N°. 11284.
Zaterdag 5 December.
A®. 1896
,§eze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van <§pn- en feestdagen, uitgegeven
F1 euilleton.
PARAGRAAF XIII.
LEIISCH
DA&BLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. 1.10.
Franco per post i> 1-40.
Afzonderlijke Nommere0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wnrdl f 0.05 berpVond.
Tweede Blad.
Offloiëele Kennisgevingen.
Eerste sitting; van den militieraad.
Burgemeester en Wothondere y&d Leiden brengen
tjj doze ter bonnie van de bel&ngbebbendeD. dat de
^rete zitting van den Militieraad, voor deze ge-
ueonte, zal gehonden worden:
op Maandag den 14de n Deoember 1896, des voor-
jiiddaga te halftien, voor de lotelingen, die getrokken
kebben Noo. 1 tot en met 100, en op denzelfden
lag, dee voormiddage te elf oren, voor benf die go-
'rokkon hebben Noa. 101 tot en met 200,
op Dinedag den löden Deoember 1896, dee voor-
niddags te ha'ftiec, voor hen, die getrokken hebben
Vos. 201 tot en met 225;
op Woensdag den 16den December 1896, des voor-
iiiödaga te halftien, voor hen, die getrokken hebben
Vos. 226 tot en met 325, en op donzelfden dag, des
Voormiddags te elf uren, voor hen, die getrokken
Vebbeo Nos. 326 tot en rnet 375,
op Donderdag den 17don December 1896, des
voor.i iddags to halftien, voor hen, die getrokken
hebben Nos. 376 tot en met 490;
en zulks in een der lokalen van het Invalidenhuis
(iDgang door do Koppenbinketeeg, aan de zgde der
Booglandsche Kerkgracht) alhier.
Zij herinneren voorts, dat, in gemelde zitting, voor
den Militieraad moeten verschijnen: 1°. de vrijwil
ligers voor do Militie, en 2°. de lotelingen, die vrij-
etolling verlangen wegens ziekelijke gesteldheid of
gebreken, of wogens gemis van de gevorderde leegte;
onder opmerking, dat de lotoliDgeu, die voor dien
Baad niet verschijnen, geaebt znllen worden geene
redenen van vrijstelling te hebben en derhalve tot
den dienst zullen worden aangewezen, terwijl hot
niet-ontvangen van een oproepingeb Ijot ben niet
ontheft van de verplichting om voor den Militie'a&d
te voreohijnen of de tot staving der redenen van
Vrijstelling gevorderde bewijs*takken in to dienon.
Tevens worden de belanghebbenden er met nadruk
op gewezen, dat ook het inleveren van de bedoelde
bewijsstukken bij den Burgemeester niet voldoeude
is om zich do vrijstelling te verzekeren, waarop^ij
meenen aanspraak te kunnen maken, maar dat bun
belang medebrengt om bovendien do vrij«telliug te
Vragen in de eerste zitting van den Mil tieraad
Burgemeceter en Wethouders voornoemd
Leidon, F. WAS. Burgemeester.
1 Dec. 1896. E. KIST, Secretaris.
Gemeenteraad wan Leiden.
Vervolg der zilling van gister namiddag.
Aan de orde waren nog de volgende punten
12°. Verzoek van drie taalleeraren aan de Boogere
Burgerschool voor Jongens, om verhooging van
jaarwedde. (279)
13°. Tweede Suppletoir Kohier der Plaatselijke DiTecte
Belasting, dienst 1896, Tweede gedeelte.
Ten aanzien van het twaalfde punt: ver
doek der drie taalleeraren H. B -S., deelde
ie Voorzitter mede, dat by vernomen had, dat
idressanten den vorigen dag aan de Raadsleden
ten nader adres hebben gericht buiten B. en
Ws. om, die dus nu slechts door tusschen
tomst van een der Raadsleden van dat adres
vluchtig konden kennisnemen.
Verder merkte de Voorzitter op dat, in het
idviös van B. en Ws. een drukfout was ge-
ilopen, omdat de Hoogere Burgerschool alhier
met die van Utrecht wordt vergeleken. De
'tchool te Utrecht, door B. en Ws. bedoeld, is
'■ene school met 3 jarigen cursus en nu gaat
iet niet aan twee ongelijksoortige instellingen
'net elkander te vergelijken.
Overigens blijven B. en Ws. ook nu nog
kun afwijzend advies handhaven, omdat aan
le door B. en Ws. aangevoerde bezwaren
wets van hun kracht is ontnomen.
De heer De Goeje verdedigde echter het
verzoek, met hetwelk zich ook de heer Pera
tip biliykneidsgronden kon vereenigen.
De heer Kroon zeide in de betrekkelijke
verordening niet gevonden te hebben, dat de
leeraren in de geschiedenis en aardrijkskunde
moeten zjjn gepromoveerde personen, terwijl
die in de talen dat niet zouden behoeven
te zijn.
Het gesprokene gaf den Voorzitter aanlei
ding in uitvoeriger beschouwingen omtrent
den toestand hier en elders te treden, te ver
zekeren, dat B. en Ws. voor de financiën der
gemeente hebben te zorgen, en nogmaals
te laken de handelingen der drie leeraren,
waarin ook de directeur betrokken blijkt, door
B. en Ws. met een aan de Raadsleden gericht
gedrukt stuk te pasaeeren.
Ook toonde spr. aan, dat de bezoldiging
van de hier ter stede in betrekking zijnde
taalleeraren in vergelijking met die hunner
ambtgenooten in andere gemeenten, verre van
ongunstig te noemen is. Hoe gaarne B. en
Ws. er ook toe zouden willen overgaan, kan
het verzoek niet enkel worden in gunstige
overweging genomen om adressanten genoe
gen te doen.
De h. De Vries laakte de handelwijze van adr.
eveneens, nam den directeur echter in bescher
ming en was niettemin van meening, dat er
wel reden bestaat om de traktementen der
taalleeraren gelyk te stellen met de leeraren
in geschiedenis en aardrijkskunde, wat ook
de heer Pera nader besprak, ten einde een
bestaand onrecht op te heffen.
De heer De Goeje schreef het aan een ver
zuim toe, dat het adres van de drie leeraren
niet rechtstreeks in handen van B. en Ws.
is gekomen, zoodat men dat hun niet te sterk
mo-t aanrekenen.
De Voorzitter wil dit gaarne toegeven, doch
een peheel ander geval is het met den directeur,
die bedoeld adres heeft doen vergezeld gaan
van een afdruk van het door hem aan B. en
Ws. omtrent het verzoek uitgebracht advies.
Van zulk een stuk op andere wijze gebruik
te maken, daartoe heeft hij niet het recht.
Zoolang spr. als burgemeester aan het hoofd
staat of den voorzittersstoel bekleedt, wenscht
hi) het gezag gehandhaafd te zieD. (Applaus).
Na nog een debat, waarin er op gewezen
werd om niet al te veel te spreken van de
buitenverdiensten in adress. vrijen tijd ofte veel
correctiewerk, werd tot stemming overgegaan
over bet voorstel van B. en Ws., dat strekte
om afwijzend op het verzoek te beschikken.
Het werd verworpen met 13 tegen 12 stemmen.
Vóór stemden de heeren Du Rieu, Cock,
Van Hoeken, Juta, De Sturler, Dekhuyzen,
Hasselbach, Siegenbeek van Heukelom, Kaiser,
Van Kempen, Stadhouder en Kerstens.
In verband met deze beslissing zal dus het
traktement ook van de taalleeraren na zes
jarigen dienst tot f 2400 (en niet tot f 2200
zooals nu) kunnen worden verhoogd en zal
de verordening op het middelbaar onderwijs
in dien geest moeten worden herzien, waartoe
B. en Ws. een voorstel zullen indienen.
Omtrent punt 13 vroeg de heer Van Hamel
het woord, waarom voor dit punt tot een
geheime zitting moest worden overgegaan,
nadat vooraf de openbare zifting door den
Voorzitter werd gesloten verklaard.
Ingekomen waren de volgende stukken:
Missive van Gedep. Staten van Zuid Holland,
waarbij wordt berust ia het Raadsbesluit van
29 Oct jl. rot toekenning van een subsidie
aan de Stedelijke Werkinrichting voorden dienst
1897 ad ƒ3340.
Adres van het bestuur der Vereeniging van
Nederl. Steenfabrikanten, ten geleide van een
afdruk van een adres aan de Tweede Kamer
der Staten-Generaal in zake het opnemen in
bestékken van aanbesteding van werken, van
bepalingen tot toepassing van arbraitge.
Verzoek van D. Fortuin, te Sassenheim, om
vrijstelling van de betaling van schoolgeld
voor het bezoeken der kweekschool voor
onderwijzers voor den cursus 1896/97.
Adres van bewoners en eigenaren van
huizen in de Pieterskerk-Koorsteeg in zake
de vervanging van den aldaar geplaatsten
telephoonpaal door een opengewerkten ijzeren
drager.
[Het was in verband met dit adres, dat in
handen van B. en Ws. ter afdoeniDg werd
gesteld, alsmede naar aanleiding van eene
vraag van den heer De Vries omtrent het
omvallen van een telephoonpaal in de School
steeg, dat de Voorzitter de gisteren ver
melde mededeelingen deed
Begrootmg, dienst 1897, van het Heilige
Gee6t- of Arme Wees- en Kinderhuis.
Verzoek van mej. S. M. Van Iperen om
continuatie in de betrekking van stadsvroed-
vrouw.
Adres van het bestuur der vereeniging
„Vergunning," in zake de wijziging van de
algemeene politieverordening wat betreft het
sluitingsuur van koffiehuizen en tapperijen.
Voorts werd door den Voorzitter nog mede
gedeeld, dat in de stembureaux voor de ver
kiezing van een lid van de Provinciale Staten
van Zuid Holland op 22 December a. 8. zitting
hebben:
in het Hoofdbureaude Burgemeester, voor
zitter, en de heeren mr. H. L. Drucker en
dr. M. C. Dekhuyzen, leden;
in het onderbureau aan Ben Burg: de hee
ren: P. L. C. Driessen, voorzitter, F. A.
Verster van Wulverhorst en Mr. C. Cock,
leden
in het onderbureau in het schoollokaal der
School 3de klasse No. 3 aan de Marede
heerendr. W. N. Du Rieu, voorzitter, dr. E.
F. Van Dissel en J. J. Hasselbach, leden;
dat alle andere leden plaatsvervangers zijn;
alsmede, dat aan den met iDgang van 1
Januari 1897 eervol ontslagen agent van
politie 3de klasse J. F. Hensing een pensioen
is toegekend van f 285.33 uithoofde van
ziekelijke gesteldheid en daardoor Diet meer
iQ staat om zijne betrekking waar te nemen,
berekend naar eene jaarwedde van ƒ642 en
261/» jaren dienst, ingaande 1 Januari 1897.
TWEEDE RATI ER.
Bij de gisternamiddag voortgezette behan
deling van het hoofdstuk Justitie der Staats-
begrooling voor 1897 kwam de heer De Sa
vornin Lohman op tegen de bewering van den
heer Heemskerk, dat de Kamer h6t recht niet
zou hebben, aan dezen minister van justitie
verbeteringen te vragen als waarop door den
heer Macaré en anderen gewezen werd. Dat
mag de Regeering niet alleen doen, maar de
Kamer heeft recht, van iederen bewindsman
te vorderen, dat bi) die verbeteringen aan-
brenge, welke urgent zijn.
De beer Heemskerk kwam op tegen de
verkeerde voorstelling, die de heer Lohman
van zijne rede gaf. Hy heeft aan zijne mede
leden volstrekt niet het recht ontzegd, vragen
te stellen, enz. Z. i. bestond er geen enkele
reden voor aen heer Lobman om eene phi-
lippica tegen hem te houden.
De heer Knyjff betoogde, naar aanleiding
van de ongeregeldheden te Rietveld, dat het
niet goed is, om, wanneer er tusschen den
Staat en een ingezetene quaesties van bur
gerrechtelijken aard rijzen, de Staat zijne
aanspraken langs feitelijken weg doorzet.
Eerst moet ook dan de uitspraak van den
rechter worden afgewacht.
De heer Lucasse wilde alleen schadever
goeding aan preventief gevangenen verleenen
bij gebleken onschuld, en niet by ontslag
wegens gebrek aan bewijs. Verder klaagde
spr. over de slechte toepassing van de drank
wet, waardoor de clandestine verkoop toe
neemt.
De Minister van Justitiede verschillende
sprekers beantwoordende, wees er in de eerste
plaats op, dat de uitvoering van de Boterwet
en de wijziging daarvan niet alleen afhangt
van Justitie, maar ook van de departementen
van Buitenl. Zaken, Binnenl. Zaken en Water
staat.
Een tweede opmerking gold het notariaat
en de jongste uitbreiding.
By wfiziging der Notariswet zullen de wen
ken, doot den heer Bouman gegeven, over
wogen worden.
De arbitrage uit te strekken tot alle ge
vallen van verschil bij aanbestedingen, acht
de Minister niet wenschelfik. In de toepassiDg
der vreemdelïngswet wilde de Minister gaarne
meer eenheid brengeo. Wanneer het blijkt,
dat de politie niet genoeg medewerking ver
leent om den handel ia z. g. blanke slavinnen
tegen te gaan, zal scherper toezicht bevolen
worden.
Het wetsontwerp betreffende bepalingen, re
gelende de ouderlijke macht, is nog niet ge
reed. Wat het vastzetten van kinderen betreft,
en de verwaarloozing van kinderen, wanneer
een ontwerp daaromtrent de Kamer zal berei
ken, zal misschien een dringend beroep op't
particuliere initiatief worden gedaan. De be-
rechtigmg van jeugdige misdadigers is in
voorbereiding.
De eedsquaestie is een nieuwe phase inge
treden.
De heer Heemskerk deed spr. opmerken,
dat hij heeft gedaan wat er voor hem te doen
viel, en gedaan wat hij kon doen. De arbeid,
dien bij vond, is deels afgedaan, deels onder
handen.
Schadevergoeding aan preventieve gevange
nen zal bij de aanhangige wetswijziging over
wogen worden, en in elk geval wettelijk ge
regeld moeten worden.
Tegen clanaestienen verkoop van sterken
drank wordt vooral in groote steden sterk ge
ageerd.
Er volgden nog replieken, waarna het al
gemeen debat werd gesloten.
Ethnographisch Museum.
De minister van binnenlandscbe zaken heeft
in eene nota medegedeeld, dat z. i. de wet
op bet hooger onderwijs niet gebiedt over de
genomen ministeriëele beschikking in zake het
Ethnographisch Museum het college van cura
toren te hooren, welk college over plannen
met betrekking tot dat Museum en zijne ver
plaatsing uit Leiden herhaaldelijk zijne mee
ning mededeelde, laatstelijk over 's Ministers
voornemen tot wijziging der lijst van verza
melingen en hulpmiddelen voor het Universi
tair onderwijs.
EERSTE HAMER.
Afdelingsverslagen
Het wetsontwerp tot invoering van de
nieuwe regeling der personeele belasting vond
in de afdeelingen weinig of geen bezwaar.
Men vertrouwde, dat de nieuwe wet met billijk
heid zou worden toegepast en men drong ook
aan op het nastreven van eenvormigheid bij
de toepassing der wet.
Ten aanzien der vergoeding wegens mindere
opbrengst van gemeenteopcenten op de ptr-
soneele belasting, oordeelde men het minder
gewenscht, dat, gelijk sommige leden meenden,
ait ontwerp, wordt bet wet, ten gevolge zal
hebben, dat gemeenten vergoeding ontvangen,
die haar niet noodig hebbeo, en dat omgekeerd
gemeenten, die vergoeding, behoeven van haar
verstoken blijven.
By het onderzoek der overeenkomst over
uitgifte van grond onder 's-Gravenzande werd
er op aangedrongen, dat by aanleg van een
visschershaven deze niet door particulieren,
maar voor Staatsrekening zou geëxploiteerd
worden.
In de afdeelingen werd betwyfeld of Grave
wel geschikte gelegenheid aanbiedt voor vesti
ging eener kolonie van zenuwlijders en gaf
men öe voorkeur aan het oprichten van 6en
ruim en nieuw gesticht, wat andere leden
niet strikt noodig aebtten. Enkele leden pro
testeerden tegen uniformkleeding der krank-
zinmgeu, als kunnende van slechten invloed
zyn op de gemoedsstemming der verpleegden.
In de afdeelingen werd de wensch uitge
sproken dat by het bouwen van nieuwe stations
de gerieflijkheid der reizigers en de eischen
van het verkeer niet al te zeer zouden worden
opgeofferd aan den bouwtrant.
Onderscheidene leden verklaarden zich voor
standers van exploitatie van den geheelen
telephoondienst door den Staat, en wenschten
alles in één hand te brengen, omdat zy alle
monopoliën van particulieren nadeelig achtten.
Daartegenover werd particuliere exploitatie
als goedkooper verdedigd. Vele leden aebtten,
ODgeacht de wyze van exploitatie der telephoon-
nett-n, wettelyke regeling der materie nood-
zakeiyk.
Herhaaldeiyk zfln er reeds pogingen aan
gewend, om een voorval op te helderen, dat
indertyd de geheele Europeesche diplomatie
in een zeer verklaarbare ontsteltenis bracht.
Da zaak, waarom het voornamelijk te doen
was, was even eenvoudig als merkwaardig.
Gedurende de zitting van een congres, dat
de vredesvoorwaarden tusschen twee oorlog
voerende staten moest vaststellen, zoodat de
goede uitslag in de eerste plaats afhing van
volkomen geheimhouding, verscheen opeens
in de kolommen van een welbekende Engelsche
courant een afdruk van het ontwerp van
het verdrag. Een bliksemstraal uit helderen
hemel had geen grootere ontsteltenis kunnen
teweegbrengen onder de vertegenwoordigers
der verschillende vorsten. Een oogenblik
dreigde deze openbaarmaking vóór den tyd
zelfs aanleiding te geven tot ontbinding van
het congres, daar er byDa geen twyfel kon
-bestaan, of een der leden had het vertrouwen
geschonden. Natuuriyk trachtte men het
concept te loochenen, en even natuuriyk was
het noodig, nu het ontwerp te vroeg bekend
was geworden, verschillende bepalingen daarin
te veranderen, voornameiyk die van de be
roemde Paragraaf XIII. Desniettegenstaande
was iedereen er van overtuigd, dat het ont
werp van het verdrag, zooals het in die
courant gestaan had, in hoofdzaak juist was,
en men begon zich af te vragen, hoe een
courant aan die nadere bepalingen van een
verdrag had kunnen komen gedurende den
loop van een congres, dat steeds do diepste
geheimhouding in acht nam by al zyn beraad
slagingen.
Zooal8 reeds werd opgemerkt, heeft men
op verschillende, meer of minder spitsvondige
wyzen, getracht, achter de waarheid te komen,
zonder dat echter het geheim is opgelost.
Wel zyn er tal van interessante byzonder-
heden ontdekt, die later onjuist bleken, terwyi
een paar minder interessante opgaven op
waarheid berustten. Hoe het echter der pers
van dien dag is mogen gelukken, zich meester
te maken van zulk een wèl bewaard geheim,
is tot op heden voor iedereen verborgen ge
bleven, behalve voor my en twee anderen.
Nu is, geloof ik, de tyd daar, om de lang
verwachte opheldering te geven, zonder iemand
te benadeelen. Oorspronkeiyk waren by dit
geheim vier personen min of meer betrokken,
ofschoon daarvan slechts drie geheel op de
hoogte waren. Twee daarvan zyn dood, één
is verdwenen, en ik, de vierde man, ben tot
het besluit gekomen de nadere omstandig
heden van dit zonderlinge voorval mede te
deelen. Zelfs nu echter zal ik met de grootste
voorzichtigheid te werk gaaö, en noch per
sonen, noch staten al te nauwkeurig aanduiden.
Myn kennis van dit geheim heb ik slechts
daaraan te danken, dat ik vroeger als onbe
zoldigd attaché in diplomatieken dienst was.
Terwyl ik als zoodanig werkzaam was aan
een der buitenlandsche hoven, had ik het
byzondere geluk, een der ministers, iemand
van Europeesche vermaardheid, een grooten
dienst te kunnen bewyzen. Hy toonde zich
dankbaarder dan men gewooniyk van diplo
maten verwacht en vereerde my ook later
met zqn welwillendheid. Nu nog prykt aan
myn viDger een prachtige, met smaragden
versierde ring, dien hy my in zijn testament
vermaakte. Dank zy myn vertrouweiyken
omgang met hem, werd ik in de zaak van
het verdrag gemengd. Ik zal hem Prins
Schatzenberg noemen.
Gedurende de zittingen van het congres
hield ik toevallig verbiyf in de hoofdstad,
waar de leden byeenkwamen. Ik was niet
alleen, doch had een vriend van my, een
Engelschman, Gresham genaamd, by my. Hy
behoorde tot die Britten, die zonder bepaald
levensdoel, maar met goed gevulde beurs,
overal heen trekken, en die uit verveling
gewooniyk bereid zyn, zich voor iedere
nieuwe liefhebbery te interesseeren, om toch
maar eenige afwisseling te brengen in hun
eentonig leven. Het nieuwe stokpaardje van
myn vriend was de karakterlezing uit het
handschrift, de graphologie, waarin hy het
volgens zyn zeggen tamelyk ver gebracht
had. Toen hechtte ik al heel weinig aan die
wetenschap; later deden de omstandigheden
my echter Inzien, dat de toepassing er van
door een scherpzinnig en zelfstandig denkend
waarnemer uitmuntende diensten kan be
wyzen.
Den dag vóór de opening van het congres
kwamen de diplomaten uit alle landen van
Europa byeen. In het geheel waren er zeven
hoven vertegenwoordigd. Onder de gevol
machtigden bevond zich ook Prins Schatzen
berg, wien ik onmiddeliyk een bezoek ging
brengen.
De Prins woonde in het hotel „Schweizer-
hof" en zoodra hy myn kaartje ontving,
moest ik by hem komen. Ik vond hem op
een canapé liggend en veel verouderd en
verminderd, sinds ik hem het laatst gezien
had. Hy was echter even vriendeiyk als altyd,
en ik behoefde er niet aan te twyfelen, of
myn bezoek hem welkom was. Hy maakte
zyn verontschuldiging, dat hy niet opstond,
stak my zyn vermagerde hand toe en drukte
de myne zacht, maar hartelyk. Ik bemerkte,
dat hy my de linkerhand reikte.
„Het doet my genoegen u weder te zien,
mon cher," zeide by. „Excuseer myn linker-
haod; myn rechter is verlamd door de jicht.
Ik had last gegeven, niemand by my toe te
laten, maar dat had natuuriyk geen betrek
king op u. Gy *yt my altyd welkom."
„Ik verlangde zeer naar u, Prins," ant
woordde ik; „het is reeds zoolang geleden,
dat wy elkander ontmoet hebben. Ik vrees
echter, dat gy u niet zoo wel gevoelt, als ik
zou wenschen."
„Zoo wel, neenl Ik ben niet zoo jong meer
als vroeger, en de laDge reis heeft my geen
goed gedaan. Daarby plaagt myn oude kwaal,
aangezichtapyn, my weer erg. Ga hier zitteD.
Gy hebt er zeker niets tegen, dat ik even
een brief afmaakdan kan ik myn secretaris
laten vertrekken."
Dadelijk by myn binnenkomen had ik dien
secretaris zien zitten en tevergeefs al myn
scherpzinnigheid in het werk gesteld, om
's mans juiste positie te bepalen. Ix zag hem
aan voor een jongmensch van omstreeks
dertig jaar, net en eenvoudig gekleed. Toch
scheen hy my niet dat toe, wat de Engolschen
een „gentleman" noemen. Dit kwam my
vreemd voor, daar de secretarissen van den
vorst gewooniyk van aristocratische afkomst
waren.
Verder merkte ik op, dat de schryver, toen
de Prins weer begon te dicteeren, zich dicht
over het papier boog, alsof hy byziende was.
De brief was spoedig af, en toen zeide
do Prins:
„Dank^u, Maubeuge; nu zal ik u niet
langer ophouden. Vóór tien uur heb ik u
niet meer noodig."
De jonge man stond op, boog voor den
Prins en voor my, en verliet met onhoorbare
schreden het vertrek.
„Myn nieuwe factotum," zeide de Prins,
toen de deur achter hem gesloten was, „eo
een ware schat."
„Hoeveel moeite ik er ook voor doe, ik
kan my niet herinneren wie hy is," ant
woordde ik.
„Dat is zeer begrypelijk; den laataten keer,
toen gy by my waart, had ik Frans om my
heen. Maar Frans was oen verstokte Frausch
man. Voortdurend smachtte hy van verlangen
naar zyn dierbaar Frankryk, en alle andere
landen schenen hem een woestyn toe, in
vorgeiyking daarmede.
Wordt vervolgd.)