N°. 11330 Maandag 1 Februari. A». 1897 geze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 30 Januari. Feuilleton. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT 1 Voor Leiden per 3 maanden,f J.10, Franco por post1.40. •Aftonderljjke Nommers 0.06. PRIJS DER AD VERTEN TiÜCf Van 1—6 regels f 1.05. Iedore regel meer f 0.17J. Orootsri letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt 0.05 berstend. Derde Blad. Olllciëele Kennisgevingen. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Leiden doen te weten, dat door den Raad dier ge meente, in zijne vergadering van den 22sten Octo ber 189G is vastgesteld de volgende verordening: RAADSBESLUIT, regelende de heffing van eene belasting onder den naam van bruggeld, in de gemeente Leiden, tot 31 December 1901. Artikel 1 Voor het ton gerieve van de scheep vaart openen der van gemeentewege gemaakte bruggen wordt eene belasting geheven onder den naam van Bruggeld, ten bedrage ais volgt: bedrag vau het biuggeld. Grootte van bet vaartuig waarvoor 2 o o "U het bruggeld wordt gelieven. 2 2. a a, s i 1 -s Een vaartuig vaD 51 ton en daarb. f 0.15 0.30 v. 50-41 0.12s 0.25 - 40-31 0.10 0.20 30-21 0.07s 0.15 20-11 ,f 0.05 0.10 10 da&ron. 0.02» 0.06 Geen bruggeld wordt geheven voor het oponen van de bruggen, liggende in de richting van de Schrijversbrug, Haven, Oude Vest en bet Galge- wator, alzoo voor de Blauwpoortsbrug, Turfmarkts- brug, Marebrug, Janvossonbrug, Pauwbrug, Groote Havenbrug en Schrijversbrug. Artikel 2. Voor stoomschepen wordt het bruggeld berekend naar de geheele inhoudsgrootto van het vaartuig verminderd mot de ruimte voor de machinekamer, ketels en kolenruimen. Artikel 3. Het bruggeld is verschuldigd voor iedere maal dat een vaartuig, waarvoor de brug geopend moet worden, deze dóórvaart. Artikel 4. Voor vaartuigen, die op last van den marktmeester van ligplaats veranderen, of die blijkens eene schriftelijke verklaring van den gemeente-architect in dienst der gemeente worden gebruikt, is geen bruggeld verschuldigd. Vaartuigen in dienst van aannemers van gemeen tewerken worden niet geacht in dienst der ge meente te worden gebruikt. Artikel 5. De gewone tijd voor het openen der bruggen is als volgt: In de maanden November, December en Januari, van 's morgens acht tot 's avonds vijf uren. In de maand Februari, van 's morgens acht tot 's avonds zes uren. In de maand Maart, van 's morgens zeven tot Ts avonds zeven uren. Inde maanden April, Mei, Juni, Joli en Augustus, van 's morgens zes tot 's avonds acht uren. In de maand September, van 's morgens zes tot 's avonds zeven uren. In de maand October, van 's morgens zeven tot 's avonds zes uren. Od Zondagen, de Paaschdagen, Hemelvaartsdag, de Pinkster- en Kerstdagen is onder den gewonen tijd van openen niet begrepen de tijd des morgens tusscben aebt en twaalf nren, aes namiddags tusschcn één en twee uren en des avonds tusscben vier en zes uren. Artikel 6. De grootte der vaartuigen wordt bepaald door den meetbrief door den Rjjks- scnoepsmeter afgegeven. Vaartuigen van welke geene meetbrieven kunnen worden vertoond, worden berekend naar de hoogste klasse van bet tarief, behoudens teruggavo van hetgeen blijkt te veel te zijn betaald, wanneer binnen zes weken de meetbrief is vertoond. Artikel 7. Dit besluit treedt in werking op don dag waai op van de verleende Koninklijke goedkeuring afkondiging is geschied. Gedaan te Leidon, ter openbare Raads vergadering van den 2zsten Oct. 1896. De Burgemeester F. WAS. De Secretaris E. KIST. Zijnde de heffing van deze belasting goedge- kenrd bij koninklijk besluit van den 31sten De cember 1896 No. 58, waarbij tevens is aangehaald de verordening regelende de invordering dier be lasting, van don 4den October 1883 (Gemeente blad No. 2 van 1884). En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 28sten Januari 1897. Burgemeester en Wethouders voornoemd, F. WAS, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. In verband met de wet van den 7den Sep tember 1896 (St8bl. No. 154), tot regeling van het kiesrecht en de benoeming van afgevaar digden ter Eerste en Tweede Kamer der Staten Generaal, worden de manlijke inwo ners der gemeente, die den leeftijd van 25 jaren vóór of op den 15den Mei a. s. zullen hebben bereikt, uitgenoodigd om: lo. zoo z(j in eene andere gemeente over bet volle laatsverloopen dienstjaar in eene der Rijks directe belastingen zijn aangeslagen, wat de grondbelasting betreft in eene andere gemeente of in meer gemeenten te zamen tot e n bedrag van ten minste één gulden, daarvan door overlegging der voor voldaan geteekende aanslagbiljetten of door den Rijks ontvanger gewaarmerkte duplicaten vóór den 15den Februari a. s. te doen blijken; 2o. zoo zij in de grondbelasting wegens onroerende goederen eener onverdeelde nalaten schap zijn aangeslagen, doch hun naam niet is vermeld bij dien aanslag in het kohier, mits hun aandeel in dien aanslag ten minste één guldon bedraagt, daarvan vóór den 15den Februari a. 8. aangifte te doen onder overleg ging van het aanslagbiljet of door den ont vanger gewaarmerkt duplicaat daarvan, eene opgaaf van het aandeel in den aanslag en de noodige bescheiden ten bewijze van h9t gemeenschappelijk bezit. Zoo zij niet overeenkomstig het bepaalde eub 1 of 2 zijn aangeslagen, doch voldoen aan eene der andere by de wet'gest 1de voor waarden, worden zy uitg9noodigd daarvan aangifte te doen ter Secretarie dezer gemeente ook vóór den 15den Februari a. 8. Wel is waar heeft men alles, wat op het kiesrecht betrekking heeft, reeds eenige malen In ons blad kunnen lezen, eerst by de ver melding van de beraadslagingen in de Kamers en later in verslagen der vergaderingen, aan dat onderwerp gewyd, maar het gaat met de Kieswet als met bepalingen van het Burgerlyk Wetboek en van andere wettelijke voorschrif ten: men leest ze eerst aandachtig na als men er zelf gebruik *an moet maken. Daar nu zeer velen op dit oogenblik verplicht zyn de voorschriften, die de wet stelt, na te leven, willen zy by de eerstvolgende gelegenheid om ook hun invloed te doeü, gelden niet zyn uitgesloten, zyn een kleine uiteenzetting en een nieuwe herinnering niet overbodig. Laat ons beginnen met te zeggen wie geen moeite behoeven te doen omdat zy in ieder ge val uitgesloten zyn. In de eerste plaats alle vrouwen: alleen manne'yke Nederlanders kunnen volgens de Grondwet voor het kiesrecht in aanmerking komen. In de tweede plaats allen, die beneden de 25 jaar zyn. De Grondwet stelt een leeftyd van 23 jaar, maar de Kieswet heeft die op 25 gebracht. Er is een datum bygevoegd. Alleen zy, die vóór of op 15 Mei a. s. den leeftyd van 25 jaar bereikt hebben, kunnen kiezer worden. Die daar beneden vallen, behoeven dus geen moeite te doen. In de derde plaats weert de wet allen, wie het kiesrecht ontzegd is by rechterlijk vonnis; zy, die in de gevangenis of in hechtenis zyn, en zy, die de beschikking of het beheer over hun goederen hebben verloren. In de vierde plaats zyn zy uitgesloten, die onderstand hebben genoten van een instelling van weldadigheid of van een gemeentebestuur. Die uitsluiting geldt slechts voor het jaar, dat voorafgaat aan de vaststelling der klezersiys tenhier dus het jaar 1896. Onder onderstand verstaat de wet elke ondersteuning in geld of andere benoodigdheden, tot leniging van nood aan behoeftigen verstrekt. Geneeskundige hulp zonder geneesmiddelen wordt niet als onderstand beschouwd. Uit bovenstaande blykt, dat niet alleen de bedeelden zyn uitgesloten, maar ook degenen, die byv. in godshuizen of dergelyke stichtingen eenvoudig een tegemoet koming genieten. Dan is er nog een categorie, die niet kiezen mag, te weten de militairen beneden den graad van sergeant by de zee- en landmacht. De uitsluiting geldt echter alleen voor den tyd, gedurende welken z(j in werkelyken dienst zyn. Yrywillig dienenden by land-of zeemaebt blyven kiezer, wanneer zy kiesgerechtigd z|jn krachtens betaalde Ryks directe belasting of krachtens huur. Hieronder vallen de vrywil ligers, die buiten de kazerne wonen. Ook zy, die geen Nederlander zyn, die noch door geboorte, noch door naturalisatie het Nederlanderschap bezitten, blyven uitgesloten. De kiezers zyn te verdoelen in twee cate gorieën. Mr. A. Kerdyk heeft onlangs de e-srste categorie anDgeduid als kiezers eerste klasse. 't Zyn dezulken, die geen moeite be hoeven te doen om op de kiezersiyst to wor den gebracht als zy aan de eischen voldoen, die voor het kiesrecht zyn gesteld. Zy, die aangeslagen zyn in de vermogensbelasting, in de bedrijfsbelasting of in het personeel zyn kiezer en krygen hun biljet thuis als de tyd daartoe gekomen is. Zy, die aangeslagen zyn in de grondbelasting, kunnen het er mede op laten aankomen. Hier is echter niet de aanslag op zichzelf voldoende: men moet ten minste één gulden in die belasting betalen (hoofdsom en opcenten te zamen). Een voorwaarde is intusschen voor deze zoogenaamde kiezers eerste klasse gesteld: de belastin? moet geheel voldaan zyn vóór of op den lsten Maart van het ja^r, volgende op het dienstjaar. Vóór 1 Maart 1897 moeten dus voldaan zyn, wat betreft de per-oneele belasting, de bedryfsbelasting en de vermogens belasting, de aanslagen over het dienstjaar 1895/96 loopende van 1 Mei 1895 tot 30 April 1896 en wat de grondbelasting aan gaat, de aanslag over 1896. Is de adspirant- k ezer met zyn betalingen wat ten achter en voldoet hy eerst het verschuldigde in de maand Februari, dan kan hy nog altyd op delysten komeD, maar dan moet hy vóór den 3den Maart aan den burgemeester het voor voldaan geteekend aanslagbiljet vertoonen. By de grondbelasting kan bet voorkomen, dat men aangeslagen is wegens gronden eener onver deelde nalatenschap. De aanslag geldt dan óok voor den mede-eigenaar, al staat zyn naam niet op den aanslag in het kohier vermeld, 't Ligt voor de hand, dat de eisch intusschen voor hem bljjftdat het bedrag minstens één gulden moet zyn. Nog zy vermeld, dat de aanslag eener vrouw in de Ryk3 directo belastingen geldt ook voor haar man en die van minderjarige kinderen wegens goederen, waarvan de vader het vrucht gebruik heeft, ook voor den vader. De kiezers, die wèl moeite moeten doen om op de kiezersiyst te komen, moeten de aangifte doen vóór den löden Februari a. s. Te Rynsburg hebben zich 23 jongelieden aangegeven voor de nationale militie, waarvan 4 noch lezen, noch schrijven kunnen. Voor degenen, welke by de zeemilitie willen dienen, is gelegenheid zich daartoe aan te melden ter secretarie tot 1 Februari a. s. Den llden Febr. a. 8. des avonds te 7 uren zal de Christ. Zangvereeniging „Halleluja" te Ogstg3est, eene vergadering houden in de openbare school aan den Morscb, bereidwillig door het gemeentebestuur voor dat doel afgestaan. Op Atjeh is, blykens aanschryving van den minister van koloniön, aan „cholera" over leden de fuselier J. De Jonge, zoon van de te Oe.rstgeest wonende weduwe R. De Jonge. De stoombootdienst „Carsjens" zal na het overly den van den heer W. D. Carsjens een nieuw tydperk intreden. Aan de zyde der weduwe hebben zich eenige invloedryke man- men geplaatst, waardoor deze zaak in eene naamlooze vennootschap zal overgaan. Er zullen drie nieuwe stoombooten worden ge bouwd en bestaande zullen naar de eischen des tyds worden ingericht. Deze zaak, die sedert 1857 heeft bestaan en altyd een goe den naam heeft gehad, zal dus een belangryke verfrissching ondergaan. Aan het diner van Hare Majesteiten de Koninginnen hebban Donderdag ten Paleize deelgenomen: douairière Barones Van Heem stra van Molecaten, geboren Barones Van der Goes van Dirxland; graaf Van Randwyek: kamerheer van H. M. de Koningin, en mevrouw; luit. kol. jhr. Van de Poll, adjudant van H. M. de Koningin, en mevrouw; jhr. Vegelin van Claer'oergen, kamerheer in buitengewonen dienst van H M. de Koningin; en graaf W. P. Van Bylandt, kamerheer van H. M. de Koningin. In de vergaderzaal van Gedep. Staten van Noord Holland waren Donderdagmiddag byna alle leden byeengekomen om afscheid te nemen van jhr. Schorer. Men bood hem een geschenk aan, een bronzen Mozes van Michel Angelo, terwyi de heer Wtsterwoudt eeDe toespraak hield, waarin hy er op wees, dit, hoewel men er trotsch op Was, dat hun Commissaris geroepen was tot den hoogsten post in den Staat (vice-president van -len Raad van State), de tyding toch ook wee moedig stemde, omdat men nu genoodzaakt was te scheiden. De woorden, waarmede de heer Set oer bedankte, eindigden met: „Ik zal u nooit vergeten, vergeet gy my ook niet." Later kwamen de burgemeesters, uit wier naam de heer Vening Meinosz sprak. Het geschenk, dat men hem had willen aanbieden, was nog niet gereed. Ten laatsto kwamen de burgemeester en de wethouders van Haarlem. Dinsdag was den heer Schorer door de leden van Ged. Staten, geiyk men weet, een album aangeboden, dat een zeer fraai werk is. Op den omslag is in goud het wapen van Noord- Holland aangebracht; in bet album bevin den zich de portretten van de heeren Wes- terwoudt, Röell, Ferf, Sillem, Henny, jhr. Den Tex, mr. Land, Scholtens, Pahud de Mortanges, mr. Dozy, mr. De Vrye, Miekers, mr. Van Reecken, Gunnet, Petri en Druyve- steyn. Verder nog photographieèn van ver schillende kamers en zalen. In de Lakenhal. Kort na het sluiten der vorige, werd en is nog in de Kunstzaal Hartevelt eene aDdere tentoonstelling geopend, niet minder opmer- keiyk, al bevat zy slechts het werk van één artst. Dat er „weer wat vreemde" te zien is, blykt uit het reclamebiljet, waarmede de aandacht op deze expositie wordt gevestigd. InderJaad heeft de heer S. Mouiyn eene z^er eigenaardige, zeer persooniyke opvatting, hoe wel hy zich niet geheel aan den invloeu van Van Gogb (No. 5, Pastorale; No. 18, Lente) noch aan dien van Toorop (No. 12, Octo-«er; No. 13, Mei) heeft kunnen onttrekken. Als schilder rechtstreeksch tegent-tander van het toon- en -sentiment-inpressionisme, schynen h m lynen en vlakke kleuren (No. 3, Land schap; No. 4, Rust) voldoende om zyn kunst begrip uit te drukken. Maar niet om deze door en door conventioneele kunst, alleen te waardeeren wanneer men bet met den ar ist eens is over de beteekenis van deze of gene lynbuiging, van deze of gene klour, van de plaatsing der enkele détails, niet om deze kunst, waarin het artistieke telkens een duw geeft aan het stelselmatige, schenkt het bezoek dezer expositie een buitengewoon kunstgenot. Er is hier meer en anders. Er zyn kryt- stuii j8, teekeningen, lithographieön, zonder vertoon, zoo heel rustig doende, maar het werk van iemand oie doordrong in het wezen der natuur, tot wie zij gesproken heeft, zoowel in het vrye landschap als in het afgeperkte park. Omschryven ls overbodig, men ga en zie welk een eeriyk, ernstig, diepvoelend artist de heer Mouiyn ist En later, veel later, als de artist glimlacht over kunst zyner jeugd, opgebloeid uit afge trokken begrippen, zal hy d^ze teekei ingen zyn glorie achten en met weemoedige vreugde herdenken die snelle uren van een zich-zelf- vergotend medeleven met de natuur; die snelle uren, waarin hy het meest en het zuiverst I kunstenaar is g°weest. V. D. 5) Zy waren in afdalende reeks achtereen volgens door de vorstin en de prinsessen Ulrike en Olga ontvangen; ook by den hof raad Von Porgast had de heer Grube zich laten aandienen. Later was mevrouw Grube na een korte afwezigheid teruggekeerd, om haar beido stief kinderen voor te stellen, die door een lichte ongesteldheid der dochter en door een reisje van don zoon verhinderd waren geweest hun ouders den eersten keer te vergezellen. Dit maal echter was geen der vorBteiyke per sonen thuis. Sedert zy zich van de weelde of den last eener hofdame had ontdaan, was het do ge woonte der vorstin bezoeken van personen, die in baar kleine residentie of in den om trek woonden, persoonlyk te beantwoorden. Prinses Olga was voor eenigen tyd naar bloedverwanten op reis, de twee schoonzusters brachten nooit gemeenschappelyk bezoeken, aldus bevond zich do vorstin alleen in de eenvoudige equipage, die op zekeren morgen vóór de groote poort der huizinge Grube stilhield. De koetsier wilde het park binnenryden, doch een juist in aanleg zynde nieuwe ryweg, waarmeo veel arbeiders bezig waren, maakte het ryden moeilykbovendien had de vorstin er steeds behagen in, lieden, wien zy de gunst van een bezoek bewees, daarmee to verrassen, hetgeen noodzakelijk maakte, zooveel mogelyk zonder gedruisch te werk te gaan. Zy gaf er dus de- voorkeur aan uit te stappen, en over eenigen afstand, door haar lakei gevolgd, langs met mos begroeide, bo8chachtige paden haar schreden naar hot heerenhuis te richten. Zy kende alle wegen en wegjes hier zeer nauwkeurig, want ge durende den langen tyd, dat het domein onbeheerd was geweest, had men het van uit het slot dikwyis tot doelwit van vroolyke buitenpartytjea en wandelingen gemaakt. Het was een overschoone lentedag: boom en struik met de heeriykste frissche kleuren pry kende, vogelstemmen in de lucht en hier en daar een vlugge ree uit het kreupelhout glurend en na een schuwen, verbaasden blik weer verdwynend. Was ook dat een ree, die met zachten, lichten tred by een kromming van den weg van achter een bloeienden vlierstruik te voor- scbyn kwam? Neen, een ree was het niet, doch even schuw en vlug byna wilde een jong meisje voor de onverwachte, vreemde verschyning op de vlucht gaandaarna echter kwam de vluchtende die opwelling van vrees ln zóóverre te boven, dat zy zich diep in de struiken verborg, om de vreemde te laten voorbygaan. Maar de vorstin bleef staan. „Kom toch hier, lief kind I" zei zy met haar welluidende stem en den eigenaardigen nadruk, die haar verzoeken steeds bevelen, haar bevelen ver zoeken deden schynen. Het jonge meisje kwam oogenblikkelyk te voerschyn. Ja, er lag iets ree-achtigs in de fijne, slanke gestalte in een engsluitend een voudig grys gewaad van zachte wollen stof, iedere beweging vol veerkracht en van onbe wuste sierlykheid. Zóó stond zy voor de vreemde dame, het hoofd eenig8zin8 voorover gebogen, de oogen neergeslagen. Zelden had de vorstin zich zoo verrast ge voeld. Zy dacht aan de grove trekken van den handelsraad, zyn hoogblozende gelaats kleur, dien stempel van het alledaagsche, hoewel voorzeker ook van het rechtschapene en eeriyke en deze fee achtige verschyning zou zyn kind wezen? Doch misschien was zy een gast, een vriendin, op bezoek by de dochter des huizes; anders was het niet mogelyk. Deze fijne gelaats trekken, het edel gewelfde voorhoofd, van waar het goudblonde haar, vry achterover- gestreken, in losse golven op de schouders neerviel, dat alles paste evenmin by een lid der financiöele wereld als de kleine hand, die verlegen met het lint van een grooten strooien hoed speelde. „Wilt gy my uw naam zeggen,-Tiefkind?" vroeg de vorstin op innemenden toon. „Ik heet Feodora, doch men noemt my Fee," was het zachte antwoord, en daarby sloeg het meisje de oogen naar de vreemde op, en welke oogen! De lange, boogvormige wimpers wierpen er een zoo diepe schaduw in, dat men de kleur, hetzy donkerblauw of bruin of grys, niet kon onderscheiden. Maar wat maakte dat uit? Het was als een droom, als een sprookje, daarin te kykenl Kinderlijke naïveteit, diepe zwaarmoedigheid, tronwe volharding, onvervulde verlangens, dat alles en hoeveel meer nog stond er in te lezen I De vorstin hield schier haar adem in; zy kon slechts het woord „Fee", half als uit roep van bewondering, half als vraag herhalen. Het jonge meisje beschouwde het als 't laatste en antwoordde eenvoudig: „Als ver korting on omdat hy niet van lange namen houdt, heeft myn pleegvader het zoo ge- W6nscht." „Uw pleegvader, de handelsraad Grube?" „Jal" De vorstin kon ternauwernood een nieuwen kreet van verbazing onderdrukken, doch baar positie had haar daarin bekwaamheid doen verkrygen. „Nu ik weet, wie gy zyt, lieve Fee, is het zeker tyd geworden, dat ook ik u zeg, wie ik ben?" merkte zij met een minzamen glimlach aan. „Ik weet het," antwoordde Fee, on een lichte blos steeg naar haar wangen. „Werkelyk? Dan zyt ge bepaald een fee, die alles raden kan, wat men anderen men- schen eerst zeggen moetNu, wie ben ik dan Het jonge meisje sloeg de oogen neder en boog wederom even het hoofd, terwyi zy schier fluisterend antwoordde: „Gy zyt de vorstini" „Maar hoe kondet ge dat weten?" vroeg deze. „Ik voelde het," antwoordde Fee op den zelfden toon. Toen trok de vorstin het sidderende kind, het kind, dat de handelsraad op den grooten weg gevonden had, naar zich toe en drukte een kus op het schoone voorhoofd. Vervolgens nam zy haar hand, zeggende: „Wilt ge my thans naar uw pleegouders brengen?" De verbazing van mevrouw Grube was niet gering, toen zij de vorstin, door Feodora vergezeld, zag binnentreden; de eerste sprak echter weinig over die ontmoeting; zy wist nog niet, hoe haar vroegere hofdame tegen over de vondeling van haar echtgenoot stond, en wilde dit eerst eens gadeslaan. Toen Fee zich zacht verwyderd bad, zei zy dan ook eerst: „Maar dit meisje is een byzondore 8Cboonheidl" „Vindt Uw Hoogheid dat?" vroeg de vrouw van don handelsraad lusteloos, „ik heb dat nooit kunnen bespeurenmaar zy is een goed kind, en ik wensch ons Mevrouw Grubes wenschen bleven onuit gesproken wegens het binnontreden h rer stiefdochter, die, het levende, doch niet zee^ in haar voordeel sprekende evenbeeld baars vaders, plomp en doodgewoon, iD een ryk, voor het uur van den dag overladen toitot gedost, geen twyfel deed ontstaan aan ha onmiddellyko verwantschap met den handels raad, on de vorstin moest over haar dwalin van zooeven in stilte glimlachen. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 9