N°. 11330
Maandag 1 Februari.
A0.18^7
tgeze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
17" S3 IC.
IEIDSCI
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURAHT:
Voor Leiden per 3 maanden. f 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommerso,05.
PRIJS DER ADVERTEimËNï
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Een officier der infanterie verklaart in do
Nieuwe Rotterdamsche Courantdat de ervaring,
met het nieuwe geweer opgedaan, niet
gelukkig is. Niettegenstaande de behandeling
van het geweer M.'95 gemakkelijker is, de
terugstoot minder gevoeld wordt, het laden
beter gaat, het aanleggen minder inspanning
vereischt door het schieten zonder bajonet op
het geweer, en vooral de trefkans aanzienlijk
beter is, bleven de resultaten verre beneden
die, welke door dezelfde soldaten met het
oude geweer werden verkregen.
Aan hetgeen bedoelde officier als reden
dezer teleurstelling mededeelt, is het volgende
ontleend
In de eerste plaats is by de ontvangst van
het geweer M.'95, by verschillende aanschrij
vingen en orders van verschillende autoriteiten,
een zoo overdreven zorg aanbevolen voor het
nieuwe wapen, dat men byna bang is het
aan te raken. Die overdreven voorzichtigheids-
maatregelen vestigen by den soldaat de over
tuiging, dat het weerstandsvermogen van zfin
wapen niet heel groot is. Hem bleek, dat
velen onzer miliciens bij het schijfschieten een
zek9r gevoel van angst niet konden onder
drukken, en deze vrees kunnen de officieren
niet bezweren, wanneer zjj het volgende oogen-
blik weer moeten uitroepen: „Weest toch
vooral voorzichtig niet te hard in het geweer
te knijpen, het mocht eens beschadigen".
De tweede omstandigheid is de regeling
van de schietoefeningen. Tusschen de schiet
oefeningen met het oude en die met het Dieuwe
geweer is geen geleidelijke overgang geweest
en dit is de hoofdzaak van de verkregen slechte
uitkomsten.
Bij het nieuwe wapen heeft men een andere
wijze van aftrekken, doordien de trekker eerst
terug moet worden gehaald, totdat men op het
drukpunt is gekomen en de man daarna, door
63n klein weinig te trekken, het schot doet
afgaan.
Voorts is de vizierkorrel anders van vorm
geworden, waardoor zij zich minder scherp
afteekent. Deze beide wijzigingen, hoe nuttig
ook, zijn den soldaat vreemd. Bij de voorbe
reidende schietoefeningen werd het aanleggen
on aftrekken hem geleerd zooals dit met het
oude geweer geschiedt, en nu moet hij opeens
een andere methode gaan toepassen, zonder
die te hebben geleerd.
Bij do regeling van de schietopleiding is
men by het nieuwe geweer van het juiste
beginsel uitgegaan, dat in klasse A den man
op de korte afstanden zooveel wordt geleerd,
dat hy zijn wapen kent, en dat hy in klasse
B hoofdzakeiyk op de grootere afstanden leert
vuren. De eerste maal echter, dat door de
manschappen met het nieuwe geweer werd
geschoten, liet men den man eenvoudig de
oefening vervolgen, waarby hy met het oude
geweer was gebleven, zoodat byv. iemand,
die de laatste maal in de vyfde oefening van
klasse B had geschoten, met het nieuwe
geweer aanving in de zesde oefening van die
klasse, en byna alle miliciens zyn omstreeks
November in klasse B.
Men had zeer gemakk^iyk een geleideiyken
overgang kunnen verkrijgen, door byv. alle
schutters, beginnende op de korte afstanden,
een viertal oefeningen te laten doen als
overgangsmaatregel en hen daarna te laten
vervolgen met het nummer der oefening, waar
zy waren gebleven. Op deze wyze had men
voorkomen, dat velen hun eerste oefening
met het nieuwe geweer schoten op 4-, 5- of
600 M.
Voorbereidende schietoefeningen binnens
kamers zyn, voor zoover den schry ver bekend,
speciaal ter oefening met het geweer, slechts
zeer spaarzaam gehouden; de zoo nuttige
oefeningen binnenskamers met geweren tot
kamerscbietoefeningen worden wel vlytig
gehouden, maar nog steeds met geweren,
die de oude trekinriphting en de oude vizier
korrel hebben. Deze oefeningen worden dan
ook vooral gehouden, omdat per jaar een
zeker getal patroontjes „op" moet.
Het Centrum voegt hieraan toe:
Het is niet noodig by deze beschouwing
uitvoerige kantteekeningen te maken. Zy
spreekt genoeg voor zichzelve. Trouwens, men
moot vakman zyn, om in deze een oordeel te
kunnen uitspreken. Maar éón ding schynt
men met zekerheid te mogen zeggen, nl. dat
het nieuwe geweer vele moeilijkheden met
zich brengt en zyn waarde feitelijk" niet zal
opwegen togen de daarvoor gebrachte gelde
lijke offers. Want negen millioen gulden mag
een respectabel sommetje heeten, vooral voor.
een land, dat feitelijk geen militaire natie is
en al heel weinig gevaar loopt in een Euro-
peeschen oorlog te worden gewikkeld.
Uit het bovenstaande zal men wellicht de
gevolgtrekking maken, dat na oeni^en tyd
van oefening en een veranderde regeli .g dier
oefeningen, het nieuwe geweer wel bruikbaar
zal wezen, maar do mogeiykheid bestaat ook,
dat zelfs dan nog bet pas aangeschafte wapen
niet aan de verwachtingen beantwoordt.
Immers, de bovenbedoelde officier is niet de
eenige, die zich teleurgesteld toont over de
tot dusver verkregen uitkomsten.
Terloops zy voorts nog opgemerkt, dat de
oefeningen met het oude geweer, welke vol
gens den schry ver vooral worden gehouden,
omdat per jaar een zeker aantal patroontjes
„op" moet, toch waarlyk al een heel eigen
aardig morief hebben. Of is men soms van
oordeel, dat in Nederland niet genoeg geld
voor militaire doeleinden wordt uitgegeven?.
De statisii-k bewyst, dunkt ons, juist het
tegendeel. Een Deen, de heer Bajer, heeft dezer
dagen becyferd, wat in 1893 aan oorlogs
materiaal, etc. door de verschillende Staten van
Europa is besteed en hy kwam daarby tot
de slotsom, dat de uitgaven in Nederland voor
iederen inwoner fr. 15.38 bedro gen, terwyl zy
in Duitschland dat militaristische ryk by
uitnemendheid slechts ruim één frank meer
vorderdeD. Kleine Staten, als Zwitserland,
België, Denemarken, geven allen veel minder
uit dan Nederland en in Rusland kwamen
in genoemd jaar de kosten voor oorlogsbudget,
enz. der bavolking slechts op fr. 9.43 per
hoofd te staan.
Ond r dit opzicht komt Nederland dus niet
achteraan, ja, staan wy byna in bet eerste
gelid. Maar het is de vraag, of zulks strookt
met het karakter van ons volk, de positie
van ons kleine land enden to9stand
onzer financiën?
Het nieuwe, geweer vindt echter een ver
dediger in „Sylphax", die zyn denkbeelden
in De Avondpost ontvouwt. Wy ontleenen
het volgende aan zyn betoog, dat in de eerste
plaats over de minder goede uitkomsten by
het schieten handelt.
Een milicien, die zich maanden lang met
een bepaald geweer heeft geoefend en daar
mede honderden schoten loste, zal hoogst-
waarscbyniyk slechtere resultaten verkrygen,
wanneer men hem plotseling een geweer van
een geheel ander stelsel in handen geeft.
Die waarschynlykheid stygt tot zekerheid,
wanneer laatstbedoeld geweer veel lichter is,
geheel anders in den aanslag ligt en op ge
heel andere wyze wordt afgetrokken.
Eerst wanneer een nieuwe lichting onder
de wapenen is gekomen, die uitsluitend met
het niouwe geweer zal geoefend zyn, zal
men wellicht vergelykingen kunnen m.iken,
en ook dan is het nog volstrekt niet zeker,
dat de 8chietuitkomst»n op de schyf
noemenswaard beter zullen zyn.
Men vergete toch niet, dat de soldaat, die
het geweer in handen heeft, öez-lfoe is ge
bleven; de afwijkingen, d e een gevolg zyn
van zijn richtfouten, biyven bestaan, en die
afwykingen zyD veel grooter dan die, welke
pen ge oler ziln v^n d° construct ia van geweer
en muni'-ie. Het geweer, waarmede de soldaat
geen richtfouten zoude m .ken, is een onbe
reikbaar ideaal, want de roo^or, die het geweer
doet werken (de sol I-at), zal trillen, beven en
bewegen zoolang by mensch is.
Dat bet nieuwe geweer uitmuntend schiet,
behoeft ge n betoog. Op 200 M. byv. vallei
alle schoten van een onwrikbaar vastgezet
g-weer op een ongeveer tienmaal kleiner
oppervlakte dan by het geweer De Beaumont-
Vitali (model 71/88).
Wenschelyk acht de schr. het intusschen,
de manschappen van de komende lichtingen
slechts te oefenen met één geweerhet nieuwe.
Thans wordt geoefend mot drie geweer
stelsels, hetgeen op de scbietuitkomsten na-
deelig moet werken, aangezien elk dier gi-
w ren op verschillende wyze wordt geladen,
aangelegd en afgevuurd.
Op de schyf zullen z. i. schoone uitkomsten
verkregen worden, wanneer het tegenwoordig
kamerschietoefening-geweer vervangen is door
een geweer, dat in bouw, gewicht en wyze
van aftrekking geheel overeenkomt met het
geweer M. 95, en wanneer laatstbedoeld ge
weer in handen komt van soldaten, die nooit
schietoefeningen met het geweer M. 71/88
hielden.
Betere schietresultaten op een verticale
schyf zouden reeds dadeiyk worden verkregen,
indien bij het vuren de bajonet op het geweer
ware geplaatst, maar spoediger intreden van
vermoeidheid zoude hiervan weder het ge
volg zyn.
Hoe praatjes omtrent het nieuwe geweer
in omloop komen, blykt uit een ingezonden
artikel in No. 72 van De Scherpschutteralwaar
een ongenoemde zyn verbazing te kennen
geeft over de groote afwyking, die de kogel
van het geweer M. 95 ondervindt door wind.
De schry ver zou dien heer echter willen vra
gen een geweer te toonen, waarby de kogel
door wind minder afwyking had dan by het
nieuwe geweer. De Beaumont kogel weekten
minste veel verder af. Horizontaal-verschuif
bare vizieren, zooals die inzender aan het
geweer zou wenschen aan te brengeD, ten
einde den invloed van den wind te corrigee-
ren, mogen voor een concoursschutter uitmun
tend zyn, voor een oorlogswapen is dit ten
eenenmale onpractisch en dus af te keuren.
Maar, zegt hy, men hechte toch geeD over
dreven waarde aan een zeker aantal punten,
geschoten op de ringen van een verticale
schyf. Voor een oorl.ogswapen vrage men naar
stevigheid en eenvoudigheid van het wapen,
naar bestrekenheid van de baan, naar indrin-
gingsvermogen, naar hoeveelheid mede te
voeren munitie. Het schieten op het gevecbts-
veld, waar byna nimmer 1 pet. treffers wordt
verkregen, wykt hemelsbreed af van het
vuur op een schietbaan
Nam men vroeger aan, dat een treffer
slechts den voorsten man buiten gevecht stelde,
thans worden op groote afstanden 2 3, op
kleine afstanden 3 5 achter elkaar marchee-
rende manschappen door een projectiel gedood
of gewond.
Woog de patroon by hot oude geweer 43
gram, dat gwwicht ia by de nieuwe patroon
gedaald tot 22.5.
Ei: deiyk de bestreken ruimte, waardoor
men verstaat de ruimte, binnen welke de
kogel zich niet hooger boven den grond ver
heft dan de lengte van een man. De ruimte
bedraagt byv. op 600 M voor het oude ge
weer 52, by het nieuwe geweer 143 M.
De Raad der gemeente Vlissingen heeft in
zyn vergadering van 22 Januari jl. op voor
stel van Burg. en Weths. besloten, een nieuwe
regeling te maken omtrent het toewyzen
der standplaatsen op de jaarmarkt.
Daarin is o. a. de bepaling opgenomen, dat
hy, die het hoogst biedt, de eerste keuze
beeft; hy, wiens bod daarna het hoogste is,
bekomt de tweede keuze, en zoo gaat het
voort, totdat alle beschikbare plaatsen zyn
genomen.
Het Weekblad van den heer Julius Oppenhcim}
te Groningen, heeft er zich over verbiyd, dat
de nu reeds in vele gemeenten ingevoerde
maatregelen om een gedeelte van het
kermisterrein aan den openbaren dienst
te onttrekken en vervolgens, hetzy by opbod,
hetzy by inschryving, te verpachten, tot
dusver geen tegenkanting ondervonden heeft
van de zyd9 der Regeering. Miar het blad
betwyfelt of zy ook de oogen sluit voor wat
men nu te Vlissingen er op heeft uitgevonden.
„Men wensebt daar de gewone belasting
het door de Kroon gesanctioneerd recht voor
de standplaatsen te biyven heff n, maar
bovendien te verpachten de preferentie, et
recht van voorkeur. Dit gaat toch, dui kt ons,
niet aan; dit is: eten van twee wallen"
Het blad vestigt bij deze gelegenheid aan
dacht op de wenschelijkheid, dat io het vervolg
ook de wettigheid van den maatregel, zooals
die elders wordt toegepast, boven twyfel worde
gesteld. Wel is waar voorziet de voorgedragen
wyziging eenigermate in de zaak, door eene
heffing hoven den kostenden prijs toe te laten,
althans niet meer te verbiedon, maar te be-
twyfelen is of ook dan nog het stelsel van
verpachting eigeniyk wel geoorloofd zal zyn.
De Kölnische Zeitung bespreekt de quaestie
of de stoombooten der Noordduit-
8 c h e L 1 o y d, die naar Azië en Z u i d-
Amerika koers zetten, de haven van Ant
werpen dan wel die van Rotterdam
behooren aan te doen.
Het blad toont aan, dat in Duitschlands
belang Rotterdam de voorkeur verdient. België
is toch een land van nyverheid, veel meer
dan Nederland, en derhalve zou de Belgische
nyverheid aan de Duitsche concurrentie gaan
aandoen door middel van Duitsche schepen.
Hetgeen men daarentegen te Rotterdam zou
byiadon, zou voor een zeer groot deel uit
Duitschland, voornameiyk uit het Rynland,
derwaarts zyn aangevoerd.
Het gaat niet wel aan, zegt de Kölnische
van Holland voor 't voordeel, dat bet niervan
trekken zal, geld te vragen. Dat voordeel is
ook zeer moeilijk in een als juist bewezen
cyf^r uit te drukken. Maar er is een ander
middel, om van Holland een „Gegenl^istung"
te erlangen, iets, dat als een A u s g 1 e i c h
te bestempelen is. Er is een overeenkomst
tusschen beide landen, waarby Holland zich
verplicht heeft voor een vaargeul van 3 meter
diepte op de Waal te zorgen, als de peilschaal
te Keulen zekere minimum-diepte aanwyst.
Als nu aan die 3 meter maar 1 meter werd
toegevoegd, hetgeen technisch ze ar wel moge
lijk is, dan is voor de scheepvaart op den
Ryn zooveel gewonnen, dat het aan Rotter
dam te bezorgen voordeel werkeiyk zou be
taald zyn.
Men ziet, voegt de Zwolsche Courant aan
deze mededeeling toe het Duitsche blad is
met weinig tevreden. Wy zullen ons niet aan
een technische bespreking wagen, waartoe
wy geheel niet bevoegd zyn. Maar wy twyfe
len evenzeer aan de bevoegdheid van het
Keulsche blad, om deze quaestie uit te maken,
en wy gelooven dat Nederland op zyn gebied
zeker ruim zoo goed zorgt voor de scheep-
vaartbelangen op den Ryn als Duitschland dit
doet op het Duitsche gebied. Dat de Keulsche
courant zich het voordeel in quaestie wel zéér
duur wil laten betalen, merken wy slechts
ter loops op.
De Standaard schry ft onder het hoofdje
Hondenbelasting het volgende
Ten aanzien van de hondenbelasting haasten
I we ons een vergissing te herstellen.
FenilletorL.
4»
Nadat de afgostorven vorst met Verstandig
beleid den geest des tyds niet langer weer
stand geboden en de geheele pruikenkraam
van kamerheeren, hofjonkers en hofmaar-
sohalk over boord geworpen had, had by alleen
den hofraad, als zyn trouwsten en meest
beproefden raadsman, voor de leiding der
zaken behouden, en de vorstin-weduwe volgde
het voorbeeld van haar gemaal. De heer
Yon Pergast behoorde, om zoo te zeggen, tot
het gezin.
„Gy kunt u niet voorstellen, wat voor
tooneel ik zooeven met de arme Hermine
Grnbe heb gehad," wendde de vorstin zich
tot den hofraad; „zy komt my buitengewoon
ongelukkig voor."
„Buitengewoon ongelukkig?" meende Per-
gast, terwyl hy op een stoel plaats nam en
al3 in gedachten verzonken over zyn donkeren
baard streek; „dat is toch wel wat te veel
gezegd van een vrouw, die geld genoeg heeft,
om viermaal daags van toilet te verwisselen 1"
De vorstin dreigde met den vinger: „Gy,
ongeloovige l" Doch zy werd weer ernstig en
ging voort: „Ik verzeker u, het is zoo, en ik
moest er my bepaald tegen verzetten, dat ze
my niet terstond in alle geheimen inwydde,
maar dat kan ik waarlyk niet toestaan; dat
ziet gy toch ook in, niet waar? Waar moest
het heen, zoo ik my beschikbaar stelde, al
baar klachten aan te hooren? Toen hield ik
het voor 't beste, de zaak dadeiyk en vooruit
tegen te gaan. Maar zooals ik u zei, toen ik
de tyding van haar verhuizing naar deze
streken ontving: ik zie daaruit niets dan ver-
drietelykheden en onaangename dingen voor
my ontstaan I"
„Uw Hoogheid zal deze wel ver van zich
weten te houden," hernam de hofraad, en
daarmede liet men voor beden het onderwerp
rusten; de voormalige hofdame en haar mis
lukt bestaan, haar arm, hulp en bystand
zoekend hart waren van de orde van den
dag afgevoerd; er waren gewichtiger zaken te
behandelen.
De vorstin had alleenheerscheres van een
machtigen staat kunnen zijn, en zy zou haar
volk voorzeker tot iets groots gebracht hebben.
Ook zoo, in haar betrekkeiyk onbeduidende
stelling als weduwe van een der kleinere
gemediatiseerde Duitsche vorsten, als moeder
van een reeds meerderjarigen zoon, die, alleen
om zyn vryheid te genieten en, om zoo te
zeggen uit gemakzucht, haar de teugels zyner
kleine heerschappy overliet, die hy eiken dag
zelf in de hand kon nemen,. ook zoo was
haar invloed uitgestrekter en belangryker dan
dit over 't algemeen misschien bekend was.
Hooggeplaatste personen wendden zich tot
haar om raad; haar oordeel gold in de hoogste
kringen; overal had zy haar verbindingen;
overal deed zich haar invloed gevoelen en
dat was haar leven.
Voorzeker, zy streefde steeds naar het
hoogste; het was ongetwyfeld het goede en
groote, dat zy gedurig in het oog hield, en
de gunstige uitslag harer ondernemingen
stempelde haar in velerlei opzicht tot een
philanthroop in de beste beteekenis van het
woord; en toch ontbrak er iets aan haar
geheele wezen en daarom ook aan haar
handelingen. Was het diepte van gemoed?
Zy bezat een macht op de harten, die zonder
deze kwalyk denkbaar ware geweest. Was
het volharding? Zy kende in het najigen
harer doeleinden geen weifelen.
„Uw schoonzuster is een toovenares," had
eens een met beide vorstelyke vrouwen zeer
bevriende dame tot prinses Ulrike gezegd,
„en toch moet ik my dikwyis afvragen: hoe
komt het, dat haar tooverstaf zoo vaak
misslaat?"
En de verstandige prinses had met het
veelzeggend optrekken harer donkere wenk
brauwen ten antwoord gegeven: „Helene
ontbreekt slechts éón dingoprechtheid jegens
zichzelve I"
Van geheel byzonderen aard was het samen
leven of veeleer naast elkander leven dezer
twee vrouwen. Beiden naar den geest ryk
begaafd, doch onderscheiden genoeg om elkaar
wederkeerig aan te vullen en gemeenschap-
pelyk groote zaken tot stand te brengen,
waren zy toch inwendig zoo volkomen ver
schillend, alsof zy tegenvoeters waren, in plaats
van twee onder hetzelfde dak wonende, van
naby verwante leden eener zelfde familie.
Haar innerlyke afwyking bestond daarin
niet alleen, dat de vorstin in de politiek het
vryere, de prinses het behoudende grond
beginsel voorstonddergelyke uit elkaar
gaande meeniDgen werken, waar wezenlyke
sympathie bestaat, nooit hinderend, veeleer
dikwyis bevorderend, want alleen degene, die
kleingeestig en in eigenwaan zich voort
beweegt, schuwt tegenspraak. Bovendien ver
viel de prinses met haar meeningen geenszins
in uitersten en kende do moderne party op
staatkundig gebied vele rechten toe, en de
vorstin was, wanneer het op de proefneming
aankwam, wellicht behoudender dan haar
schoonzuster-, zyzelve evenwel wist het niet,
en zoo zy bet geweten had, zou zy het niet
hebben toegegeven. De eigeniyke oorzaak der
scheiding tusschen deze twee vrouwen was
van dieper liggenden aard; zy bestond in de
aanwezigheid van die eigenschap by de prinses,
welke zyzelve als degene, die haar schoonzuster
ontbrak, had aangeduid: de oprechtheid. De
aard der prinses had iets van de doorscbynende
helderheid van kristal, die vereischt wordt
om de kleuren van den regenboog onvermengd
weer te geven, en op deze alleen hechte
grondlaag van een edel karakter kwamen
haar gaven van geest en hart des te schit
terender uit.
De vorstin verzuimde nooit, by openbare
zoowel als by byzondere gelegenheden, haar
hoogachting en waardeoring voor haar schoon
zuster luide te kennen te geven, en in den
familiekring behandelde zy haar steeds met
dezelfde minzaamheid: het was deze vrouw
aangeboren, zoowel hoog als laag, vriend als
vijand, de macht harer beminneiykheld te
doen gevoelen, doch als by stilzwygende af
spraak zagen de twee dames elkaar slechts
by de maaltyden, en zoo zy niet door de
tegenwoordigheid van buitenlandsche bezoe
kers tot een langer vertoeven in de salons
gedwongen werd, bracht de prinses ook de
uren na de gemeenschappelyke theetafel in
baar vertrekken door.
Aan de openbare vereenigingen van lief
dadigheid en ondernemingen van dergelykea
aard, aan bet hoofd waarvan de vorstin stond,
nam de prinses geen deelwel echter werkte
zy in stilte en in 't verborgen ea oogstte den
zegen van zulken werkkring.
Maar nog minder dan met haar vorstelyke
aanverwante harmonieerde zy met den ver
trouweling en raadsman, den hofraad, en het
was misschien haar besliste afkeer van hem,
die haar meer dan al het andere van de
vorstin scheidde; de dissonnant was hier vol
komen en niet te bemantelen.
„Ik heb wel eens hooren zeggen, dat alle
mannen egoïsten zyD," zei de prinses eens;
„ik matig my geen oordeel aan, want ik kan
niet beweren alle mannen gekend te hebben;
éón ding evenwel weet ik, dat ik my het
belichaamd egoïsme nooit anders dan in den
persoon van den hofraad Von Pergast kan
voorstellen."
II.
Het officiëele bezoek van het echtpaar
Grube aan het vorsteiyk hof had plaats go-
had: de handelsraad, volgens voorschrift in
witte das, en met het lintje van de een of
andere ridderorde in het knoopsgat; zyn
vrouw in een echt fluweel6n kleed, zooala
de garderobe der vorstin er geen kostbaarder
had aan te wyzen. Wordt vervolgd.