N°. 11324 Maaiidaff 25 Januaiv. A". 3 J feze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. F euilleton. IN IJS EN SNEEUW. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. Franco per post Afzonderlijke Nommers f 1.10. 0.05. PRIJS DER ADVERTENTEEN Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootore letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad wordt 0.05 berekend. Tweede Blad. Naar aanleiding van de logenstraffing van den inspecteur der belastingen te Os aan het adres van P. T., die in De Noord Bra banter eenige vragen had gereleveerd, welke gedaan z\jn omtrent sommige geestelijken mot betrekking tot de bedrijfsbelasting, stelde genoemd blad een onderzoek in. Het plaatst nu een van hoogst vertrouwbare zijde toegezonden schrijven (waarin namen van plaatsen en personen worden verzwegen), waaruit blykt, dat het schrijven van P. T. wel degelijk op waarheid berustend was. Mocht de Minister van Financiën belangstel len in deze quaestie, dan zal het blad gaarne Z.Exc. het authentiek schrijven onder gnheim houding ter inzage geven, doch aan dezen alleen. In bedoelden brief wordt zelfs gesproken van een reeks van vier en veertig vra gen, den pastoor en zijn kapelaan betreffende. Dat men ook van andere zijde niet van plan schynt, de zaak te laten rusten, kan nog blyken uit een ander schryven, dat De N.-Brab. ontving en waarin het luidt „Ik schryf heden nog naarom een afschrift te hebben van de vragen, die indertyd door den inspecteur van 03 omtrentpastoor gesteld zyn; dan zullen wy dien voorbeeldigen fiscusman eens op zyn nummer zetten". Dit scbryven zal dus niet de apotheose zyn, zegt De Residentie-bode. Wy lezen in de Haagsche Courant, onder het hoofd Leege huizen, het volgende: „Er stonden hier ter stede op 31 December jl. 1307 woningeD leeg." 't Is zeker niet aangenaam voor de eigenaars dier 1307 woningen. Maar zoo erg als het cyfer er uitziet, is het toch,niet. Een gezin telt, door elkaar, ongeveer 5 personen. Er behoeven dus slechts 6500 Hage naars bij te komen, om aan al die leegstaande woningen behoefte te doen krygen. En daar de bevolking van Den Haag vry geregeld met ruim 0000 zielen per jaar toe neemt, is de voorraad huizen dus voldoende voor 15 maanden, meer r iet. Daar men echter in dezo berekening de groote buizen, van boven de f 600 uur, mee- rendeels buiten beschouwing moet laten, wyl het deel der bevolking, dat zulke perceelen bewoont, betrokkelyk klein is, wordt de toe stand nog minder onrustbarend 907 ledige buizen, d. i. genoeg voor eene bevolkings toename van 4500 zielen, anders gezegd voor hoogstens één jaar. Hieruit volgt niet, dat men dus maar moet voortbouwen. Integendeel zyn een paar jar^n van matiging zeer gewenscht. En ook een juiste keus ten aanzien der soort van huizen, die men bouwt. Maar toch biykt er uit, dat men niet al te ongerust behoeft te zyn over overproductie, en evenmin over de toekomst der bouwvak-arbeiders. In een „Brief uit de Hofstad" in de Arn- hemnche Courant heet het: Ieder jaar, omtrent denzelfden tyd, d. w. z. wanneer het glad is, erger ik my over het nog altoos voortbestaan van den heeredienst, van het met zand of „anderszins" zooals or op de oude briefkaarten stond bestrooien van het trottoir vóór ieders huis. Die dienst plicht is ook hier in Den Haag in de politie verordening geregeld; de politie houdt er streng naar men zegt echter wel met eenig aanzien des persoons de hand aan; en hoewel de politieverordening om de vyf jaren, volgens de Gemeentewet, by den Ge- meonteraad en by Gedep. Staten in overweging moet worden genomen, opdat haar bepalingen steeds kunnen wordon gehouden in overeen stemming met de eischen en begrippen van den tyd, schynt tot al de daarby betrokken offlciëele hersenen het denkbeeld nog niet doorgedrongen, dat de bedoelde verplichting evonmin in de bestaande begrippen omtrent de verhouding en wedt-rzydsche rechten en plichten tusschen overheid eu ingezetenen past, als het overlaten van het onderhoud van de straten en wegen aan hen, die by den bruikbaren staat 69n onmiddeliyk belang hebben, dat wil zeggen de aan wonenden of .aangelanden", waar dezen in verzuim bleveD, de gebruikers. Tegenwoordig heerscht het ongetwyf ld juist en logisch begrip, dat de straten, wegen en grachten er zyn in het gemeen belang van allen. Da bruikbare toe stand van het Voorhout strekt niet alleen ten nutte van de bewoners, die er met hun equipage doorbeen ryden, noch die van de Hoogstraat van de daaraan wonende winke liers; ieder ingezetene, ieder bezoeker zelfs van de Hofstad geniet er de voordeelen van; gevolgelyk wordt er iu dit ontwijfelbaar ge meen belang door de overheid, die de straten onderhoudt, voorzien. Het is echter onzinnig en alleen uit een laakbare krenterigheid te verklaren, onderscheid te maken tusschen bruikbaarheid in mooi zomerweder en by gladheid; gladweg alle kosten van onderhoud en bruikbaarhouding te nemen ten laste van de Gemeentekas, alleen met uitzondering van het bestryden van de gladheid, dat men niet, zooals vroeger met het geheele onder houd aan de ingezetenen overlaat, maar waartoe men de ingezetenen by straf vordering dwingt. Tot welke bezwaren de bestaande r<g - ling leidt, heeft mon hier dezer dagen kuünen opmerken, en tot zyne licbameiyke scbade kunnen voelen by het uitgleden en vallen,— inzonderheid in de nieuwe buurten, waar meer dan de helft van de huizen nog onver- huurd zyn, en de voor het zand- of „anderszins"- strooien door de verordening aacsprakelyk gestelde persoon, de bewoner, dus ontbreekt. Daar was verleden Zaterdag de voortgang van hen, die noodzakeiyk de straat op moesten, een aaneenschakeling vaii vallen en opstaan iu de wezenlijke beteekenis Van hot woord; ik zou wel eens eene opgave willen zien van de wonden en builen, door myne goede medeburgers op dien ongelukkigen avond opgedaan l Maakt men het zandttrooien tot een deel van den gemeenteiyken onderhouds dienst, waartoe hot ontegenzegiyk behoort, dan zou by glad weder door het bestaande personeel, dat zoo noodig met voor deze werkzaamheden zeer zeker bruikbaar hulp personeel uit leegloopond werkvolk aangevuld kon worden, in een minimum van tyd de geheele stad gelykmatig kunnen worden bestrooid en het verkeer by gladheid mogelLjk en veilig gemaakt. Dat ken geschieden binnen den tyd, dien de politie-agenten thans noodig hebben om aan alle huizen met kale trottoirs aan te schellen, en de voorkomende dienst meisjes, als ze er knap uitzien aan de ver ordening te herinneren of anders maar direct te bekeuren. De ko3ten van dit algemeen belang moesten natuuriyk door de gemeente gedragen worden; moesten' de belastingen daarvoor met een minimum worden verhoogd, geeu men8cb zou reden van klagen hebben. In Txmotheus, in Den Haag verschynende, komt het volgende voor over kouvatten en boesteo, van de hand van Dr. J. V. In deze dagen van afwisselende weersge steldheid, van mist en vochtigheid, vatten een groot aantal merischen koude, zoowel onder de jongen als ODder de ouden. De een krygt de koorts, de ander halsontstekiog, een derde begint te hoesten en kan dien hoest maar niet kwyt raken. En de influenza of griep heeft menigeen te pakken eer hij weet hoe. Al deze verkoudbeidsziekten zouden vermeden, ol althans in hevigheid beperkt kunnen worden als men voorzichtiger wilde zyD. Hoe scbadeiyk het byv. is met natte voeten in warme kamers te zitten, moet aan een ieder bekend zyn. Kinderen loopen in den regen lond of plassen met de voeten in het water, komen met natte schoenen thuis of in de school Nu begint een uiterst schadeiyk verdampingsproces, dat aan het lichaam, dat nu daarenboven in de rust. Is.fèrf dus minder w-iimte voortbrengt, god groote hoeveelheid warmte onttrekt. Geen wonder dan ook, zoo de ouders in den nacht opgeschrikt worden door den zoozeer gevreesden blaffen den kroep- hjest der kleinen. Of wel een halsontsteking en gezwollen amandelen zyn het gevolg. Professor Pettenkofer heeft hieromtrent belangryko onderzoekingen gedaan. Zoodra wy met natte voeten in een warme kamer komen, begint het water in de schoenen en kousen te verdampen. Als er ook maar 3 lood wol van de kousen nat geworden is, heeft het water, om te kunnen verdampen, reeds zooveel warmte noodig, als vereischt is om een half pond water tot het kookpunt te brengen of een half pond ys te doen smelten. Hoe onverschillig vele menschen ook zyn tegen natte voeten, zouden zy er wa^rscbynlyk toch voor bedanken, hunne voeten te leenen tot het smelten van een hoeveelheid ys, die overeenkomt met de koude, door de verdamping van het water in de kousen veroorzaakt, en toch doen zy per slot van rekening hetzelfde, als zy het wisselen van natte schoenen en kousen tegen droge verzuimen. Zoo mon zich derhalve wil vrywaren tegen verkoudheidsziekten, die zoo dikwyis het voor spel van ernstiger ziekten zyn, moet men tegen de kleine moeite van het uittrekken van natte en aantrekken van droge kousen niet op zien. Nog beter is het, door aandoen van overschoenen het krygen van natte voeten te voorkomen. Vooral voor kinderen en hen, die een langen weg over slykerige en natte straten hebben af te leggen, om dan uren lang op school of bureau met natte voeten te zitten, is het van 't grootste belang, hierop te letten, en de ouders zullen er geen berouw van hebben, de kleine uitgave voor een paar gutta-percha overschoenen gedaan te hebben. Zy halen dit weer uit op de rekening van dokter en apotheker. Heeft men nu eenmaal door het zitten met natte voeten of natte kleeren of op de een of andere manier koude gevat, gevoelt men zich niet pleizierig, rillerig en wat dies meer zy, dan is het 't beste, de bloote voeten een tien minuten lang in heet water te steken, dan flink af te drogen, wat warme melk of heete thee te drinken en elk uur 5 droppels kamfer- spintus op een klontje suiker in te nemen. In vele gevallen kan men hierdoor de ver- koudheidsziekte in haar begin stuiten en alle nadeelige gevolgen verhinderen. "Wat nu het hoesten betreft, dat dikwyis bet gevolg van kouvatten is, doch ook veelal oorzaak in ziekten en ontstekingen van keel en longen heeft, zoo is het zaak, by eiken eenig8zins langdurigen hoest den dokter te raadplegen, die alleen kan uitmaken of er gevaar voor aandoening van een edel orgaan bestaat. Vooral by jongelieden van beiderlei geslacht, die zich in de ontwikkelingsjaren bevinden, is het van het grootste belang, den hoest niet te verwaarloozen. De droge kuch, die soms weken en maaaden aanhoudt, is dikwyis het eerste begin wan de gevreesde longtering, die jaariyks een groot aantal menschen in den bloai hunner jeugd ten grave sleept. Doch ook by ouderen mag de hoest niet veronachtzaamd worden, daar elke hoest, zoo hy lang duurt, het weefsel der longen verandert on, eindeiyk chronisch ge worden, moeiiyk te genezen is en het leven verkort. Het aantal huismiddelen, dat tegen den hoest gebruikt wordt, is legio: hoestbonbons, catarrhpillen, kruidenstroop en hoe dat dure en nuttelooze goedje nog verder heet. Men koopt het, gebruikt het, en meent nu genoeg tegen zyn bo98t gedaan te hebben, terwyl men toch het voornaamste veronachtzaamt, namelyk eene verstandigo levens wijze te voeren. Of is het geen onver stand, als hoestende en proestende menschen uren lang in tabaksrook zitten praten of op koude en vochtige plaatsen drinken en rooken of met natte voeten in dunne laarsjes van de koude bibberen? Hoeetende menschen moeten de volgende regelen der gezondheidsleer streng opvolgen Men zorge zoo veel mogeiyk voor zuivere en warme lucht by dag en by nacht. Stof en rook is zeer schadeiyk voor hen, die hoesten. Zoo zy derhalve in stoffige lokalen moeten werken, moeten zjj mond en neus beschutten door er een dunnen zyden doek voor te binden. Koude lucht is ook een groote vyand van hoestenden, vooral als er Noorden- en Oostenwind waait en als zy kort te voren zich in warme vertrekken opgehouden hebben. Daarom is het raadzaam den mond gesloten te houden en door den neus te ademen en dus niet te praten als men door de koude lucht moet gaan. De slaapkamer van ïyders aan chronischen hoest moet ruim, luchtig en matig verwarmd zyn. Men ademe de zuivere, warme lucht diep in en langzaam uit. Om dat te kunnen doen, mag de borstkas niet door korsetten of kromzitten samengeperst worden, maar moet zooveel mogeiyk voor al haar bewegingen vry spel hebben. Men vermyde b 1 o e d - a an d r a n g naar de longen en het hoofd. Daar toe moet men acht op zichzelf geven. Een ieder weet het best, wat hem hanklopp n en zoogenaamde vliegende hitte naar het hoofd veroorzaakt. Misschien is het 't rooken van zware sigaren of het drinken van koffie, bier of wyn, te lang zitten, dansen, lezen van romans, enz. Men vermyde zooveel mogeljjk opnieuw koude te vatten. Vooral ia het biertoe noodig voor warme voeten en een warmen rug te zorgen. Van veel gewicht U ook het verharden der huid tegen de wisse lende invloeden van het weer door consequent voortgezette wasschingen van borst en rug, di« men evenwel niet in een koude kamer mag uitvoeren en waarmede men liefst niet in den winter begint. Ter afwisseling van de koude wasschingen kunuen inwryvingen met sla olie van borst en hals ook van het bovenste gedeelte van den rug aan allen, die veel aan hoosten ïyden, en een zoogenaamde zwakke borst hebben, met nadruk aanbevolen worden. Het dunne laagje vet op de huid bewystaan ben, die in ons vochtige klimaat by elke ge ringe aanleiding kou vatten, goede, niet te versmade diensten. V isitekaartjes. Nieuwjaarsdag,zegt het Handelsblad, is weer voorby en de postbeambten beginnen zachtjes aan te beko men van de drukte en de overspanning, waartoe de dwaasheid hunner medeburge.s hen veroordeelt. Of is het geen dwaasheid, dat iedereen op den eersten dag des jaars een kaartje zendt, om hem te herinneren, ja, aan wat? Eigeniyk eenvoudig aan zyo bestaan, want wio zou durven beweren, dat ieder van de massa het symbool is van al de heil- wenschen, die den afzender koestert voor den ontvanger? En deze laatste moet wel een onverbeteriyk optimist zyn, als hy dit gelooft ten opzichte van de vele, soms onverschillige namen, die de post hem de eerste dagen van Januari in huis brengt. Ieder mag voor zichzelf de noodige restricties maken, maar over het algemeen is het zenden van Nieuwjaarskaartjes niet veel meer dan een mode, een sleurgewoonte, waarmee we maar zoo spoedig mogeiyk moesten breken t \9) Op de gezondheid te drinken van den luitenant; God zegene heml En hoe gaat het met onze zieke? Voor haar is detydingniet, wat we wel zouden wenschen. Om u de waarheid te zeggen, was ik wel wat ongerust over haar en ik ben dan ook wat vroeger gekomen dan gewooniyk. Niet, dat ik de zaak zoo donker inzie. O neen, de juistheid van het bericht is nog heel twyfelachtig, wat meneer Aldersley betreft, en dat is heel veel. Denkt juffrouw Burnham er ook zoo over? Ik moet bekennen, dat ik wel een beetje bang ben van niet." „Ik heb me erg ongerust over juffrouw Burnham gemaakt," antwoordde mevrouw Crayford. „Ik wilde juist naar u toezenden, toen ik u hier ontmostte." Nu vertelde ze den dokter alles, wat er voorgevallen was. Deze luisterde aandachtig toe en terwyl mevrouw Crayford voortging met haar ver haal, verdween allengs de gemoedelyke, op geruimde glimlach van zyn gelaat, om voor een uitdrukking van ernstige bezorgdheid plaats te maken. „Laten we dadelyk naar haar toe gaan," zei hy. Hy ging naast Clara zitten en bestudeerde ernstig haar gelaat, terwyl hy haar pols in ziin hand hield. Er was volstrekt geen over eenstemming tusschen de droomzieke en dweepaebtige zielsgesteldheid van de patiënt en den dóór en dóór practischen aard van den dokter. Clara hield dan ook niet veel van hem en met tegenzin onderwierp ze zich aan het onder zoek. dat hy haar liet ondergaan. Op de vragen, welke hy deed, gaf ze korte en korzelige antwoorden. In 't geheel niet uit het veld geslagen, ging de dokter een stap verder en kwam op het bericht in de krant. Evenals mevrouw Crayford, gaf hy zyn af keuring te kennen over haar sty f hoofdig vast houden aan haar eenmaal opgevatte meening. Clara weigerde daarover met hem te rede twisten. Ze stond op en verzocht met vormeiyke beleefdheid, zich te mogen verwyderen De dokter hield niet langer aan. „O, zeer zeker, juffrouw Burnham," zei hy, „ik wil u niet ophouden." Hy boog vóórhaar en zag mevrouw Crayford aan, die hem een teeken gaf te blyven. Uit '8 dokters oogon sprak diepe, ernstige bezorgdheid, toen hy de vervallen en toch nog zoo bevallige gestalte van het jonge mei-je nakeek, en mevrouw Crayford zig hot maar al te duidelyk. Hy bleef zwygen, tot Clara de veranda was ingegaan, die van het huis op den tuin uitkwam. „Ik meen, dat u my gezegd hebt, dat Clara vader noch moeder meer heeft?" Zoo begon hy. „Ja. Juffrouw Burnham is een wees." „Heeft ze geen bloedverwanten?" „Neon. U kunt tot my spreken als tot haar vriendin, of liever als tot haar moeder. Vindt u, dat er reden is tot ongerust heid?" „Er is heel veel reden voor. 't Is nog maar twee dagen geleden, dat ik hier geweest ben en in dien korten tyd is haar toestand in het oog loopend verergerd. Lichamelyk en geeste- ïyk verergerd l U moet u daarover niet al te zeer verontrusten. Ik vertrouw, dat haar ziekte nog niet zoo geheel hopeloos is. Zeker niet in het geval, dat meneer Aldersley nog onder de levenden mocht behooren. Zoo dat waar mocht zyn, zou ik met alle gerustheid de toekomst te gemoet zienals ze met hom trouwde, zou ze spoedig een gezonde en ge lukkige vrouw wezen. Maar zooals de zaken nu staan, heb ik er een zwaar hoofd in. Die vaste overtuiging, waar ze nu eenmaal niet van af .te brengen is, dat meneer Aldersley is omgekomen, en dat zy hem spoedig volgen zal, maakt me bevreesd. Die gedachte, welke haar in haar tegenwoordigen zwakkeiyken toestand nacht noch dag rust laat, moet een noodlottigen invloed hebben, zoowöl op haar geest als op haar lichaam. Als we daar niets tegen kunnen doen, zullen haar laatste krach ten uitgeput raken. Wanneer u me noodig hebt, ik ben altyd tot uw dienst. U weet uu, wat ik er van denk." éIk ben het volkomen met u eens," zei mevrouw Crayford; „maar u moet my raad geven. Wat moeten we doen?" „We kunnen do proef nemen met ver andering van omgeviDg," antwoordde de dokter; „ze moet hier weg." «Dat wil ze niet. Ik heb het haar meer dan eens voorgesteld, maar ze heeft altyd geweigerd." De dokter dacht een oogenblik na. „Toen ik hierheen ging," hervatte hy, „heb ik iets gehoord, dat ons misschien een middel aan de hand kan doen, om de moeiiykheid op te lossen. Het zou mo erg uit de gissing vallen, als juffrouw Burnham niet ingenomen was met de verandering, die ik voor haar in zicht heb." „Wat bedoelt u?" vroeg mevrouw Crayford haastig. „Mag ik u een vraag doen," hernam de dokter, vóór ik de uwe beantwoord? Hebt u ook invloedryke kennissen in de Admira llteit?" „Zeker. Myn vader is op het bureau van den secretaris en twee van de Lords der Admiraliteit zyn zeer bevriend met hem." „Uitmuntend l Nu kan ik spreken, zonder vrees u later een teleurstelling te bezorgen. U bent het geheel met my eens, dat verande ring voor juffrouw Burnham noodzakelUk is. Zal die echter heilzaam werken, dan moetzy er op aangelegd zyn, een geheel nieuwe richting te geven aan den loop van haar gedachten ten opzichte van meneer Aldersley. We moeten haar in de gelegenheid stellen, zekerheid te verkrygen, niet zooals ze die nu meent te hebben, en die een gevolg is van haar ziekoiyke verbeelding en haar zoo genaamde gezichten, maar een zekerheid, gegrond op eigen waarneming en bewezen feiten, - of meneer Aldersley nog onder de levenden is of niet. Alleen in dat geval zal er een eind komen aan de zenuwachtige overspanning en de geestbegoocheling, welke daarmee gepaard gaat, waardoor haar gezond heid wordt ondermynd. Laten we het ergste aannemengesteld, dat meneer Aldersley dood is, dan nog zou het beter voor haar zyn, zulks vast en onbetwyfelbaar zeker te weten, dan dat zy haar geest bleef martelen met haar eigen hersenschimmige spookbeelden, weken en weken lang, terwyl de laatste berichten van de expeditie op weg zyn naar Engeland. In het kort ik zou willeD, dat u, vóór de week om is, juffrouw Burnham in staat steldet, haar overtuiging aan de feiten te toetsen. Veronderstellen we, dat u haar zei: „Lieve, we zyn het niet eens over Frank Aldersley. Je denkt, en zonder eenigen schyn van reden, dat by dood is; ja, erger, dat hy door een van zyn eigen kameraden zou vermoord zyn. Ik beweer op gezag van de berichten in ons blad, dat er niets van dien aard is gebeurd en dat alle kansen er voor zyn, dat hy nog in leven is. Wat zou je er van denken, aib we de zee eens overstaken en onderzochten, wie van ons beiden geiyk heeft?" Zoudt u denken, mevrouw, dat juffrouw Burnham dat zou afstaan? Als ik iets van de menschelyke natuur begryp, zal ze de gelegenheid met beide handen aanvatten, als een middel om u te bekeeren tot haar geloof aan voorspooksels en geestenzienery." \Wordi vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 5