N°. 11310 Vrijdag 8 Januari. A0. 1837 geze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. EHRENTRAUT. LEIDSCH DA&BLAD. PRUS DEZER COURANT: Voor Loiden por 3 maanden. f 1.10. Franco por post f 1.40. Afzondoriyke Nommers .v„ 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.171. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het mcasseeren buiten do stad wordt f 0.05 berekend. Otlïeiëele Kennisgevingen. Plaatselijke Directe Belasting. Burgemeeeter en Weihouders van Leiden brengen ter algemoeDe kennis, dat het Dorde Suppletoir Kohier der Plaat*. Dir. BeL voor 189G in af schrift gedurende v^jf maanden ter Secretarie der gemeente voor een ieder ter lezing ia nodergelegd; dat bezwaren tegen den aanslag binnen drie maan den na do uitreiking van het aanslagbiljet op onge zegend papier by d n Gemeenteraad kunnen worden ingediend; en dat tegen 'a Ibads bes) saing binnen dertig dagen na de medcdeeling daarvan bij de Gtdepu- toerde Staten der provincie Zuid-Holland in beroep kan worden gekomen, oveneene bij ongezegeld adres. Zij herinneren voorts de belanghebbenden uit drukkelijk, dat door het indienen van bezwaren en het instellen van beroep de verplichtii g tot betaling van den aanslag niet wordt opgeschort. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. 4 Jan. 1897. E. KIST, Secretaris. Leiden, 7 Januari. Naar wy vernemen, zullen op de a. 8. uitvoe ring der Liedertafel „Arion" buiten de door ons reeds vermelde nommers „Floris V" en „Sauls Lierzang", nog ten gehoore (worden gebracht: „Chor der Jünger, aus dem Lie- bosmahl der Apostel" en het koor uit: „Der Rose Pilgerfahrt1'. Tevens zullen dien avond als soliston optreden mej. C. Van Starrenburg en jonkheer W. B. C. Dibbels, beiden van 's-Gravenhage. Op de tweede kunstbeschouwing zal ook werk van Jan Toorop worden geëxposeerd, o. a. het portret van Dr. Doorenbos. De beeld bouwer O Jé Jr. zal een zevental statuetten en portretten inzenden. Op de begraafplaats aan de voormalige Marepoort werd hedenmorgen aan den schoot der aarde toevertrouwd het stoffelijk overschot van wijlen N. J. Van der Reyden, boekbinder en noodiger ter begrafenissen. Toon de lijkkist door collega's van den over ledene in laatstgenoemde betrekking was grafwaarts gedragen, trad ds. C. A. Evelein naar voren en schetste in gevoelvolle woorden het smartelijk verlies, dat door het afsterven van Van dar Reyden werd geleden, wien het een lust was te do n wat mogelijk was om aan zyn verplichtingen als huisvader te vol doen en thans uit zjjn werkkring zoo plotse ling was weggenomen. Door een broeder der weduwe werd dank gezeg! voor de betoonde belangstelling, terwyi door familie en verdere belangstellenden, waaronder eene deputatie van het bestuur der Typographische Vereeniging „Laurens Jansz. Coster", waarvan de overledone lid was, bloemen in het graf werden gestrooid. Het welbekende weekblad voor den tuinbouw in Nederland „Seropervirens", opge richt door onzen stadgenoot den heer H. Witte, hortulanus aan 's Ryks Academietuin, bestaat thans vijf en twintig jaren. Een kwart eeuw is wel is waar geen patiiarchale leeftijd, maar voor een vakblad, onderworpen als het is aan de wisselingen des tyds en inzonderheid van den smaak, de neigingen, inzichten en wenschen van velen, mag h t toch in aanmerking komen. Immers, het getal Z'.lfstancige bladeD, die namelijk niet organen eener groote Maatschappij zijn, aan welke dat voorrecht gegund is, is niet groot genoeg, om er het karakter van een jubileum aan te ontnemen; een stil jubileum wel is waar, maar dat toch stemt tot een gevoel van dankbaarheid en voldoening. Ook geeft het gereede aanleiding tot een terugblik op een tijdperk, dat zich, evenals in al derge lijke gevallen, kenmerkte door lief en leed; dat, nevens veel voldoening, ook aanleiding gaf tot bittere gewaarwordingen, oefeningen in zelfbeheersching en volharding van wat men meent goed te zijn. Te meer bestaat hiertoe reden, daar hij, die het blad vóór vijf en twintig jaren oprichtte, nog altyd de leider er van is en er onver poosd gedurende al dien tyd zijn krachten aan wijdde. Wel ligt er een periode van negen jaren tusschen, dat de heer Witte ook redacteur van het later in „Sempervirens" opgegane tijdschrift „Sie'ooldia" was; meer echter in schijn dan in werkelijkheid, gelijk de heer Witte in een zeer lezenswaardig en uitvoerig artikel, bevattende de bijzonderheden, op het ontstaan en het verdere verloop der uitgave betrekking hebbende, doet blijken. Niet onaardig is het van den heer Witte zalven te vernemen hoe het weekblad, dat thans zoo hoog staat aangeschreven, tot stand kwam. Hy verhaalt het aldus Het was tegen het najaar van 1871, dat ik een bezoek ontving van een mij tot dus verre onbekend Amsterdamsch uitgever, den heer D. B. Centen. Hij vertelde mi), dat een lid zijner familie, die groot liefhebber van planten is, de heer C. C. Avelingh, te Velp, hem had aangespoord tot het uitgeven van een aan den Tuinbouw gewijd Weekblad, en vroeg mij wat ik daarvan dacht. Nu had ik eeiiige ondervinding opgedaan op het terrein der periodieke tuinbouw-litera- tuur, en deze was niet van dien aard, om mQ voor zulk een blad optimistisch te stem men; ik zeide hem dan ook onverholen, dat ik er geen heil in zag. Dit ontmoedigde den heer C echter niet. Hij beriep zich alweer op don hoer Avelingh. Deze had hem de overtuiging gegeven, dat, (en nu kwam de aap eigenlijk uit de mouw) als ik mij met de oprichting en de redactie daarvan wilde belasten, dat zaakje wel zou lukken. Nu was er zeker niets waar, ik op dat oogenblik minder aan dacht en ook minder lust in bad, dan my te verbinden aan een Weekblad. Myn vrije tyd werd van alle zyden in beslag genomen; ik had gewoonlijk een of ander boek onder handen en werd met veel meer aanzoeken om bijdragen voor tyd- scbriften en couranten lastig gevallen, dan waaraan ik met den besten wil kon voldoen. Ik oogstte daar veel voldoening van en impro ductief was dit natuurlyk ook niet. Dit nu grootendeel8 los te laten, voor de in mijn oog vrij waarschyniyke kans, om met een tuinbouwblad fiasco te maken, scheen my niet aanlokkblyk. Ik wist daarbij wel vooruit, dat, mocht zulk een uitgave al mogelyk biy- ken, er op medewerking van vakmannen volstrekt niet te rekenen viel, en derhalve de redacteur ook de auteur van het blad zou moeten zyn. De heer C. bleef echter maar zweren by den heer A., met dit govolg, dat ik hem beloofde de zaak in ernstige overweging te nemen. Ze was daartoe werkelyk in myn geval ernstig genoeg. Het was toch eigenlijk de groote vraag of myn belangstelling in den Nederlandscben Tuinbouw groot genoeg was, om daaraan een dubbel offer te brengen: een offer in tyd en een offer in geld; immers,al was zyn aanbod op zichzelf niet ouaanne- melyk, hy kon my onmogeiyk een aequi- valent bieden voor wat ik zou moeten loslaten. Kon ik dit doen, mocht ik dit doen, aange nomen zelfs, dat zulk een blad genoegzamen steun zou vinden? De heer C. vertrok met de flauwe hoop op een gunstig antwoord, terwijl ik my stellig voornam hem na een paar cagen be leefd voor zyne uitnoodiging te bedanken. Van wc-lke zyde ook beschouwd, trok zyn plan my niet aan. It.tusschen: la nuit porte conseil. Den vol genden morgen had zich de overtuiging aan my opgedrongen, dat het my niet vry stond my er aan te onttrekken, byaluien er werke- ïyk uitzicht bestond, dat zulk een periodieke uitgave aan onze kweekers en liefhebbers welkom zou zyn. Dat ze noodig was, stond by my vast. Ik sprak er over met dezen en schreef er over aan anderen, en niet alleen waren de antwoorden zoo goed als eenstemmig, maar men drong er zelfs van verschillende zyden sterk op aan. Het slot van al deze overwe gingen was, dat ik het zou wagen, maar dan ook niets onbeproefd zou lateo om het doel te bereiken. En het vond inderdaad veel meer sympathie dan ik had durven verwachten. Niet weinig droeg daartoe zeker by het verbiydende be richt, dat het Z. M. den Koning had behaagd voor een zeker aantal exemplaren in te tee kenen, welk voorbeeld, nog vóór het verscby- nen van het eerste blad (op 6 Januari 1872), door Z. K. H. Prins Frederik werd gevolgd. De eerste gemeenteraadszitting desjaars te Noorawyk werd door den voorzitter geopend met een gelegenheidswoord by de intrede van het nieuwe jaar. Tot leden van stembureelen voor de ver kiezingen, welke in den loop van dit jaar, ten gevolge van het in-werking-treden der nieuwe kieswet, moeten plaats hebben, werden gekozen de heeren Parlevliet en A W. Alkemade, terwyl plaatsvervangers zyn al de overige leden. De hoeren C. Alkemade, Van der Weyden en Smit werden benoemd tot leden der com missie, welke Burg. en Weths. zal bystaan by het ontwerpen van het kohier van den hoofde- ïyken omslag over 1897. Na eenig debat werd besloten te verklaren, dat naar 's Raads gevoelen de levering der scboolbehoeften voor de openbare scholen over 1897 aan den heer W. C. Meilink, te Zutfen, behoort gegund te worden. Ten slotte ging de vergadering over in eene zitting met gesloten deuren, tot het ontvangen van eenige mededeelingen betreffende de uit voering van do gas-concessie. Tot lid van den gemeenteraad te Noord- wyk is gekozen de heer C. J. L. Van der Meer, met 156 van de 207 geldig uitgebrachte stemmen. Do overige 51 stemmen waren op verschillende personen uitgebracht, die er van 7 tot 1 verkregen Elf biljetten waren van onwaarde. Het aantal kiezers bedraagt er 407, zoodat er 189 thuis bleven. De verkiezing had plaats ter vervulling van de vacature, ontstaan wegens het overiyden van den heer G. Van Eeden Sr. Ten postkantore te Wassenaar werd ge durende het jaar 1896 in de Rykspostspaarbank ingelegd f 20,865.28, terugbetaald f 12,688.11. Er werden uitgegeven 57 nieuwe boekjes. Het laatst uitgegeven boekje draagt het num mer 550. Aan het Rykstelephoonkantoor aldaar wer den gedurende het afgeloopen jaar behandeld 1220 telegrammen on wel verzonden 606 en ontvangen 614. De bevolking van Rynsburg bedroeg op 31 Dec. 1895: 1275 m., 1172 vr., totaal 2447. In 1896 werden geboren 36 m., 34 vr., totaal 70 en zyn ingekomen met bewys van woonplaatsverandering 38 m., 46 vr., totaal 84, zoodat de bevolking is toegenomen met 74 m., 80 vr., totaal 154, en dus zou bedragen 1349 m., 1252 vr., totaal 2601. In 1896 echter overleden 23 m., 26 vr., totaal 49, en vertrokken met bewys van woon- plaatsverandering 83 m., 92 vr., totaal 175, zoodat de bevolking is verminderd met 106 m., 118 v., totaal 224. De bevolking op 31 Dec. 1896 bedroeg dus 1243 m., 1134 vr., totaal 2377. De gemeente is alzoo in 1896 verminderd in bevolking en wel met 32 m., 38 v., totaal 70. De heer BiheurJ, gezant van Frankryk by ons Hof, is in de residentie teruggekeerd. Graaf De Ségur d'Agusseau, 1ste secre taris der Fransche legatie in Den Haag, is voor eenige weken naar Frankryk vertrokken. De eerste soiróe dansante van de sociëteit „het Groote Casino" zal Vry dag 15 Januari a s. iu bet „Hotel den Ouden Doelen" te 's-Gravenhage gegeven worden. Nopens de belooning der deurwaarders, die met de beschryving voor de personeels belasting en de belasting op bedryfs- en andere iokomsten worden belast, is het volgende bepaald. In zake de personeele belasting genieten zy 21/, cent in de steden en 4 cent ten platten lande voor elk uitgereikt en opgehaald be- schry vingsbiljet model A en voor elk ingevuld beschryvingsbiljet model B. Dezelfde belooning komt hun toe voor de uitgereikte en opgehaalde couverten met be- schry vingsbiLjetten voor de belasting op be- dryts- en andere inkomsten. By afzonderiyke bezorging en torughaling geniet de deurwaarder oer belooning van 21/, of 4 cent voor do uitreiking, voor de terughaling van het couvert. Indien meer dan één persoon de beschry ving verricht, wordt de belooning gelykeiyk onder hen verdeeld. De alphabetische lyst der sollicitanten naar de betrekking van kapelmeester by het 3de reg. inf. te Bergen-op Zoom is als volgt: Alph Bar'oe, kapelmeester schutterij, Maastricht; W. Busé, oud-kapelm., stafmuziek Batavia, Londen; H. F. J. Demmenie Jr., Delft; C. J. Dopp.r, BalkA. Fagel, Embden; L. J. Frank, stafmuzikant 2de reg. inf.'s-Bosch; Joh C. Geyp, kapelmeester schuttery, Leiden; F. Hantzsche, oud stafm. K. N. M., Utrecbt; W. Hacber, onder kapelm. 3de reg. inf. Bergen- op-Zoom; G. Langeimans, on ler-kapelm. 2de reg. inf. 's-Bosch; C. W. Okel, Haarlem; G. F. De Pauw, muziekdirecteur, Maastricht; A. Rudersdorff, stafm. gren. en jagers, Den Haag; H. Steeman, muziekonderwyzer, Hoorn; H. Snel, id, Rotterdam, F. W. E. Tryssenaars, stafm. gren. en jagers, Den Haag; J. Vink, stafmuzikant 4de reg. inf., te Leiden. Het hoofdbestuur der Friesche Maatsch^ppy van Landbouw heeft aan de Tweede Kamer een adres gezondeD, inhoudende bet verzoek om het door de Regeering ingediende ontwerp tot wyziging der boterwet zoodanig te wyzigen en aan te vullen, dat het merken als margarine of surrogaat ook by vervoer verplichtend wordt gesteld; dat naast de ambtenaren, die volgens art. 3 der wet belast zyn nibt het toezicht op de naleving der wet, worden aangesteld twee of meer inspecteurs, uit sluitend belast met de zorg voor eene stipto handhaving der wet; en eindelyk, dat, by herhaalde overtreding binnen een jaar, hechtenis gebiedend worde voorgeschreven. Dezer dagen kwamen te 's-Gravenbage eenige invloedryke personen samen, die meenon dat het wenscheiyk is by de a. 8. verkiezingen voor de Tweede Kamer de belangen van den landbouw, in zyn vollen omvang, niet uit het oog te verliezen. Eene lyst is vastgesteld van datgene, wat, in het belang van den landbouw, voor de naaste toekomst van Regeering en Volksver tegenwoordiging in hoofdzaak moet worden verlangd. Men wilde echter die lyst niet beschouwd zien als een vast, onveranderd aan te nemen verkiezingsprogram, maar als oen leiddraad by de bespreking van de landbouw belangen, in verband met de aanstaande ver kiezingen. Eén punt is weggelaten, nl. dat der be schermende rechten, waarover de meeningen te zeer uiteenloopen dan dat men te dezen ^pzicute eenstemmigheid zoude kunnen ver- krygen Als No. 1 is vermeldeen ministerie van landbouw, handel en nyverbeid. NR. C.) Door de Billitonmaatschappy is aan de Regeering een voorstel gedaan tot wijziging van het met haar in 1892 gesloten nieuwe c .i cessiecontract. Wyzende op de gevolgen, die, by do tegen woordige constante lage tinpryzen, noodwen dig voortvloeien uit de bepalingen betreffende de wiostverdeeling in het vigeerende contract, betoogt de Maatschappy, dat, blyven deze be palingen onveranderd, een groot gedeelte van de (blykens nauwkeurig onderzoek) op het eiland Billiton nog aanwezige min of meer ertRhoudende terreinen door de Maatschappij Slot) „Daar hebben wfi bet! Zou ik myn mooiste wraak laten varen? Dat zou m'y nog niet in den droom opkomen. Maak u maar niet te druk, hoor kind, de „beste Herzberg" geeft geen duimbreed toe. Met den prins zult ge nu eenmaal niet trouwen; daar zal ik wel voor zorgen. Het is toch zeer onaangenaam, de „beweegbare pop te moeten smeeken, met waar? Die luc'otkasteelen zyn nu alle verdwenen als sneeuw voor de zonl Ja, ja, het moest een hooggeboren prins zyn voor het hoogmoedige dochtertje van Wedding Gerold is ook al om haar geweest, maar die was voor gemaal niet edel genoog, maar '8 avonds ia hy voor beschermer toch nog goed genoeg, zooals nu." Vorder kwam Herzberg niet. Leonhard Gerold kookte van gramschap en toorn. Zyn krach tige handen vouwden de magere gestalte van Herzberg dubbel, als ware hy vau elastiek in plaats van vlsesch en been. Toen Herz berg het bovenlichaam weder oprichtte, was zyn aangezicht bruinrood. „Dat zult ge boeten!" dreigde hy, brullend van woede. „Weg, scheer je weg, satan in menschen- gedaantel" Gerold stiet met alle kracht zyn vuist in don rug van den rentmeester, dien hy ver van zich afwierp. Op de open plaats voor deu vyver kreeg deze eerst het vrye gebruik zyner beeneu terug. Een oogenblik aarzelde hy. Dan stormde hy, zoo snel hy kon, weg. Hy liep in dolle vaart, zonder te kyken waar, altyd maar vooruit, door bosch en struik, als meende hy, dat Gerold hem op de hielen zat. Was de avondschemering onder de boomen werkelijk reeds zoo ver gevorderd of bedekten de breede bladeren van de slingerplanten het zwart-dlepe watervlak van den vyver? Herz berg kwam met groote stappen midden tus schen de dryvende waterplanten terecht en zonk met een gillenden, doordringenden schreeuw naar den bodem. Een tweede angst kreet volgde. Ehrentraut had dien uitgestooten. Met geweld trok zy Gerold mee naar den oever. „Help, red hem!" riep zy buiten zichzelve en over haar geheele lichaam bevend. „De vyver is vol slingerplanten en dooreen gevlochten wortels. Het is gevaariyk er zich in te begeven. U weet het zelf," antwoordde Gerold somber. „O, maar hy moet gered worden I" Een ontzaglyke angst lag in E.irentrauts stem. „Juffrouw Ehrentraut, wy alleen kunnen geen hulp bieden, en eer er hulp komt, is het te laat. Wees bedaard." Hy boog zyn hoofd tot dicht by haar oor. „Dat water is diep, enspreek nietnu zal hy zwygen 1" „Maar ik wil het niet!" Er lag in deze woorden iets van Ehrentrauts vroogeren hoogmoed, die al haar daden bezielde. Het hulpgeroep werd zwakker en het ge- gorgel van het water onheilspellender. „Moeten wy dan werkelyk dat onheil uit het water halen?" Gerold trachtte Ehrentraut ongemerkt van den oever te verwydoren. „Ik ga niet. Breng hulp.... ik ga niet van myn plaats," bracht zy schier ademloos uit. Nog één blik wierp Gerold op het bleeke, vastberaden gezicht van Ehrentraut, dan ylde hy in vliegende vaart naar het slot. Nog eens klonk de stem van den rent meester. „Erbarming.... redding!" smeekte hy in doodsangst. Erbarming, redding! Wilde Ehrentraut dat ook niet voor haar moeder? „Tracht u nog een oogenblik boven te houden, ik kom u te hulp." Ehrentrauts gelaat verhelderde. Een heldere glans legde zich op haar aangezicht, zy zwom reeds in het water, het lange witte gewaad dreef haar als een zwaan na. „Nog één seconde, ik ben dadeiyk by u," moedigde zy den verdrinkenden man aan, die wanhopig zyn handen naar haar uitstak. „Wilt u my redden?" murmelde Herzberg met het laatste beetje bewustzyn, dat hy nog bezat. Het was vreeseiyk, om zyn worsteling met het water aan te zien! „Met Gods hulp, ik kan goed zwemmen, klem u niet aan myn armen vast, anders zinken wy beiden. Let op myn waarschuwing!" „Ik zal opletten." Herzberg ademde lichter. Zyn hoofd verhief zich boven bet water, hy lag op EbreDtrauts schouders. Van den kant van het slot klonken het geratel van een rytuig, een luid geroep en oen vroe3te loop naar den vyver. „Ehrentraut, myn lieveling ik ben dicht by u!" PriD8 Allain liep vooraan en stortte zich half zinneloos in het water. „Geef dien last hier, myn geliefde! Zie, ik wist dadelijk, dat gy de redding alleen onder nomen hadt, toen ik van Gerold het eerste woord vernam." Carolath gaf den bewusteloozen rentmeester aan Gerold over, die tot aan het middel in het water stond. „Myn Hemel!" Verward en beangstigd nam de prins Ehrentraut in zyn armen. Daar lag zy met hygeode borst en onstuimig kloppend hart. de ontroering was voor haar te groot geweöst. Met aanwending van al zyn macht bevrijdde hy haar nat kleed van de planten wortels; zy had niet voorwaarts kunnon komen; het ware slechts oen stryd met den dood geweest! Prins Allain betrad met haar den oever, waar men intusschen fakkels had aangestoken. Een grillig licht bescheen de gespannen aangezichten, verscheidene armen strekten zich naar haar uit, maar hy liet zyn bruid niet los, die hy aan het water ontroofd had, en zag ook niet den grynzenden dood, die achter hem de zeis zwaaide. „Papal" riep by plotseling. Hy had onder de vele gestalten aan den vy veroever den prins bemerkt. „Papa!" riep hy opgetogen van vreugde. „Ik heb myn Ehrentraut gered!" Zachtjes legde hy de gestalte van het meisje op het gras neder en boog zich over haar. Maar wat was dat? Er kwam een schreeuw over zyn lippen. Het witte gewaad was rood geverfd; ook de kleeding van den prins was met bloed bevlekt. „Zy sterfti" De weduwe Wedding had dit akelig rustig gezegd, ais ware zy er reeds lang op voorbereid. Zy knielde op het gras neder en hief haar van smart verbleekt gelaat ten hemel. „Wees genadig, wees genadig, myn Heer en myn God l Uw wil geschiede!" Zoo bad zy luid en hartverscheurend. „Ehrentraut! Barmhartige God, het kan niet zyn!" Half waanzinnig van smart vatto prins Allain het schoone meisjeshoofd tus schen zyn handen en schudde het woest heen on weer. Een nieuwe bloedgolf stroomde over do verbleekte lippeD, maar de gesloten oogen openden zich nog eens, om afscheid te nemeo. „Moeder," fluisterde zy nauw verneembaar, Zy maakte een lichte beweging met de hand. Prins Carolath legde byna met geweld do hand der weduwe in die van haar laatsto kind, dat zy niet durfde aanrakeD. „Allain, Willy, myn moeder. Verlaat elkaar uiot. Uw liefde is sterk, zy gaat verder dan myn graf." Een innige blik, een laatste groet trof het door tranen verduisterde oog van den erfprins; die blik bleef op hem gevestigd, als kon zy zich niet van hem scheiden. „Ehrentraut is dood!" Prins Allain stiel een hartverscheurenden, door merg en been dringenden kreet uit. In de toppen der boomen ruischte het; het suisde zacht in de struikon van den omtrek: „Weddings Ehrentraut is doodl" Dan werd dit geluid al luider en luider en ging ten laatste als een storm over velden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1897 | | pagina 1