N4. 11341
Zaterdag 18 Februari.
A». 1897
§ouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
F E E.
LEIDSCH
DAG-BLAD.
ÏRIJ3 DBZBB, COURAHT:
Voor Leiden per 8 maanden. i.iO.
franco per post1.40.
iftonderlyke Nommora 0.05.
FBIJS DEB ADVEBTEHTIËH'r
Van 1—0 regels f 1.05. Iedere regol meer f 0,17 j. Grootera
letterB naar plaatsruimte. Voor het incaseeeren buiten de stad
wordt ƒ0.05 berekend.
beiden, 12 Februari.
Voor een talrijk gehoor trad gisteravond
in de vijfde winterlezing in de kleine zaal
van het Nutsgebouw op d6. A. J. A. Ver
meer, van 'sjfiravenhage, met het rijke stof
aanbieden! onderwerp: „Do Zondag".
De geachte spieker begon met voorop te
stellen, dat het onmogelijk voor hem was alle
gedachten weer te geven, welke oprijzen bij
dat woord „Zondag", alle indrukken te ver
tolken, door dat woord teweeggebracht. Hy
moest zich daarom by de practische beschou
wing van het begrip Zondag bepalen tot enkele
grepen uit de massa.
Morgen ia het Zondag, zoo zegt het eene
kind; dan is er geen school, dan is vader
thuis - Zondag, gezellige dag. Morgen is het
Zondag, aldus een andere kleine; dan gaat
vader vroeg uit en als by thuiskomt, doet
hy zoo raar, is by zoo vreemd Zondag, dag
van angst, van ruwheid, van vreeseiyken
angst Morgen is het Zondag, alzoo de jonge
menschen, die elkaar liefhebben en dien dag
ongestoord genieten kunnen van de natuur
of van het kerkeiyk en huiseiyk leven
Zondag, heerlijke dag.
Helaas echter is die dag, die Zondag, ook
een dag van groot ongepast genot voor velen,
die alsuan hun geld verteren in herbergen,
wier deuren dan wijd zyn geopend en wa^r
do dag genotvol kan worden doorgebracht,
de dag genoten kan worden naar hartelust,
hun tot een biy ion dag wordt, maar tevens
tot de aanleiding van tal van naweeën. Voor
don man van zaken kan die Zondag zyn een
dag van genieten op allerlei gebied; dan is
by weer mensch Zondag voor hem een
gezegende dag.
Zondag, zeer byzondere dag voor dien
anderen man van zaken voor hem etn
dag van nieuwen arbeid, een dag, die ver
moeit iQ stede van te verkwikken. Zondag,
dag van veel drukte voor kellners en spoor
wegbeambten, die werken moeten t<Dge ev
van hen, wien het onverschillig is of die mede-
menschen aldan niet rusten kunnen, als zy-
zelven maar kunnen uitgaan. Zondag, werkens-
dag als alle andere dagen, voor hen, die in
dienst zyn van fabrieken of maatschappyen,
omderwille van haar winsten en dividenden.
Ook uit een wetenschappelyk oogpunt be
schouwd, van een godsdienstig standpunt,
loopen de meeningen omtrent den Zondag
zeer uiteen, eerstens al omtrent den dag der
viering van den Zondag, waaromtrent verschil
van opvatting bestaat (door spr. meer in
byzonderheden behandeld) tusschen de Israë
lieten, de Sabbatisten, de Methodisten en man
nen als Calvyn, Luther, dr. A. Kuyper en den
socialist Proudhon. Over dit onderwerp valt
zeer veel te zeggen, getuigen dr. A. Kuyper
en Vitringa, welke laatste tal van bladzyden
aan dit onderwerp heeft gewyd.
De quaestie van den Sabbat nu beschouwde
spreker dezen avond, stellnde haar in het licht,
ontstoken aan de historie en aan Gods Woord.
Daartoe stelde hy ter beantwoording de vra
gen Met welk doel is de Sabbat gegeven en
hoe wordt hij gehouden? Spr. weeserdaarby
op te uitvoerig om het hier in alle bijzonder
heden weer te geven - hoe volgens sommiger
meening onder de Joden vóór de wetgeving
op den Sinai van Sabbatsviering geen sprake
was, hoe dr. Kuyper echter van een tegen
overgesteld gevoelen is, en in verband met
dit vraagstuk op de beteekenis van den
zevenden dag en het zevende jaar, het Sab
batsjaar en het Jubeljaar. Ook werd door spr.
stilgestaan by de verplaatsing van den Sabbat
van Zaterdag op Zondag, hoe dit volgens
sommigen en onder hen ook dr. Kuyper
berust op een Goddelyke ordinantie, welke
meening spreker, lettende vooral op het feit,
dat het Christendom zich onder de Heidenen
heeft uitgebreid, betuigde niet te deelen, maar
de verandering veeleer meende te moeten
toeschrijven aan een natuuriyken gang van
zaken.
Voorts vond spr. gelegenheid om er op te
wyzen hoe de Israëlieten hun Sabbat hielden
en hoe de orthodoxe Israëliet dat ook nog
heden ten dage doetwat al wettelyke voor
schriften hy op te volgen heeft en hoe hy
die opvolgt, allerlei faciliteiten aangrypende,
om zich het leven op den Sabbat zoo draagiyk
mogelyk te maken; om daarna te wyzen op
den strijd over de viering van den dag.
Men beschouwe den Zondag als een rust
dag, maar wake er tegen, dat hy een verve
lende dag worde, voor ons en onze kinderen.
Mod stelle zich dien dag boven zyn werk,
m. a. w. men make er zich van los, men
denke er ook niet aan; de landman wandele
niet met gebogen hoofd tusschen zyn naar
regen dorstend graan, de winkelier overwege
niet, in de kamer achter zyn gesloten winkel,
of hy dezen of gen n begunstiger verliezen of
behouden zal; zoo de landmail dat wel doet,
dat by dan liever aan 't werk tyge om de
natuur te hulp te komen; zoo de wink-rlier
alzoo handelt, dat hy dan zyn winkel opene
en verkoopel Ook late men het niet na, om,
zoo men daartoe lust gevoelt, zich in de
scboone natuur te verlustigen.
Maar by dat alles denke men niet enkel
aan zyn eigen rusten van den arbeid;
men denke ook en vooral aan de rust van
anderen en bevorderde dien; de ons onderge
schikte is daarin met ons voor God gelykallen
staande boven den arbeid op den daartoe aan
gewezen, rbythmi8ch weerkeerenden rustdag,
welke tevens, behalve een dag der ruste, voor
ons allen zy een vroolyke dag, een feestdag,
een dag ook van opwekking en verfrissching,
van opwekkiüg en verfrissching niet het minst
op geestelyk gebied. Daartoe is ons die dag
gegeven.
De bevattelyke rede van ds. Vermeer, w.t r-
van het bovenstaande niet dan een gebrekkig
beeld geeft, werd met onverdeelde aandacht
gevolgd.
Ons is ter ooren gekomen, dat het gerucht
loopt als zou de „Oedipus" a. s. Maandag alhier
niet worden opgevoerd als in andere steden.
Wy hebben daarnaar onderzocht en ons is
verzekerd, dat het stuk zal gegeven worden
evenals thans in Amsterdam, Den Haag en
Rotterdam, zonder zingende koren, maar met
vol orkest onder leiding van Gottfried Mann.
Over deze opvoeringen zyn al de groote
bladen vol lof; ze zyn een succes voor Louis
Bouwmeester en zuster.
Dat men wel eens brieven ontvangt, die
na leziDg tegenvallen, omdat de inhoud, met
andere woorden, een geheel andere uitkomst
aangeeft dan men verwachtte, zal meDigeen
wel eens ondervonden hebben.
Nu, eeu dergeiyk epistel kregen wy heden
morgen ook en wel van de Nederlandsche
Bell-Telepboon-Maatschappy, van den volgen
den inhoud:
„Wy ontvangen van den heer directeur
generaal der posteryen en telegraphie bericht,
dat de opbrengst van de aansluiting van
Leiden aan het intercommunaal telephoonnet
gedurende het tydvak 1 Juli 1896 1 Januari
1897 heeft bedragen 191 en dat in verband
met de garantie van jaarlyksche opbrengst
dier verbinding ad 600, zynde ƒ300 per
halfjaar, alsnog een bedrag ad ƒ109 door ons
moet worden by betaald.
„In verband met uwe deelneming in ge
noemd waarborgkapitaal, tot een bedrag van
ƒ100, hebben wy de eer u te berichten, dat
uw aandeel in het tekort aldus bedraagt
36.33 pet. of 18.16'/2, over welk bedrag wy
de vryheid zullen nemen per den 15den te
beschikken."
Op zichzelf is daarin nu niets byzonders;
wie garandeert moet ten slotte betalen, maar,
niets hoorende hoe het met de opbrengst der
intercommunale lyn stond, vroegen wy dit by
het in-dienst-stellen van het nieuwe centraal
bureel der telephoon, alhier, aan een der heeren
Ribbink, "Van Bork en Co. Het antwoord was
alleszins geruststellendhet aantal gesprekken
was zóó groot, dat van het gegarandeerde
bedrag n i o t s zou worden opgeëischt en hy
verzocht ons niet te telephoneeren als dit
gedaan werd met het doel alléén om het
gegarandeerd bedrag te bereiken, want dit
was niet noodigl
Thans blykt, dat niet alleen wy er voor
een gedeelte der garantie invliegen, maar
allen, die hunne handteekening hebben ge
plaatst, hetgeen grootenaeels had kunnen voor
komen worden, wanneer ons opgaaf was
verstrekt hoe het met de zaken stond. Dit
had kunnen geschieden door de firma Ribbink,
Van Bork Co. óf door het bestuur, dat
destyds het initiatief nam.
Let wel, wy komen niet op tegen de be
taling van het gegaranaeerd bedrag, maar
wilden wyzen op de kleine moeite, die had
kunnen genomen worden om do inschryvers
zooveel mogelyk daarvoor te vrywaren. In
vele gevallen had kunnen worden getelepbo-
neerd in plaats van getelegrafeerd.
De 1ste luit. "W. Laatsman, van het 2de
reg. veld-art. te Leiden, is benoemd tot adju
dant by de 2de afdeeling van dat corps alhier,
ter vervanging van den lsten luit. W. C. baron
Röell, die onder eervolle ontheffing uit die
functie met 1 Maart, zooals reeds gemeld is,
gedetacheerd wordt by het 8de reg. vest.-art.
te Gorkum.
Door bemiddeling van de Christelyke
Jongelingsvereenigmg „Abilene" zal te Lei
derdorp op Vrydag 19 Febr. a. s. in htt kerk
gebouw der Nederl. Hervormden optreden de
weleerw. zeergel. heer J. Van der Veen,
predikant te Rotterdam, die spreken zal over
„Ons Vaderland in 't laatst der vorige eeuw".
Voor niet-leden der plaatselyke gemeente
zullen tegtn entróe zitplaatsen te verkrygen zyn.
Donderdag 4 Maart a. s. zal eene ver
gadering worden gehouden van de afdeeling
Voorschoten der Hollandsche Maatschappy van
Landbouw. Alsdan zal als spreker optreden
de heer Bos, zuivelconsulent, met eene voor
dracht, aan de zuivelbereiding ontleend, toege
licht door proefnemingen. Na afloop zal eene
verloting worden gehouden, waartoe een 30 tal
pryzen zyn aangekocht. De hoofdprys is ge
schonken door den voorzitter, den heer J.
M. Van Kempen, en bestaat uit een zilveren
koe (melkkan).
Tot de vergadering heeft ieder lid met éóne
vrouw toegang.
Maandag 15 Februari, 's avonds te zes
uren, zal te Ter-Aa in het Hervormde kerk
gebouw eene vergadering tot opwekking van
de behoefte van Christeiyk Onderwy's gehouden
worden, waarin besproken zullen worden de
volgende onderwerpen:
1. Het Cbristelyk Onderwys is een eisch
Gods. Inleider: Do heer P. Boer, hoofd der
Chr. School to Woubrugge.
2. „Wet en Evangelie in de Christelyke
School." Inleider: De heer H. Houtman, hoofd
der Chr. School te Aarlanderveen (dorp).
In eene vergadering van R.-K. kiezers
te Steenbergen trad als spreker op pater H.
E mann, van Katwyk aan den Ryn. Staande
de vergadering werd eene kiesvereeniging
opgericht. Het ledental bedraagt ruim 150.
De ,N. R. Ct." schryft het volgende:
Nu Edvard Grieg In ons land is, verschynt de
derde afleveriog van het tydschrift „Mannen
en vrouwen van beteekenis in onze dagen"
juist van pasdaarin wordt nameiyk de
Noorsche componist behandeld. De heer P. A.
Van Westrheene heeft dit gedaan in een
schets, die men met genoegen leest, al wordt
er nogal wat bekends in aangetroffen. Een
paar belangryke bladzyden gaf de schryver
over de melodische, rhythmische en metrische
eigenaardigheden, die by Grieg telkens worden
teruggevonden en de voornaamste bestand-
deelen zyn van het Noorsche element in zyn
muziek. In het vorige jaar, zoo deelde Grieg
aan den heer Van Westrheene mede, heeft
hy weer een aantal nog niet gedrukte volks
melodieën opgeteekend en bewerkt, waarvan
de uitgave te wachten is.
In den winter is Grieg meestal op reis;
vóór hy te Amsterdam kwam, was hy in
Weenen, naar men zich herinnert, waar ook
te zynor eer eenige Grieg-avonden zyn ge
geven. Maar des zomers is by te midden van
de trotsche bergnatuur van zyn vaderland,
en dikwyis woont hy dan in een gewone
8ennhüte sëter. Eenige jaren geleden liet hy
zich in de nabyheid van Bergen een landhuis
bouwen „van Noorweegsch hout", zooals hy
aan zyn vriend Julius Röntgen zeide, die van
het bekooriyk verbiyf deze beschryving gaf:
„Troldhaug, Heuvel der berggeesten, zoo heet
Grieg's landgoed, ligt op een vooruitspringende
rots boven den Fjord, en van den toren geniet
men een verrukkeiyk vergezicht over Berge»
en de zee. Overal vertoont zich hier de echte
Noorweegsche Fjeldnatuur, verzacht door
weelderig groen en uitmuntend bebouwi l-»nd.
By het huis behoort een stuk bosch, en daarin
ligt, in een verborgen hoekje door de
Engelschen nog niet ontdekt 1 een kleine
hut met een schryftafel en een klavier....
een ideaal plekje om te componeeren I".
In Engeland is Grieg's populariteit groot
Doch ook in ons land heeft hy vele vrienden
en in menige huiskamer geeft zyn reine kunst
intieme genieting.
In het „Vad." wordt door een inzender
het vele goede In herinnering gebracht, door
dr. Bredius, directeur van het Maoritshuis te
's-Gravenhage, tot stand gebracht. De schryver,
die vermoedt, dat het gebeurde in de kunst
wereld, niet alleen in ons land, maar ook in
den vreemde, groote sensatie zal verwekken,
spreekt de hoop uit, dat het H. M. de Regentes,
die steeds toont een warm hart voor onze
kunst te bezitten, moge behagen het door
dr. Bredius aangevraagde ontslag niet in te
willigen.
Het „Yad." voegt daarby den wensch, dat
er een weg gevonden moge worden om te
verhoeden, „dat een groot landsbelang opge
offerd wordt ten gevolge van 't despotisch
optreden en bet ergeriyk favoritisme van een
bewindsman, die beter dan iomand weet, wat
wy in dr. Bredius zouden verliezen."
Naar men verneemt, is het antwoord
van den minister van waterstaat aan de raads
commissie voor een zeehaven te Scheveningen
op haar laatste missive, waarin gevraagd werd
een havendiepte te bepalen, die geen fort
zou noodig maken, ongunstig; de defensie zon
voor een zoogenaamde bommen haven even
goed een fort eischen.
Het tweede casino-bal te 's-Gravenhage
zal plaats hebben 24 Februari a. s., in het
hotel „Den Ouden Doelen".
Uit de meest vertrouwbare bron verneemt
„De Tyd", dat de plannen tot oprichting van
een Nederlandschen Roomsch-Katholleken Stu-
dentenbond voor de vier Universiteiten en do
Polytechnische School een nog zoozeer voor-
loopig karakter dragen en nog zoo weinig
concrete vormen hebben aangenomen, dat
een openbare bespreking dezer zaak voorals
nog niet wenschelyk scbynt en wellicht de
bereiking van het gewenschte doel zou kunnen
belemmeren.
Door de arrondissement* rechtbank te
Zutfen is, ter vervulling van eene vacature
van rechter in dat college, opgemaakt de
navolgende alphabetiache lyst van aanbeveling:
mr. J. "W. Mulder, substituut-griffier by de
arrondissements-rechtbank te Amsterdam; mr.
J. L. A. Stolk, rechter-plaatsvervauger in
eerstgemelde rechtbank, advocaat en procu
reur te Zutfen, mr. T. S. Tromp, recht r in
de arrondissements-rechtbaDk te Heerenveen.
Op verzoek van den minister van binnen-
landsche zaken zyn de besturen, voor zoover
deze onder het departement van oorlog ressor
teeren, aangeschreven, dat zy het bestuur of
den burgemeester der gemeente, waarin
militaire gebouwen enz., gelegen zyn, desver-
22»
„Yan avond in ieder geval," herhaalde de
kranke, als tot zichzelve sprekend; daarna
ging zy voort: „Roep dan de bedienden om
mij naar binnen te dragen; ik word koud."
De dame, die haar gezelschap gehouden
had, witrp oen medelydenden blik op de
arme, die, in tallooze dekens gehuld en in
het warme zonlicht gekoesterd, niettemin
onder den yskouden adem van den naderen
den engel des doods haar bloed voelde ver-
sfcyven; toen ging zy de bedienden roepen.
Eenige uren later, toen de gravin in haar
met alle bedenkbare weelde ingerichte slaap
kamer lag, hield een rytuig vóór de villa stil.
„Zy is hetl zy is het zekerriep de zieke,
zich in haar kussens oprichtend en met een
uitdrukking van koortsachtige spanning naar
de deur ziende; maar nog voor deze open
ging, werd zy door een hevigen aanval van
hoest gedwongen haar vroegere houding weer
aan te nemen, en terwyi zy naar adem hygde,
was de zoo vurig verwachte binnengetreden
en stond naast haar.
„Komt ge dan eindeiyk, Madeion klaagde
de zieke, zich thans van de Fransche taal
bedienend; „o, hoe lang, hoe lang hebt ge
me laten wachten I"
De aangesprokene zy kon ongeveer vyf
en dertig jaar oud zyn was eon flink ge
bouwde, statige vrouw, klaarblykeiyk tot den
gegoeden boerenstand behoorend. Men zou
haar bepaald mooi hebben kunnen noemen,
zoo haar blik minder schuw en verstrooid en
haar houding niet zoo angstvallig en schuchter
waren geweeat, hetgeen met haar krachtig
voorkomen weinig strookte en ieder, die haar
voor de eerste maal zag, hetzy terecht of ten
onrechte, tegen haar moest innemen
Ook nu sloeg Madeion een angstigen blik
in 't rond, en niet voordat zy zich met de
zieke alleen zag, antwoordde zy in den tongval,
die haar volksaard als dien van Fransch
Zwitserland stempelde: „Mevrouw de gravin
weet immers, dat het voor my geen kleinig
heid is herwaarts te komen; de lange reis
en thuis alles verlaten
„Och, je hebt immers niemand in huis,
die van je afhangt 1" viel de gravin haar
ongeduldig in de rede.
„Mevrouw heeft gelyk, ik heb niemand,"
antwoordde de Zwitsersche, en er lag een
oneindige zwaarmoedigheid in den toon,
waarop zy die woorden uitsprak, „niemand,
niemand", herhaalde zy, „de oude Madeion
is geheel alleen 1"
„Je spreekt van oud zyn en vergeet, dat
je niet veel ouder zyt dan ik," hernam de
zieke, „en ik ben nog in myn beste jaren;
daarom gelooven de geneesheeren ook allemaal,
dat ik er weer bovenop zal komen."
„Kommer en verdriet maken oud; de met
weenen doorgebrachte jaren tellen dubbel,"
zei de vrouw.
„Och wat, kommer en verdriet l Ik geloof,
dat ik zulks meer gehad heb dan jy.
Doch daarom heb ik je niet al die mylen ver
hierheen laten komen, om daarover met my
te redetwisten," viel de zieke zich in de rede,
en voegde er toen op een anderen toon by,
terwyi zy haar groote oogen in spanning op
de aangekomene richtte: „Je hebt nog steeds
geen spoor ontdekt?"
De vrouw schudde ontkennend het hoofd.
„Gelyk ik mevrouw de gravin schreef: geen
spoor; hoe zou men ook, na meer dan negen
tien jaren? Ik liet een advertentie in de nieuws
bladen zetten en deed in de hotels onderzoek;
in Ciarens herinnerde do logementhouder zich
het geval nog wel, maar hoe de heer heette
en waarheen hy gegaan is, daarvan wist hy
niets meer."
Do zieke wierp zich in de kussens achter
over. „Myn kind, m(jQ dochtertjel" snikte zy.
Krampachtig kneep de vrouw de handen
in elkaar, scherpe lynen stonden om haar
mond en oogen. „En myn zoon, gravin?"
vroeg zy, „wie geeft my myn zoon weder?"
„Dat is wat anders, dat is heel iets anders I"
sprak de gravin haastig; „ik werd door wreede
noodzakeiykheid gedwongen, doch jy hebt
vrywillig gedaan, wat je deedt, jy hebt je
kind.
„Yerkocht", voltooide de Zwitsersche toon
loos. „Ik weet het, gravin, ik weet het, en
daarom mag niemand met de arme Madeion
medeiyden hebben, niemand, niemand! Zal
God wel medelyden hebben? Zal Hymemyn
kind teruggeven, eenmaal op den dag, dat
alle dooden opstaan?"
Bevend van ontroering verborg.de vrouw
haar gelaat in de handen, doch een nieuwe
hevige aanval van hoest maakte haar op de
zieke opmerkzaam, en terwyi zy deze zacht en
behendig de kussens recht legde en met ge
schiktheid en zekerheid te werk ging, zou
men op het onbetraande aangezicht en in de
kalme houding niets van de zooeven gebleken
opgewondenheid hebben kunnen bespeuren.
„Ik wist wel, dat je myn zenuwen zoudt
verstoren door je zonderlinge wyze van
spreken, Madeion", zei de zieke half ver-
wytend, nadat zy eenigszins was by gekomen;
„nu moet ik trachten te slapen, doe jy even
eens, je zult wel vermoeid zyn van de reis,
en daardoor ben je zoo overspannen. Morgen
zal ik je dan over een plan spreken, dat ik
gemaakt heb en dat jy me moet helpen
uitvoeren."
Het plan, waarop de gravin zinspeelde en
dat zy den volgenden dag tot verbazing harer
omgeving te kennen gaf, was geen ander dan,
onder begeleiding van Madeion, voor de herfst-
en wintermaanden naar het vaderland van
deze, Zwitserland, te reizen.
De bedenkingen, die men haar voorhield
ten opzichte van de mooiiykbeden der reis
in haar tegenwoordigen toestand, bleken
vruchteloos te zyn. Zy was overtuigd, in
Zwitserland eD in Zwitserland alleen, dat zy
van vroeger nog zeer liefhad, genezing te
vinden, en zy wist ten slotte, met de eigen
zinnigheid, die van haar jeugd af een hoofd
eigenschap in haar karakter geweest was,
haar geneesheeren zelfs over te halen hun
toestemming te geven.
En met de onberekenbaarheid van zulke
zieken doorstond de gravin de vermoeienissen
der wel is waar by kleine gedeelten onder
nomen reis tegen alle verwachting goed, en
toen zy de woning, die men voor haar b>'
Ciarens in gereedheid had gebracht, betrok,
gevoelde zy zich beter dan sedert maanden
Buiten haar Engelsche bedienden had zy
niemand dan Madeion tot geleide, en geea
omgeving was haar zoo hef als die dezer
eigenaardige vrouw. Slechts zy wist het der
grillige zieke naar den zin te makenslechts
zy, spaarzaam en, wanneer zy eenmaal sprak
ruw in woorden, wist met haar rond te komen.
Het najaar was ongemeen zacht en fraai,
en de gravin bracht den halven tyd buiten
door, waar zy, zorgvuldig op een draagbaar
uitgestrekt, het heeriyke vergezicht kon
gemeten.
„Precies als toen, vóór byna twintig jaar,
niet waar, Madeion? En als ik weer gezond
ben en ik voel het, dat ik iD deze lucht
streek reeds veel beter ben geworden, dan
wil ik ieder pad weer opzoeken, dat wy samen
gegaan zyn, George en ik, en misschien vinden
wy dan ook een spoor van /taor, niet wa*r,
Madeion?"
Zy keerde de rusteloozo, vragende oogen
naar baar gezellin, zooals zy zich dat had
aangewend; de verpleegster bezit by zieken
meestal een moederlyk gezag, en Madeion,
die gewooniyk naast haar zat te breien, boog
zwygend het hoofd.
Wordt vervolgd.