N#. 11318
Maandag 1® Januari.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
yan (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
IN IJS EN SNEEUW.
Au. ïc
IDSCI
DAG-BLAD
raus DEZER COURANTJ
Voorleiden per 3 maandea «ƒ1,10.
Franco por post1.40.
AfZonderlyko Nommers 0.05.
PRIJS DEB AD VERTEN TiliN
Van t—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. GrootarB
letters naar plaatsruimte. Voor hot incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Derde Blad.
Dezer dagen, zegt de Middelburgsche Courant
heeft De Nederlander, het anti-revol. blad-
na eerst eenige opstellen gewijd te hebben
aan de plannen van dr. Kuypertot
reorganisatie van de partij 6öu ander
meegedeeld omtrent de betrekking tus-
schen dr. Kuyper en jhr. mr. A. F.
De Savornin Lohman sedert 1891.
In dien tijd had mr. Lohman in publieke
geschriften de openbare zaak openlijk bespro
ken. Toch werd hij op advies van dr. Kuyper.
zei ven weer uitgenoodigd het hoogleeraars-
ambt aan de Vrije Universiteit te aanvaarden;
men wist dus toen reeds, dat hij met dr.
Kuyper niet onvoorwaardelijk meeging. Mis
schien verwachtte men, dat hij, eenmaal weer
hoogleeraar, wel zwegen zou. Hoe dit zy,
tot aan het laatste toe, Maart 1894, heeft
dr. Kuyper pogingen in het werk gesteld,
om den heer Lohman te bewegen niet open
lijk de politieke aangelegenheden te bespreken
en zich bij zijn politiek neer te leggen. Eerst
toen dit niet gelukte, is, volgens De Ned.,
ontdekt, dat de beer Lohman niet goed Gere
formeerd was en heeft men niet gerust, voor
dat hy zich uit den kring van dr. Kuyper
had verwijderd door de Yrjje Universiteit te
verlaten.
Het blad zegt over dit alles uit te weiden,
omdat men de legende ingang tracht te doen
vinden, dat de tegenwoordige scheuring in de
party veroorzaakt is door den heer Lohman
en haar grond vindt in redenen van persoon
lijken aard, in gekrenkte eerzucht of verbit
tering wegens onbillyke bejegening.
Het verzet tegen dr. Kuypers leiding is
begonnen lang vóórdat de heer Lobman per-
sooniyk eenige reden tot gekrenktheid kon
hebben; dr. Kuyper heeft zynerzyds genoeg
zaam gepoogd hem aan zyn zyde te houden;
er is geen enkele denkbare reden van eigen
belang, waaraan reeds in 1891 het verzet
tegen dr. Kuypers politiek zou zyn toe te
schryven. De eenige ware reden is, naar De
Ned. verzekert, dat de heer Lohman, hoewel
zelf toen geen lid der Tweede Kamer, toch
het systeem heeft willen voortgezet zien, ddt
van 1878 tot 1888 gegolden en goede vruchten
gedragen had, nl. dat de politiek geleid moet
worden door hen, die op het terrein der
practyk gezamenlyk daartoe geroepen zyn,
terwyi ar. Kuyper een gansch ander systeem
wilde invoeren, een systeem, hetwelk niet
hierop neerkomt, dat dr. Kuyper niet zou
willen n adplegen met en luisteren naar allerlei
raadgevers, Kamerleden, besturen 6n dergclyke,
maar hierop, dat ten slotte de beslissing
berust by uein, den leider der party, en dat
ook de anti revolutionaire Kamerleden zooveel
mogelyk het instrument moeten zyn van de
in hem belichaamde partybedoelingen.
Na de door dr. Kuyper ontworpen reor
ganisatie der party kan, meent De Ned.t het
doel, dat dr. Kuyper beoogt, niet meer twy-
felachtig zyn. Voortaan kan geen anti-
rovoluiionnair meer Kamerlid worden, die
niet óf instemt met alle door de deputaton-
vergadering te nemen besluiten, óf by afwy-
king daarvan, door het centraal-comité
waarvan alleen dr. Kuyper permanent ver
gadert is toegelaten. Wie bezwaar heeft,
moet zwygen, want men heeft vooraf zich
verbonden in geen geval te zullen tegenwerken.
De taak van Nederland. H. B,
een ambtenaar op Celebes, bestrydt in de
Deli-Courant een artikel in hQt Haagsche Dag
blad, van zyn vroegeren leermeester prof.
Schlegel, waarin deze, er op wyzende, dat
Japan het oog zou hebben op onze kolo
niën, een Oosterschen kruistocht
predikt tegen dit land.
Naar aanleiding van prof. Schlegel's bewe
ring: „Waarschyniyk zullen de groote mogend
heden geen bezwaar er in zien, om met het
oog op de den Hollanders zoo vriendelyke
gezindheid der Formosanen, en onze histori
sche rechten op het bezit van Formosa, dit
scboone en vruchtbare eiland aan een neu
trale mogendheid als de onze af te staan",
zegt de schryver o. m.:
„Zouden wy aan Atjeh nog niet genoog
hebben, en zou er onder de regeeringsman-
nen van Nederland en Nederlandsch-Indiè een
zyD, die zich door de phantastische droomen
van den professor zal laten vervoeren, en
Nederland, dat bly mag zyn te bestaan, in
een oorlog zou willen wikkelen, waarin het
wel eens voorgoed te gronde zou kunnen
gaan? Wy gelooven van niet".
De schryver meent, dat wat wy in het
Oosten te doen hebben, is noch oorlogvoeren,
noch intrigeeren op politiek gebied. Wy heb
ben in het Oo3ten hoog noodig energieke,
flinke handelslui, die durven, en een ferme
vertegenwoordiging. Uitbreiding van den han
del en uitöreiding van onze consulaten, zou
dat niet heel wat beter zyn dan dolle agres
sieve operalies?
„Als nieuwtje het is niet geheim, maar
zal nog wel weinig bekend zyn deel ik
bierby mede, dat de Indische regeering een
stap in de zoo hoogst gewenschte richting
heeft gedaan, door het voorstel naar Holland
te zenden, om eenige der in Indischen dienst
zyade of komende ambtenaren voor Cninee-
sche zaken (de weidscüe titel, die het ordinaire
„tolk voor de Chineesche taal" verving) over
te doen gaan by den consulairen dienst in
China. Naar ik uit allerbeste bron weet, zou
de heer Haver Droese (consul te Hongkong)
geen Chineesch kennende, niets liever willen
dan iemand onder zyne bevelen hebben, die
een vertrouwd persoon is, en met Chineesche
laai en gewoonten en het Chineesche volk
Lekend. De dubbelijesquaestie heeft ditindertyd
allerakeligst verydtld, en er is op gewezen,
dat er in Hongkong Portugeesche halfcasts
te krygen zyn, die ook Cnineesch kennen en
a raisou van 50 dollar p. m. goedkooper te
engageeren zyn. Is dit niet wat sterk?
„Wy hebben consulaten in Cuinfi, of wy
hebben ze niet, maar als wy ze hebben, dient
men toch op geen half centje te kyken.
„Laten wy nu hopen, dat het voorstel der
jndische regeering een stoot zal geven om de
overtuiging in Holland te vestigen, dat amb
tenaren, met het Chineesche volk bekend,
die een wetenschappeiyke opleiding hebben
genoten, in China meer voor de belangen van
den handel van suikerfabrikanten, groothan
delaars in comestibles, enz., enz. kunnen pres
toeren dan Portugeesche halfcasts, die toevallig
wat Chineesch kunnen praten. Niet alleen in
Hongkong, ook in Shanghai is een consulaat
noodig. Op alle consulaten der groote mogend
heden, en ook die van kleinere ryken, is een
Europeesche tolk, die Chineesch kent, terwijl
de meeste consuls bovendien Chineesch spre
ken. Zou Nederland maar altyd by al de
andere ryken achteraan moeten staan?"
De Standaard zegt:
De ernstige beraadslagingen, in onzen
(Amsterdam8chen) gemeenteraad over de
werkloosheid gevoerd, toonden opnieuw, wat
verantwoordelijkheid het Liberalisme draagt,
dat door zyn desorganisatie van den arbeid,
het ontstaan van zoo jammerlijk kwaad in
de hand heeft gewerkt.
Want het klinkt wel fraai, elk bedryf en
alle arbeid, zelfs zonder leerling en diploma-
stelsel, vry te laten; maar uet gevolg, het
noodzakeiyk gevolg is daarvan, dat juist de
jonge mannen van buitenaf, die nog het-best
werk vinden kunnen, /u massa de beschik
bare handen in de steden komen vermenig
vuldigen, en door te vroege huweiyken dit
kwaad bestendigen voor d toekomst.
Organisatie m verzeker'r.g tegen werkloos
heid is daarom he aangewezen middel, om
het bestaande en voortwoekerende kwaad in
de toekomst te stuit er hoe eer men hiertoe
overgaat, hoe doel' tff der men voor den
arbeidersstand zorg-, zal.
Dat nog tien leden in onzen Raad er voor
stemden, om een som van f 10,000, buiten
het armbestuur om, or.der onze tegenwoordige
wetgeving, voor de werkloozen beschikbaar
te stellen, is dan ook alleen te verklaren uit
de overweging, dat de Overheid zelve door
haar ondooi dacht stelsel van vryheid en ge-
desorganiseerden arbeid, voor het bestaande
kwvd een aanmerkelyk deel der verantwoor-
'lelykoeid draagt.
Een boete, betaald voor eigen plichtver
zuim en zorgeloosheid.
Alleen als zoodanig ware het voorstel dan
ook te verdedigen geweest, en het wa3 stellig
oen fout, dat het verdedigd werd, buiten deze
exceptioneele consideration om, op theoretisch
socialistische gronden.
Aldus verdedigd, kon het geen kans hebben.
Het uiterste, waartoe men komen kon, was
het houden van een generale collecte,
die zeer zeker meer zou opbrengen dan men
uit de gemeentekas wilde geven.
Tien duizend gulden is voor een werkloos
heid, die eenige weken aanhoudt en over
honderden personen en gezinnen loopt, zoo
goed als niets.
Bovendien, een collecte handhaaft het be
ginsel van vrywilligheid, ook al geeft
wie anders zyn geld in den zak houdt, voor
zyn fatsoen.
Maar hoofdzaak is en bly ft, dat men tot
den wortel van het kwaad doordringe door
goede arbeidsstatistiek, juiste onderscheiding
tusschen volstrekt en betrekkeiyk
werkloozen, organisatie van den arbeid, diplo-
raeering, en verplichte verzekering tegen
werkloosheid.
Gemengd Nieuws.
Een veertienjarige menschen-
redder. Gisteren waagden zich twee school
jongens te Katwyk-Binnen op het ys van
eene vry diepe sloot; het bleek echter dat
het ys niettegenstaande de felle koude en
vorst" der laatste dagen nog niet zeer ver
trouwbaar was, althans weldra zat het tweetal
tot over zyn middel in het water en zou
zeker dieper zyn gezakt, indien niet de 14 jarige
G. J. Aalb^rs.erg genoegzame tegenwoor
digheid van geest bad bezeten, en zyne mak
kers er uit wist te trekken, waardoor zy alleen
met een nat pak hunne roekeloosheid gestraft
zagen.
Tot postbode van Oude-Wete-
ring op Oud-Ade, in aansluiting met den
bo;el:op Oud Ade --Leiden, is benoemd G.
Vollcnuller, van Vianon.
Gistermiddag is de persoon, die
verdacht wordt Dondordag-avond een man in
een logementje aan „Het Zieken" te 's Graven-
hage een messteek tu hebben toegebracht, in
het gemeente-ziekenhuis met den getroffene
geconironteerd. Tusschen twee agenten van
politie werd by naar de zaal gevoerd, waar
oe gekwetste wiens toestand vry bevredigend
was verpleegd wordt.
Door den commissaris van politie der 2de
afdeeling, den heer Dietz, werd daar ter plaatse
proces-verbaal van het gebeurde opgemaakt.
Gistermiddag werd eene te Delft
wonende juffrouw, die met haar zuster per
stoomtram huiswaarts wilde keeren, op den
Stationsweg te 's Gravenhage plotseling onge
steld en zakte ineen.
Binnengebracht in een koffiehuis aldaar,
werd ten spoedigste geneeskundige hulp ont
boden. Dr. Mulder kon echter slechts den dood
van de juffrouw vaststellen.
De Hooge Raad verwierp gisteren
het cassatie-beroep van de firma Gebr. Figee,
te Haarlem, tegen den burgemeester dier ge
meente betreflende het arrest van het Hof
te Amsterdam, waarby is uitgemaakt, dat de
president van de rechtoank te Haarlem onbe
voegd was te beslissen over het tusschen
partyen gerezen geschil omtrent den eigendom
van de Nadorstlaan te Haarlem, op welk
terrein door genoemde firma eene afscheiding
was geplaatst, welke Burgemeester en Wet
houders daarna deden wegruimen krachtens
art. 180 der Gemeentewet.
De Hooge Raad overwoog o. a., dat met
de bevoegdheid, door art. 180 der Gemeente
wet aan Burg. en Weths. gegeven, onver-
eenlgbaar is de bevoegdheid van den president
der rechtbank in kort geding, om by de in
genoemd artikel bedoelde handeling tusschen
te komen en op grond van privaatrecht van hem
tegen wien zy is gericht, die handeling voor-
loopig te verbieden.
Nu is het wel mogelyk, dat door de handeling
van B. en Ws. schade wordt toegebracht aan
particulieren, die alsdan deswege eene burger-
ïyke rechtsvordering kunnen instellen, maar
dit doet niets af tegen de bevoegdheid van
B. en Ws. en de onbevoegdheid van den
president der rechtbank.
Men schryft uit Rotterdam: Met
grooteren yver dan ooit te voren is in
de laatste weken de politie werkzaam o a
overtredingen van de drankwet tegen te gaan.
Er gaat bijna geen dag voorhy, waarop niet
bierhuishoud6rs of houdsters van dergelyke
inrichtingen worden betrapt op het verkoopen
van sterken drank zonler vergunning.
Reeds eenigen tijd geleien heb ik medege
deeld, dat dit misbruik hier een verbazender»
omvang had genomen. Vooral in de nieuw
gebouwde wyken, waar uit den aard der zaak
weinig inrichtingen met vergunning gevonden
werden, was de clandestiene verkoop van ster
ken drank zeer groot. Geen bii-rhuis bfina,
of het was een verboden drankhuis.
Lang bleven de pogingen der politie-hoof-
den om dergelyke overtredingen op te sporen
zonder het gewenschte succes, maareindelyk
schynt men de betrouwbare personen voor
deze taak gevonden te hebben.
Ook nog met opzicht tot een ander maat-
schappeiyk kwaad maakt de politie zich ver-
diensteiyk. Door hare bemoeiingen zyn de
menigte zoogenaamde kellnerinnen, die naar
hier waren komen afzakken, nagenoeg geheel
opgeruimd. Weinige jaren geleden had men
hier eene ware invasie van dergelyke lier
mamm'sels, veelal van het minste allooi, zeer
tot nadeel van de goede zeden. De tegen
woordige hoofdcommissaris van politie heeft
terstond by zyn optreden krasse maatregelen
genomen om dit groote kwaad tegen te gaan,
en met succes. De dames, wier beroep van
kellnerin slechts een voorwendsel was, en die
zoo menige inrichting, welke er uitzag als een
onschuldig bierhuisje, tot eene inrichting van
veel minder onschuldigen aard maakten, wer
den naar haar land teruggezonden. Thans
vindt men hier nog maar een paar bierknei-
pen met Duitsche vrouwen-bediening, maar
zonder misbruiken.
De Hooge Raad handhaafde
gisteren door verwerping van het daartegen
ingestelde cassatie-beroep, de beslissing van
het Hof te Arnhem, dat, waar overeengekomen
is om het wegens koop verschuldigde geld
voorloopig onder den schuldenaar te laten
zonder bepaling wanneer de betaling zal
moeten volgen, dat daar, om de betaling
te kunnen vorderen, eerst aan den schuldenaar
een termyn moet gesteld worden om zyne
schuld af te lossen.
Te Rotterdam is een glazenwas-
scher, die bezig was do ramen te zeemon
van een perceel op de Hoogstraat, van een
ladder gevallen en een paar uren later over
leden.
Geertruida De Boer, weduwe
Homborg, is door de Haarlemsche rechtbank
wegens moedwillige verlating barer vyf jeug
dige kinderen, veroordeeld tot 4 maanden
gevangenisstraf. De eisch was 6 maanden.
12)
„Zie my aanl" riep hy uit; „zie, ben ik niet
gezond en sterk, trots de doodelyke wonde in
myn hart en het moordend klimaat van deze
streken? Ik ben de sterkste onder u allen.
Hoe komt dat? Ik heb vermoeienissen door
staan, waaronder de gehardsten onzer mannen
zyn bezweken. Wdt is de oorzaak, dat ik hier,
waar de dood scbynt te heerschen, het volle
krachtige leven door mijn aderen voel stroomen,
als toen ik ademde in de zachte lucht van
het vaderland? Waarom biyf ik gespaard,
waar zoovelen worden weggemaaid? Ik her
haal h t: voor dien éénen dag, voor dieééno
ontmoeting."
Hy hield op. Crayford zag hem aan.
„Richard," zei hy, „sedert onze kennis
making heb ik altyd geloofd, dat je inneriyk,
je ware natuur, beter was dan het uiterlyk,
waaronder je je vertoont. Nu stel je dat, geloof
ik, op een harde proef. Als een vyand van je
me had verteld, dat je gesproken hadt, zooals
je nu hebt gedaan, dat je gelaat een uitdruk
king kon aannemen, als het nu heeft, zou ik
hem den rug toegedraaid hebben, omdat hy
een eerlyk, braaf en oprecht man belasterde.
O, myn vriend, ah er nog een weinig genegen
heid voor my in uw hart gebleven is, o, ik
bid u, verjaag die verachrikkeiyke gedachten
Laat de wraakzucht uw ziel niet overheer-
schen noch u tot slaaf maken van een verfoeiiyk
t.ygeloof, dat u tot aaden zal vervoeren, die
een man van eer onwaardig zyn. God ver
hoede, dat ooit de tyd kome, dat ik niet meer
de hand mag drukken, zooals ik nu doe, van
den man, dien ik nog bewonder, van den
vriend, dien ik nog liefheb."
Crayfords woorden, vooral de toon, waarop
hy ze sprak, roerden dat trotsche hart als
geen andere menschenstem het had kunnen
treffen. De uitdagende blik in de donkere
oogen verdweeD, en zacht, byna smeekend,
zei Richard Wardour, terwyi hy het hoofd op
de borst liet zinken:
„Je bewyat me meer vriendschap dan ik
verdien. Strek je goedheid nu nog verder
uit en vergeet, wat ik daareven gezegd heb.
NeeD, zog niets meer; ik verdien het niet.
Laten wij over iets anders spreken en nimmer
weer op dat onderwerp terugkomen. We
moeten wat onder handen nemen, Crayford;
werken is het ware levenselixer. Arbeid, die
onze spieren hardt en het bloed in gezonde
beweging brengt; die het licbaam vermoeit
en den geest rust verschaft. Weet je niet
wat voor my; jets stuk te hakken of te
versieepen
Juist toen hy dit zeide, ging de deur open,
en Bateson, die Franks bedstee tot brandhout
moest kappen, verscheen in de hut.
„Wat moet je daarmee?" vroeg Wardour,
terwijl hy de hand legde op de byi, waarmee
de binnenkomende gewapend was.
„Ik moet de bedstee van meneer Aldersley
kapot hakKen voor brandhout, meneer!"
,Go8d; geef maar hier, dat zal ik wel
voor je doen."
Hy wendde zich tot Crayford. „Maak je
maar niet ongerust over my, beste vriend;
ik heb een goed middel aan de hand; ik kan
nu myn lichaam vermoeien en myn ziel rust
verschaffen."
De booze geest was klaafbiykelyk geweken;
voor het oogen blik althans. Crayford drukte
bem zwygeod de hand en ging heen, door
Bateson gevolgd.
X.
„2oo ik maar die sombere gedachten uit
myn hoofd kon hakken," zei hy in zichzelf,
„evenals ik zoo aanstonds die stukken hout
uit de bedstee zal houwen."
Hy begon zyn werk, de byi zwaaiende met
de handigheid van iemand, die meer met
gereedschap heoft omgegaan.
„Wel, wel," dacht hy, „was ik maar voor
timmerman in de wieg gelegd, dat zou mis
schien beter voor my geweest zyn. Een goede
byl, dat moet ik zeggen. Bateson waar
zou hy die vandaan gehaald hebben? Die
steel is in sterke vuisten geweest; 'c is of
de greep er nog in staat. Die goede Crayford!
'k Moet nog denken aan hetgeen hy zei. Een
eeriyke vent, een nobele kerel. Kom, weg
mot die gedachten; berouw dient nergens
voor. Wat gezegd is, blyfe gezegd. Vooruit,
aan 't werkl"
Plank Da plank viel op den vloer. Hy kroeg
er zelf schik in, dat de arbeid hem zoo gemak-
keiyk van de hand ging. „Ha, ha! myn waarde
Aldersley! 't Ko8t niet veel moeite, je hel
stee uit elkaar te slaan, 'k Zal ze gauw a.n
spaanders hebben, 'k Wou de heele hut wel
aan spaanders kappen, als de anderen er maar
niets tegen hadden. Die lat is wat lang;
die zal in tweeën moeten! Hij nam ze op
en draaide ze toevallig om. Daar viel zyn oog
op iets, dat zyn opmerkzaamheid trok er
waren letters in gesneden. Hy keek scherper
toe. De letters waren zeer onduidelyk en erg
leeiyk van vorm. Uit de eerste drie alleen kon
by zoowat wys worden: C. L. A. moest het
zyn; hy was er echter niet zeker van. Driftig
wierp hy de lat neer.
„Verwenschto kerel I (wie het ook zyn mag),
die dit gedaan heeft. Waarom moet hy juist
dien Daam daarin krassen?"
Hy zweeg, dacht eenige oogenblikken na en
begon opnieuw aan den arbeid, dien hy zich
zelf had opgelegd. Hy schaamde zich over
zyn uitval. Hy greep de by I op.
„Aan 't werk, aan 't werkl Niets beter dan
werken."
Weer sloeg hy een plank los en weer hield
hy op en bezag ze mot onderzoekenden blik.
Daar was ook iets in gesneden. De letters F.
en A., er was geen twyfel aan. Hy wierp de
byl neer. Er kwam een vaag vermoeden in
hem op, waarvan by zich nog geen reken
schap kon geven. Hy durfde zelf niet ont
leden, wat er op dat oogenblik omgiog in
zyn geest.
„Nogal meer snijwerk," zei hy mompelend.
„Zoo brengen die jonge doenieten hun tyd zoek.
F. A.? Dat zullen de voorletters zyn van Frank
Aldersley's naam. Maar wie heeft dat C. L. A.
op die lat gekrast? Hy ook, misschien?"
Hy hield het stuk hout wat meer tegen het
licht en bekeek het verder naar den ondersten
kant. Daar stond nogal wat. Beneden het
F. A-, dat hy eerst had gezieD, ontdekte hy
nu nog twee letters: C. B. „C. B? De naam
van zyn meisje, dmk ik. Ja, natuuriyk, op
zyn leeftyd zeker, ae naam van zyn meisje!"
Hy hield nogmaals op. De nypende pyn,
die hem opeens in het hart grsep, vertoonde
zich naar buiten in een krampachtig vertrek
ken van zyn gelaat.
„C. B.", zei hy zacht, met gebroken stem;
„C. B, dat zyn haar voorletters: Clara Burn-
ham."
Hy stond daar bewegingloos, met de plank
in zyn handen, en herhaalde telkens, alsof
by aan ziebzelf de oplossing vroeg van een
raadsel: „Clara Burnham Clara Burnham?"
Toen liet hy de plank vallen, terwyi hy
eensklaps doodeiyk bleek werd. In een soort
van verby8tenng zag hy beurtelings naar den
reep hout op den grond en de half vernielde
bedstee.
„Wat overkomt my nu?" zei hy al fluis
terend, terwyi hy de byl greep. Hy wilde
met zyn werk voortgaan; hy deed er een
poging toe, heftig, wanhopig. NeeD, sterk
als hy was, hy kon de byl niet meer vast
houden. Hy kon zyn handen niet meer ge
bruiken; ze beefden zoo. Hy ging naar het
vuur om ze te warmen. Vergeefs; het beven
hield aan en weldra was zyn geheele lichaam
er door aangetast. Hy rilde aan al zyn leden.
Hy was bang: zijn eigen Hy was bang; zyn
eigen gedachten joegen hem vrees aan.
Wordt vervolgd.)