N°. 11310
Vrijdag 8 Januari.
A0. 1837
geze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
EHRENTRAUT.
LEIDSCH
DA&BLAD.
PRUS DEZER COURANT:
Voor Loiden por 3 maanden. f 1.10.
Franco por post f 1.40.
Afzondoriyke Nommers .v„ 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.171. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het mcasseeren buiten do stad
wordt f 0.05 berekend.
Otlïeiëele Kennisgevingen.
Plaatselijke Directe Belasting.
Burgemeeeter en Weihouders van Leiden brengen
ter algemoeDe kennis, dat het Dorde Suppletoir
Kohier der Plaat*. Dir. BeL voor 189G in af
schrift gedurende v^jf maanden ter Secretarie der
gemeente voor een ieder ter lezing ia nodergelegd;
dat bezwaren tegen den aanslag binnen drie maan
den na do uitreiking van het aanslagbiljet op onge
zegend papier by d n Gemeenteraad kunnen worden
ingediend;
en dat tegen 'a Ibads bes) saing binnen dertig
dagen na de medcdeeling daarvan bij de Gtdepu-
toerde Staten der provincie Zuid-Holland in beroep
kan worden gekomen, oveneene bij ongezegeld adres.
Zij herinneren voorts de belanghebbenden uit
drukkelijk, dat door het indienen van bezwaren en
het instellen van beroep de verplichtii g tot betaling
van den aanslag niet wordt opgeschort.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
4 Jan. 1897. E. KIST, Secretaris.
Leiden, 7 Januari.
Naar wy vernemen, zullen op de a. 8. uitvoe
ring der Liedertafel „Arion" buiten de door
ons reeds vermelde nommers „Floris V" en
„Sauls Lierzang", nog ten gehoore (worden
gebracht: „Chor der Jünger, aus dem Lie-
bosmahl der Apostel" en het koor uit: „Der
Rose Pilgerfahrt1'. Tevens zullen dien avond
als soliston optreden mej. C. Van Starrenburg
en jonkheer W. B. C. Dibbels, beiden van
's-Gravenhage.
Op de tweede kunstbeschouwing zal ook
werk van Jan Toorop worden geëxposeerd,
o. a. het portret van Dr. Doorenbos. De beeld
bouwer O Jé Jr. zal een zevental statuetten
en portretten inzenden.
Op de begraafplaats aan de voormalige
Marepoort werd hedenmorgen aan den schoot
der aarde toevertrouwd het stoffelijk overschot
van wijlen N. J. Van der Reyden, boekbinder
en noodiger ter begrafenissen.
Toon de lijkkist door collega's van den over
ledene in laatstgenoemde betrekking was
grafwaarts gedragen, trad ds. C. A. Evelein
naar voren en schetste in gevoelvolle woorden
het smartelijk verlies, dat door het afsterven
van Van dar Reyden werd geleden, wien het
een lust was te do n wat mogelijk was om
aan zyn verplichtingen als huisvader te vol
doen en thans uit zjjn werkkring zoo plotse
ling was weggenomen.
Door een broeder der weduwe werd dank
gezeg! voor de betoonde belangstelling, terwyi
door familie en verdere belangstellenden,
waaronder eene deputatie van het bestuur
der Typographische Vereeniging „Laurens
Jansz. Coster", waarvan de overledone lid
was, bloemen in het graf werden gestrooid.
Het welbekende weekblad voor den
tuinbouw in Nederland „Seropervirens", opge
richt door onzen stadgenoot den heer H. Witte,
hortulanus aan 's Ryks Academietuin, bestaat
thans vijf en twintig jaren.
Een kwart eeuw is wel is waar geen
patiiarchale leeftijd, maar voor een vakblad,
onderworpen als het is aan de wisselingen
des tyds en inzonderheid van den smaak, de
neigingen, inzichten en wenschen van velen,
mag h t toch in aanmerking komen. Immers,
het getal Z'.lfstancige bladeD, die namelijk
niet organen eener groote Maatschappij zijn,
aan welke dat voorrecht gegund is, is niet
groot genoeg, om er het karakter van een
jubileum aan te ontnemen; een stil jubileum
wel is waar, maar dat toch stemt tot een
gevoel van dankbaarheid en voldoening. Ook
geeft het gereede aanleiding tot een terugblik
op een tijdperk, dat zich, evenals in al derge
lijke gevallen, kenmerkte door lief en leed;
dat, nevens veel voldoening, ook aanleiding
gaf tot bittere gewaarwordingen, oefeningen
in zelfbeheersching en volharding van wat
men meent goed te zijn.
Te meer bestaat hiertoe reden, daar hij, die
het blad vóór vijf en twintig jaren oprichtte,
nog altyd de leider er van is en er onver
poosd gedurende al dien tyd zijn krachten
aan wijdde.
Wel ligt er een periode van negen jaren
tusschen, dat de heer Witte ook redacteur
van het later in „Sempervirens" opgegane
tijdschrift „Sie'ooldia" was; meer echter in
schijn dan in werkelijkheid, gelijk de heer
Witte in een zeer lezenswaardig en uitvoerig
artikel, bevattende de bijzonderheden, op het
ontstaan en het verdere verloop der uitgave
betrekking hebbende, doet blijken.
Niet onaardig is het van den heer Witte
zalven te vernemen hoe het weekblad, dat
thans zoo hoog staat aangeschreven, tot
stand kwam. Hy verhaalt het aldus
Het was tegen het najaar van 1871, dat
ik een bezoek ontving van een mij tot dus
verre onbekend Amsterdamsch uitgever, den
heer D. B. Centen. Hij vertelde mi), dat een
lid zijner familie, die groot liefhebber van
planten is, de heer C. C. Avelingh, te Velp,
hem had aangespoord tot het uitgeven van
een aan den Tuinbouw gewijd Weekblad, en
vroeg mij wat ik daarvan dacht.
Nu had ik eeiiige ondervinding opgedaan
op het terrein der periodieke tuinbouw-litera-
tuur, en deze was niet van dien aard, om
mQ voor zulk een blad optimistisch te stem
men; ik zeide hem dan ook onverholen, dat
ik er geen heil in zag.
Dit ontmoedigde den heer C echter niet. Hij
beriep zich alweer op don hoer Avelingh.
Deze had hem de overtuiging gegeven, dat,
(en nu kwam de aap eigenlijk uit de mouw)
als ik mij met de oprichting en de redactie
daarvan wilde belasten, dat zaakje wel zou
lukken.
Nu was er zeker niets waar, ik op dat
oogenblik minder aan dacht en ook minder
lust in bad, dan my te verbinden aan een
Weekblad. Myn vrije tyd werd van alle zyden
in beslag genomen; ik had gewoonlijk een
of ander boek onder handen en werd met
veel meer aanzoeken om bijdragen voor tyd-
scbriften en couranten lastig gevallen, dan
waaraan ik met den besten wil kon voldoen.
Ik oogstte daar veel voldoening van en impro
ductief was dit natuurlyk ook niet.
Dit nu grootendeel8 los te laten, voor de
in mijn oog vrij waarschyniyke kans, om met
een tuinbouwblad fiasco te maken, scheen my
niet aanlokkblyk. Ik wist daarbij wel vooruit,
dat, mocht zulk een uitgave al mogelyk biy-
ken, er op medewerking van vakmannen
volstrekt niet te rekenen viel, en derhalve
de redacteur ook de auteur van het blad zou
moeten zyn.
De heer C. bleef echter maar zweren by
den heer A., met dit govolg, dat ik hem
beloofde de zaak in ernstige overweging te
nemen. Ze was daartoe werkelyk in myn
geval ernstig genoeg. Het was toch eigenlijk
de groote vraag of myn belangstelling in den
Nederlandscben Tuinbouw groot genoeg was,
om daaraan een dubbel offer te brengen: een
offer in tyd en een offer in geld; immers,al
was zyn aanbod op zichzelf niet ouaanne-
melyk, hy kon my onmogeiyk een aequi-
valent bieden voor wat ik zou moeten loslaten.
Kon ik dit doen, mocht ik dit doen, aange
nomen zelfs, dat zulk een blad genoegzamen
steun zou vinden?
De heer C. vertrok met de flauwe hoop
op een gunstig antwoord, terwijl ik my
stellig voornam hem na een paar cagen be
leefd voor zyne uitnoodiging te bedanken.
Van wc-lke zyde ook beschouwd, trok zyn
plan my niet aan.
It.tusschen: la nuit porte conseil. Den vol
genden morgen had zich de overtuiging aan
my opgedrongen, dat het my niet vry stond
my er aan te onttrekken, byaluien er werke-
ïyk uitzicht bestond, dat zulk een periodieke
uitgave aan onze kweekers en liefhebbers
welkom zou zyn. Dat ze noodig was, stond
by my vast.
Ik sprak er over met dezen en schreef er
over aan anderen, en niet alleen waren de
antwoorden zoo goed als eenstemmig, maar
men drong er zelfs van verschillende zyden
sterk op aan. Het slot van al deze overwe
gingen was, dat ik het zou wagen, maar dan
ook niets onbeproefd zou lateo om het doel
te bereiken.
En het vond inderdaad veel meer sympathie
dan ik had durven verwachten. Niet weinig
droeg daartoe zeker by het verbiydende be
richt, dat het Z. M. den Koning had behaagd
voor een zeker aantal exemplaren in te tee
kenen, welk voorbeeld, nog vóór het verscby-
nen van het eerste blad (op 6 Januari 1872),
door Z. K. H. Prins Frederik werd gevolgd.
De eerste gemeenteraadszitting desjaars
te Noorawyk werd door den voorzitter geopend
met een gelegenheidswoord by de intrede van
het nieuwe jaar.
Tot leden van stembureelen voor de ver
kiezingen, welke in den loop van dit jaar,
ten gevolge van het in-werking-treden der
nieuwe kieswet, moeten plaats hebben, werden
gekozen de heeren Parlevliet en A W.
Alkemade, terwyl plaatsvervangers zyn al de
overige leden.
De hoeren C. Alkemade, Van der Weyden
en Smit werden benoemd tot leden der com
missie, welke Burg. en Weths. zal bystaan by
het ontwerpen van het kohier van den hoofde-
ïyken omslag over 1897.
Na eenig debat werd besloten te verklaren,
dat naar 's Raads gevoelen de levering der
scboolbehoeften voor de openbare scholen over
1897 aan den heer W. C. Meilink, te Zutfen,
behoort gegund te worden.
Ten slotte ging de vergadering over in eene
zitting met gesloten deuren, tot het ontvangen
van eenige mededeelingen betreffende de uit
voering van do gas-concessie.
Tot lid van den gemeenteraad te Noord-
wyk is gekozen de heer C. J. L. Van der
Meer, met 156 van de 207 geldig uitgebrachte
stemmen. Do overige 51 stemmen waren op
verschillende personen uitgebracht, die er van
7 tot 1 verkregen Elf biljetten waren van
onwaarde. Het aantal kiezers bedraagt er 407,
zoodat er 189 thuis bleven.
De verkiezing had plaats ter vervulling van
de vacature, ontstaan wegens het overiyden
van den heer G. Van Eeden Sr.
Ten postkantore te Wassenaar werd ge
durende het jaar 1896 in de Rykspostspaarbank
ingelegd f 20,865.28, terugbetaald f 12,688.11.
Er werden uitgegeven 57 nieuwe boekjes.
Het laatst uitgegeven boekje draagt het num
mer 550.
Aan het Rykstelephoonkantoor aldaar wer
den gedurende het afgeloopen jaar behandeld
1220 telegrammen on wel verzonden 606 en
ontvangen 614.
De bevolking van Rynsburg bedroeg op
31 Dec. 1895: 1275 m., 1172 vr., totaal 2447.
In 1896 werden geboren 36 m., 34 vr.,
totaal 70 en zyn ingekomen met bewys van
woonplaatsverandering 38 m., 46 vr., totaal
84, zoodat de bevolking is toegenomen met
74 m., 80 vr., totaal 154, en dus zou bedragen
1349 m., 1252 vr., totaal 2601.
In 1896 echter overleden 23 m., 26 vr.,
totaal 49, en vertrokken met bewys van woon-
plaatsverandering 83 m., 92 vr., totaal 175,
zoodat de bevolking is verminderd met 106
m., 118 v., totaal 224.
De bevolking op 31 Dec. 1896 bedroeg dus
1243 m., 1134 vr., totaal 2377.
De gemeente is alzoo in 1896 verminderd
in bevolking en wel met 32 m., 38 v., totaal 70.
De heer BiheurJ, gezant van Frankryk
by ons Hof, is in de residentie teruggekeerd.
Graaf De Ségur d'Agusseau, 1ste secre
taris der Fransche legatie in Den Haag, is
voor eenige weken naar Frankryk vertrokken.
De eerste soiróe dansante van de sociëteit
„het Groote Casino" zal Vry dag 15 Januari
a s. iu bet „Hotel den Ouden Doelen" te
's-Gravenhage gegeven worden.
Nopens de belooning der deurwaarders,
die met de beschryving voor de personeels
belasting en de belasting op bedryfs- en andere
iokomsten worden belast, is het volgende
bepaald.
In zake de personeele belasting genieten
zy 21/, cent in de steden en 4 cent ten platten
lande voor elk uitgereikt en opgehaald be-
schry vingsbiljet model A en voor elk ingevuld
beschryvingsbiljet model B.
Dezelfde belooning komt hun toe voor de
uitgereikte en opgehaalde couverten met be-
schry vingsbiLjetten voor de belasting op be-
dryts- en andere inkomsten. By afzonderiyke
bezorging en torughaling geniet de deurwaarder
oer belooning van 21/, of 4 cent voor do
uitreiking, voor de terughaling van het
couvert.
Indien meer dan één persoon de beschry
ving verricht, wordt de belooning gelykeiyk
onder hen verdeeld.
De alphabetische lyst der sollicitanten
naar de betrekking van kapelmeester by het
3de reg. inf. te Bergen-op Zoom is als
volgt: Alph Bar'oe, kapelmeester schutterij,
Maastricht; W. Busé, oud-kapelm., stafmuziek
Batavia, Londen; H. F. J. Demmenie Jr.,
Delft; C. J. Dopp.r, BalkA. Fagel, Embden;
L. J. Frank, stafmuzikant 2de reg. inf.'s-Bosch;
Joh C. Geyp, kapelmeester schuttery, Leiden;
F. Hantzsche, oud stafm. K. N. M., Utrecbt;
W. Hacber, onder kapelm. 3de reg. inf. Bergen-
op-Zoom; G. Langeimans, on ler-kapelm. 2de
reg. inf. 's-Bosch; C. W. Okel, Haarlem; G.
F. De Pauw, muziekdirecteur, Maastricht; A.
Rudersdorff, stafm. gren. en jagers, Den Haag;
H. Steeman, muziekonderwyzer, Hoorn; H.
Snel, id, Rotterdam, F. W. E. Tryssenaars,
stafm. gren. en jagers, Den Haag; J. Vink,
stafmuzikant 4de reg. inf., te Leiden.
Het hoofdbestuur der Friesche Maatsch^ppy
van Landbouw heeft aan de Tweede Kamer
een adres gezondeD, inhoudende bet verzoek
om het door de Regeering ingediende ontwerp
tot wyziging der boterwet zoodanig te wyzigen
en aan te vullen, dat het merken als margarine
of surrogaat ook by vervoer verplichtend
wordt gesteld; dat naast de ambtenaren,
die volgens art. 3 der wet belast zyn nibt
het toezicht op de naleving der wet, worden
aangesteld twee of meer inspecteurs, uit
sluitend belast met de zorg voor eene stipto
handhaving der wet; en eindelyk, dat, by
herhaalde overtreding binnen een jaar, hechtenis
gebiedend worde voorgeschreven.
Dezer dagen kwamen te 's-Gravenbage
eenige invloedryke personen samen, die meenon
dat het wenscheiyk is by de a. 8. verkiezingen
voor de Tweede Kamer de belangen van den
landbouw, in zyn vollen omvang, niet uit het
oog te verliezen.
Eene lyst is vastgesteld van datgene, wat,
in het belang van den landbouw, voor de
naaste toekomst van Regeering en Volksver
tegenwoordiging in hoofdzaak moet worden
verlangd. Men wilde echter die lyst niet
beschouwd zien als een vast, onveranderd aan
te nemen verkiezingsprogram, maar als oen
leiddraad by de bespreking van de landbouw
belangen, in verband met de aanstaande ver
kiezingen.
Eén punt is weggelaten, nl. dat der be
schermende rechten, waarover de meeningen
te zeer uiteenloopen dan dat men te dezen
^pzicute eenstemmigheid zoude kunnen ver-
krygen
Als No. 1 is vermeldeen ministerie van
landbouw, handel en nyverbeid. NR. C.)
Door de Billitonmaatschappy is aan de
Regeering een voorstel gedaan tot wijziging
van het met haar in 1892 gesloten nieuwe
c .i cessiecontract.
Wyzende op de gevolgen, die, by do tegen
woordige constante lage tinpryzen, noodwen
dig voortvloeien uit de bepalingen betreffende
de wiostverdeeling in het vigeerende contract,
betoogt de Maatschappy, dat, blyven deze be
palingen onveranderd, een groot gedeelte van
de (blykens nauwkeurig onderzoek) op het
eiland Billiton nog aanwezige min of meer
ertRhoudende terreinen door de Maatschappij
Slot)
„Daar hebben wfi bet! Zou ik myn mooiste
wraak laten varen? Dat zou m'y nog niet in
den droom opkomen. Maak u maar niet te
druk, hoor kind, de „beste Herzberg" geeft
geen duimbreed toe. Met den prins zult ge
nu eenmaal niet trouwen; daar zal ik wel
voor zorgen. Het is toch zeer onaangenaam,
de „beweegbare pop te moeten smeeken,
met waar? Die luc'otkasteelen zyn nu alle
verdwenen als sneeuw voor de zonl Ja, ja,
het moest een hooggeboren prins zyn voor
het hoogmoedige dochtertje van Wedding
Gerold is ook al om haar geweest, maar die
was voor gemaal niet edel genoog, maar
'8 avonds ia hy voor beschermer toch nog
goed genoeg, zooals nu."
Vorder kwam Herzberg niet. Leonhard Gerold
kookte van gramschap en toorn. Zyn krach
tige handen vouwden de magere gestalte van
Herzberg dubbel, als ware hy vau elastiek
in plaats van vlsesch en been. Toen Herz
berg het bovenlichaam weder oprichtte, was
zyn aangezicht bruinrood.
„Dat zult ge boeten!" dreigde hy, brullend
van woede.
„Weg, scheer je weg, satan in menschen-
gedaantel" Gerold stiet met alle kracht zyn
vuist in don rug van den rentmeester, dien
hy ver van zich afwierp. Op de open plaats
voor deu vyver kreeg deze eerst het vrye
gebruik zyner beeneu terug. Een oogenblik
aarzelde hy. Dan stormde hy, zoo snel hy
kon, weg. Hy liep in dolle vaart, zonder te
kyken waar, altyd maar vooruit, door bosch
en struik, als meende hy, dat Gerold hem
op de hielen zat.
Was de avondschemering onder de boomen
werkelijk reeds zoo ver gevorderd of bedekten
de breede bladeren van de slingerplanten het
zwart-dlepe watervlak van den vyver? Herz
berg kwam met groote stappen midden tus
schen de dryvende waterplanten terecht en
zonk met een gillenden, doordringenden
schreeuw naar den bodem. Een tweede angst
kreet volgde. Ehrentraut had dien uitgestooten.
Met geweld trok zy Gerold mee naar den
oever.
„Help, red hem!" riep zy buiten zichzelve
en over haar geheele lichaam bevend.
„De vyver is vol slingerplanten en dooreen
gevlochten wortels. Het is gevaariyk er zich
in te begeven. U weet het zelf," antwoordde
Gerold somber.
„O, maar hy moet gered worden I" Een
ontzaglyke angst lag in E.irentrauts stem.
„Juffrouw Ehrentraut, wy alleen kunnen
geen hulp bieden, en eer er hulp komt, is
het te laat. Wees bedaard." Hy boog zyn
hoofd tot dicht by haar oor. „Dat water is
diep, enspreek nietnu zal hy
zwygen 1"
„Maar ik wil het niet!" Er lag in deze
woorden iets van Ehrentrauts vroogeren
hoogmoed, die al haar daden bezielde.
Het hulpgeroep werd zwakker en het ge-
gorgel van het water onheilspellender.
„Moeten wy dan werkelyk dat onheil uit
het water halen?" Gerold trachtte Ehrentraut
ongemerkt van den oever te verwydoren.
„Ik ga niet. Breng hulp.... ik ga niet
van myn plaats," bracht zy schier ademloos
uit. Nog één blik wierp Gerold op het bleeke,
vastberaden gezicht van Ehrentraut, dan ylde
hy in vliegende vaart naar het slot.
Nog eens klonk de stem van den rent
meester.
„Erbarming.... redding!" smeekte hy in
doodsangst.
Erbarming, redding! Wilde Ehrentraut dat
ook niet voor haar moeder?
„Tracht u nog een oogenblik boven te
houden, ik kom u te hulp." Ehrentrauts
gelaat verhelderde. Een heldere glans legde
zich op haar aangezicht, zy zwom reeds in
het water, het lange witte gewaad dreef haar
als een zwaan na.
„Nog één seconde, ik ben dadeiyk by u,"
moedigde zy den verdrinkenden man aan, die
wanhopig zyn handen naar haar uitstak.
„Wilt u my redden?" murmelde Herzberg
met het laatste beetje bewustzyn, dat hy nog
bezat. Het was vreeseiyk, om zyn worsteling
met het water aan te zien!
„Met Gods hulp, ik kan goed zwemmen,
klem u niet aan myn armen vast, anders
zinken wy beiden. Let op myn waarschuwing!"
„Ik zal opletten." Herzberg ademde lichter.
Zyn hoofd verhief zich boven bet water, hy
lag op EbreDtrauts schouders.
Van den kant van het slot klonken het geratel
van een rytuig, een luid geroep en oen vroe3te
loop naar den vyver.
„Ehrentraut, myn lieveling ik ben dicht
by u!" PriD8 Allain liep vooraan en stortte
zich half zinneloos in het water.
„Geef dien last hier, myn geliefde! Zie, ik
wist dadelijk, dat gy de redding alleen onder
nomen hadt, toen ik van Gerold het eerste
woord vernam."
Carolath gaf den bewusteloozen rentmeester
aan Gerold over, die tot aan het middel in
het water stond.
„Myn Hemel!" Verward en beangstigd nam
de prins Ehrentraut in zyn armen. Daar lag
zy met hygeode borst en onstuimig kloppend
hart. de ontroering was voor haar te groot
geweöst. Met aanwending van al zyn macht
bevrijdde hy haar nat kleed van de planten
wortels; zy had niet voorwaarts kunnon
komen; het ware slechts oen stryd met den
dood geweest! Prins Allain betrad met haar
den oever, waar men intusschen fakkels had
aangestoken. Een grillig licht bescheen de
gespannen aangezichten, verscheidene armen
strekten zich naar haar uit, maar hy liet zyn
bruid niet los, die hy aan het water ontroofd
had, en zag ook niet den grynzenden dood,
die achter hem de zeis zwaaide.
„Papal" riep by plotseling. Hy had onder
de vele gestalten aan den vy veroever den prins
bemerkt. „Papa!" riep hy opgetogen van
vreugde. „Ik heb myn Ehrentraut gered!"
Zachtjes legde hy de gestalte van het
meisje op het gras neder en boog zich over
haar. Maar wat was dat? Er kwam een
schreeuw over zyn lippen. Het witte gewaad
was rood geverfd; ook de kleeding van den
prins was met bloed bevlekt.
„Zy sterfti" De weduwe Wedding had dit
akelig rustig gezegd, ais ware zy er reeds
lang op voorbereid. Zy knielde op het gras
neder en hief haar van smart verbleekt gelaat
ten hemel.
„Wees genadig, wees genadig, myn Heer
en myn God l Uw wil geschiede!" Zoo bad
zy luid en hartverscheurend.
„Ehrentraut! Barmhartige God, het kan
niet zyn!" Half waanzinnig van smart vatto
prins Allain het schoone meisjeshoofd tus
schen zyn handen en schudde het woest heen
on weer.
Een nieuwe bloedgolf stroomde over do
verbleekte lippeD, maar de gesloten oogen
openden zich nog eens, om afscheid te nemeo.
„Moeder," fluisterde zy nauw verneembaar,
Zy maakte een lichte beweging met de hand.
Prins Carolath legde byna met geweld do
hand der weduwe in die van haar laatsto
kind, dat zy niet durfde aanrakeD.
„Allain, Willy, myn moeder. Verlaat elkaar
uiot. Uw liefde is sterk, zy gaat verder dan
myn graf." Een innige blik, een laatste groet
trof het door tranen verduisterde oog van den
erfprins; die blik bleef op hem gevestigd,
als kon zy zich niet van hem scheiden.
„Ehrentraut is dood!" Prins Allain stiel
een hartverscheurenden, door merg en been
dringenden kreet uit.
In de toppen der boomen ruischte het;
het suisde zacht in de struikon van den
omtrek: „Weddings Ehrentraut is doodl"
Dan werd dit geluid al luider en luider en
ging ten laatste als een storm over velden