N#. 11318 Maandag 1® Januari. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering yan (Zon- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. IN IJS EN SNEEUW. Au. ïc IDSCI DAG-BLAD raus DEZER COURANTJ Voorleiden per 3 maandea «ƒ1,10. Franco por post1.40. AfZonderlyko Nommers 0.05. PRIJS DEB AD VERTEN TiliN Van t—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. GrootarB letters naar plaatsruimte. Voor hot incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Derde Blad. Dezer dagen, zegt de Middelburgsche Courant heeft De Nederlander, het anti-revol. blad- na eerst eenige opstellen gewijd te hebben aan de plannen van dr. Kuypertot reorganisatie van de partij 6öu ander meegedeeld omtrent de betrekking tus- schen dr. Kuyper en jhr. mr. A. F. De Savornin Lohman sedert 1891. In dien tijd had mr. Lohman in publieke geschriften de openbare zaak openlijk bespro ken. Toch werd hij op advies van dr. Kuyper. zei ven weer uitgenoodigd het hoogleeraars- ambt aan de Vrije Universiteit te aanvaarden; men wist dus toen reeds, dat hij met dr. Kuyper niet onvoorwaardelijk meeging. Mis schien verwachtte men, dat hij, eenmaal weer hoogleeraar, wel zwegen zou. Hoe dit zy, tot aan het laatste toe, Maart 1894, heeft dr. Kuyper pogingen in het werk gesteld, om den heer Lohman te bewegen niet open lijk de politieke aangelegenheden te bespreken en zich bij zijn politiek neer te leggen. Eerst toen dit niet gelukte, is, volgens De Ned., ontdekt, dat de beer Lohman niet goed Gere formeerd was en heeft men niet gerust, voor dat hy zich uit den kring van dr. Kuyper had verwijderd door de Yrjje Universiteit te verlaten. Het blad zegt over dit alles uit te weiden, omdat men de legende ingang tracht te doen vinden, dat de tegenwoordige scheuring in de party veroorzaakt is door den heer Lohman en haar grond vindt in redenen van persoon lijken aard, in gekrenkte eerzucht of verbit tering wegens onbillyke bejegening. Het verzet tegen dr. Kuypers leiding is begonnen lang vóórdat de heer Lobman per- sooniyk eenige reden tot gekrenktheid kon hebben; dr. Kuyper heeft zynerzyds genoeg zaam gepoogd hem aan zyn zyde te houden; er is geen enkele denkbare reden van eigen belang, waaraan reeds in 1891 het verzet tegen dr. Kuypers politiek zou zyn toe te schryven. De eenige ware reden is, naar De Ned. verzekert, dat de heer Lohman, hoewel zelf toen geen lid der Tweede Kamer, toch het systeem heeft willen voortgezet zien, ddt van 1878 tot 1888 gegolden en goede vruchten gedragen had, nl. dat de politiek geleid moet worden door hen, die op het terrein der practyk gezamenlyk daartoe geroepen zyn, terwyi ar. Kuyper een gansch ander systeem wilde invoeren, een systeem, hetwelk niet hierop neerkomt, dat dr. Kuyper niet zou willen n adplegen met en luisteren naar allerlei raadgevers, Kamerleden, besturen 6n dergclyke, maar hierop, dat ten slotte de beslissing berust by uein, den leider der party, en dat ook de anti revolutionaire Kamerleden zooveel mogelyk het instrument moeten zyn van de in hem belichaamde partybedoelingen. Na de door dr. Kuyper ontworpen reor ganisatie der party kan, meent De Ned.t het doel, dat dr. Kuyper beoogt, niet meer twy- felachtig zyn. Voortaan kan geen anti- rovoluiionnair meer Kamerlid worden, die niet óf instemt met alle door de deputaton- vergadering te nemen besluiten, óf by afwy- king daarvan, door het centraal-comité waarvan alleen dr. Kuyper permanent ver gadert is toegelaten. Wie bezwaar heeft, moet zwygen, want men heeft vooraf zich verbonden in geen geval te zullen tegenwerken. De taak van Nederland. H. B, een ambtenaar op Celebes, bestrydt in de Deli-Courant een artikel in hQt Haagsche Dag blad, van zyn vroegeren leermeester prof. Schlegel, waarin deze, er op wyzende, dat Japan het oog zou hebben op onze kolo niën, een Oosterschen kruistocht predikt tegen dit land. Naar aanleiding van prof. Schlegel's bewe ring: „Waarschyniyk zullen de groote mogend heden geen bezwaar er in zien, om met het oog op de den Hollanders zoo vriendelyke gezindheid der Formosanen, en onze histori sche rechten op het bezit van Formosa, dit scboone en vruchtbare eiland aan een neu trale mogendheid als de onze af te staan", zegt de schryver o. m.: „Zouden wy aan Atjeh nog niet genoog hebben, en zou er onder de regeeringsman- nen van Nederland en Nederlandsch-Indiè een zyD, die zich door de phantastische droomen van den professor zal laten vervoeren, en Nederland, dat bly mag zyn te bestaan, in een oorlog zou willen wikkelen, waarin het wel eens voorgoed te gronde zou kunnen gaan? Wy gelooven van niet". De schryver meent, dat wat wy in het Oosten te doen hebben, is noch oorlogvoeren, noch intrigeeren op politiek gebied. Wy heb ben in het Oo3ten hoog noodig energieke, flinke handelslui, die durven, en een ferme vertegenwoordiging. Uitbreiding van den han del en uitöreiding van onze consulaten, zou dat niet heel wat beter zyn dan dolle agres sieve operalies? „Als nieuwtje het is niet geheim, maar zal nog wel weinig bekend zyn deel ik bierby mede, dat de Indische regeering een stap in de zoo hoogst gewenschte richting heeft gedaan, door het voorstel naar Holland te zenden, om eenige der in Indischen dienst zyade of komende ambtenaren voor Cninee- sche zaken (de weidscüe titel, die het ordinaire „tolk voor de Chineesche taal" verving) over te doen gaan by den consulairen dienst in China. Naar ik uit allerbeste bron weet, zou de heer Haver Droese (consul te Hongkong) geen Chineesch kennende, niets liever willen dan iemand onder zyne bevelen hebben, die een vertrouwd persoon is, en met Chineesche laai en gewoonten en het Chineesche volk Lekend. De dubbelijesquaestie heeft ditindertyd allerakeligst verydtld, en er is op gewezen, dat er in Hongkong Portugeesche halfcasts te krygen zyn, die ook Cnineesch kennen en a raisou van 50 dollar p. m. goedkooper te engageeren zyn. Is dit niet wat sterk? „Wy hebben consulaten in Cuinfi, of wy hebben ze niet, maar als wy ze hebben, dient men toch op geen half centje te kyken. „Laten wy nu hopen, dat het voorstel der jndische regeering een stoot zal geven om de overtuiging in Holland te vestigen, dat amb tenaren, met het Chineesche volk bekend, die een wetenschappeiyke opleiding hebben genoten, in China meer voor de belangen van den handel van suikerfabrikanten, groothan delaars in comestibles, enz., enz. kunnen pres toeren dan Portugeesche halfcasts, die toevallig wat Chineesch kunnen praten. Niet alleen in Hongkong, ook in Shanghai is een consulaat noodig. Op alle consulaten der groote mogend heden, en ook die van kleinere ryken, is een Europeesche tolk, die Chineesch kent, terwijl de meeste consuls bovendien Chineesch spre ken. Zou Nederland maar altyd by al de andere ryken achteraan moeten staan?" De Standaard zegt: De ernstige beraadslagingen, in onzen (Amsterdam8chen) gemeenteraad over de werkloosheid gevoerd, toonden opnieuw, wat verantwoordelijkheid het Liberalisme draagt, dat door zyn desorganisatie van den arbeid, het ontstaan van zoo jammerlijk kwaad in de hand heeft gewerkt. Want het klinkt wel fraai, elk bedryf en alle arbeid, zelfs zonder leerling en diploma- stelsel, vry te laten; maar uet gevolg, het noodzakeiyk gevolg is daarvan, dat juist de jonge mannen van buitenaf, die nog het-best werk vinden kunnen, /u massa de beschik bare handen in de steden komen vermenig vuldigen, en door te vroege huweiyken dit kwaad bestendigen voor d toekomst. Organisatie m verzeker'r.g tegen werkloos heid is daarom he aangewezen middel, om het bestaande en voortwoekerende kwaad in de toekomst te stuit er hoe eer men hiertoe overgaat, hoe doel' tff der men voor den arbeidersstand zorg-, zal. Dat nog tien leden in onzen Raad er voor stemden, om een som van f 10,000, buiten het armbestuur om, or.der onze tegenwoordige wetgeving, voor de werkloozen beschikbaar te stellen, is dan ook alleen te verklaren uit de overweging, dat de Overheid zelve door haar ondooi dacht stelsel van vryheid en ge- desorganiseerden arbeid, voor het bestaande kwvd een aanmerkelyk deel der verantwoor- 'lelykoeid draagt. Een boete, betaald voor eigen plichtver zuim en zorgeloosheid. Alleen als zoodanig ware het voorstel dan ook te verdedigen geweest, en het wa3 stellig oen fout, dat het verdedigd werd, buiten deze exceptioneele consideration om, op theoretisch socialistische gronden. Aldus verdedigd, kon het geen kans hebben. Het uiterste, waartoe men komen kon, was het houden van een generale collecte, die zeer zeker meer zou opbrengen dan men uit de gemeentekas wilde geven. Tien duizend gulden is voor een werkloos heid, die eenige weken aanhoudt en over honderden personen en gezinnen loopt, zoo goed als niets. Bovendien, een collecte handhaaft het be ginsel van vrywilligheid, ook al geeft wie anders zyn geld in den zak houdt, voor zyn fatsoen. Maar hoofdzaak is en bly ft, dat men tot den wortel van het kwaad doordringe door goede arbeidsstatistiek, juiste onderscheiding tusschen volstrekt en betrekkeiyk werkloozen, organisatie van den arbeid, diplo- raeering, en verplichte verzekering tegen werkloosheid. Gemengd Nieuws. Een veertienjarige menschen- redder. Gisteren waagden zich twee school jongens te Katwyk-Binnen op het ys van eene vry diepe sloot; het bleek echter dat het ys niettegenstaande de felle koude en vorst" der laatste dagen nog niet zeer ver trouwbaar was, althans weldra zat het tweetal tot over zyn middel in het water en zou zeker dieper zyn gezakt, indien niet de 14 jarige G. J. Aalb^rs.erg genoegzame tegenwoor digheid van geest bad bezeten, en zyne mak kers er uit wist te trekken, waardoor zy alleen met een nat pak hunne roekeloosheid gestraft zagen. Tot postbode van Oude-Wete- ring op Oud-Ade, in aansluiting met den bo;el:op Oud Ade --Leiden, is benoemd G. Vollcnuller, van Vianon. Gistermiddag is de persoon, die verdacht wordt Dondordag-avond een man in een logementje aan „Het Zieken" te 's Graven- hage een messteek tu hebben toegebracht, in het gemeente-ziekenhuis met den getroffene geconironteerd. Tusschen twee agenten van politie werd by naar de zaal gevoerd, waar oe gekwetste wiens toestand vry bevredigend was verpleegd wordt. Door den commissaris van politie der 2de afdeeling, den heer Dietz, werd daar ter plaatse proces-verbaal van het gebeurde opgemaakt. Gistermiddag werd eene te Delft wonende juffrouw, die met haar zuster per stoomtram huiswaarts wilde keeren, op den Stationsweg te 's Gravenhage plotseling onge steld en zakte ineen. Binnengebracht in een koffiehuis aldaar, werd ten spoedigste geneeskundige hulp ont boden. Dr. Mulder kon echter slechts den dood van de juffrouw vaststellen. De Hooge Raad verwierp gisteren het cassatie-beroep van de firma Gebr. Figee, te Haarlem, tegen den burgemeester dier ge meente betreflende het arrest van het Hof te Amsterdam, waarby is uitgemaakt, dat de president van de rechtoank te Haarlem onbe voegd was te beslissen over het tusschen partyen gerezen geschil omtrent den eigendom van de Nadorstlaan te Haarlem, op welk terrein door genoemde firma eene afscheiding was geplaatst, welke Burgemeester en Wet houders daarna deden wegruimen krachtens art. 180 der Gemeentewet. De Hooge Raad overwoog o. a., dat met de bevoegdheid, door art. 180 der Gemeente wet aan Burg. en Weths. gegeven, onver- eenlgbaar is de bevoegdheid van den president der rechtbank in kort geding, om by de in genoemd artikel bedoelde handeling tusschen te komen en op grond van privaatrecht van hem tegen wien zy is gericht, die handeling voor- loopig te verbieden. Nu is het wel mogelyk, dat door de handeling van B. en Ws. schade wordt toegebracht aan particulieren, die alsdan deswege eene burger- ïyke rechtsvordering kunnen instellen, maar dit doet niets af tegen de bevoegdheid van B. en Ws. en de onbevoegdheid van den president der rechtbank. Men schryft uit Rotterdam: Met grooteren yver dan ooit te voren is in de laatste weken de politie werkzaam o a overtredingen van de drankwet tegen te gaan. Er gaat bijna geen dag voorhy, waarop niet bierhuishoud6rs of houdsters van dergelyke inrichtingen worden betrapt op het verkoopen van sterken drank zonler vergunning. Reeds eenigen tijd geleien heb ik medege deeld, dat dit misbruik hier een verbazender» omvang had genomen. Vooral in de nieuw gebouwde wyken, waar uit den aard der zaak weinig inrichtingen met vergunning gevonden werden, was de clandestiene verkoop van ster ken drank zeer groot. Geen bii-rhuis bfina, of het was een verboden drankhuis. Lang bleven de pogingen der politie-hoof- den om dergelyke overtredingen op te sporen zonder het gewenschte succes, maareindelyk schynt men de betrouwbare personen voor deze taak gevonden te hebben. Ook nog met opzicht tot een ander maat- schappeiyk kwaad maakt de politie zich ver- diensteiyk. Door hare bemoeiingen zyn de menigte zoogenaamde kellnerinnen, die naar hier waren komen afzakken, nagenoeg geheel opgeruimd. Weinige jaren geleden had men hier eene ware invasie van dergelyke lier mamm'sels, veelal van het minste allooi, zeer tot nadeel van de goede zeden. De tegen woordige hoofdcommissaris van politie heeft terstond by zyn optreden krasse maatregelen genomen om dit groote kwaad tegen te gaan, en met succes. De dames, wier beroep van kellnerin slechts een voorwendsel was, en die zoo menige inrichting, welke er uitzag als een onschuldig bierhuisje, tot eene inrichting van veel minder onschuldigen aard maakten, wer den naar haar land teruggezonden. Thans vindt men hier nog maar een paar bierknei- pen met Duitsche vrouwen-bediening, maar zonder misbruiken. De Hooge Raad handhaafde gisteren door verwerping van het daartegen ingestelde cassatie-beroep, de beslissing van het Hof te Arnhem, dat, waar overeengekomen is om het wegens koop verschuldigde geld voorloopig onder den schuldenaar te laten zonder bepaling wanneer de betaling zal moeten volgen, dat daar, om de betaling te kunnen vorderen, eerst aan den schuldenaar een termyn moet gesteld worden om zyne schuld af te lossen. Te Rotterdam is een glazenwas- scher, die bezig was do ramen te zeemon van een perceel op de Hoogstraat, van een ladder gevallen en een paar uren later over leden. Geertruida De Boer, weduwe Homborg, is door de Haarlemsche rechtbank wegens moedwillige verlating barer vyf jeug dige kinderen, veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf. De eisch was 6 maanden. 12) „Zie my aanl" riep hy uit; „zie, ben ik niet gezond en sterk, trots de doodelyke wonde in myn hart en het moordend klimaat van deze streken? Ik ben de sterkste onder u allen. Hoe komt dat? Ik heb vermoeienissen door staan, waaronder de gehardsten onzer mannen zyn bezweken. Wdt is de oorzaak, dat ik hier, waar de dood scbynt te heerschen, het volle krachtige leven door mijn aderen voel stroomen, als toen ik ademde in de zachte lucht van het vaderland? Waarom biyf ik gespaard, waar zoovelen worden weggemaaid? Ik her haal h t: voor dien éénen dag, voor dieééno ontmoeting." Hy hield op. Crayford zag hem aan. „Richard," zei hy, „sedert onze kennis making heb ik altyd geloofd, dat je inneriyk, je ware natuur, beter was dan het uiterlyk, waaronder je je vertoont. Nu stel je dat, geloof ik, op een harde proef. Als een vyand van je me had verteld, dat je gesproken hadt, zooals je nu hebt gedaan, dat je gelaat een uitdruk king kon aannemen, als het nu heeft, zou ik hem den rug toegedraaid hebben, omdat hy een eerlyk, braaf en oprecht man belasterde. O, myn vriend, ah er nog een weinig genegen heid voor my in uw hart gebleven is, o, ik bid u, verjaag die verachrikkeiyke gedachten Laat de wraakzucht uw ziel niet overheer- schen noch u tot slaaf maken van een verfoeiiyk t.ygeloof, dat u tot aaden zal vervoeren, die een man van eer onwaardig zyn. God ver hoede, dat ooit de tyd kome, dat ik niet meer de hand mag drukken, zooals ik nu doe, van den man, dien ik nog bewonder, van den vriend, dien ik nog liefheb." Crayfords woorden, vooral de toon, waarop hy ze sprak, roerden dat trotsche hart als geen andere menschenstem het had kunnen treffen. De uitdagende blik in de donkere oogen verdweeD, en zacht, byna smeekend, zei Richard Wardour, terwyi hy het hoofd op de borst liet zinken: „Je bewyat me meer vriendschap dan ik verdien. Strek je goedheid nu nog verder uit en vergeet, wat ik daareven gezegd heb. NeeD, zog niets meer; ik verdien het niet. Laten wij over iets anders spreken en nimmer weer op dat onderwerp terugkomen. We moeten wat onder handen nemen, Crayford; werken is het ware levenselixer. Arbeid, die onze spieren hardt en het bloed in gezonde beweging brengt; die het licbaam vermoeit en den geest rust verschaft. Weet je niet wat voor my; jets stuk te hakken of te versieepen Juist toen hy dit zeide, ging de deur open, en Bateson, die Franks bedstee tot brandhout moest kappen, verscheen in de hut. „Wat moet je daarmee?" vroeg Wardour, terwijl hy de hand legde op de byi, waarmee de binnenkomende gewapend was. „Ik moet de bedstee van meneer Aldersley kapot hakKen voor brandhout, meneer!" ,Go8d; geef maar hier, dat zal ik wel voor je doen." Hy wendde zich tot Crayford. „Maak je maar niet ongerust over my, beste vriend; ik heb een goed middel aan de hand; ik kan nu myn lichaam vermoeien en myn ziel rust verschaffen." De booze geest was klaafbiykelyk geweken; voor het oogen blik althans. Crayford drukte bem zwygeod de hand en ging heen, door Bateson gevolgd. X. „2oo ik maar die sombere gedachten uit myn hoofd kon hakken," zei hy in zichzelf, „evenals ik zoo aanstonds die stukken hout uit de bedstee zal houwen." Hy begon zyn werk, de byi zwaaiende met de handigheid van iemand, die meer met gereedschap heoft omgegaan. „Wel, wel," dacht hy, „was ik maar voor timmerman in de wieg gelegd, dat zou mis schien beter voor my geweest zyn. Een goede byl, dat moet ik zeggen. Bateson waar zou hy die vandaan gehaald hebben? Die steel is in sterke vuisten geweest; 'c is of de greep er nog in staat. Die goede Crayford! 'k Moet nog denken aan hetgeen hy zei. Een eeriyke vent, een nobele kerel. Kom, weg mot die gedachten; berouw dient nergens voor. Wat gezegd is, blyfe gezegd. Vooruit, aan 't werkl" Plank Da plank viel op den vloer. Hy kroeg er zelf schik in, dat de arbeid hem zoo gemak- keiyk van de hand ging. „Ha, ha! myn waarde Aldersley! 't Ko8t niet veel moeite, je hel stee uit elkaar te slaan, 'k Zal ze gauw a.n spaanders hebben, 'k Wou de heele hut wel aan spaanders kappen, als de anderen er maar niets tegen hadden. Die lat is wat lang; die zal in tweeën moeten! Hij nam ze op en draaide ze toevallig om. Daar viel zyn oog op iets, dat zyn opmerkzaamheid trok er waren letters in gesneden. Hy keek scherper toe. De letters waren zeer onduidelyk en erg leeiyk van vorm. Uit de eerste drie alleen kon by zoowat wys worden: C. L. A. moest het zyn; hy was er echter niet zeker van. Driftig wierp hy de lat neer. „Verwenschto kerel I (wie het ook zyn mag), die dit gedaan heeft. Waarom moet hy juist dien Daam daarin krassen?" Hy zweeg, dacht eenige oogenblikken na en begon opnieuw aan den arbeid, dien hy zich zelf had opgelegd. Hy schaamde zich over zyn uitval. Hy greep de by I op. „Aan 't werk, aan 't werkl Niets beter dan werken." Weer sloeg hy een plank los en weer hield hy op en bezag ze mot onderzoekenden blik. Daar was ook iets in gesneden. De letters F. en A., er was geen twyfel aan. Hy wierp de byl neer. Er kwam een vaag vermoeden in hem op, waarvan by zich nog geen reken schap kon geven. Hy durfde zelf niet ont leden, wat er op dat oogenblik omgiog in zyn geest. „Nogal meer snijwerk," zei hy mompelend. „Zoo brengen die jonge doenieten hun tyd zoek. F. A.? Dat zullen de voorletters zyn van Frank Aldersley's naam. Maar wie heeft dat C. L. A. op die lat gekrast? Hy ook, misschien?" Hy hield het stuk hout wat meer tegen het licht en bekeek het verder naar den ondersten kant. Daar stond nogal wat. Beneden het F. A-, dat hy eerst had gezieD, ontdekte hy nu nog twee letters: C. B. „C. B? De naam van zyn meisje, dmk ik. Ja, natuuriyk, op zyn leeftyd zeker, ae naam van zyn meisje!" Hy hield nogmaals op. De nypende pyn, die hem opeens in het hart grsep, vertoonde zich naar buiten in een krampachtig vertrek ken van zyn gelaat. „C. B.", zei hy zacht, met gebroken stem; „C. B, dat zyn haar voorletters: Clara Burn- ham." Hy stond daar bewegingloos, met de plank in zyn handen, en herhaalde telkens, alsof by aan ziebzelf de oplossing vroeg van een raadsel: „Clara Burnham Clara Burnham?" Toen liet hy de plank vallen, terwyi hy eensklaps doodeiyk bleek werd. In een soort van verby8tenng zag hy beurtelings naar den reep hout op den grond en de half vernielde bedstee. „Wat overkomt my nu?" zei hy al fluis terend, terwyi hy de byl greep. Hy wilde met zyn werk voortgaan; hy deed er een poging toe, heftig, wanhopig. NeeD, sterk als hy was, hy kon de byl niet meer vast houden. Hy kon zyn handen niet meer ge bruiken; ze beefden zoo. Hy ging naar het vuur om ze te warmen. Vergeefs; het beven hield aan en weldra was zyn geheele lichaam er door aangetast. Hy rilde aan al zyn leden. Hy was bang: zijn eigen Hy was bang; zyn eigen gedachten joegen hem vrees aan. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 9