyds het initiatief nam. Let wel, wy komen niet op tegen de be taling van het gegaranaeerd bedrag, maar wilden wyzen op de kleine moeite, die had kunnen genomen worden om do inschryvers zooveel mogelyk daarvoor te vrywaren. In vele gevallen had kunnen worden getelepbo- neerd in plaats van getelegrafeerd. De 1ste luit. "W. Laatsman, van het 2de reg. veld-art. te Leiden, is benoemd tot adju dant by de 2de afdeeling van dat corps alhier, ter vervanging van den lsten luit. W. C. baron Röell, die onder eervolle ontheffing uit die functie met 1 Maart, zooals reeds gemeld is, gedetacheerd wordt by het 8de reg. vest.-art. te Gorkum. Door bemiddeling van de Christelyke Jongelingsvereenigmg „Abilene" zal te Lei derdorp op Vrydag 19 Febr. a. s. in htt kerk gebouw der Nederl. Hervormden optreden de weleerw. zeergel. heer J. Van der Veen, predikant te Rotterdam, die spreken zal over „Ons Vaderland in 't laatst der vorige eeuw". Voor niet-leden der plaatselyke gemeente zullen tegtn entróe zitplaatsen te verkrygen zyn. Donderdag 4 Maart a. s. zal eene ver gadering worden gehouden van de afdeeling Voorschoten der Hollandsche Maatschappy van Landbouw. Alsdan zal als spreker optreden de heer Bos, zuivelconsulent, met eene voor dracht, aan de zuivelbereiding ontleend, toege licht door proefnemingen. Na afloop zal eene verloting worden gehouden, waartoe een 30 tal pryzen zyn aangekocht. De hoofdprys is ge schonken door den voorzitter, den heer J. M. Van Kempen, en bestaat uit een zilveren koe (melkkan). Tot de vergadering heeft ieder lid met éóne vrouw toegang. Maandag 15 Februari, 's avonds te zes uren, zal te Ter-Aa in het Hervormde kerk gebouw eene vergadering tot opwekking van de behoefte van Christeiyk Onderwy's gehouden worden, waarin besproken zullen worden de volgende onderwerpen: 1. Het Cbristelyk Onderwys is een eisch Gods. Inleider: Do heer P. Boer, hoofd der Chr. School to Woubrugge. 2. „Wet en Evangelie in de Christelyke School." Inleider: De heer H. Houtman, hoofd der Chr. School te Aarlanderveen (dorp). In eene vergadering van R.-K. kiezers te Steenbergen trad als spreker op pater H. E mann, van Katwyk aan den Ryn. Staande de vergadering werd eene kiesvereeniging opgericht. Het ledental bedraagt ruim 150. De ,N. R. Ct." schryft het volgende: Nu Edvard Grieg In ons land is, verschynt de derde afleveriog van het tydschrift „Mannen en vrouwen van beteekenis in onze dagen" juist van pasdaarin wordt nameiyk de Noorsche componist behandeld. De heer P. A. Van Westrheene heeft dit gedaan in een schets, die men met genoegen leest, al wordt er nogal wat bekends in aangetroffen. Een paar belangryke bladzyden gaf de schryver over de melodische, rhythmische en metrische eigenaardigheden, die by Grieg telkens worden teruggevonden en de voornaamste bestand- deelen zyn van het Noorsche element in zyn muziek. In het vorige jaar, zoo deelde Grieg aan den heer Van Westrheene mede, heeft hy weer een aantal nog niet gedrukte volks melodieën opgeteekend en bewerkt, waarvan de uitgave te wachten is. In den winter is Grieg meestal op reis; vóór hy te Amsterdam kwam, was hy in Weenen, naar men zich herinnert, waar ook te zynor eer eenige Grieg-avonden zyn ge geven. Maar des zomers is by te midden van de trotsche bergnatuur van zyn vaderland, en dikwyis woont hy dan in een gewone 8ennhüte sëter. Eenige jaren geleden liet hy zich in de nabyheid van Bergen een landhuis bouwen „van Noorweegsch hout", zooals hy aan zyn vriend Julius Röntgen zeide, die van het bekooriyk verbiyf deze beschryving gaf: „Troldhaug, Heuvel der berggeesten, zoo heet Grieg's landgoed, ligt op een vooruitspringende rots boven den Fjord, en van den toren geniet men een verrukkeiyk vergezicht over Berge» en de zee. Overal vertoont zich hier de echte Noorweegsche Fjeldnatuur, verzacht door weelderig groen en uitmuntend bebouwi l-»nd. By het huis behoort een stuk bosch, en daarin ligt, in een verborgen hoekje door de Engelschen nog niet ontdekt 1 een kleine hut met een schryftafel en een klavier.... een ideaal plekje om te componeeren I". In Engeland is Grieg's populariteit groot Doch ook in ons land heeft hy vele vrienden en in menige huiskamer geeft zyn reine kunst intieme genieting. In het „Vad." wordt door een inzender het vele goede In herinnering gebracht, door dr. Bredius, directeur van het Maoritshuis te 's-Gravenhage, tot stand gebracht. De schryver, die vermoedt, dat het gebeurde in de kunst wereld, niet alleen in ons land, maar ook in den vreemde, groote sensatie zal verwekken, spreekt de hoop uit, dat het H. M. de Regentes, die steeds toont een warm hart voor onze kunst te bezitten, moge behagen het door dr. Bredius aangevraagde ontslag niet in te willigen. Het „Yad." voegt daarby den wensch, dat er een weg gevonden moge worden om te verhoeden, „dat een groot landsbelang opge offerd wordt ten gevolge van 't despotisch optreden en bet ergeriyk favoritisme van een bewindsman, die beter dan iomand weet, wat wy in dr. Bredius zouden verliezen." Naar men verneemt, is het antwoord van den minister van waterstaat aan de raads commissie voor een zeehaven te Scheveningen op haar laatste missive, waarin gevraagd werd een havendiepte te bepalen, die geen fort zou noodig maken, ongunstig; de defensie zon voor een zoogenaamde bommen haven even goed een fort eischen. Het tweede casino-bal te 's-Gravenhage zal plaats hebben 24 Februari a. s., in het hotel „Den Ouden Doelen". Uit de meest vertrouwbare bron verneemt „De Tyd", dat de plannen tot oprichting van een Nederlandschen Roomsch-Katholleken Stu- dentenbond voor de vier Universiteiten en do Polytechnische School een nog zoozeer voor- loopig karakter dragen en nog zoo weinig concrete vormen hebben aangenomen, dat een openbare bespreking dezer zaak voorals nog niet wenschelyk scbynt en wellicht de bereiking van het gewenschte doel zou kunnen belemmeren. Door de arrondissement* rechtbank te Zutfen is, ter vervulling van eene vacature van rechter in dat college, opgemaakt de navolgende alphabetiache lyst van aanbeveling: mr. J. "W. Mulder, substituut-griffier by de arrondissements-rechtbank te Amsterdam; mr. J. L. A. Stolk, rechter-plaatsvervauger in eerstgemelde rechtbank, advocaat en procu reur te Zutfen, mr. T. S. Tromp, recht r in de arrondissements-rechtbaDk te Heerenveen. Op verzoek van den minister van binnen- landsche zaken zyn de besturen, voor zoover deze onder het departement van oorlog ressor teeren, aangeschreven, dat zy het bestuur of den burgemeester der gemeente, waarin militaire gebouwen enz., gelegen zyn, desver- 22» „Yan avond in ieder geval," herhaalde de kranke, als tot zichzelve sprekend; daarna ging zy voort: „Roep dan de bedienden om mij naar binnen te dragen; ik word koud." De dame, die haar gezelschap gehouden had, witrp oen medelydenden blik op de arme, die, in tallooze dekens gehuld en in het warme zonlicht gekoesterd, niettemin onder den yskouden adem van den naderen den engel des doods haar bloed voelde ver- sfcyven; toen ging zy de bedienden roepen. Eenige uren later, toen de gravin in haar met alle bedenkbare weelde ingerichte slaap kamer lag, hield een rytuig vóór de villa stil. „Zy is hetl zy is het zekerriep de zieke, zich in haar kussens oprichtend en met een uitdrukking van koortsachtige spanning naar de deur ziende; maar nog voor deze open ging, werd zy door een hevigen aanval van hoest gedwongen haar vroegere houding weer aan te nemen, en terwyi zy naar adem hygde, was de zoo vurig verwachte binnengetreden en stond naast haar. „Komt ge dan eindeiyk, Madeion klaagde de zieke, zich thans van de Fransche taal bedienend; „o, hoe lang, hoe lang hebt ge me laten wachten I" De aangesprokene zy kon ongeveer vyf en dertig jaar oud zyn was eon flink ge bouwde, statige vrouw, klaarblykeiyk tot den gegoeden boerenstand behoorend. Men zou haar bepaald mooi hebben kunnen noemen, zoo haar blik minder schuw en verstrooid en haar houding niet zoo angstvallig en schuchter waren geweeat, hetgeen met haar krachtig voorkomen weinig strookte en ieder, die haar voor de eerste maal zag, hetzy terecht of ten onrechte, tegen haar moest innemen Ook nu sloeg Madeion een angstigen blik in 't rond, en niet voordat zy zich met de zieke alleen zag, antwoordde zy in den tongval, die haar volksaard als dien van Fransch Zwitserland stempelde: „Mevrouw de gravin weet immers, dat het voor my geen kleinig heid is herwaarts te komen; de lange reis en thuis alles verlaten „Och, je hebt immers niemand in huis, die van je afhangt 1" viel de gravin haar ongeduldig in de rede. „Mevrouw heeft gelyk, ik heb niemand," antwoordde de Zwitsersche, en er lag een oneindige zwaarmoedigheid in den toon, waarop zy die woorden uitsprak, „niemand, niemand", herhaalde zy, „de oude Madeion is geheel alleen 1" „Je spreekt van oud zyn en vergeet, dat je niet veel ouder zyt dan ik," hernam de zieke, „en ik ben nog in myn beste jaren; daarom gelooven de geneesheeren ook allemaal, dat ik er weer bovenop zal komen." „Kommer en verdriet maken oud; de met weenen doorgebrachte jaren tellen dubbel," zei de vrouw. „Och wat, kommer en verdriet l Ik geloof, dat ik zulks meer gehad heb dan jy. Doch daarom heb ik je niet al die mylen ver hierheen laten komen, om daarover met my te redetwisten," viel de zieke zich in de rede, en voegde er toen op een anderen toon by, terwyi zy haar groote oogen in spanning op de aangekomene richtte: „Je hebt nog steeds geen spoor ontdekt?" De vrouw schudde ontkennend het hoofd. „Gelyk ik mevrouw de gravin schreef: geen spoor; hoe zou men ook, na meer dan negen tien jaren? Ik liet een advertentie in de nieuws bladen zetten en deed in de hotels onderzoek; in Ciarens herinnerde do logementhouder zich het geval nog wel, maar hoe de heer heette en waarheen hy gegaan is, daarvan wist hy niets meer." Do zieke wierp zich in de kussens achter over. „Myn kind, m(jQ dochtertjel" snikte zy. Krampachtig kneep de vrouw de handen in elkaar, scherpe lynen stonden om haar mond en oogen. „En myn zoon, gravin?" vroeg zy, „wie geeft my myn zoon weder?" „Dat is wat anders, dat is heel iets anders I" sprak de gravin haastig; „ik werd door wreede noodzakeiykheid gedwongen, doch jy hebt vrywillig gedaan, wat je deedt, jy hebt je kind. „Yerkocht", voltooide de Zwitsersche toon loos. „Ik weet het, gravin, ik weet het, en daarom mag niemand met de arme Madeion medeiyden hebben, niemand, niemand! Zal God wel medelyden hebben? Zal Hymemyn kind teruggeven, eenmaal op den dag, dat alle dooden opstaan?" Bevend van ontroering verborg.de vrouw haar gelaat in de handen, doch een nieuwe hevige aanval van hoest maakte haar op de zieke opmerkzaam, en terwyi zy deze zacht en behendig de kussens recht legde en met ge schiktheid en zekerheid te werk ging, zou men op het onbetraande aangezicht en in de kalme houding niets van de zooeven gebleken opgewondenheid hebben kunnen bespeuren. „Ik wist wel, dat je myn zenuwen zoudt verstoren door je zonderlinge wyze van spreken, Madeion", zei de zieke half ver- wytend, nadat zy eenigszins was by gekomen; „nu moet ik trachten te slapen, doe jy even eens, je zult wel vermoeid zyn van de reis, en daardoor ben je zoo overspannen. Morgen zal ik je dan over een plan spreken, dat ik gemaakt heb en dat jy me moet helpen uitvoeren." Het plan, waarop de gravin zinspeelde en dat zy den volgenden dag tot verbazing harer omgeving te kennen gaf, was geen ander dan, onder begeleiding van Madeion, voor de herfst- en wintermaanden naar het vaderland van deze, Zwitserland, te reizen. De bedenkingen, die men haar voorhield ten opzichte van de mooiiykbeden der reis in haar tegenwoordigen toestand, bleken vruchteloos te zyn. Zy was overtuigd, in Zwitserland eD in Zwitserland alleen, dat zy van vroeger nog zeer liefhad, genezing te vinden, en zy wist ten slotte, met de eigen zinnigheid, die van haar jeugd af een hoofd eigenschap in haar karakter geweest was, haar geneesheeren zelfs over te halen hun toestemming te geven. En met de onberekenbaarheid van zulke zieken doorstond de gravin de vermoeienissen der wel is waar by kleine gedeelten onder nomen reis tegen alle verwachting goed, en toen zy de woning, die men voor haar b>' Ciarens in gereedheid had gebracht, betrok, gevoelde zy zich beter dan sedert maanden Buiten haar Engelsche bedienden had zy niemand dan Madeion tot geleide, en geea omgeving was haar zoo hef als die dezer eigenaardige vrouw. Slechts zy wist het der grillige zieke naar den zin te makenslechts zy, spaarzaam en, wanneer zy eenmaal sprak ruw in woorden, wist met haar rond te komen. Het najaar was ongemeen zacht en fraai, en de gravin bracht den halven tyd buiten door, waar zy, zorgvuldig op een draagbaar uitgestrekt, het heeriyke vergezicht kon gemeten. „Precies als toen, vóór byna twintig jaar, niet waar, Madeion? En als ik weer gezond ben en ik voel het, dat ik iD deze lucht streek reeds veel beter ben geworden, dan wil ik ieder pad weer opzoeken, dat wy samen gegaan zyn, George en ik, en misschien vinden wy dan ook een spoor van /taor, niet wa*r, Madeion?" Zy keerde de rusteloozo, vragende oogen naar baar gezellin, zooals zy zich dat had aangewend; de verpleegster bezit by zieken meestal een moederlyk gezag, en Madeion, die gewooniyk naast haar zat te breien, boog zwygend het hoofd. Wordt vervolgd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 1