MENGELWERK.
rritac
Zoo spreken wjj nu. Maar na Kerstmis zyn
we dit alles weer zoowat yergeten, en dan
beginnen we maar weer getroost een lijst te
maken van vrienden en bekenden, die in de
termen vallen om een nieuwjaarskaartje te
ontvangen. "Want och, iedereen doet het, en
deze en gene zou het kwaiyk kunnen nemen,
al% wö het nalieteD, en men wordt niet graag
voer onbeleefd gehouden, enz., enz. En de
pcsiambtenaars moeten maar weer werken,
*00 noodig achttien uren achtereen. En zoo
gaat het van het eene jaar op het andere,
tot ja, dat zullen we moeten afwachten.
De uitvinding der visitekaartjes is betrek
kelijk nog niet zoo heel oud. Volgens de Oaulois
venoonden zft zich voor het eerst in het
maatschappelijk leven onder de regeering van
Lodewyk XIV. Met eenige reden mag men
echter betwijfelen, of Frankrijk h9t eerste
land was, waar zy in gebruik kwamen, als
mto net hoeveel Duitsche, Hollandsche en
Itaüaansche visitekaartjes uit dienzelfden tyd
nog zijn overgebleven. Waarschijnlijk ver
spreidden zij zich in de tweede helft der
zeventiende eeuw tegelijkertijd over geheel
westelijk Europa. Eerst bestonden zij slechts
uit een gewone speelkaart, waarop men zijn
naam schreef, om haar vervolgens in het
sleutelgat te steken bij den vriend, dien men
niet thuis trof.
In het begin schenen tyj nog weinig ge
bruikt te worden, want noch in de brieven
van mevrouw De Sévi^né, noch in de M/moires
dier eeuw vinden wij melding gemaakt van
visitekaartjes, ofschoon het overigens niet
aaa allerlei bijzonderheden over het intieme
leven der tydgenooten ontbreekt.
In de achttiende eeuw, de eeuw der sier-
Igkbrid en bevalligheid, waarin ook de kleinste
en geringste voorwerpen verfraaid en opge
tooid moesten worden, maakten beroemde
kunstenaars hun werk er van, een visi'.e
kaanje te teekenen. Cocbin, Eisen, FragODard,
Cbaffart, Moreau wedijverden om aan deze
6tukje8 karton een artistiek voorkomen te
geven. Soms is de naam eenvoudig omgeven
door een bloemkrans van uitgezochte bewer
king, soms vormt hij 't middelpunt van een
meer of minder ingewikkeld motief, dat een
allegorische toespeling bevat op den smaak,
heE beroep of de woonplaats van den eige
naar. De namen zen meestal eigenhandig
geschreven.
Tegen het einde der eeuw begon het kaartje
zijn karakter van luchtigheid en élégance
te verliezen. De onderwerpen werden opzich
tiger en gewoonlijk koos men ze uit de
Romeinsche of Grieksche mythologie. Men
vindt er zelfs klassieke landschappen
onder en vooral de Italianen maken misbruik
van vergezichten met verwoeste tempels en
an nek e ruines.
Tijdens het eerste keizerrijk voerde men
op de gegraveerde kaartjes alle emblemata
Dit het troubadourst(jd-7ak in. Élégante dames,
zeker om aan te duilen, dat zij niet aan over
jevvjeliübeid leden, plaatsten haar adres op
«en kuras. Over het algemeen getuigen de
proeven op dit gebied ond het eerste keizer
rijk van een zeer slechten smaak, en ook de
Restauratie schijnt hierin weinig verbetering
gebracht te hebben.
Als nu onze coupes, plateaux of wat
men er al meer voor moge bestemmen, vaak
reeds te klein zijn om de massa nieuwjaars-
kaartjes, die ons gezonden worden, te bevat
ten, wat zouden wy dan wel moeton begin
per, als onze kaartjes, in plaats van de
w mige centimeters le gte en breedte, die zij
b^ltan, eens do ruimte innamen van een
C< ineesch beleefdbeidskaarf j3
In 1844 werd do heer De Lagrené, de
JiYanscha diplomaat, door Louis Philippe met
©en buitengewone zending naar China belast,
J)e onderhandelingen hadden plaats to Macao.
)Dp zekeren morgen werd er namens den
gouverneur aan het hotel van den gezant een
dikke rol papier ge' racht.
Die rol was tusschen d9 25 en 80 centi
meters lang en 15 centimeters dik. Niemand
begreep, wat die zending beteekeode, of wat
die rol kon bevatten.
Een Chinees, die op de hoogte van d
ambtenaars etiquette was, deelde aan de ver
baaede leden van het gezantschap mede, dat
de rol niets anders wa9 dao het visitekaartje
van den gouverneur van Macao.
De cylinder werd afgerold, wat lang geen
gemakkelijk karweitje was. Het blad papier
besloeg zulk een oppervlakte, dat geen ver
trek groot genoeg was om het uit te sprei
den, .zoodat men er maar van afzag, het
.kaartje" in zijn geheel te overzien." Deze
mode heeft zeker het voordeel, dat z(j ncoit
zulk een uitbreiding zal krijgen als het ver
zenden van kaartjes bjj ons.
Het Haagsche Dagblad en De Standaard
bevatten het volgende Ingezonden Stuk:
„Mijnteer de Redacteur!
Toen de Vader des Vaderlands zftn laatsto
bede uitsprak: „Mijn God, ontferm U over
mtlne ziel en over dit arme volkl" droeg hij
den Geuzenpenning. De Geuzenpenning is hot
zinnebeeld van den schoon6ten levensstrijd,
ooit in de Nieuwe Geschiedenis gestreden;
het gedenkteeken by uitnemendheid van dat
program, hetwelk Oud-Neerland de roemrijkste
plaats in de politieke jaarboeken van Europa
en van Amerika verzekerd heeft. De vraag
is b0 my opgekomen of er bij de aanstaande
troonsbestijging van de laatste Vorjtlc
uit het Huis van Oranje Nassau een lieflijker
«n leerzamer herinnering aan onze vaderland-
eche jeugd geschonken of er naast de oranje
kokarde een nationaler feesttooi bedacht wor
den kan dan de GeuzenpenningI Voornemens
om alsdan, zoo mogelijk, aan de kinderen der
Christeiyknationale scholen te 'a-Gravenhage
een Geuzenpenning aan te bieden, z\J het mij
vergund, terwijl ik dat denkbeeld aan elders
wonende bewonderaars van het Verbond der
Edelen in overweging geef, langs dezen weg
eenige echte, nl. zilveren, goed bewaarde Geu
zenpenningen tot model in leen of te koop
te vragen. Aanbiedingen gelieve men te richten
tot den boekhandelaar De Haas, Noordeinde,
te 's-Gravenhage.
Inmiddels heb ik de eer te zijn, Mijnheer
de Redacteur,
Uw Dienaar,
Jhr. Mb. A. Van Daehne
vah VaRICK.
Den Haag, i8 Januari 1897".
De Redactie van het H. Dagblad teekent
daarbfl aan:
.Het door den geachten inzender geopperde
denkbeeld verdient alle overweging; wy geven
hem evenwel in bedenking zich in verbinding
te stellen met het locale Comité voor de
inhuldigingsfeesten, dat wellicht ook een
dergelijk denkbeeld heeft, en waardoor eene
gewenschte samenwerking verkregen kon
wordon."
Het was juist ons voornemen, zegt De
Residentiebodebij oen en ander een paar
kantteekeningen te maken, toen ons het
onderstaand schrijven ter plaatsing werd
aangeboden, waardoor wft van het leveren
van verdere commentaren ontslagen zijn:
Een zeldznnm voorval.
Uit het Engelsch van O. Canninge.
Kolonel Anstruther, eigenaar van „Bally-
nane", had verscheidene gasten, waarvan
sommige nog hun kamenier of knecht mede
hadden gebracht.
Op een avond, terwijl ieder zich in het salon
bevond, kwam een der dienstboden, bezig
overal de ramen te sluiten, In de kamer van
mevrouw Effingham; op den grond vond ze
een geopend étui l'ggen en daar z(j dit eonigs-
zins vreemd vond, deelde ze het aan de Fran-
sche kamenier der dame mede. Elise verklaarde,
dat haar mevrouw het sieraad uit het étui
bfina nooit droeg en dat ze baar de zaak
wilde medeelen.
D9 kamer werd doorzocht, zelfs de vensters
werden zorgvuldig nagezien, of er misschien
ook een dief binnen kon zijn geslopen, doch
alles tevorgeefs: de broche bleef weg.
„Lc ben overtuigd, dat 10 diefstal is begaan
door een der huis.-enooten", verklaarde de
gastheer: .wat denkt gfl, Jephson?"
„Het schijnt wel", antwoordde de aange
sprokene, een advocaat van naam.
.Geef dan toch eens een ander antwoord;
wellicht hebt gij een blik in de zaak."
.Ik zou om een detective zenden," meende
een kapitein der grenadiers, terwijl de advo
caat van naam bedaard een anctere sigaar
opstak.
."We zijn niet in Londen, de eerste stad
de beste is G Iway, dertig mijl ver, en of
daar een detective te vinden zou zijn, be-
y" Mynheer de Hoofdredacteur t
Ik zend aan uw blad en aan het Dagblad
het volgende ter plaaUing:
In het Dagblad van 21 Januari komt voer
een ingezonden stuk, geteekend jhr. mr. A.
Van Daehne van Varick.
Het wekt mijne belangstelling op, of de
schrijver, die in dit stuk aanbiedingen vraagt
om Geuzenpenningen, identiek is met
een persoon van denzelfden naam, die
naar men zegt Protestant geweest zijnde,
is geworden Roomsch-Katholiek, en daarna
van Roomsch Katholiek wederom Protestant.
Baron T. d'Ablainq.
's-Hage, 21 Jan. '97."
Het denkbeeld van jhr. mr. Van Daehne
van Varick wordt door De Tijd allesbehalve
malsch ontvangen.
„Wie en wat jhr. mr. A. Van Daehne van
Varick is, zegt het blad, kan den meesten
onzer lezers niet onbekend zijn. Hy is do
man, die, na eerst van de dwaling tot de
waarheid te zijn gekomen en de heilige pries
terwijding ontvangen te hebben, naderhand
opnieuw de Katholieke Kerk den rug toekeerde
en als afgevallen priester openlijk zich weder
Protestant verklaarde.
Dat het voorstel, om zich bi) gelegenheid
der aanstaande kroning van onze jeugdige
Koningin met den Geuzenpenning te sieren,
van z ij n e zijde komt, maakt de zaak nog
bedenkelijker dan die uit haren aard reeds
twijfel ik zeer."
„Wat dan te doen?"
Eer een antwoord kon volgen, werd de
deur der rookkamer geopend en trad de hof
meester binnen, een intelligent uitziend man
van omstreeks dertig jaar.
„Neem mfi niet kwalijk, mijnheer", begon
bij, „maar we hebben van dien diefstal ge
hoord en nu zouden wij, de andere dienst
boden en ik, gaarne zien, dat onze kasten
doorzocht werden en
„Mag ik voor u antwoorden, Anstruther?"
viel Sir Richard Barnard den hofmeester in
de rede.
„O, ja," zeide de gastheer.
„Kom over vijf minuten hier terug", beval
hij den hofmeester.
Sir Barnard had oogenschijnltJk volstrekt
niet geluisterd naar de gesprekken om hem
heen; men plaagde hem altijd, dat hij aan
niets dacht dan aan zijn Oostersche reizen.
„Ik hecht niets aan die kastendoorzoekery,
vooral niet, als dat zoo zelf aan de hand ge
daan wordt. Ik geloof echter, dat ik een veel
afdoender middel weet om den diet uit te
brengen."
„En dat is?" riep men door elkaar
„Gij zultu misschien verwonderen, wanneer
ik 't u zeg; het is juist iets voor een moder
non Er.gelschman om er hoofdschuddend de
schouders voor op te halen."
„Voor den dag er mede!"
„Een Hindoesche priester heeft mi) het
kunstje geleerd. En ik geloof, dat wat zoo
f,oed gi-luki b(j Hindoes, zijn uitwerking niet
zal rnhssn op de Westorsche broeders en
2Uiters. Mag ik bet beproeven, Ar«truther?"
.•Qfi.égn voorwaarde; cj^ het niet schaadt."
is. En bedenkelijk, gevaarlijk zelfs, achten
wij haar in die mate, dat wy ons ton plicht
rekonen, reeds nu daartegen een woord van
ernstige waarschuwing te doen vernemen."
De Tijd verzekert, dat alle oprechte Katho
lieken niet anders verlangen dan dat de
troonsbestijging van Koningin Wilhelmina een
waarlijk nationaal feest zal wezen, het
welk door Nederlanders van alle godsdienstige
en politieke belijdenis, welke hun Vaderland
en Vorstin liefhebben, eendrachtig en met
geestdrift zal gevierd worden.
De Geuzenpenning, zegt De Tijdheeft goen
do minste beteekenis; die, welke hij bezit, is
een bloot-historische.
„Acht men het een wfize meer nog een
vaderlandlievende daad, ter gelegenheid van
de troonsbestijging van onze Koningin een
gedeelte der natie weder te gaan versieren
met het insigne, hetwelk de herinnering
aan den bloedigen strijd en aan do scheuring
tusschen de zonen van hetzelfde Vaderland
op een voor honderdduizenden hoogst stuitende
en uitdagende wtjze vernieuwen moet?"
De Tijd vertrouwt dan ook, dat verstandige
Protestanten zullen weten te verijdelen, wat
door Jhr. Van D. wordt beoogd. „Voor allen
moge reeds van heden af vaststaanvoor het
huldiging8feest van Koningin "Wilhelmina past
geen „feesttooi" of insigne, dat niet door
alle Nederlanders, zonder onderscheid van
godsdienst of staatkundige mits Vaderland
en Koningin Hovende gezindheid kan ge
dragen worden."
„Daarvan kunt ge verzekerd zijn."
„Eer3t moeten we de volle toestemming
der bedienden hebben."
„Die zult ge dadelijk hebben, wanneer ik
hun meedeel, dat ook de gasten op de proef
wenschen gesteld te worden," zeide Anstru
ther lachend.
„Zeg gij Tinlan dan, dat allen zich over
een kwartier in de muziekzaal zullen ver
zamelen."
De hofmeester Tinlan keek zeer teleurgo-
steld, toen hij boorde, dat kisten en kasten
ondoorzocht zouden blijven.
„En nu moet Ik den dames nog haar toe
stemming gaan vragen", zeide sir Richard.
Binnen enkele minuten kwam hfj terug
met het bericht, dat men zeer met zijn plan
waa ingenomen.
De muziekzaal was een hooge, ruime zaal
het dienstpersoneel stond op een rtJ tegen den
muur en de dames zaten in een wijden kring.
Sir Barnard plaatste zich in het midden
der zaal en sprak aldus:
„Er heeft hier in huis een diefstal plaats
gegrepen en allen wenschen, dat de dief ont
dekt wordt. Om de kisten en kasten te door
zoeken noemt te veel tyd weg en gaat met
groote moeilijkheden gepaard. Daarom heb ik
oen ander middel, wat ik hoop dat door alle
aanwezigen goedgekeurd zal worden. Het is
zeer eenvoudig en zal niemand schaden. Gij
allen ziet die alkoof daar aan het eind der
zaal, ieder wordt verzocht die binnen te gaan
en do draperi9, die er voor hangt, achter zich
ie sluiten, zoodat niemand, die hier vergaderd
is, de handelingen van degene, die binnen Is,
kan zien. Deze stok, dien ik in mijn hand heb
en dien ik er neer zal leggen, wordt ge ver:
zocht 111 beide huiden te nemen en driemaal
or mede de kleine ruimte door te loopen.
Daarna legt ge den stok op den stoel, waar
ge dien gevonden hebt. De schuldige, man
of vrouw, die de broche gestolen heeft, zal
den stok niet meer los kunnen laten, daar
die aan zijn viDgnrs zal blijven kleven. Ik
alleen zal hem van zjjn hand kunnen ver
wijderen. Wilt ge u allen aan deze proef
onderwerpen
„Ji, sir Richard", antwoordde Tinlan voor
allen.
„Laat ons dan zonder verder uitstel be
ginnen."
Met deze woorden ging sir Richard naar
de alkoof en legde er den stok op een stoel,
maakte de gordijnen los en liet die voor de
opening vallen.
Een jonge man, de knecht van den advocaat
van naam, was de eerste, die de proef onderging.
Met vluggen tred stapte hi) de kleine ruimte
binnen en sloot de draperie achter zich dicht.
Allen wachtten in spanningsir Richard stond
naast de alkoof. Na een minuut kwam de
jonge man er even vlug uit als hy er inge
gaan was.
De tweede was Tonidaa, de knecht van den
Grïekscben gezant. Ook deze bleek onschul
dig to zijn.
Daarna kwam Sir Richard's eigen Koeloe,
een neger met schitterend zwarte oogen en
met verscheidene schitterends steenen behan
gen, waarop hij niet weinig trotsch was.
Allen volgden op hun beurt, totdat slechts
Elise, de Fransche kamenier, en de hofmeester
Tinlan ov.-rbleven, doch aan geen van beiden
was de stok hifi ven kleven.
Kolonel Anstruther begon zenuwachtig aan
zijn snor te draaien en zijn zuster schoof
onrustig op haar stoel heen en weer, in
zichzelve wensebend, dat haar broeder nooit
de tosstemming tot deze proef, die toch tot
niets scheen te leiden, had gegevenwant
nu waren de gasten aao de beurt I
„Mag ik u en mevrouw Effingham even
alleen spreken?" vroeg sir Ricnard op dit
oogenblik zacht aan den kolonel. Deze leidde
zyn twee gasten naar de bibliotheek.
„Mag ik u uw broche teruggeven?" zeide
sir Richard met een buiging.
Met een uitroep van vrengde nam do dams
haar kostbaar kleinood in bezit.
„Hoe is 't u gelukt haar weerom te kragen?"
vroeg ze verbaasd.
„Heel eenvoudig."
„Ge zftt dus een toovenaar?"
„Niet dat ik weet."
„Dus was de broche werkelijk gestolen?"
„Ja, en 't spijt me het te moeten zeggen:
de hofmeester Tinlan was de dief."
„Heeft hy 't bekend?"
„Ja."
„Vertel ons dan tocb eens hoe! Ge ant
woordt zoo kort."
„Tinlan liep de al door, juist zooals alle
anderen, nadat hy uit de alkoof kwam," ver
telde sir Ricbard. „By de deur wachtte ik
hem op en zijn handen nemend, bracht ik
zo ter hoogte van mjjn gezicht, zooale ik by
allen gedaan had. „Waarom hebt ge dit ge
daan?" vroeg ik hem ernstig aanziende. „Om
my te redden," antwoordde by, my met angst
aanziende. „Beken alles," zeide ik streng,
„eerst dan zal ik oordeelen." „Ik sloop ds
trap op en zag mevrouw Effingham's kamer
deur op9nstaan," vervolgde by en toen
toen nam ik het weg." Hy snikte het uit.
„Maar hoe wist ge nu, dat Tinlan de dief
was?" vroeg mevrouw Effingham verbaasd.
„Aan zyn vingers ia de stok niet blyven
kleven, want ik heb hem zelf uit de alkoof
zien komen."
„Ik zal 't u uitleggen; myn wjjze van
handelen was aldusIk heb den stok op e3n
stoel in de alkoof gelegd, na dien eerst zorg
vuldig bestreken te hebben met een sterk
riekende Oostersche olie. Ieder beeft werkeiyk
deu stok opgenoraeD, daarvoor nam ik hun
banden en bracht ze naar myn gelaat In
waarheid om de lucht der olie te kunnen
onderscheiden. By allen rook ik die, behalve
by Tinlan. Daardoor was ik zeker, dat hy de
dader was. Omdat hy schuldig was, had hy
het veiliger geacht den stok Diet in handen
te nemen, daar die er dan ook niet aan kon
blyven kleven. En dat is nu het heele geheim
der proef."
„Schrander bedacht van u, dat moet ik
zoggen."
„Van den Hindoeschen pri.ster, meent gtJ.
Ja, in het Oosten valt voor ons nog voel te
teeren, geloof my."
INGEZONDEN.
Mijnheer de Redacteur I
Toen ik bet ingezonden stuk van X. in het
blad van eergisteren las, dacht ik terstond:
„Waarom zulk een concert niet eens in Leiden
Hier zyn toch ook menschen genoeg, die van
goede muziek houden, maar het moet goed-
koope zyn." Toen ik myn gedachten meedeelde
aan mijn buurman, een eersten muzieklief
hebber zei hy„Wel, dat krygen we in
Leiden ook. Aanstaande week zal de „Dubbel-
Kwartet Vereeniging" zulk een concert geven
en men heeft my verzekerd, dat die Vereeni
ging zoo iets meer zal doen, als het ten
minste opneemt." Nu was ik in de wolken,
want eenmaal op de Volksbyeenkomsten
heb ik baar geboord en dat klonk mooi.
Elk steune dus deze poging door te komen
luisteren. Dan, U dankend voor ds plaatsruimte,
zyn velen zeer tevreo en niet hst min3t
Uw di9nstw. DUnaar
P. Verbrugge.
Wat een politie-agentdie iemand toil arresteerenoverkomen kan.
.l: