N°. 11330
Maandag 1 Februari.
A». 1897
geze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 30 Januari.
Feuilleton.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT 1
Voor Leiden per 3 maanden,f J.10,
Franco por post1.40.
•Aftonderljjke Nommers 0.06.
PRIJS DER AD VERTEN TiÜCf
Van 1—6 regels f 1.05. Iedore regel meer f 0.17J. Orootsri
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt 0.05 berstend.
Derde Blad.
Olllciëele Kennisgevingen.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
Leiden doen te weten, dat door den Raad dier ge
meente, in zijne vergadering van den 22sten Octo
ber 189G is vastgesteld de volgende verordening:
RAADSBESLUIT,
regelende de heffing van eene belasting onder
den naam van bruggeld, in de gemeente Leiden,
tot 31 December 1901.
Artikel 1 Voor het ton gerieve van de scheep
vaart openen der van gemeentewege gemaakte
bruggen wordt eene belasting geheven onder den
naam van Bruggeld, ten bedrage ais volgt:
bedrag
vau het
biuggeld.
Grootte van bet vaartuig waarvoor
2 o
o "U
het bruggeld wordt gelieven.
2 2.
a a,
s i
1 -s
Een vaartuig vaD 51 ton en daarb.
f 0.15
0.30
v. 50-41
0.12s
0.25
- 40-31
0.10
0.20
30-21
0.07s
0.15
20-11 ,f
0.05
0.10
10 da&ron.
0.02»
0.06
Geen bruggeld wordt geheven voor het oponen
van de bruggen, liggende in de richting van de
Schrijversbrug, Haven, Oude Vest en bet Galge-
wator, alzoo voor de Blauwpoortsbrug, Turfmarkts-
brug, Marebrug, Janvossonbrug, Pauwbrug, Groote
Havenbrug en Schrijversbrug.
Artikel 2. Voor stoomschepen wordt het
bruggeld berekend naar de geheele inhoudsgrootto
van het vaartuig verminderd mot de ruimte voor
de machinekamer, ketels en kolenruimen.
Artikel 3. Het bruggeld is verschuldigd voor
iedere maal dat een vaartuig, waarvoor de brug
geopend moet worden, deze dóórvaart.
Artikel 4. Voor vaartuigen, die op last van
den marktmeester van ligplaats veranderen, of
die blijkens eene schriftelijke verklaring van den
gemeente-architect in dienst der gemeente worden
gebruikt, is geen bruggeld verschuldigd.
Vaartuigen in dienst van aannemers van gemeen
tewerken worden niet geacht in dienst der ge
meente te worden gebruikt.
Artikel 5. De gewone tijd voor het openen
der bruggen is als volgt:
In de maanden November, December en Januari,
van 's morgens acht tot 's avonds vijf uren.
In de maand Februari, van 's morgens acht tot
's avonds zes uren.
In de maand Maart, van 's morgens zeven tot
Ts avonds zeven uren.
Inde maanden April, Mei, Juni, Joli en
Augustus, van 's morgens zes tot 's avonds
acht uren.
In de maand September, van 's morgens zes tot
's avonds zeven uren.
In de maand October, van 's morgens zeven
tot 's avonds zes uren.
Od Zondagen, de Paaschdagen, Hemelvaartsdag,
de Pinkster- en Kerstdagen is onder den gewonen
tijd van openen niet begrepen de tijd des morgens
tusscben aebt en twaalf nren, aes namiddags
tusschcn één en twee uren en des avonds tusscben
vier en zes uren.
Artikel 6. De grootte der vaartuigen wordt
bepaald door den meetbrief door den Rjjks-
scnoepsmeter afgegeven.
Vaartuigen van welke geene meetbrieven kunnen
worden vertoond, worden berekend naar de hoogste
klasse van bet tarief, behoudens teruggavo van
hetgeen blijkt te veel te zijn betaald, wanneer
binnen zes weken de meetbrief is vertoond.
Artikel 7. Dit besluit treedt in werking op
don dag waai op van de verleende Koninklijke
goedkeuring afkondiging is geschied.
Gedaan te Leidon, ter openbare Raads
vergadering van den 2zsten Oct. 1896.
De Burgemeester F. WAS.
De Secretaris E. KIST.
Zijnde de heffing van deze belasting goedge-
kenrd bij koninklijk besluit van den 31sten De
cember 1896 No. 58, waarbij tevens is aangehaald
de verordening regelende de invordering dier be
lasting, van don 4den October 1883 (Gemeente
blad No. 2 van 1884).
En is hiervan afkondiging geschied waar het
behoort, den 28sten Januari 1897.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
F. WAS, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
In verband met de wet van den 7den Sep
tember 1896 (St8bl. No. 154), tot regeling van
het kiesrecht en de benoeming van afgevaar
digden ter Eerste en Tweede Kamer der
Staten Generaal, worden de manlijke inwo
ners der gemeente, die den leeftijd van 25
jaren vóór of op den 15den Mei a. s. zullen
hebben bereikt, uitgenoodigd om:
lo. zoo z(j in eene andere gemeente over
bet volle laatsverloopen dienstjaar in eene
der Rijks directe belastingen zijn aangeslagen,
wat de grondbelasting betreft in eene andere
gemeente of in meer gemeenten te zamen
tot e n bedrag van ten minste één gulden,
daarvan door overlegging der voor voldaan
geteekende aanslagbiljetten of door den Rijks
ontvanger gewaarmerkte duplicaten vóór den
15den Februari a. s. te doen blijken;
2o. zoo zij in de grondbelasting wegens
onroerende goederen eener onverdeelde nalaten
schap zijn aangeslagen, doch hun naam niet
is vermeld bij dien aanslag in het kohier, mits
hun aandeel in dien aanslag ten minste één
guldon bedraagt, daarvan vóór den 15den
Februari a. 8. aangifte te doen onder overleg
ging van het aanslagbiljet of door den ont
vanger gewaarmerkt duplicaat daarvan, eene
opgaaf van het aandeel in den aanslag en
de noodige bescheiden ten bewijze van h9t
gemeenschappelijk bezit.
Zoo zij niet overeenkomstig het bepaalde
eub 1 of 2 zijn aangeslagen, doch voldoen
aan eene der andere by de wet'gest 1de voor
waarden, worden zy uitg9noodigd daarvan
aangifte te doen ter Secretarie dezer gemeente
ook vóór den 15den Februari a. 8.
Wel is waar heeft men alles, wat op het
kiesrecht betrekking heeft, reeds eenige malen
In ons blad kunnen lezen, eerst by de ver
melding van de beraadslagingen in de Kamers
en later in verslagen der vergaderingen, aan
dat onderwerp gewyd, maar het gaat met de
Kieswet als met bepalingen van het Burgerlyk
Wetboek en van andere wettelijke voorschrif
ten: men leest ze eerst aandachtig na als
men er zelf gebruik *an moet maken. Daar
nu zeer velen op dit oogenblik verplicht zyn
de voorschriften, die de wet stelt, na te leven,
willen zy by de eerstvolgende gelegenheid
om ook hun invloed te doeü, gelden niet zyn
uitgesloten, zyn een kleine uiteenzetting en een
nieuwe herinnering niet overbodig.
Laat ons beginnen met te zeggen wie geen
moeite behoeven te doen omdat zy in ieder ge
val uitgesloten zyn.
In de eerste plaats alle vrouwen: alleen
manne'yke Nederlanders kunnen volgens de
Grondwet voor het kiesrecht in aanmerking
komen.
In de tweede plaats allen, die beneden de
25 jaar zyn. De Grondwet stelt een leeftyd
van 23 jaar, maar de Kieswet heeft die op 25
gebracht. Er is een datum bygevoegd. Alleen
zy, die vóór of op 15 Mei a. s. den leeftyd van 25
jaar bereikt hebben, kunnen kiezer worden.
Die daar beneden vallen, behoeven dus geen
moeite te doen.
In de derde plaats weert de wet allen, wie
het kiesrecht ontzegd is by rechterlijk vonnis;
zy, die in de gevangenis of in hechtenis zyn,
en zy, die de beschikking of het beheer over
hun goederen hebben verloren.
In de vierde plaats zyn zy uitgesloten, die
onderstand hebben genoten van een instelling
van weldadigheid of van een gemeentebestuur.
Die uitsluiting geldt slechts voor het jaar, dat
voorafgaat aan de vaststelling der klezersiys
tenhier dus het jaar 1896. Onder onderstand
verstaat de wet elke ondersteuning in geld
of andere benoodigdheden, tot leniging van
nood aan behoeftigen verstrekt. Geneeskundige
hulp zonder geneesmiddelen wordt niet als
onderstand beschouwd. Uit bovenstaande blykt,
dat niet alleen de bedeelden zyn uitgesloten,
maar ook degenen, die byv. in godshuizen of
dergelyke stichtingen eenvoudig een tegemoet
koming genieten.
Dan is er nog een categorie, die niet kiezen
mag, te weten de militairen beneden den graad
van sergeant by de zee- en landmacht. De
uitsluiting geldt echter alleen voor den tyd,
gedurende welken z(j in werkelyken dienst
zyn. Yrywillig dienenden by land-of zeemaebt
blyven kiezer, wanneer zy kiesgerechtigd z|jn
krachtens betaalde Ryks directe belasting of
krachtens huur. Hieronder vallen de vrywil
ligers, die buiten de kazerne wonen.
Ook zy, die geen Nederlander zyn, die noch
door geboorte, noch door naturalisatie het
Nederlanderschap bezitten, blyven uitgesloten.
De kiezers zyn te verdoelen in twee cate
gorieën. Mr. A. Kerdyk heeft onlangs de
e-srste categorie anDgeduid als kiezers eerste
klasse. 't Zyn dezulken, die geen moeite be
hoeven te doen om op de kiezersiyst to wor
den gebracht als zy aan de eischen voldoen,
die voor het kiesrecht zyn gesteld. Zy, die
aangeslagen zyn in de vermogensbelasting,
in de bedrijfsbelasting of in het personeel zyn
kiezer en krygen hun biljet thuis als de tyd
daartoe gekomen is. Zy, die aangeslagen zyn
in de grondbelasting, kunnen het er mede
op laten aankomen. Hier is echter niet de
aanslag op zichzelf voldoende: men moet ten
minste één gulden in die belasting betalen
(hoofdsom en opcenten te zamen).
Een voorwaarde is intusschen voor deze
zoogenaamde kiezers eerste klasse gesteld:
de belastin? moet geheel voldaan zyn vóór
of op den lsten Maart van het ja^r, volgende
op het dienstjaar. Vóór 1 Maart 1897 moeten
dus voldaan zyn, wat betreft de per-oneele
belasting, de bedryfsbelasting en de vermogens
belasting, de aanslagen over het dienstjaar
1895/96 loopende van 1 Mei 1895 tot 30
April 1896 en wat de grondbelasting aan
gaat, de aanslag over 1896. Is de adspirant-
k ezer met zyn betalingen wat ten achter en
voldoet hy eerst het verschuldigde in de maand
Februari, dan kan hy nog altyd op delysten
komeD, maar dan moet hy vóór den 3den
Maart aan den burgemeester het voor voldaan
geteekend aanslagbiljet vertoonen.
By de grondbelasting kan bet voorkomen, dat
men aangeslagen is wegens gronden eener onver
deelde nalatenschap. De aanslag geldt dan óok
voor den mede-eigenaar, al staat zyn naam niet
op den aanslag in het kohier vermeld, 't Ligt
voor de hand, dat de eisch intusschen voor hem
bljjftdat het bedrag minstens één gulden
moet zyn.
Nog zy vermeld, dat de aanslag eener vrouw
in de Ryk3 directo belastingen geldt ook voor
haar man en die van minderjarige kinderen
wegens goederen, waarvan de vader het vrucht
gebruik heeft, ook voor den vader.
De kiezers, die wèl moeite moeten doen
om op de kiezersiyst te komen, moeten de
aangifte doen vóór den löden Februari a. s.
Te Rynsburg hebben zich 23 jongelieden
aangegeven voor de nationale militie, waarvan
4 noch lezen, noch schrijven kunnen. Voor
degenen, welke by de zeemilitie willen dienen,
is gelegenheid zich daartoe aan te melden
ter secretarie tot 1 Februari a. s.
Den llden Febr. a. 8. des avonds te 7
uren zal de Christ. Zangvereeniging „Halleluja"
te Ogstg3est, eene vergadering houden in de
openbare school aan den Morscb, bereidwillig
door het gemeentebestuur voor dat doel
afgestaan.
Op Atjeh is, blykens aanschryving van
den minister van koloniön, aan „cholera" over
leden de fuselier J. De Jonge, zoon van de
te Oe.rstgeest wonende weduwe R. De Jonge.
De stoombootdienst „Carsjens" zal na
het overly den van den heer W. D. Carsjens
een nieuw tydperk intreden. Aan de zyde der
weduwe hebben zich eenige invloedryke man-
men geplaatst, waardoor deze zaak in eene
naamlooze vennootschap zal overgaan. Er
zullen drie nieuwe stoombooten worden ge
bouwd en bestaande zullen naar de eischen
des tyds worden ingericht. Deze zaak, die
sedert 1857 heeft bestaan en altyd een goe
den naam heeft gehad, zal dus een belangryke
verfrissching ondergaan.
Aan het diner van Hare Majesteiten de
Koninginnen hebban Donderdag ten Paleize
deelgenomen: douairière Barones Van Heem
stra van Molecaten, geboren Barones Van der
Goes van Dirxland; graaf Van Randwyek:
kamerheer van H. M. de Koningin, en mevrouw;
luit. kol. jhr. Van de Poll, adjudant van H. M.
de Koningin, en mevrouw; jhr. Vegelin van
Claer'oergen, kamerheer in buitengewonen
dienst van H M. de Koningin; en graaf W.
P. Van Bylandt, kamerheer van H. M. de
Koningin.
In de vergaderzaal van Gedep. Staten
van Noord Holland waren Donderdagmiddag
byna alle leden byeengekomen om afscheid
te nemen van jhr. Schorer. Men bood hem
een geschenk aan, een bronzen Mozes van
Michel Angelo, terwyi de heer Wtsterwoudt
eeDe toespraak hield, waarin hy er op wees,
dit, hoewel men er trotsch op Was, dat hun
Commissaris geroepen was tot den hoogsten
post in den Staat (vice-president van -len
Raad van State), de tyding toch ook wee
moedig stemde, omdat men nu genoodzaakt
was te scheiden.
De woorden, waarmede de heer Set oer
bedankte, eindigden met: „Ik zal u nooit
vergeten, vergeet gy my ook niet."
Later kwamen de burgemeesters, uit wier
naam de heer Vening Meinosz sprak. Het
geschenk, dat men hem had willen aanbieden,
was nog niet gereed.
Ten laatsto kwamen de burgemeester en
de wethouders van Haarlem.
Dinsdag was den heer Schorer door de leden
van Ged. Staten, geiyk men weet, een album
aangeboden, dat een zeer fraai werk is. Op
den omslag is in goud het wapen van Noord-
Holland aangebracht; in bet album bevin
den zich de portretten van de heeren Wes-
terwoudt, Röell, Ferf, Sillem, Henny, jhr.
Den Tex, mr. Land, Scholtens, Pahud de
Mortanges, mr. Dozy, mr. De Vrye, Miekers,
mr. Van Reecken, Gunnet, Petri en Druyve-
steyn. Verder nog photographieèn van ver
schillende kamers en zalen.
In de Lakenhal.
Kort na het sluiten der vorige, werd en is
nog in de Kunstzaal Hartevelt eene aDdere
tentoonstelling geopend, niet minder opmer-
keiyk, al bevat zy slechts het werk van één
artst. Dat er „weer wat vreemde" te zien
is, blykt uit het reclamebiljet, waarmede de
aandacht op deze expositie wordt gevestigd.
InderJaad heeft de heer S. Mouiyn eene z^er
eigenaardige, zeer persooniyke opvatting, hoe
wel hy zich niet geheel aan den invloeu van
Van Gogb (No. 5, Pastorale; No. 18, Lente)
noch aan dien van Toorop (No. 12, Octo-«er;
No. 13, Mei) heeft kunnen onttrekken. Als
schilder rechtstreeksch tegent-tander van het
toon- en -sentiment-inpressionisme, schynen
h m lynen en vlakke kleuren (No. 3, Land
schap; No. 4, Rust) voldoende om zyn kunst
begrip uit te drukken. Maar niet om deze
door en door conventioneele kunst, alleen te
waardeeren wanneer men bet met den ar ist
eens is over de beteekenis van deze of gene
lynbuiging, van deze of gene klour, van de
plaatsing der enkele détails, niet om deze
kunst, waarin het artistieke telkens een duw
geeft aan het stelselmatige, schenkt het
bezoek dezer expositie een buitengewoon
kunstgenot.
Er is hier meer en anders. Er zyn kryt-
stuii j8, teekeningen, lithographieön, zonder
vertoon, zoo heel rustig doende, maar het
werk van iemand oie doordrong in het wezen
der natuur, tot wie zij gesproken heeft, zoowel
in het vrye landschap als in het afgeperkte
park. Omschryven ls overbodig, men ga en
zie welk een eeriyk, ernstig, diepvoelend artist
de heer Mouiyn ist
En later, veel later, als de artist glimlacht
over kunst zyner jeugd, opgebloeid uit afge
trokken begrippen, zal hy d^ze teekei ingen
zyn glorie achten en met weemoedige vreugde
herdenken die snelle uren van een zich-zelf-
vergotend medeleven met de natuur; die snelle
uren, waarin hy het meest en het zuiverst
I kunstenaar is g°weest. V. D.
5)
Zy waren in afdalende reeks achtereen
volgens door de vorstin en de prinsessen
Ulrike en Olga ontvangen; ook by den hof
raad Von Porgast had de heer Grube zich
laten aandienen.
Later was mevrouw Grube na een korte
afwezigheid teruggekeerd, om haar beido stief
kinderen voor te stellen, die door een lichte
ongesteldheid der dochter en door een reisje
van don zoon verhinderd waren geweest hun
ouders den eersten keer te vergezellen. Dit
maal echter was geen der vorBteiyke per
sonen thuis.
Sedert zy zich van de weelde of den last
eener hofdame had ontdaan, was het do ge
woonte der vorstin bezoeken van personen,
die in baar kleine residentie of in den om
trek woonden, persoonlyk te beantwoorden.
Prinses Olga was voor eenigen tyd naar
bloedverwanten op reis, de twee schoonzusters
brachten nooit gemeenschappelyk bezoeken,
aldus bevond zich do vorstin alleen in de
eenvoudige equipage, die op zekeren morgen
vóór de groote poort der huizinge Grube
stilhield.
De koetsier wilde het park binnenryden,
doch een juist in aanleg zynde nieuwe ryweg,
waarmeo veel arbeiders bezig waren, maakte
het ryden moeilykbovendien had de
vorstin er steeds behagen in, lieden, wien
zy de gunst van een bezoek bewees, daarmee
to verrassen, hetgeen noodzakelijk maakte,
zooveel mogelyk zonder gedruisch te werk
te gaan.
Zy gaf er dus de- voorkeur aan uit te
stappen, en over eenigen afstand, door haar
lakei gevolgd, langs met mos begroeide,
bo8chachtige paden haar schreden naar hot
heerenhuis te richten. Zy kende alle wegen
en wegjes hier zeer nauwkeurig, want ge
durende den langen tyd, dat het domein
onbeheerd was geweest, had men het van
uit het slot dikwyis tot doelwit van vroolyke
buitenpartytjea en wandelingen gemaakt.
Het was een overschoone lentedag: boom
en struik met de heeriykste frissche kleuren
pry kende, vogelstemmen in de lucht en hier
en daar een vlugge ree uit het kreupelhout
glurend en na een schuwen, verbaasden blik
weer verdwynend.
Was ook dat een ree, die met zachten,
lichten tred by een kromming van den weg
van achter een bloeienden vlierstruik te voor-
scbyn kwam? Neen, een ree was het niet,
doch even schuw en vlug byna wilde een
jong meisje voor de onverwachte, vreemde
verschyning op de vlucht gaandaarna echter
kwam de vluchtende die opwelling van vrees
ln zóóverre te boven, dat zy zich diep in de
struiken verborg, om de vreemde te laten
voorbygaan.
Maar de vorstin bleef staan. „Kom toch
hier, lief kind I" zei zy met haar welluidende
stem en den eigenaardigen nadruk, die haar
verzoeken steeds bevelen, haar bevelen ver
zoeken deden schynen.
Het jonge meisje kwam oogenblikkelyk te
voerschyn. Ja, er lag iets ree-achtigs in de
fijne, slanke gestalte in een engsluitend een
voudig grys gewaad van zachte wollen stof,
iedere beweging vol veerkracht en van onbe
wuste sierlykheid.
Zóó stond zy voor de vreemde dame, het
hoofd eenig8zin8 voorover gebogen, de oogen
neergeslagen.
Zelden had de vorstin zich zoo verrast ge
voeld. Zy dacht aan de grove trekken van
den handelsraad, zyn hoogblozende gelaats
kleur, dien stempel van het alledaagsche,
hoewel voorzeker ook van het rechtschapene
en eeriyke en deze fee achtige verschyning
zou zyn kind wezen?
Doch misschien was zy een gast, een vriendin,
op bezoek by de dochter des huizes; anders
was het niet mogelyk. Deze fijne gelaats
trekken, het edel gewelfde voorhoofd, van
waar het goudblonde haar, vry achterover-
gestreken, in losse golven op de schouders
neerviel, dat alles paste evenmin by een
lid der financiöele wereld als de kleine hand,
die verlegen met het lint van een grooten
strooien hoed speelde.
„Wilt gy my uw naam zeggen,-Tiefkind?"
vroeg de vorstin op innemenden toon.
„Ik heet Feodora, doch men noemt my
Fee," was het zachte antwoord, en daarby
sloeg het meisje de oogen naar de vreemde
op, en welke oogen! De lange, boogvormige
wimpers wierpen er een zoo diepe schaduw
in, dat men de kleur, hetzy donkerblauw of
bruin of grys, niet kon onderscheiden. Maar
wat maakte dat uit? Het was als een
droom, als een sprookje, daarin te kykenl
Kinderlijke naïveteit, diepe zwaarmoedigheid,
tronwe volharding, onvervulde verlangens,
dat alles en hoeveel meer nog stond er in
te lezen I
De vorstin hield schier haar adem in; zy
kon slechts het woord „Fee", half als uit
roep van bewondering, half als vraag herhalen.
Het jonge meisje beschouwde het als 't
laatste en antwoordde eenvoudig: „Als ver
korting on omdat hy niet van lange namen
houdt, heeft myn pleegvader het zoo ge-
W6nscht."
„Uw pleegvader, de handelsraad Grube?"
„Jal"
De vorstin kon ternauwernood een nieuwen
kreet van verbazing onderdrukken, doch baar
positie had haar daarin bekwaamheid doen
verkrygen.
„Nu ik weet, wie gy zyt, lieve Fee, is
het zeker tyd geworden, dat ook ik u zeg,
wie ik ben?" merkte zij met een minzamen
glimlach aan.
„Ik weet het," antwoordde Fee, on een
lichte blos steeg naar haar wangen.
„Werkelyk? Dan zyt ge bepaald een fee,
die alles raden kan, wat men anderen men-
schen eerst zeggen moetNu, wie ben ik dan
Het jonge meisje sloeg de oogen neder en
boog wederom even het hoofd, terwyi zy
schier fluisterend antwoordde: „Gy zyt de
vorstini"
„Maar hoe kondet ge dat weten?" vroeg deze.
„Ik voelde het," antwoordde Fee op den
zelfden toon.
Toen trok de vorstin het sidderende kind,
het kind, dat de handelsraad op den grooten
weg gevonden had, naar zich toe en drukte
een kus op het schoone voorhoofd. Vervolgens
nam zy haar hand, zeggende: „Wilt ge my
thans naar uw pleegouders brengen?"
De verbazing van mevrouw Grube was
niet gering, toen zij de vorstin, door Feodora
vergezeld, zag binnentreden; de eerste sprak
echter weinig over die ontmoeting; zy wist
nog niet, hoe haar vroegere hofdame tegen
over de vondeling van haar echtgenoot stond,
en wilde dit eerst eens gadeslaan. Toen Fee
zich zacht verwyderd bad, zei zy dan ook
eerst: „Maar dit meisje is een byzondore
8Cboonheidl"
„Vindt Uw Hoogheid dat?" vroeg de vrouw
van don handelsraad lusteloos, „ik heb dat
nooit kunnen bespeurenmaar zy is een goed
kind, en ik wensch ons
Mevrouw Grubes wenschen bleven onuit
gesproken wegens het binnontreden h rer
stiefdochter, die, het levende, doch niet zee^
in haar voordeel sprekende evenbeeld baars
vaders, plomp en doodgewoon, iD een ryk,
voor het uur van den dag overladen toitot
gedost, geen twyfel deed ontstaan aan ha
onmiddellyko verwantschap met den handels
raad, on de vorstin moest over haar dwalin
van zooeven in stilte glimlachen.
Wordt vervolgd.)