N°. 11289.
Vrijdag 11 December.
A°. 1896
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven
Eerste Blad.
IDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COUBAUT:
Voor Leiden per 3 maanden.
Franco per post
Afzonderlijke Nommera
f 1.10.
1.40.
0.05.
PRIJS DER ADVERTENHËN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootera
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad
wordt f 0.05 berekend.
Dit noiniuer bestaat uit TWEE
Bladen.
Leiden, 10 December.
Onder leiding van prof. mr. S. J. Fockema
Andreae hield de „Vryzinnige Kiesvereeniging"
alhier gisteravond eene talrijk bezochte leden
vergadering in het Nutsgobouw.
Het voornaamste punt op de agenda was
het door ons reeds medegedeelde voorstel van 't
bestuur dat de Vereeniging zich, na de beslis
sing in de vergadering der „Liberale Unie"
van 14 November genomen, zal afscheiden
van de Unie.
De Voorzitter, het voorstel op de eveneens
bekende gronden toelichtende, zeide dat het
besluit door de Kiesvereeniging op B Nov. jl.
genomen en het daarop gevolgde besluit der
Unie-vergadering, het bestuur van meening
doet zijn dat de Vereeniging candidaten heeft
te stellen volgens het Hervormingsprogramma,
maar vrtj dient te blijven ook geschikte candi
daten te stellen, al onderschrijven zij niet
alle onderdeelen van het program. Om op
een zuiver standpunt te staan, ach het be
stuur het geradon dat de Vereeniging zich
afscheide van de Unie.
Prof. mr. H. B. Greven, over het voorstel
het woord verlangende, zeide, dat eene af
scheiding tusschen oud-liberalen en vooruit
strevend liberalen hier niet aan de orde is.
Toch schijnt dit de meening van een schrijver
in het dagblid „De Nieuwe Amsterdammer,"
want deze juichte op dien grond het voorstel
van het bestuur der Leidsche vereeniging toe.
Spr. vraagt welke beteekenis het bestuur aan
de afscheiding hecht.
Do Voorzitter antwoordde dat by het bestuur
het denkbeeld van afscheiden van de vooruit
strevende groep der liberale party geenszins
in de bedoeling ligt. Dit blijkt wol hieruit
dat het bestuur in zijn toelichting wenscht
candidaten naar het Hervormings programma,
het bestuur wil slechts geen dwang.
De hoer mr. M. Mendels neemt gaarne akte
van de verklaring des voorzitters, daareven
gedaan, maar dan wil spr. een bescheiden
vraag doen. Hy wyst er op dat de heer Oppen-
heim in do vergadering der „Unie" zeide, „dat
de Leidsche motie waarschijnlijk niet gesteld
zou zijn, indien de rede van prof. Van Hamel
vóór den 14den Nov. bekend ware geweest
verder herinnert hy er aan dat vele amende
menten der Leidsche afgevaardigden in de
Unie vergadering werden aangenomen. Nu
vraagt spr. welk verschil er nu nog kan be
staan tusschen het bestuur en de „Unie";
waarom kan er nu nog sprake zyn van
scheiding van de Unie?"
Prof. mr. J. Oppenheim zegt, dat hy zyn
gedragslyn in de „Liberale Unie" hier nader
wii verklaren, omdat die in de pers niet juist
is weergegeven. De zaak is, dat prof. Van
Hamel een toelichting gaf van de beteekenis
van den band, die den candidaten zou worden
aangelegd, en op spr. en velen maakte het
den indruk, dat na de rede die band feitelyk
zou worden opgeheven. Spr. constateerde
daarom, dat, „zoo de voorzitter zyn toelichting
vooruit had gegeven, de Leidsche motie mis
schien niet ware gesteld, daar deze niet wilde
den dwang op de candidaten". Sedert echter,
toen het er op aankwam de rede om te zetten
in een daad en den band los te lateü, waartoe
spr. een amendement stelde om het Her
vormingsprogram te interpreteeren, toen werd
dit amendement verworpen. In de bestuurs
vergadering dezer Vereeniging heeft spr.
daarom het voorstel tot afscheiding van de
„Unie" gedaan, omdat de Unie vergadering
de rede des voorzitters niet overnam. Boven
dien, op spr. maakte de rede van prof. Van
Hamel na de lezing er van een gansch anderen
indruk, dan dien zy maakte, toen zy uitge
sproken werd, en feitelyk was de rede een
woord van den voorzitter zelf, want de Unie-
vergadering weigerde haar over te nemen
en over te zetten in een daad. En den dwang,
om het program der Unie te onderschryven,
wil deze Vereeniging niet.
De heer mr. J. H. Goudsmit heeft den
indruk gekregen dat met de eerste paragraaf
van het Unie-program dit program staat of
valt. De meerderheid der Unie-vergadering
verzette er zich niet tegen en nu zou spr.
van een toekomstigen candidaat bykans de
verklaring willen vorderen dat by door de
uitbreiding van het kiesrecht niet alleen is
bevredigd, doch verzadigd zelfs. {Gelach). Spr.
constateert bovendien dat in het gansche
bestaan dezer kiesvereeDiging bykans nooit
een voorstel door de Unie is gedaan, waar
tegen deze Vereeniging niet lynrecht over
stond; er was steeds wanverhouding. En
verder, de „Liberale Unie" wenecht wel deze
afscheiding, zy wil gaarne ontslagen zyn van
deze lastige Vereeniging. Deze drie redenen
doen spr. hopen dat het bestuursvoorstel met
overgroote meerderheid zal worden aange*
nomen en vele kiesvereenigingen in den lande
het voorbeeld zullen volgen. {Toejuichingen.)
De Voorzitter zeide de woorden des heeren
Goudsmit niet voetstoots te onderschryven.
Hy wyst er op dat deze Vereeniging destyds
in zake de kieswet-Tak by v. zich geheel plaatste
op het standpunt der Unie. Wel staat tegen
over dit besluit do verkiezing des heeren Bool,
die het conservatieve element zeker tegen
over de vryzinnlgen vertegenwoordigde, doch
men vergete niet dat dikwerf door de
kiezers gevraagd wordt: „is die candidaat
een betrouwbaar persoon?" en dit den door
slag geeft, en dat de quaestie der kiesrecht-
uitbreiding by het verwerpen der wet Tak in
de Kamer niet meer zuiver was gesteld. Deze
redenen gaven by de verkiezing des heeren Bool
zeker den doorslag. Men vergete ook niet dat
tot dusverre propaganda-programma's van de
„Liberale Unie" uitgingen; deze programma's
maakten de Unie sterk en dit juichte spr. zeer
toe. Doch nu gaat de Unie geven een bindend
credo; zy is veranderd van karakter en nu
kan men hier zeggen niet gediend te zyn van
een bindend politiek credo en zich daarom af
te scheiden.
Hoewel spr. volstrekt niet het beginsel des
heeren Goudsmit in zake kiesrecbtuitbreiding
deelt, acht by het toch onprachtisch die kies
rechtuitbreiding te eischen als daad van het
oogenblik.
Prof. Greven wyst er op, dat de heer Bool
hier bekend was als man van conservatief-
liberale beginselen en men in groepen van de
Vereeniging den heer Van der Kaay stelde.
De heer Van der Kaay kwam in deze Ver
eeniging spreken en wees er op, dat hy geheel
met den heer Bool homogeen dacht in zake
kiesrecht en de verzekering gaf, dat de heer
Bool ook was voor kiesrechtuitbreiding. De
latere houding der heeren Bool en Van der
Kaay in zake kiesrecht heeft ieder later dan
ook verwonderd.
De heer Mendels blyft het ook na de woor
den des voorzitters en die van prof. Oppen
heim heilzaam achten, dat deze Vereeniging
in het Uni3verbond zal biyven. De woorden
van prof. Van Hamel zyn in Unie-vergaderin
gen zeer toegejuicht, „ook diens uitdrukking,
dat men elkaar loyaal moest verstaan." Er
bestaat by spr. vrees, dat men zoo spoedig
zal komen tot afwyking van „een of ander
punt." De „Liberale Unie" heeft opgeleverd
tal van knappe koppen, doch weinig groote
mannen. Tborbecke alleen heeft de macht
gehad de liberale party in eene richting voort
te dryven on hoe heilzaam heeft dit niet ge
werkt. Het is een treurig feit, dat men zoo
dikwerf by klein meeningsverschil op zichzelf
wil staan, terwyl men byeen blyvende zoo
krachtig kan zyn, wilde men slechts loyaal
samenwerken. Laat men niet elkander afstoo-
ten: als deze Vereeniging voorging byeen te
blyven, waar zoo weinig verschilt, en mede
wilde werken tot oen voorbeeld aan wankel-
moedigon en weifelaars, dan zou het politiek
leven ryper en beter vruchten dragen. En als
do heer Goudsmit, overzadigd van het thans
verkregen kiesrecht, zou verlangen, dat de
candidaten geen verdere uitbreiding verlangen,
ja, dan is voor deze Vereeniging geen plaats
meer in de „Liberale Unie".
De Voorzitter vraagt zich af wat de loyale
toepassing, door prof. Van Hamel aangeroerd,
te beduiden had. De beteekenis daarvan was,
dat er -dwang lag in die woorden, die het
bestuur dezer Vereeniging niet onderschryven
kan. Spr. eikent, dat een party om krachtig
te zyn een leider noodig heeft, doch te gehoor
zamen aan een man als Thorbecke is geheel
wat anders dan te gehoorzamen aan den
dwang van een vyf-en-twintigtal afgevaar
digden van liberale kiesvereenigingen. Hier
wil men consequent blyven aan de moties
van April en November: men staat met de
„Liberale Unie" op denzelfden bodem, doch
men wil geen dwang uitgeoefend zien op
de candidatoD. Er moet gehoorzaamd worden
aan het beginsel en deze gehoorzaamheid
zal de liberalen in den lande denzelfden weg
op dryven.
Prof. Oppenheim meent, dat de peroratie
des heeren Mendels gericht diende te zyn
aan het bestuur der „Liberale Unie." De
vrees den band te streng te snoeren, waar
door men de candidaten voor de Kamer alleen
maakt tot eenvoudige gelastigden, doet het
bestuur naar afscheiding van de Unie streven.
De kracht en eenheid moeten zetelen in het
Parlement, doch de liberale party in den
lande dient te zo .-ken naar bekwame candi
daten. In de Kamer kan de leider den recruten
den band aanleggen, doch die band dient
niet gelegd In de Kiesvereenigingen.
De heer Van den Berg zegt, dat hy, ware
het gebleven by de toelichting van het be
stuur, zeker tegen het bestuursvoorstel zou
hebben gestemd, doch wanneer ook de woorden
des heeren Goudsmit wegen, dan is spr. het
met den heer Mendels eens, dat deze Ver
eeniging de Unie dient te verlaten. Er dient
uitgemaakt welke gronden voor de afschei
ding gelden zullen, want anders zal men
van de „Vryzinnige Kiesvereeniging" te Leiden
spoedig een verkeerden indruk erlangen.
De heer Goudsmit zegt nader, dat by naast
de toelichting van het bestuur zyne eigen
meening meende te moeten zeggen. Met het
Hervormingsprogramma kan spr. vry wel
medegaan, doch hy heeft in de November-
vergadering ook gezegd, dat hy geen voor
stel van afscheiding zou hebben gedaan, als
de kiesrechtparagraaf daaruit mocht worden
gelicht in de Unie-vergadering. Maar aan de
richting van het overige gedeelte van het
Hervormingsprogram zal spr. zich steeds blyven
vasthouden. Da verkiezing des heeren Bool
bewyst r.itts, want men kan evengoed alle hart
hebben voor de sociale quaesties, al wil men de
kiesrechtuitbreiding niet, als degenen, die de
verdere kiesrechtuitbreiding wenschen. Met
de richting vaD de „Liberale Unie" wil spr.
medegaan, doch hij wil zich niet den band zien
aargelegd, door de Unie in |de Novemberver-
gadering gegeven.
De Voorzitter herhaalde, dat duideiyk genoeg
is gezegd, dat de strekking van het Unie
program by het bestuur geen bezwaar wekt,
doch het eenige is, dat de.Unie wil aanleggen
een dwang in de détails en dezen dwang
wil men zich hier niet laten welgevallen; de
beteekenis van het voorstel van het bestuur
kan dus Diet twyfelacbtig zyn.
Daarna werd tot stemming overgegaan en
het bestuursvoorstel met 62 tegen 3 stemmen
aangenomen.
Do vergadering ging daarna over in huis-
houdelyke zitting.
Tot leden van het bestuur zyn gekozen de
heeren H. L. Van Nifterik en A. J. Witmans.
Tot definitief candidaat voor de Pro7. Staten
is gekozen de heer H. C. Juta, wethouder
alhier.
Men schryft ons uit Noordwykerhout,
dd. 9 Dec.:
Hedenmorgen had op het R.-K. kerkhof
alhier de plechtige ter-aarde bestelling plaats
van het stoffelyk overschot van den heer
Remmerswaal, die te Noordwyk door het op
hol slaan van zyn paard op zoo treurige wyze
het leven liet. De gemeenteraad van Noord
wykerhout en het bestuur van den Zwetter-
polder, waarvan de overledene lid was, waren
bij de begrafenis vertegenwoordigd en de
burgemeester van Noordwykerhout, jhr. Dom
mer van Poldersveld, was by het graf de tolk
van velen, waar hy sprak van de gevoelens,
die htn hadden bezield by het lydon en ver
scheiden, waar by sprak woorden van troost
tot de familie van don overledene, dien hy
schetste als een trouw huisvader en recht
schapen mensch. Namens de familie dankte
do oudste zoon voor de eer, aan hot stoffelyk
overschot zyns vaders bewezen.
In de „Haagscho Sprokkelingen" in het
„Utr. Dbl." leest men:
„Naar men zegt, is de heer Bouwman
voorgedragen voor de betrekking van directeur
der Grenadiers-muziek, en naar men vertelde,
stond het ten slotte tusschen hem en den heer
Mann, wat eeno inderdaad mooiiyke keuze
moet zyn geweest, daar, volgens deskundigen,
beiden directeuren zyn van meer dan alle*
daagsch talent, en dus in elk geval een
tydperk van „renaissance" voor de eenmaal
Europeesch-vermaarde kapil te wachten staat.
Als ten minste het gescharrel met onze
Opera daarop geen ongunstigen invloed uit
oefent.
Want om een voortreffeiyk muziekcorps
te hebben, heeft men niet alleen zy 't in
de eerste plaats een leider van talent
noodig, maar ook executanten van meer dan
middelmatig gehalte. En nu is 't van alge
meens bekendheid, dat de bezoldiging, welke
een muzikant by de Grenadiers geniet, zelfs
met inbegrip van buitengewone verdiensten
door de concerten in en buiten Den Haag,
geen loon is, waarvoor men een artist krygen
kan. De bekwame leden van het muziek
corps zaten dan ook in vroegere jaren 0. a.
in het orkest van het „Diligentia concert" en
tot dusver in dat der Fransche Opera; en
hunne privaatlessen, daarby komende, maakten
ze zoo een behooriyk jaargeld. Ver gedreven
purisme of philharmonische overdry ving leidde
er eenige jaren geleden toe, eerstbedoelde
by verdienste aan onze Haagscbe musici te
ontnemen, toen het Concertbestuur, in plaats
van de vorming van een uitmuntend Haagsch
orkest te bevorderen, dat misschien metter-
tyd do Berliners in het Kurhaus had kunnen
vervangen, de Amsterdamsche philhar-
monisten voor de Haagsche Woensdag con
certen aannam. Dat was een zware slag,
dien men wel overleefde, maar die toch op
den duur zyn invloed doet gevoeleD. Maar
wanneer door een of anderen loop der Opera-
zaak nu ook nog wat verre van onmogeiyk
schynt het orkest van die instelling eveneens
uiteenging, en misschien óók door een buiten-
steedsch vervangen werd, dan zou de geldo-
ïyke positie der Grenadiers allicht van dien
aard kuDnen worden, dat men er geen middel
matige kunstenaars voor zou hebben te ver
wachten, ongerekend nog, dat de artistieke
beteekenis van een muziekcorps ook in be-
langryke mate afhangt van het voortdurende
samenspel.
Den Haag wordt groot, 6teods grooter en
is eene muzikale stad, of ten minste eene stad,
die muzikaal doet, en waar de muziek in
de mode is. Voor bekwame muzikanten is
dus, in vergelyking byv. met Dunkler's tyd,
de gelegenheid thans veel beter, om goed
betaalde privaatlessen te vinden. En dit geeft
natuuriyk een krachtigen financiêelen steun
aan de kapel der Grenadiers, wanneer men
weet, dat deza onder talentvolle leiding staat.
Maar de eigenaardige eischen van het semi-
militaire karakter dier kapel zyn niet aange
naam voor privaatlessen, terwyl bovendien
de inferieure graad,"dien de muzikant heeft,
niet iederen artist aanstaat, zoodat iemand,
die zich, in de burgermaatschappy een vol
doende clienteele verwierf, aldra geneigd wordt,
zyn soldaat-baantje er aan te geven.
Met al deze omstandigheden moet men dus
rekening houden, als men de toekomst van
onze Grenadiersmuziek beschouwt. Een direc
teur 1ste qualiteit is ook hier veel, maar
niet alles.
Spreekt het gerucht waarheid, dan heeft
de rui itaire autoriteit deze omstandigheden
wel wat licht gesteld by de voorbereiding van
de nieuwe benoeming. Men zegt nl., dat de
wensch is overwogtn, dat de te-benoemen
directeur den rang van officier krygen zou,
maar dat de beslissende autoriteit daar geen
ooren naar heeft gehad: do militaire „wyze
van zyn" liet niet toe, den chef der muziek
onder de officieren op te nemen.
Is dit zoo, dat zou 't m. i. een betreurens
waardig staaltje van hooghartigheid en militair-
hierarcbisch begrip wezen, een volslagen
miskenning van de beteekenis van een talent
vol muziekdirecteur tegenover een 2den luit.,
maar ook een blyvend gevaar voor de ont
wikkeling van de Nederlandsche muziekcorp
sen, daar een man van talent, zich neerge
drukt ziende tot een maatschappelyken rang
beneden dien van den jongsten officier, op
den duur onmogeiyk met al die toewyeing
kan werkon, die zyn ambt vereischt."
Op plechtige wyze werd gisteren te
's Gravenhage onder militaire eerbewyzen op
de algomeene begraafplaats ter aarde besteld
het stoffe yk overschot van den oudsttn ri Ider
in de Militaire Willemsorde Johannes Jacobus
Damen. De militaire honneurs werden bewezen
door oen detachement van het regiment
grenadiers en jagers en het muziekcorps der
jagers.
Aan de groeve was de vereeniging „Trouw
aan Koning en Vaderland" vertegenwoordigd
door haar bestuurslid, den gepensionneerden
kapitein Huygens.
De geps. majoor van het O. I. leger de heer
G. De Wys bracht balde aan de nagedachtenis
van den overledene.
Ds. Van de Kasteele herdacht het gods
dienstig leven van den ontslapene.
Op de lyst van aanbeveling ter benoe
ming van een leeraar in de klassieke talen en
letterkunde aan het gymnasium te Leeuwarden
zyn geplaatst de heeren dr. H. F. Th. Ringnalda,
leeraar aan het gymnasium te Winschoten;
dr. J. W. Th. Van Konynenburg te Btlling-
wolde; dr. J. Hooykaas, tydeiyk leeraar aan
het gymnasium te Delft, en dr. A. A. J. Greebe,
id. te 's-Gravenhage.
Hr. Ms. „Johan Willem Friso", onder
bevel van den kapitein ter zee A. P. Tüdema,
is in den namiddag van 8 dezer te Mersina
aangekomen.
De luit. ter zee lste kl. A. J. Gooszen
is aangewezen voor den dienst in Oost Indiê
en zal in de lste helft van Januari a. s. der
waarts vertrekken.
De teekenaars der lste klasse by 's Ryks
werf te Amsterdam J. H. Kram me en N. J.
Grondhout zyn tydelyk gedetacheerd op bet
bureau van den directeur van scheepsbouw
by het departement van marine.
Te Groningen is, onder leiding van den
heer K. Veldkamp, een „Groninger a Capclla
Koor" opgericht, dat den llden dezer zyn
eerste uitvoering zal geven.
De regelingscommi8sie voor het 29ste
Taal- en Letterkundig Congres te Dordrecht
kwam Dinsdag ten Raadhuize aldaar byeen.
In de 2de helft van Augustus 1897 zal, zoo
besloot men, het congres gehouden worden.
Voorts werden gekozen tot leden van het1
hoofdbestuur de heeren dr. H. J. Kiewiet de
Jonge, dr. A. T. H. Jonker (lste voorzitter),
dr. A. W. v. Geer en dr. A. S. v. Oven (2de
voorz.), mr. J. C. Overvoorde en mr. H. J. M.
Tyssens (lste secrotariason)B. v. Ryswyk
en mr. Adr. H. Nebbens Sterling (2de secret.),
mr. W. De Ridder en S. L. Bo^rz (penning
meesters).
De heer W. A. Poort, leeraar aan de Ryks
hoogere burgerschool en burgeravondschool
te Middelburg, is benoemd tot docent in de
wis- en natuurkunde aan het Staats-gym-
nasium te Pretoria (Transvaal) op eene jaar
wedde van minstens 700 pd. st. De heer
Poort heeft nog geen besluit genomen omtrent
de al of niet aanvaarding van die betrekking.
De kolonel W. Hingman, commandant
van het 3de reg. inf. te Bergen-op-Zoom, was
gist r mi in de Residentie, om met den kol. jhr.
H. Lauian Trip, commandant van het reg. gren.
en jagers, te confereeren over de eventueele
benoem ng van den heer Bouman, tot kapel
meester van laatstgenoemd regiment.
In plaats van den by het 8ste reg. inf,
overgeplaatsten kapt. J. R. Bolssevain, wordt
do kapt. O. Mees, van het lste reg. inf. te
Assen, belast met de functie van directeur
van den cursus. 1
De by het lste reg. inf. benoemde kapitein J
P. Glerum komt in garnizoen te Den Helder 1
als commandant van een der compagnieën van
het 5de (vesting-)bataljon. i
Hot stoomschip „Priam," van Amst rdam
en Liverpool naar Java, arriveerde 9 Dec. te
Gibraltar; de „Admiral," van Oost Afrika naar
Hamburg, arriveerde 8 Dec. te Lissabon; da
„Duke of Suntherland," van Amsterdam en
Londen naar Kaapstad, vertrok 8 Dec. van
St.-Yincent; de „Prins Maurits" arriveerde 9
Dec. van Suriname te Amsterdam.
TWEEDE KAMER.
Voortzetting der behandeling van het Hoofd
stuk Binnenlandsche Zaken, afd. Onderwys.
De heer De Savornin Lohman drong aan
op onpartydige samenstelling van de examen-
commissiön. Spr. wees ook op de onbiliykheid
de kinderen van schippers mede te rekenen
by het getal kinderen, dat op 1 Januari aan
wezig mag zyn met betrekking tot het aantal
onderwyzers. Die kinderen bezoeken slechts
enkele maanden of weken de school.
De heer JE. Mackay vestigde de aandacht
op de zeer verschillende resultaten, die blyken
uit de rapporten van de examen-commissiën
voor de hoofdakte.
De heer Rutgers van Rozenburg wees op
de zinsnede van het voorloopig verslag omtrent
den slechten geest onder de onderwyzers,
waarop de Minister antwoordde, dat hem
daarvan officiéél niets bekend was, daar geen
klachten cienaangaande waren ingekomen.
Welnu, spr. wilde eens nagaan of er sedert
de eerste klacht over het optreden van onder
wyzers ook iets is gebeurd, dat aanleiding
had kunnen geven tot klachten. En dan
vestigde hy in de eerste plaats de aandacht
op een circulaire van den districts opziener in
Leeuwarden, in 1894, die daarin een aanwyzing
richtte tot de onderwyzers in zyn district om
niet langer propaganda te maken voor de
sociaal-democratische beginselen. In datzelfde
jaar werd een onderwyzer te Jubbega tot twee
maanden veroordeeld wegens verzet tegen de
marechaussees. In een zangvereeniging van
socialistische onderwyzers werden liederen
gezongen als „Koningen en advocaten ver-
dwynen slechts door dynamiet" en in een
orgaan van de Nederlandsche Onderwyzers-
vtreeniging wordt opgeruid om te demon-
streeren tegen de rang examens. Denkt men
nu nog ten slotte aan het voorgevallene met
don onderwyzer Den Hartog, to Amsterdam,
dan zal noch de Minister, noch iemand anders
kunnen beweren, dat dit een en ander go-
tuigt van een goeden goest onder de onder
wyzers.
De heer Tydeman drong er op aan geen
candidaten tut het mondeling examen voor
onderwyzers toe te laten, dio niet aan het
schriftelyke hebben voldaan.
De heer Mutsaers had van den Minister
niet verwacht, dat hy aan de leden, die wezen
op den slechten geest onder de onderwyzers,
nog een zadepreek zou geven in plaats van
hun wenken ter harte te nemen.
Do Ministerde gemaakte opm.rkingen
beantwoordende, zeide omtrent de opneming