N°. 11304
Donderdag 31 December,
A". 1896.
feze (gsmant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
F1 euilleton.
EHRENTRAUT.
DAGBLAD
PRIJS DEZER C0TJBA3ÏT:
Voor Leiden per 3 maandent f 110.
Franco por post1.40.
Afzonderlijke Nommorso.05.
PBJJS DEE ADVERTENTIÈNs
Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17Grootera
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend»
Tweede Blad.
Cremengd Nieuws.
De veehouder H. Duivenvoorde,
woonachtig in de Buurt-, te Alkemade, zou
Maandag eenige varkens met paard en brik
vervoeren, toen hij door het schrikken van
het paard met de brik en haren inhoud te
water geraakte. Voerman en paard waren ge
lukkig weldra weer op bet droge en de varkens
zwommen naar den wal, zoodat dit ongeval
zonder verdere ongelukken afliep.
De 7 0 jarige Adr. De Koning, te
Oude-Wetering, is dermate van een hoogte
gevallen, dat de man zijn schouderblad brak
en de schouder ontwricht is. Een en ander
is door den nabjjwonenden geneeskundige dr.
Kimmel weer in orde gebracht.
Voor de Haarlemsche rechtbank
zal binnenkort een vrouw terechtstaan, ter
zske van moedwillige verlating harer vijf
kinderen.
Deze vrouw, de weduwe van een flink
werkman, ontving na zijn dood een aardig
sommetje als opbrengst van een liefdadigheids
voorstelling en werd voor do betaling harer
huishuur ook door „Weldadigheid naar Ver
mogen" geholpen, welke steun haar evenwel
later niet meer werd verleend, omdat men
haar dien niet meer waardig keurde.
Toen nu de huur uitbleef, kwam weldra
het oogenblik, dat zjj uit haar woning werd
gezet. Dit voorval inspireerde iemand tot het
schrijven van een hartroerend stuk en hart
roerend is het zeker voor de ongelukkige
stumpers van kinderen, die (het blijkt uit
het optreden van de justitie) ten slotte door
hunne moeder geheel aan hun lot zijn over
gelaten.
Naar men verneemt, zijn de per-
ceelen van „Mille Colonnes" af tot de Balk
in't-Oogsteeg te Amsterdam bet eigendom
geworde i van eene maatschappij „Nederland,"
waarin een crietal commissarissen der maat
schappij „Bierbrouwerij 't Haantje" groote
belanghebbenden zijn. Het plan bestaat, de
gekochte perceolen te amoveeron en op hunne
plaats eene groote inrichting als die van
„Krasnapolsky" te doen verrijzen. De boven
genoemde maatschappij heeft een viertal be
kende architecten tot een onderlingen wed
strijd uitgenoodigd voor het ontwerpen van
plannen van een groot café restaurant met
hotel boven, en kende aan het plan des
heeren G. Van Aikel den uitgeloofden prys toe.
Ook te Groningen zullen met 1
Jan. a. s. vanw ge de gemeentelijke gasfabriek
muntgasmeters ingevoerd worden.
Gisterochtend is de boekhandelaar
H., te Heeren veen, verdronken gevonden in
den regenbak.
Te Tilburg wond zich Zondagavond
een zekere D. bij een twist met andere be
zoekers in een herberg zoodanig op, dat hy
opeens in elkaar zeeg en op de plaats dool
bleef.
Door de weduwen der twee Vlis-
singsche loolsen, die in November 1894 by
de aanvaring op de Schelde nabjj Vlissingen
tusschen de „Sea Gull" en de boot „No. 5"
van het Belgische loodswezen het leven ver
loren, is thans ook voor de Antwerpsche
rechtbank een proces ingesteld tegen Sheriff,
den kapitein van de „Sea Gull". Zij vragen
fr. 800,000 150,000) schadevergoeding.
Met zekerheid kan worden gemeld
dat Jaap Eden geen phn heeft deel te nemen
aan een der wedstrijden om een kampioenschap
op de schaats.
Daar de wedstrijden te Nizza vroeger be
ginnen dan die te Parijs, gaat hij naar eerst
genoemde plaats om zich te trainen op het
rjjwiel.
Donderdag 26 November kwam
het Nederlandscbe stoomschip „Prins Willem
I" van Haïti te Curasao aan. Kort nadat hot
de haven was binnengestoomd, werden drie
leden z(jner equipage, die door de gel9 koorts
aangetast waren, ontscheept en naar 's lands
hospitaal vervoerd. Denzelfden dag bezweek
een hunner, de hofmeester van het stoomschip.
De twee anderen zijn aan de beterhand. Naar
men zegt, is een soldaat van het garnizoen,
lijdende aan genoemde koorts, naar hot hos
pitaal vervoerd.
Bij Gouvernementsbeschikking dd. 28 No
vember is bepaald: lo. dat alle schepen,
komende van Port-au-Prince, aan een quaran
taine zullen worden onderworpen van veer
tien dagen, met inbegrip van de reis; en 2o.
dat alle vaartuigen, komende van andere
havens van Haïti, door den stadsgeneesheer
moeten worden gevisiteerd, alvorens zij com
municatie met den wal mogen hebben.
Men schrijft uit Ulrum: Oostelijk
van dit dorp, dicht bij de „börg stee", d. i. de
plaats, waar vroeger de bürg of burcht Asinga
word gevonden, staat aan een smal pad een
huis. Of beter gezegd, er staat geen huis. Dit
zal den lezer zonderling in de ooren klinken,
maar verandert niets aan de zaak: een huis
is het niet. Een hut dan? Evenmin. E^n kluis?
Evenmin. E^n menschelyke woning? Evenmin.
Men zou het kunnen nojmen: een ruïne, waar
een monsch in huist. De verweerde muren,
een kiemen anderhalven meter hoog, met
zeer teekenachtige scheuren en gaten, buigen
bevallig naar elkaar toe; de kleine venster-
ruimten zijn ten deele dichtgespijkerd, ten
deele met kleurlooze vodden dichtgestopt, ten
gevolge waarvan de wind er op de meest
grillige wijzen doorspelen kan. Een dak is er
niet meer; daartoe dient de zolder, die vol
spleten is. Als het regent, vloeit het hemel
water er met schier onbelemmerde vrijheid
naar binnen. Zelfs de slaapplaats van den
bewoner geeft geen beschutting. Er wordt
beweerd en de bewering is waarlijk zoo
ongerijmd niet dat de man indertijd een
grooten steenen pot boven zjjn „bed" heeft
opgehangen om ten minste een gedeelte van
den regen tegen te houden. Maar op een
goeden keer moet de lat, waaraan genoemd
waterreservoir hing, den last niet meer heb
ben kunnen dragen, ten gevolge waarvan de
inhoud over het bed werd uitgestort, wat den
man bewogen moet hebben, den pot maar te
verwijdt ren en Gods water maar over Gods
akker te laten loopen. Verder wordt ver
luid, dat hij, ten einde althans zijn kleeren
droog te houden, den bovenkant van zjn
linnenkast of kabinet met dakpannen heeft
belegd. Een kachel bezit bij niet; tot warmte
bron dient een open haard. Volgens geloof
waardige getuigen weet hy gemakkelijk raad
met de overtollige asch: hy neemt die in een
schop, schuift zonder moeite de vodden, die
de vensterruiten afsluiten, op zy en werpt de
asch naar buiten.
Het mag een raadsel genoemd worden, hoe
een man in deze ruïne, met regen, sneeuw,
koude en tocht tot metgezellen, het leven kan
houden. En toch moet getuigd worden en
het pleit voor het menscbeiyk weerstands
vermogen dat de bewoner lichameiyk goed
gezond is. Men begrypt, dat het er met zyn
geestelyken welstand minder goed uitziet;
meer dan eens moet men hem hebben aan
geboden, den bouwval op te knappen en tot
een menschwaardig verblyf in te richten,
maar de man, die klein van stuk, tenger,
kreupel en vermoedeiyk een vyftig jaar is,
biyft gehecht aan de r: imte tusschen zyn
vier bouwvallige muren, een ruimte, die men
een dier niet tot verblijfplaats zou aanwyzen.
Tot dusver was het in Engeland
de gewoonte, om theaters, concertzalen, ja
zelfs danszalen op Zondagen tijdeiyk in kerken
te veranderen, en in deze „heilige hallen"
godsdienstoefening te houden. Een kerkelooze
gemeente van een sektenryke provincie heeft
nu echter onlangs een welbekende menagerie
voor hare Zondagsgodsdienstoefening afge
huurd. Dat gaf, zoo verhaalt een EDgelsch
blad, tot een buitengewoon schouwspel
aanleiding. Men stelle zich vooreen gods
dienstoefening midden onder brullende, krij-
schende, kakelende, grommende dieren. Zoolang
de voorganger sprak, hielden zich de dieren
onder den indruk van het ongewone schouw
spel tamelijk rustig. Toen echter het gemeen
telijke gezang aangeheven werd, mengden
zich onder de stemmen der godsdienstigen een
kannibaalsch gehuil, gebrul en geweld, zoodat
de lieden hun eigen gezang niet meer konden
hooren. Men scheen zich daar echter weinig
van aan te trekken, want de godsdienstoefening
werd „ongestoord" ten einde gevoerd.
Een nieuwe telegraafkabel is
in dienst gesteld tusschen Emden en Vigo
(Spanje). De „Reichsanzeiger" merkt op, dat
dez9 kabel de eerste sectie vormt van een
groot werk; van Vigo zal nl. het volgend
jaar een kabel worden gelegd naar de Azoren
en van daar naar Noord-Amerika.
Het eerste telegram langs den nieuwen
weg is door den Spaanschen postmeester-
generaal Markies Lema gezonden aan den
Duit8chen Staatssecretaris, den heer Von
Stephan.
De nalatenschap van den vorigen
schah van Perzië, Nasr-ed-Din, vertegen
woordigt een waarde van duizend millioen
franken, waarvan 400 millioen in goud en
zilver. De tegenwoordige schah Muzaffei-ed-Din
is voornemens honderd millioen te besteden
aan den vooruitgang van zyn land. Dat mag
ook wel.
Aan de „Daily News" werd uit
Kaïro gemeld: In Egypte zyn nieuwe zware
gevallen van rooveryen voorgekomen. In de
provincie Kenen werd een dorp door roovers
aangevallen, een officier van politie en ver
scheidene agenten gedood en het vee mee
gevoerd.
In dezen tyd, nu alles den Mam-
mon najaagt, kan het waariyk geen kwaad
eens te wyzen op het leven van sommige
millionnairs, die met al hun geld toch niet
gelukkig zyn. Velen zullen zich zeker den
armeu "Weener millionnair Mautner v. Markhof
nog herinneren, die door een heftigen pers
veldtocht in den dood is gedreven. Niet beter
is het den Paryschen „petit sucrier", den
kleinen Max Lebaudy, gegaan, die door den
van zyn vader geërfde millioenen in 't graf
gebracht is. Eiken dag werden hem door de
post dreig- en afpersingsbrieven gebracht. Had
hy zyne vele millioenen niet gehad, dan zou
men hem met zyne, door de vele vermaken
aangetaste longen, niet ihf militairen dienst
hebben gesteld en aan de openbare meening
opgeofferd hebben.
Aan de overzyde van den oceaan gaat het
den millionnairs niet veel beter. Mr. Pulitzer,
de stichter van de Nieuw-Yorker „World",
heeft door aanhoudenden arbeid het liebt zyner
oogen byna geheel verloren en al zyn doctoren
vreesden spoedig volslagen blindheid. Mr. Ar
mour, de groote slager, die duizenden van
arbeiders van werk voorziet, mag, op aanraden
van zyn geneesheeren, slechts van melk
leven, by, die zijne millioenen, door anderen
van vleesch te voorzien, verdiend heeft en nu
zelf geen vleesch mag gebruiken. Een iyden3-
genoot is de myn-koning Mackay, die door
het smullen een maagziekte heeft gekregen,
en die by bet strengste dieet dagelyks eenige
myien loopen moet. Mac Cormack, de uit
vinder en fabrikant van de naar hem genoemde
beroemde landbouw-macbines, is een chronische
invalide, die wegens zyn ïyden vergeefs alle
artsen van Europa geconsulteerd heeft. Yan
een anderen aard is het ïyden van den chef
der familie Yanderbilt, wien, behalve zyn licha
melijke gebreken, ook eeuwigdurende familie
twisten het leven vergallen.
Bekeüd is, dat ook Jan Gould, de voor
name speculant en milliardair, door zyn zorgen
vroegtydig gestorven is.
Of deze mededeelingen de menschen weer
houden zal millionnair te willen worden,
moeten wy echter betwyfelen.
In Atlanta (Georgië) is een hyp-
notiseur voor den rechter gedaagd, omdat
hy weigerde door zyn schuld veroorzaakte
schade te vergoeden. Gedurende een voorstel
ling had hy onder zyn publiek iemand ont
dekt, die hem een uitstekend medium toe
scheen. Hy suggereerde hem, dat by een aap
was, en werkeiyk stelde het slachtoffer zich
onder zyn invloed dan ook zeer aapachtig aan.
Hy sprong te midden van de aanwezigen
rond, en nadat hy het hoofddeksel van een
der hec-ren had gegrepen, zette hy er zyn
tanden in en verscheurde het, onder de opge
wonden byvalsbetuigingen van het publiek.
De eigenaar van den hoed vond de proef
eveneens byzonder belangwekkend, maar
eischte toch aan het einde der voorstelling
schadevergoeding voor do baldadigheid van je*
het „aap mensch". Doch de hypnotiseur, even- arcj00^°
als diens impresario, weigerde de 8(nad0 streek
te betalen, zoodat de zaak voor den reciter
werd gebracht.
Wie in het geiyk is gesteld en of misschien
uitgemaakt is geworden, dat de gehypnoti
seerde een nieuwen hoed zal moeten betalen,
wordt niet gemeld.
In het dorpje Strasz bevindt zich
aan den Salzburger straatweg, waar de straat
weg naar Kamner aan het Attermeer afbuigt,
het zoogenaamde tolhuis, een alleenstaand
gebouw, waarin een herberg door twee
▼rouwen, Franciska Schiemer en hare dochter
Anna, gedreven werd. Dezer dagen, toen beiden
zich te bed wilden begeven, zag de dochter,
Anna, die toevallig onder het bed keek, daar
een man liggen, die een open mes in de
hand hield. Snel besloten, greep Anna een
degen, die na den dood haara vaders niet
meer gebruikt was, en stiet met het wapen
naar den roover. Hierop vluchtte zy, luid om
hulp roepend. Het gelukte haar van Tbalheim
den gemeente-veldwachter en eenige vast
beraden mannen mede te krygen. De indringer
was intusschen ontvloden. Hy was gewond
en de mannen volgden met een lantaren de
bloedsporen, die echter by den zoogenaamden
postberg plotseling ophielden. Waarschyniyk
had de roover den «straatweg verlaten, om in
de velden te ontkomen. De gendarmen ver
volgden het spoor van den vluchteling en
het gelukte hun den gauwdief in te halen en
den rechter over te geven.
De 1 a a 181 verschenen aflevering
van de „Revue des deux" bevatte een ver-
handeling van Yicomte d'Avenel over de zyde.
De duurste zydestof, waarvan de schryver
sedert de middeleeuwen tot in onze dagen
heeft vernomen, is een niet goud doorweven
doek, dien Lodewyk XIV in het jaar 1670
voor 69D slaaprok koopen liet en 414 fr.
kostte. Verleden zomer werd echter in Lyon
een lampas met witten grond, waarin bloe
men, vogels en bladerwerk en relief opge
werkt waren, voor de Duitsche keizerin ver
vaardigd. Oorspronkeiyk was deze prachtige
stof voor een kleed bestemd, maar werd
daarop voor gordynen gebruikt. De meter
kostte 600 fr. en daarvan ontving de wever
over de 100 fr.
Dezer dagen kwam uit Trarbach
het bericht, dat een reizende kunstenaar, die
des nachts in een vaarpont geslapen bad, in
de Moezel gevallen en verdronken wa3. Thans
blykt, dat het geval op bedrog berustte. De
kunstenaar, een buikspreker, heeft zyne kunst
benuttigd, om zich heimeiyk van zyne
vrouw te kunnen verwyderen ;-de hulpkreten,
die de menschen vernomen hadden, kwamen
niet uit het water, maar van den oever.
De geboorteplaats van Buddba.
De te Calcutta verschynende „Pioneer" maakt
meldiog van een belangryke oudheidkundige
vondst in Nepal, waardoor men de geboorte
plaats van Buddha is te weten gekomen. De
I archaeoloog dr. Fahrer vond ten noordwesten
24)
Men had zyn verschyning bemerkt. Dat
hoofdknikken en dat eerbiedig uit den weg
gaan golden hem alleen. Hy had byna de kist
bereikt, toen er eerst een gefluister en toen
een luid praten als een storm door de zaal
klonk. Men had een rytuig hooren aanryden
een oogenblik lag er een ademiooze spanning
in aller gezichten l Het oog der weduwe
richtte zich verwachtend, en het scheen byna
angstig, naar de deur. Ook de prins keerde
zich om, om de oorzaak te weten van aller
opmerkzaamheid.
$len had een gang gevormd tot aan de
kist, die omringd was met groene planten,
en in die gang verscheen bleek als een
geest, maar toch onuitsprekeiyk schoon
Ehrentraut Wedding. Donktr haar hing op
haar rug tot aan den gordel, die het sneeuw-
wi.te gewaad te zamen hield, waarover een
zwarte sluier viel.
,)De engel des slaaps!" Waar had Carolath-
Wolfegg dat beeld toch ook gezien? Juist,
in Parys was het, In het Louvre, als tegen
stelling van den engel des doods I Maar deze
laatste was hier.George Weddiogl
Achter de gestalte van Eorentraut. werd
men een eenvoudige geestelyke zuster ge
waar, die haar leerlinge hierheen begeleid had.
„MamaRichard, gy wildet Georges dood
verbergen! Wi8t ge dan niet. dat ook ik
myn deel in de smart wil hebben, en dat ik
sterk ben, waar het geldt smart te verdragen?"
Het was de stem van George, onmisken
baar juist dezelfde toon! De prins trad dade
lyk terug, om Ehrentraut voorby te laten gaan.
Zy bezon zich; waar had by toch die schit
terende zwarte oogen gezien, die nu eens
van helder vuur geschitterd en dan weer in
zachten glans gestraald haddenI Ah! hy wist
het. Jaren geleden, voor zijn reis naar Indië,
had hy haar als kind gezien. Toen had ze
prinses willen worden. Hy monsterde met
vluggen blik de gestalte van het meisje en
knikte dan bevestigend. Dat was dus die
kleine Ehrentraut I Een koninklyke lelie I
Kouinklykgeen andere bepaling paste
zoo goed als deze. Dat rozengezichtje. Het
scheen alles natuurlyk en ongekunsteld by
dat schoone meisje, vry van geestelyke en
lichamelyke gebreken 1 Hy wist niet hoe Let
kwam, maar hy moest onwillekeurig aan het
verouderde wapenschild denken. De jongste
spruit der Weddings verpersoonlykte dat op
buitengewone wyze.
Aan haar eerste ingeving gehoor gevend,
strekte de weduwe beide armen uit naar
haar dochter. Ook Ehrentraut deed eveneens;
reeds raakten de armen harer moeder haar
aan, toen zy by een plotselinge herinnering
terugdeinsde en met beide armen naar haar
hals greep. De armen hingen haar slap langs
het lijf, alsof haar alle kracht ontbrak; en
er kwam iets in dat treurig oog van de
weduweiets heets, gloeiends, zooals een
vuur. Nog eenige seconden van pynlyke aar
zeling dan legde Ehrentraut haar lokken-
boofd aan den schouder harer moeder, en
haar lippen prevelden iets van een veront
schuldiging. Dadelijk daarna richtte zy zich
op en wierp zich in de armen haars broeders,
die haar met teederheid omhelsde.
„Ehrentraut, hoe heb ik je gemist, naar je
uitgezien I Ook George zie, nu zijn wy
nug maar beiden. Ik dreef het by mama door,
dat gy hem ten minste nog na zyn dood
mocht zien", zoo fluisterde Richard bewogen.
De beide kinderen Wedding bogen zich over
hun dooden broeder. Zy lief koosden en kusten
hem, spraken hem lieflyke woorden toe en
streelden zyn stil aangezicht.
Als een treurmantel viel Ehrentrauts weel
derig haar over de verstyfde leden van den
doode. Met geweld moest Richard zyn zuster
van het lyk wegtrekken, daar de dragers
met het deksel van do kist naderden, om
deze te sluiten.
Er ontstond een algemeen gemompel van
ontsteltenis, waaronder zich een licht wee
klagen van Ehrentraut mengde. De rechter
hand van den doode was met vooruitgestoken
vinger in de haren van Ehrentraut verward
geraakt, en hief zich op gelyk met het meis
jeshoofd, tot grooten schrik van de verzamelde
gasten, die niets anders geloofden dan dat
George zyn teergeliefde zuster terughield.
„Een oogenblikje", zeide Ehrentraut en be
duidde den dragers nog wat met hun treu-
rigen arbeid te wachten. „Zuster Benedicta!"
Zy fluisterde de zuster eenige woorden in
het oor.
„God beware mei" antwoordde d
schrikt en maakte een afwerende beweging.
Zonder lang bezinnen nam Ehrentraut een
kaarsenschaar, die aan een grooten kandelaar
hing, en daar vielen eenige der zware lokken
van haar hoofd. Zy bond ze nauwkeurig en
voorzichtig om de witte handen van den jon
geling.
„God behoede u, George, neem ze medel"
sprak zy met een van tranen verstikte stem.
„Juffrouw Wedding, wat hebt ge gedaan?"
vroeg de jonge Gerold, wiens vader de meest
bevriende buur der Weddings was, en die
zelf de vriendschapsbetrekkingen had aange
houden en de beste vriend van Richard was.
„tld dooden trekken aan!" Ook Richard
zeide het, en beiden grepen naar de zyden-
zachte lok op Georges borst.
Eenige dames mengden zich in het gesprek
en zeiden, dat het in het geheel geen by-
geloof was, dat de een dit en de ander dat
geval beleefd had, waaruit bleek, dat men
geen haar in het graf mocht meegeven.
De jonge Gerold was eenigszins bleek ge
worden, toen Ehrentraut rustig antwoordde,
dat zy het er by waagde; zy moest haar
George iets meegeven. Zyn anders zoo rustige
oogen keken bezorgd naar dat wonderschoon©
meisjesgezicht, dat zich vastberaden van hem
afwendde. Een gedruisch aan de deur onder
brak dit tooneel.
„Ik vraag u beleefd, laat my den jongen-
hoer nog eens, voor de laatste maal zien,"
riep oen oude, versleten stem.
Zonder dat iemand van het ru«^"personeel
by machte was verhinderen, had de
groote Christoffel die zich anders nooit in
het slot liet zien - de zaal betreden en drong
gebukt door de deftige treurgasten hen naar
de kist. Op zyn rug hing schuw en met neer
gezonken hoofd de arme Willy. Nu stond hy
midden tusschen de kaarsen en in de onmid-
deliyke nabyheid der familie Wedding. Zyn
hand frommelde verlegen aan zyn hoofd
deksel, terwyi hy met angstigen blik do
weduwe aankeek, die daar met een uitdruk
king op het gelaat stond, alsof zy het laatste
oordeel zag.
„Willy, kiDdl" De stem van den oude
nam een bevonden toon aan. Het gele aan
gezicht van den knaap richtte zich op en
naderde dicht de ruige wangen van den
ouden knecht.
„Kyk, Willy, daar ligt onze jongenheer!
Een echte Wedding, zooals zyn vader en
voorvaders! Spreek een gebed voor zyn ziele-
rust en geef hem uw gedachtenis."
De kleine lamme knaap stak zyn hand in
den zak en haalde er een klein, armzalig
plaatje uit, dat hy in de kist liet vallen. Een
biddende engel in een blauw, met eterron
bezaaid kleed en blonde haren. Het was het
plaatje uit den ouden kalender van den school
meester, het voorwerp, waaraan de knaap
het meest gehecht was.
„De oude schynt niet voor verantwoordeiyk
gehouden te kunnen worden; hy is vermetel
en onbeschaamd, om nu hier t«
als potsenmaker'V tfoftfëeiden scherpe
„„uvrenstemmen,' welke zelfs de dood er niet
van af kon houden, kwaad van hun naaste
te spreken. De toegevendheid der weduwe
Wedding kon men niet begrypen.
Wordt vervolgd)