N°. 11289. Vrijdag 11 December. A°. 1896 feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven Eerste Blad. IDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COUBAUT: Voor Leiden per 3 maanden. Franco per post Afzonderlijke Nommera f 1.10. 1.40. 0.05. PRIJS DER ADVERTENHËN: Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootera letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad wordt f 0.05 berekend. Dit noiniuer bestaat uit TWEE Bladen. Leiden, 10 December. Onder leiding van prof. mr. S. J. Fockema Andreae hield de „Vryzinnige Kiesvereeniging" alhier gisteravond eene talrijk bezochte leden vergadering in het Nutsgobouw. Het voornaamste punt op de agenda was het door ons reeds medegedeelde voorstel van 't bestuur dat de Vereeniging zich, na de beslis sing in de vergadering der „Liberale Unie" van 14 November genomen, zal afscheiden van de Unie. De Voorzitter, het voorstel op de eveneens bekende gronden toelichtende, zeide dat het besluit door de Kiesvereeniging op B Nov. jl. genomen en het daarop gevolgde besluit der Unie-vergadering, het bestuur van meening doet zijn dat de Vereeniging candidaten heeft te stellen volgens het Hervormingsprogramma, maar vrtj dient te blijven ook geschikte candi daten te stellen, al onderschrijven zij niet alle onderdeelen van het program. Om op een zuiver standpunt te staan, ach het be stuur het geradon dat de Vereeniging zich afscheide van de Unie. Prof. mr. H. B. Greven, over het voorstel het woord verlangende, zeide, dat eene af scheiding tusschen oud-liberalen en vooruit strevend liberalen hier niet aan de orde is. Toch schijnt dit de meening van een schrijver in het dagblid „De Nieuwe Amsterdammer," want deze juichte op dien grond het voorstel van het bestuur der Leidsche vereeniging toe. Spr. vraagt welke beteekenis het bestuur aan de afscheiding hecht. Do Voorzitter antwoordde dat by het bestuur het denkbeeld van afscheiden van de vooruit strevende groep der liberale party geenszins in de bedoeling ligt. Dit blijkt wol hieruit dat het bestuur in zijn toelichting wenscht candidaten naar het Hervormings programma, het bestuur wil slechts geen dwang. De hoer mr. M. Mendels neemt gaarne akte van de verklaring des voorzitters, daareven gedaan, maar dan wil spr. een bescheiden vraag doen. Hy wyst er op dat de heer Oppen- heim in do vergadering der „Unie" zeide, „dat de Leidsche motie waarschijnlijk niet gesteld zou zijn, indien de rede van prof. Van Hamel vóór den 14den Nov. bekend ware geweest verder herinnert hy er aan dat vele amende menten der Leidsche afgevaardigden in de Unie vergadering werden aangenomen. Nu vraagt spr. welk verschil er nu nog kan be staan tusschen het bestuur en de „Unie"; waarom kan er nu nog sprake zyn van scheiding van de Unie?" Prof. mr. J. Oppenheim zegt, dat hy zyn gedragslyn in de „Liberale Unie" hier nader wii verklaren, omdat die in de pers niet juist is weergegeven. De zaak is, dat prof. Van Hamel een toelichting gaf van de beteekenis van den band, die den candidaten zou worden aangelegd, en op spr. en velen maakte het den indruk, dat na de rede die band feitelyk zou worden opgeheven. Spr. constateerde daarom, dat, „zoo de voorzitter zyn toelichting vooruit had gegeven, de Leidsche motie mis schien niet ware gesteld, daar deze niet wilde den dwang op de candidaten". Sedert echter, toen het er op aankwam de rede om te zetten in een daad en den band los te lateü, waartoe spr. een amendement stelde om het Her vormingsprogram te interpreteeren, toen werd dit amendement verworpen. In de bestuurs vergadering dezer Vereeniging heeft spr. daarom het voorstel tot afscheiding van de „Unie" gedaan, omdat de Unie vergadering de rede des voorzitters niet overnam. Boven dien, op spr. maakte de rede van prof. Van Hamel na de lezing er van een gansch anderen indruk, dan dien zy maakte, toen zy uitge sproken werd, en feitelyk was de rede een woord van den voorzitter zelf, want de Unie- vergadering weigerde haar over te nemen en over te zetten in een daad. En den dwang, om het program der Unie te onderschryven, wil deze Vereeniging niet. De heer mr. J. H. Goudsmit heeft den indruk gekregen dat met de eerste paragraaf van het Unie-program dit program staat of valt. De meerderheid der Unie-vergadering verzette er zich niet tegen en nu zou spr. van een toekomstigen candidaat bykans de verklaring willen vorderen dat by door de uitbreiding van het kiesrecht niet alleen is bevredigd, doch verzadigd zelfs. {Gelach). Spr. constateert bovendien dat in het gansche bestaan dezer kiesvereeDiging bykans nooit een voorstel door de Unie is gedaan, waar tegen deze Vereeniging niet lynrecht over stond; er was steeds wanverhouding. En verder, de „Liberale Unie" wenecht wel deze afscheiding, zy wil gaarne ontslagen zyn van deze lastige Vereeniging. Deze drie redenen doen spr. hopen dat het bestuursvoorstel met overgroote meerderheid zal worden aange* nomen en vele kiesvereenigingen in den lande het voorbeeld zullen volgen. {Toejuichingen.) De Voorzitter zeide de woorden des heeren Goudsmit niet voetstoots te onderschryven. Hy wyst er op dat deze Vereeniging destyds in zake de kieswet-Tak by v. zich geheel plaatste op het standpunt der Unie. Wel staat tegen over dit besluit do verkiezing des heeren Bool, die het conservatieve element zeker tegen over de vryzinnlgen vertegenwoordigde, doch men vergete niet dat dikwerf door de kiezers gevraagd wordt: „is die candidaat een betrouwbaar persoon?" en dit den door slag geeft, en dat de quaestie der kiesrecht- uitbreiding by het verwerpen der wet Tak in de Kamer niet meer zuiver was gesteld. Deze redenen gaven by de verkiezing des heeren Bool zeker den doorslag. Men vergete ook niet dat tot dusverre propaganda-programma's van de „Liberale Unie" uitgingen; deze programma's maakten de Unie sterk en dit juichte spr. zeer toe. Doch nu gaat de Unie geven een bindend credo; zy is veranderd van karakter en nu kan men hier zeggen niet gediend te zyn van een bindend politiek credo en zich daarom af te scheiden. Hoewel spr. volstrekt niet het beginsel des heeren Goudsmit in zake kiesrecbtuitbreiding deelt, acht by het toch onprachtisch die kies rechtuitbreiding te eischen als daad van het oogenblik. Prof. Greven wyst er op, dat de heer Bool hier bekend was als man van conservatief- liberale beginselen en men in groepen van de Vereeniging den heer Van der Kaay stelde. De heer Van der Kaay kwam in deze Ver eeniging spreken en wees er op, dat hy geheel met den heer Bool homogeen dacht in zake kiesrecht en de verzekering gaf, dat de heer Bool ook was voor kiesrechtuitbreiding. De latere houding der heeren Bool en Van der Kaay in zake kiesrecht heeft ieder later dan ook verwonderd. De heer Mendels blyft het ook na de woor den des voorzitters en die van prof. Oppen heim heilzaam achten, dat deze Vereeniging in het Uni3verbond zal biyven. De woorden van prof. Van Hamel zyn in Unie-vergaderin gen zeer toegejuicht, „ook diens uitdrukking, dat men elkaar loyaal moest verstaan." Er bestaat by spr. vrees, dat men zoo spoedig zal komen tot afwyking van „een of ander punt." De „Liberale Unie" heeft opgeleverd tal van knappe koppen, doch weinig groote mannen. Tborbecke alleen heeft de macht gehad de liberale party in eene richting voort te dryven on hoe heilzaam heeft dit niet ge werkt. Het is een treurig feit, dat men zoo dikwerf by klein meeningsverschil op zichzelf wil staan, terwyl men byeen blyvende zoo krachtig kan zyn, wilde men slechts loyaal samenwerken. Laat men niet elkander afstoo- ten: als deze Vereeniging voorging byeen te blyven, waar zoo weinig verschilt, en mede wilde werken tot oen voorbeeld aan wankel- moedigon en weifelaars, dan zou het politiek leven ryper en beter vruchten dragen. En als do heer Goudsmit, overzadigd van het thans verkregen kiesrecht, zou verlangen, dat de candidaten geen verdere uitbreiding verlangen, ja, dan is voor deze Vereeniging geen plaats meer in de „Liberale Unie". De Voorzitter vraagt zich af wat de loyale toepassing, door prof. Van Hamel aangeroerd, te beduiden had. De beteekenis daarvan was, dat er -dwang lag in die woorden, die het bestuur dezer Vereeniging niet onderschryven kan. Spr. eikent, dat een party om krachtig te zyn een leider noodig heeft, doch te gehoor zamen aan een man als Thorbecke is geheel wat anders dan te gehoorzamen aan den dwang van een vyf-en-twintigtal afgevaar digden van liberale kiesvereenigingen. Hier wil men consequent blyven aan de moties van April en November: men staat met de „Liberale Unie" op denzelfden bodem, doch men wil geen dwang uitgeoefend zien op de candidatoD. Er moet gehoorzaamd worden aan het beginsel en deze gehoorzaamheid zal de liberalen in den lande denzelfden weg op dryven. Prof. Oppenheim meent, dat de peroratie des heeren Mendels gericht diende te zyn aan het bestuur der „Liberale Unie." De vrees den band te streng te snoeren, waar door men de candidaten voor de Kamer alleen maakt tot eenvoudige gelastigden, doet het bestuur naar afscheiding van de Unie streven. De kracht en eenheid moeten zetelen in het Parlement, doch de liberale party in den lande dient te zo .-ken naar bekwame candi daten. In de Kamer kan de leider den recruten den band aanleggen, doch die band dient niet gelegd In de Kiesvereenigingen. De heer Van den Berg zegt, dat hy, ware het gebleven by de toelichting van het be stuur, zeker tegen het bestuursvoorstel zou hebben gestemd, doch wanneer ook de woorden des heeren Goudsmit wegen, dan is spr. het met den heer Mendels eens, dat deze Ver eeniging de Unie dient te verlaten. Er dient uitgemaakt welke gronden voor de afschei ding gelden zullen, want anders zal men van de „Vryzinnige Kiesvereeniging" te Leiden spoedig een verkeerden indruk erlangen. De heer Goudsmit zegt nader, dat by naast de toelichting van het bestuur zyne eigen meening meende te moeten zeggen. Met het Hervormingsprogramma kan spr. vry wel medegaan, doch hy heeft in de November- vergadering ook gezegd, dat hy geen voor stel van afscheiding zou hebben gedaan, als de kiesrechtparagraaf daaruit mocht worden gelicht in de Unie-vergadering. Maar aan de richting van het overige gedeelte van het Hervormingsprogram zal spr. zich steeds blyven vasthouden. Da verkiezing des heeren Bool bewyst r.itts, want men kan evengoed alle hart hebben voor de sociale quaesties, al wil men de kiesrechtuitbreiding niet, als degenen, die de verdere kiesrechtuitbreiding wenschen. Met de richting vaD de „Liberale Unie" wil spr. medegaan, doch hij wil zich niet den band zien aargelegd, door de Unie in |de Novemberver- gadering gegeven. De Voorzitter herhaalde, dat duideiyk genoeg is gezegd, dat de strekking van het Unie program by het bestuur geen bezwaar wekt, doch het eenige is, dat de.Unie wil aanleggen een dwang in de détails en dezen dwang wil men zich hier niet laten welgevallen; de beteekenis van het voorstel van het bestuur kan dus Diet twyfelacbtig zyn. Daarna werd tot stemming overgegaan en het bestuursvoorstel met 62 tegen 3 stemmen aangenomen. Do vergadering ging daarna over in huis- houdelyke zitting. Tot leden van het bestuur zyn gekozen de heeren H. L. Van Nifterik en A. J. Witmans. Tot definitief candidaat voor de Pro7. Staten is gekozen de heer H. C. Juta, wethouder alhier. Men schryft ons uit Noordwykerhout, dd. 9 Dec.: Hedenmorgen had op het R.-K. kerkhof alhier de plechtige ter-aarde bestelling plaats van het stoffelyk overschot van den heer Remmerswaal, die te Noordwyk door het op hol slaan van zyn paard op zoo treurige wyze het leven liet. De gemeenteraad van Noord wykerhout en het bestuur van den Zwetter- polder, waarvan de overledene lid was, waren bij de begrafenis vertegenwoordigd en de burgemeester van Noordwykerhout, jhr. Dom mer van Poldersveld, was by het graf de tolk van velen, waar hy sprak van de gevoelens, die htn hadden bezield by het lydon en ver scheiden, waar by sprak woorden van troost tot de familie van don overledene, dien hy schetste als een trouw huisvader en recht schapen mensch. Namens de familie dankte do oudste zoon voor de eer, aan hot stoffelyk overschot zyns vaders bewezen. In de „Haagscho Sprokkelingen" in het „Utr. Dbl." leest men: „Naar men zegt, is de heer Bouwman voorgedragen voor de betrekking van directeur der Grenadiers-muziek, en naar men vertelde, stond het ten slotte tusschen hem en den heer Mann, wat eeno inderdaad mooiiyke keuze moet zyn geweest, daar, volgens deskundigen, beiden directeuren zyn van meer dan alle* daagsch talent, en dus in elk geval een tydperk van „renaissance" voor de eenmaal Europeesch-vermaarde kapil te wachten staat. Als ten minste het gescharrel met onze Opera daarop geen ongunstigen invloed uit oefent. Want om een voortreffeiyk muziekcorps te hebben, heeft men niet alleen zy 't in de eerste plaats een leider van talent noodig, maar ook executanten van meer dan middelmatig gehalte. En nu is 't van alge meens bekendheid, dat de bezoldiging, welke een muzikant by de Grenadiers geniet, zelfs met inbegrip van buitengewone verdiensten door de concerten in en buiten Den Haag, geen loon is, waarvoor men een artist krygen kan. De bekwame leden van het muziek corps zaten dan ook in vroegere jaren 0. a. in het orkest van het „Diligentia concert" en tot dusver in dat der Fransche Opera; en hunne privaatlessen, daarby komende, maakten ze zoo een behooriyk jaargeld. Ver gedreven purisme of philharmonische overdry ving leidde er eenige jaren geleden toe, eerstbedoelde by verdienste aan onze Haagscbe musici te ontnemen, toen het Concertbestuur, in plaats van de vorming van een uitmuntend Haagsch orkest te bevorderen, dat misschien metter- tyd do Berliners in het Kurhaus had kunnen vervangen, de Amsterdamsche philhar- monisten voor de Haagsche Woensdag con certen aannam. Dat was een zware slag, dien men wel overleefde, maar die toch op den duur zyn invloed doet gevoeleD. Maar wanneer door een of anderen loop der Opera- zaak nu ook nog wat verre van onmogeiyk schynt het orkest van die instelling eveneens uiteenging, en misschien óók door een buiten- steedsch vervangen werd, dan zou de geldo- ïyke positie der Grenadiers allicht van dien aard kuDnen worden, dat men er geen middel matige kunstenaars voor zou hebben te ver wachten, ongerekend nog, dat de artistieke beteekenis van een muziekcorps ook in be- langryke mate afhangt van het voortdurende samenspel. Den Haag wordt groot, 6teods grooter en is eene muzikale stad, of ten minste eene stad, die muzikaal doet, en waar de muziek in de mode is. Voor bekwame muzikanten is dus, in vergelyking byv. met Dunkler's tyd, de gelegenheid thans veel beter, om goed betaalde privaatlessen te vinden. En dit geeft natuuriyk een krachtigen financiêelen steun aan de kapel der Grenadiers, wanneer men weet, dat deza onder talentvolle leiding staat. Maar de eigenaardige eischen van het semi- militaire karakter dier kapel zyn niet aange naam voor privaatlessen, terwyl bovendien de inferieure graad,"dien de muzikant heeft, niet iederen artist aanstaat, zoodat iemand, die zich, in de burgermaatschappy een vol doende clienteele verwierf, aldra geneigd wordt, zyn soldaat-baantje er aan te geven. Met al deze omstandigheden moet men dus rekening houden, als men de toekomst van onze Grenadiersmuziek beschouwt. Een direc teur 1ste qualiteit is ook hier veel, maar niet alles. Spreekt het gerucht waarheid, dan heeft de rui itaire autoriteit deze omstandigheden wel wat licht gesteld by de voorbereiding van de nieuwe benoeming. Men zegt nl., dat de wensch is overwogtn, dat de te-benoemen directeur den rang van officier krygen zou, maar dat de beslissende autoriteit daar geen ooren naar heeft gehad: do militaire „wyze van zyn" liet niet toe, den chef der muziek onder de officieren op te nemen. Is dit zoo, dat zou 't m. i. een betreurens waardig staaltje van hooghartigheid en militair- hierarcbisch begrip wezen, een volslagen miskenning van de beteekenis van een talent vol muziekdirecteur tegenover een 2den luit., maar ook een blyvend gevaar voor de ont wikkeling van de Nederlandsche muziekcorp sen, daar een man van talent, zich neerge drukt ziende tot een maatschappelyken rang beneden dien van den jongsten officier, op den duur onmogeiyk met al die toewyeing kan werkon, die zyn ambt vereischt." Op plechtige wyze werd gisteren te 's Gravenhage onder militaire eerbewyzen op de algomeene begraafplaats ter aarde besteld het stoffe yk overschot van den oudsttn ri Ider in de Militaire Willemsorde Johannes Jacobus Damen. De militaire honneurs werden bewezen door oen detachement van het regiment grenadiers en jagers en het muziekcorps der jagers. Aan de groeve was de vereeniging „Trouw aan Koning en Vaderland" vertegenwoordigd door haar bestuurslid, den gepensionneerden kapitein Huygens. De geps. majoor van het O. I. leger de heer G. De Wys bracht balde aan de nagedachtenis van den overledene. Ds. Van de Kasteele herdacht het gods dienstig leven van den ontslapene. Op de lyst van aanbeveling ter benoe ming van een leeraar in de klassieke talen en letterkunde aan het gymnasium te Leeuwarden zyn geplaatst de heeren dr. H. F. Th. Ringnalda, leeraar aan het gymnasium te Winschoten; dr. J. W. Th. Van Konynenburg te Btlling- wolde; dr. J. Hooykaas, tydeiyk leeraar aan het gymnasium te Delft, en dr. A. A. J. Greebe, id. te 's-Gravenhage. Hr. Ms. „Johan Willem Friso", onder bevel van den kapitein ter zee A. P. Tüdema, is in den namiddag van 8 dezer te Mersina aangekomen. De luit. ter zee lste kl. A. J. Gooszen is aangewezen voor den dienst in Oost Indiê en zal in de lste helft van Januari a. s. der waarts vertrekken. De teekenaars der lste klasse by 's Ryks werf te Amsterdam J. H. Kram me en N. J. Grondhout zyn tydelyk gedetacheerd op bet bureau van den directeur van scheepsbouw by het departement van marine. Te Groningen is, onder leiding van den heer K. Veldkamp, een „Groninger a Capclla Koor" opgericht, dat den llden dezer zyn eerste uitvoering zal geven. De regelingscommi8sie voor het 29ste Taal- en Letterkundig Congres te Dordrecht kwam Dinsdag ten Raadhuize aldaar byeen. In de 2de helft van Augustus 1897 zal, zoo besloot men, het congres gehouden worden. Voorts werden gekozen tot leden van het1 hoofdbestuur de heeren dr. H. J. Kiewiet de Jonge, dr. A. T. H. Jonker (lste voorzitter), dr. A. W. v. Geer en dr. A. S. v. Oven (2de voorz.), mr. J. C. Overvoorde en mr. H. J. M. Tyssens (lste secrotariason)B. v. Ryswyk en mr. Adr. H. Nebbens Sterling (2de secret.), mr. W. De Ridder en S. L. Bo^rz (penning meesters). De heer W. A. Poort, leeraar aan de Ryks hoogere burgerschool en burgeravondschool te Middelburg, is benoemd tot docent in de wis- en natuurkunde aan het Staats-gym- nasium te Pretoria (Transvaal) op eene jaar wedde van minstens 700 pd. st. De heer Poort heeft nog geen besluit genomen omtrent de al of niet aanvaarding van die betrekking. De kolonel W. Hingman, commandant van het 3de reg. inf. te Bergen-op-Zoom, was gist r mi in de Residentie, om met den kol. jhr. H. Lauian Trip, commandant van het reg. gren. en jagers, te confereeren over de eventueele benoem ng van den heer Bouman, tot kapel meester van laatstgenoemd regiment. In plaats van den by het 8ste reg. inf, overgeplaatsten kapt. J. R. Bolssevain, wordt do kapt. O. Mees, van het lste reg. inf. te Assen, belast met de functie van directeur van den cursus. 1 De by het lste reg. inf. benoemde kapitein J P. Glerum komt in garnizoen te Den Helder 1 als commandant van een der compagnieën van het 5de (vesting-)bataljon. i Hot stoomschip „Priam," van Amst rdam en Liverpool naar Java, arriveerde 9 Dec. te Gibraltar; de „Admiral," van Oost Afrika naar Hamburg, arriveerde 8 Dec. te Lissabon; da „Duke of Suntherland," van Amsterdam en Londen naar Kaapstad, vertrok 8 Dec. van St.-Yincent; de „Prins Maurits" arriveerde 9 Dec. van Suriname te Amsterdam. TWEEDE KAMER. Voortzetting der behandeling van het Hoofd stuk Binnenlandsche Zaken, afd. Onderwys. De heer De Savornin Lohman drong aan op onpartydige samenstelling van de examen- commissiön. Spr. wees ook op de onbiliykheid de kinderen van schippers mede te rekenen by het getal kinderen, dat op 1 Januari aan wezig mag zyn met betrekking tot het aantal onderwyzers. Die kinderen bezoeken slechts enkele maanden of weken de school. De heer JE. Mackay vestigde de aandacht op de zeer verschillende resultaten, die blyken uit de rapporten van de examen-commissiën voor de hoofdakte. De heer Rutgers van Rozenburg wees op de zinsnede van het voorloopig verslag omtrent den slechten geest onder de onderwyzers, waarop de Minister antwoordde, dat hem daarvan officiéél niets bekend was, daar geen klachten cienaangaande waren ingekomen. Welnu, spr. wilde eens nagaan of er sedert de eerste klacht over het optreden van onder wyzers ook iets is gebeurd, dat aanleiding had kunnen geven tot klachten. En dan vestigde hy in de eerste plaats de aandacht op een circulaire van den districts opziener in Leeuwarden, in 1894, die daarin een aanwyzing richtte tot de onderwyzers in zyn district om niet langer propaganda te maken voor de sociaal-democratische beginselen. In datzelfde jaar werd een onderwyzer te Jubbega tot twee maanden veroordeeld wegens verzet tegen de marechaussees. In een zangvereeniging van socialistische onderwyzers werden liederen gezongen als „Koningen en advocaten ver- dwynen slechts door dynamiet" en in een orgaan van de Nederlandsche Onderwyzers- vtreeniging wordt opgeruid om te demon- streeren tegen de rang examens. Denkt men nu nog ten slotte aan het voorgevallene met don onderwyzer Den Hartog, to Amsterdam, dan zal noch de Minister, noch iemand anders kunnen beweren, dat dit een en ander go- tuigt van een goeden goest onder de onder wyzers. De heer Tydeman drong er op aan geen candidaten tut het mondeling examen voor onderwyzers toe te laten, dio niet aan het schriftelyke hebben voldaan. De heer Mutsaers had van den Minister niet verwacht, dat hy aan de leden, die wezen op den slechten geest onder de onderwyzers, nog een zadepreek zou geven in plaats van hun wenken ter harte te nemen. Do Ministerde gemaakte opm.rkingen beantwoordende, zeide omtrent de opneming

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 1