N°. 11284. Zaterdag 5 December. A®. 1896 ,§eze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van <§pn- en feestdagen, uitgegeven F1 euilleton. PARAGRAAF XIII. LEIISCH DA&BLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. 1.10. Franco per post i> 1-40. Afzonderlijke Nommere0.05. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wnrdl f 0.05 berpVond. Tweede Blad. Offloiëele Kennisgevingen. Eerste sitting; van den militieraad. Burgemeester en Wothondere y&d Leiden brengen tjj doze ter bonnie van de bel&ngbebbendeD. dat de ^rete zitting van den Militieraad, voor deze ge- ueonte, zal gehonden worden: op Maandag den 14de n Deoember 1896, des voor- jiiddaga te halftien, voor de lotelingen, die getrokken kebben Noo. 1 tot en met 100, en op denzelfden lag, dee voormiddage te elf oren, voor benf die go- 'rokkon hebben Noa. 101 tot en met 200, op Dinedag den löden Deoember 1896, dee voor- niddags te ha'ftiec, voor hen, die getrokken hebben Vos. 201 tot en met 225; op Woensdag den 16den December 1896, des voor- iiiödaga te halftien, voor hen, die getrokken hebben Vos. 226 tot en met 325, en op donzelfden dag, des Voormiddags te elf uren, voor hen, die getrokken Vebbeo Nos. 326 tot en rnet 375, op Donderdag den 17don December 1896, des voor.i iddags to halftien, voor hen, die getrokken hebben Nos. 376 tot en met 490; en zulks in een der lokalen van het Invalidenhuis (iDgang door do Koppenbinketeeg, aan de zgde der Booglandsche Kerkgracht) alhier. Zij herinneren voorts, dat, in gemelde zitting, voor den Militieraad moeten verschijnen: 1°. de vrijwil ligers voor do Militie, en 2°. de lotelingen, die vrij- etolling verlangen wegens ziekelijke gesteldheid of gebreken, of wogens gemis van de gevorderde leegte; onder opmerking, dat de lotoliDgeu, die voor dien Baad niet verschijnen, geaebt znllen worden geene redenen van vrijstelling te hebben en derhalve tot den dienst zullen worden aangewezen, terwijl hot niet-ontvangen van een oproepingeb Ijot ben niet ontheft van de verplichting om voor den Militie'a&d te voreohijnen of de tot staving der redenen van Vrijstelling gevorderde bewijs*takken in to dienon. Tevens worden de belanghebbenden er met nadruk op gewezen, dat ook het inleveren van de bedoelde bewijsstukken bij den Burgemeester niet voldoeude is om zich do vrijstelling te verzekeren, waarop^ij meenen aanspraak te kunnen maken, maar dat bun belang medebrengt om bovendien do vrij«telliug te Vragen in de eerste zitting van den Mil tieraad Burgemeceter en Wethouders voornoemd Leidon, F. WAS. Burgemeester. 1 Dec. 1896. E. KIST, Secretaris. Gemeenteraad wan Leiden. Vervolg der zilling van gister namiddag. Aan de orde waren nog de volgende punten 12°. Verzoek van drie taalleeraren aan de Boogere Burgerschool voor Jongens, om verhooging van jaarwedde. (279) 13°. Tweede Suppletoir Kohier der Plaatselijke DiTecte Belasting, dienst 1896, Tweede gedeelte. Ten aanzien van het twaalfde punt: ver doek der drie taalleeraren H. B -S., deelde ie Voorzitter mede, dat by vernomen had, dat idressanten den vorigen dag aan de Raadsleden ten nader adres hebben gericht buiten B. en Ws. om, die dus nu slechts door tusschen tomst van een der Raadsleden van dat adres vluchtig konden kennisnemen. Verder merkte de Voorzitter op dat, in het idviös van B. en Ws. een drukfout was ge- ilopen, omdat de Hoogere Burgerschool alhier met die van Utrecht wordt vergeleken. De 'tchool te Utrecht, door B. en Ws. bedoeld, is '■ene school met 3 jarigen cursus en nu gaat iet niet aan twee ongelijksoortige instellingen 'net elkander te vergelijken. Overigens blijven B. en Ws. ook nu nog kun afwijzend advies handhaven, omdat aan le door B. en Ws. aangevoerde bezwaren wets van hun kracht is ontnomen. De heer De Goeje verdedigde echter het verzoek, met hetwelk zich ook de heer Pera tip biliykneidsgronden kon vereenigen. De heer Kroon zeide in de betrekkelijke verordening niet gevonden te hebben, dat de leeraren in de geschiedenis en aardrijkskunde moeten zjjn gepromoveerde personen, terwijl die in de talen dat niet zouden behoeven te zijn. Het gesprokene gaf den Voorzitter aanlei ding in uitvoeriger beschouwingen omtrent den toestand hier en elders te treden, te ver zekeren, dat B. en Ws. voor de financiën der gemeente hebben te zorgen, en nogmaals te laken de handelingen der drie leeraren, waarin ook de directeur betrokken blijkt, door B. en Ws. met een aan de Raadsleden gericht gedrukt stuk te pasaeeren. Ook toonde spr. aan, dat de bezoldiging van de hier ter stede in betrekking zijnde taalleeraren in vergelijking met die hunner ambtgenooten in andere gemeenten, verre van ongunstig te noemen is. Hoe gaarne B. en Ws. er ook toe zouden willen overgaan, kan het verzoek niet enkel worden in gunstige overweging genomen om adressanten genoe gen te doen. De h. De Vries laakte de handelwijze van adr. eveneens, nam den directeur echter in bescher ming en was niettemin van meening, dat er wel reden bestaat om de traktementen der taalleeraren gelyk te stellen met de leeraren in geschiedenis en aardrijkskunde, wat ook de heer Pera nader besprak, ten einde een bestaand onrecht op te heffen. De heer De Goeje schreef het aan een ver zuim toe, dat het adres van de drie leeraren niet rechtstreeks in handen van B. en Ws. is gekomen, zoodat men dat hun niet te sterk mo-t aanrekenen. De Voorzitter wil dit gaarne toegeven, doch een peheel ander geval is het met den directeur, die bedoeld adres heeft doen vergezeld gaan van een afdruk van het door hem aan B. en Ws. omtrent het verzoek uitgebracht advies. Van zulk een stuk op andere wijze gebruik te maken, daartoe heeft hij niet het recht. Zoolang spr. als burgemeester aan het hoofd staat of den voorzittersstoel bekleedt, wenscht hi) het gezag gehandhaafd te zieD. (Applaus). Na nog een debat, waarin er op gewezen werd om niet al te veel te spreken van de buitenverdiensten in adress. vrijen tijd ofte veel correctiewerk, werd tot stemming overgegaan over bet voorstel van B. en Ws., dat strekte om afwijzend op het verzoek te beschikken. Het werd verworpen met 13 tegen 12 stemmen. Vóór stemden de heeren Du Rieu, Cock, Van Hoeken, Juta, De Sturler, Dekhuyzen, Hasselbach, Siegenbeek van Heukelom, Kaiser, Van Kempen, Stadhouder en Kerstens. In verband met deze beslissing zal dus het traktement ook van de taalleeraren na zes jarigen dienst tot f 2400 (en niet tot f 2200 zooals nu) kunnen worden verhoogd en zal de verordening op het middelbaar onderwijs in dien geest moeten worden herzien, waartoe B. en Ws. een voorstel zullen indienen. Omtrent punt 13 vroeg de heer Van Hamel het woord, waarom voor dit punt tot een geheime zitting moest worden overgegaan, nadat vooraf de openbare zifting door den Voorzitter werd gesloten verklaard. Ingekomen waren de volgende stukken: Missive van Gedep. Staten van Zuid Holland, waarbij wordt berust ia het Raadsbesluit van 29 Oct jl. rot toekenning van een subsidie aan de Stedelijke Werkinrichting voorden dienst 1897 ad ƒ3340. Adres van het bestuur der Vereeniging van Nederl. Steenfabrikanten, ten geleide van een afdruk van een adres aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal in zake het opnemen in bestékken van aanbesteding van werken, van bepalingen tot toepassing van arbraitge. Verzoek van D. Fortuin, te Sassenheim, om vrijstelling van de betaling van schoolgeld voor het bezoeken der kweekschool voor onderwijzers voor den cursus 1896/97. Adres van bewoners en eigenaren van huizen in de Pieterskerk-Koorsteeg in zake de vervanging van den aldaar geplaatsten telephoonpaal door een opengewerkten ijzeren drager. [Het was in verband met dit adres, dat in handen van B. en Ws. ter afdoeniDg werd gesteld, alsmede naar aanleiding van eene vraag van den heer De Vries omtrent het omvallen van een telephoonpaal in de School steeg, dat de Voorzitter de gisteren ver melde mededeelingen deed Begrootmg, dienst 1897, van het Heilige Gee6t- of Arme Wees- en Kinderhuis. Verzoek van mej. S. M. Van Iperen om continuatie in de betrekking van stadsvroed- vrouw. Adres van het bestuur der vereeniging „Vergunning," in zake de wijziging van de algemeene politieverordening wat betreft het sluitingsuur van koffiehuizen en tapperijen. Voorts werd door den Voorzitter nog mede gedeeld, dat in de stembureaux voor de ver kiezing van een lid van de Provinciale Staten van Zuid Holland op 22 December a. 8. zitting hebben: in het Hoofdbureaude Burgemeester, voor zitter, en de heeren mr. H. L. Drucker en dr. M. C. Dekhuyzen, leden; in het onderbureau aan Ben Burg: de hee ren: P. L. C. Driessen, voorzitter, F. A. Verster van Wulverhorst en Mr. C. Cock, leden in het onderbureau in het schoollokaal der School 3de klasse No. 3 aan de Marede heerendr. W. N. Du Rieu, voorzitter, dr. E. F. Van Dissel en J. J. Hasselbach, leden; dat alle andere leden plaatsvervangers zijn; alsmede, dat aan den met iDgang van 1 Januari 1897 eervol ontslagen agent van politie 3de klasse J. F. Hensing een pensioen is toegekend van f 285.33 uithoofde van ziekelijke gesteldheid en daardoor Diet meer iQ staat om zijne betrekking waar te nemen, berekend naar eene jaarwedde van ƒ642 en 261/» jaren dienst, ingaande 1 Januari 1897. TWEEDE RATI ER. Bij de gisternamiddag voortgezette behan deling van het hoofdstuk Justitie der Staats- begrooling voor 1897 kwam de heer De Sa vornin Lohman op tegen de bewering van den heer Heemskerk, dat de Kamer h6t recht niet zou hebben, aan dezen minister van justitie verbeteringen te vragen als waarop door den heer Macaré en anderen gewezen werd. Dat mag de Regeering niet alleen doen, maar de Kamer heeft recht, van iederen bewindsman te vorderen, dat bi) die verbeteringen aan- brenge, welke urgent zijn. De beer Heemskerk kwam op tegen de verkeerde voorstelling, die de heer Lohman van zijne rede gaf. Hy heeft aan zijne mede leden volstrekt niet het recht ontzegd, vragen te stellen, enz. Z. i. bestond er geen enkele reden voor aen heer Lobman om eene phi- lippica tegen hem te houden. De heer Knyjff betoogde, naar aanleiding van de ongeregeldheden te Rietveld, dat het niet goed is, om, wanneer er tusschen den Staat en een ingezetene quaesties van bur gerrechtelijken aard rijzen, de Staat zijne aanspraken langs feitelijken weg doorzet. Eerst moet ook dan de uitspraak van den rechter worden afgewacht. De heer Lucasse wilde alleen schadever goeding aan preventief gevangenen verleenen bij gebleken onschuld, en niet by ontslag wegens gebrek aan bewijs. Verder klaagde spr. over de slechte toepassing van de drank wet, waardoor de clandestine verkoop toe neemt. De Minister van Justitiede verschillende sprekers beantwoordende, wees er in de eerste plaats op, dat de uitvoering van de Boterwet en de wijziging daarvan niet alleen afhangt van Justitie, maar ook van de departementen van Buitenl. Zaken, Binnenl. Zaken en Water staat. Een tweede opmerking gold het notariaat en de jongste uitbreiding. By wfiziging der Notariswet zullen de wen ken, doot den heer Bouman gegeven, over wogen worden. De arbitrage uit te strekken tot alle ge vallen van verschil bij aanbestedingen, acht de Minister niet wenschelfik. In de toepassiDg der vreemdelïngswet wilde de Minister gaarne meer eenheid brengeo. Wanneer het blijkt, dat de politie niet genoeg medewerking ver leent om den handel ia z. g. blanke slavinnen tegen te gaan, zal scherper toezicht bevolen worden. Het wetsontwerp betreffende bepalingen, re gelende de ouderlijke macht, is nog niet ge reed. Wat het vastzetten van kinderen betreft, en de verwaarloozing van kinderen, wanneer een ontwerp daaromtrent de Kamer zal berei ken, zal misschien een dringend beroep op't particuliere initiatief worden gedaan. De be- rechtigmg van jeugdige misdadigers is in voorbereiding. De eedsquaestie is een nieuwe phase inge treden. De heer Heemskerk deed spr. opmerken, dat hij heeft gedaan wat er voor hem te doen viel, en gedaan wat hij kon doen. De arbeid, dien bij vond, is deels afgedaan, deels onder handen. Schadevergoeding aan preventieve gevange nen zal bij de aanhangige wetswijziging over wogen worden, en in elk geval wettelijk ge regeld moeten worden. Tegen clanaestienen verkoop van sterken drank wordt vooral in groote steden sterk ge ageerd. Er volgden nog replieken, waarna het al gemeen debat werd gesloten. Ethnographisch Museum. De minister van binnenlandscbe zaken heeft in eene nota medegedeeld, dat z. i. de wet op bet hooger onderwijs niet gebiedt over de genomen ministeriëele beschikking in zake het Ethnographisch Museum het college van cura toren te hooren, welk college over plannen met betrekking tot dat Museum en zijne ver plaatsing uit Leiden herhaaldelijk zijne mee ning mededeelde, laatstelijk over 's Ministers voornemen tot wijziging der lijst van verza melingen en hulpmiddelen voor het Universi tair onderwijs. EERSTE HAMER. Afdelingsverslagen Het wetsontwerp tot invoering van de nieuwe regeling der personeele belasting vond in de afdeelingen weinig of geen bezwaar. Men vertrouwde, dat de nieuwe wet met billijk heid zou worden toegepast en men drong ook aan op het nastreven van eenvormigheid bij de toepassing der wet. Ten aanzien der vergoeding wegens mindere opbrengst van gemeenteopcenten op de ptr- soneele belasting, oordeelde men het minder gewenscht, dat, gelijk sommige leden meenden, ait ontwerp, wordt bet wet, ten gevolge zal hebben, dat gemeenten vergoeding ontvangen, die haar niet noodig hebbeo, en dat omgekeerd gemeenten, die vergoeding, behoeven van haar verstoken blijven. By het onderzoek der overeenkomst over uitgifte van grond onder 's-Gravenzande werd er op aangedrongen, dat by aanleg van een visschershaven deze niet door particulieren, maar voor Staatsrekening zou geëxploiteerd worden. In de afdeelingen werd betwyfeld of Grave wel geschikte gelegenheid aanbiedt voor vesti ging eener kolonie van zenuwlijders en gaf men öe voorkeur aan het oprichten van 6en ruim en nieuw gesticht, wat andere leden niet strikt noodig aebtten. Enkele leden pro testeerden tegen uniformkleeding der krank- zinmgeu, als kunnende van slechten invloed zyn op de gemoedsstemming der verpleegden. In de afdeelingen werd de wensch uitge sproken dat by het bouwen van nieuwe stations de gerieflijkheid der reizigers en de eischen van het verkeer niet al te zeer zouden worden opgeofferd aan den bouwtrant. Onderscheidene leden verklaarden zich voor standers van exploitatie van den geheelen telephoondienst door den Staat, en wenschten alles in één hand te brengen, omdat zy alle monopoliën van particulieren nadeelig achtten. Daartegenover werd particuliere exploitatie als goedkooper verdedigd. Vele leden aebtten, ODgeacht de wyze van exploitatie der telephoon- nett-n, wettelyke regeling der materie nood- zakeiyk. Herhaaldeiyk zfln er reeds pogingen aan gewend, om een voorval op te helderen, dat indertyd de geheele Europeesche diplomatie in een zeer verklaarbare ontsteltenis bracht. Da zaak, waarom het voornamelijk te doen was, was even eenvoudig als merkwaardig. Gedurende de zitting van een congres, dat de vredesvoorwaarden tusschen twee oorlog voerende staten moest vaststellen, zoodat de goede uitslag in de eerste plaats afhing van volkomen geheimhouding, verscheen opeens in de kolommen van een welbekende Engelsche courant een afdruk van het ontwerp van het verdrag. Een bliksemstraal uit helderen hemel had geen grootere ontsteltenis kunnen teweegbrengen onder de vertegenwoordigers der verschillende vorsten. Een oogenblik dreigde deze openbaarmaking vóór den tyd zelfs aanleiding te geven tot ontbinding van het congres, daar er byDa geen twyfel kon -bestaan, of een der leden had het vertrouwen geschonden. Natuuriyk trachtte men het concept te loochenen, en even natuuriyk was het noodig, nu het ontwerp te vroeg bekend was geworden, verschillende bepalingen daarin te veranderen, voornameiyk die van de be roemde Paragraaf XIII. Desniettegenstaande was iedereen er van overtuigd, dat het ont werp van het verdrag, zooals het in die courant gestaan had, in hoofdzaak juist was, en men begon zich af te vragen, hoe een courant aan die nadere bepalingen van een verdrag had kunnen komen gedurende den loop van een congres, dat steeds do diepste geheimhouding in acht nam by al zyn beraad slagingen. Zooal8 reeds werd opgemerkt, heeft men op verschillende, meer of minder spitsvondige wyzen, getracht, achter de waarheid te komen, zonder dat echter het geheim is opgelost. Wel zyn er tal van interessante byzonder- heden ontdekt, die later onjuist bleken, terwyi een paar minder interessante opgaven op waarheid berustten. Hoe het echter der pers van dien dag is mogen gelukken, zich meester te maken van zulk een wèl bewaard geheim, is tot op heden voor iedereen verborgen ge bleven, behalve voor my en twee anderen. Nu is, geloof ik, de tyd daar, om de lang verwachte opheldering te geven, zonder iemand te benadeelen. Oorspronkeiyk waren by dit geheim vier personen min of meer betrokken, ofschoon daarvan slechts drie geheel op de hoogte waren. Twee daarvan zyn dood, één is verdwenen, en ik, de vierde man, ben tot het besluit gekomen de nadere omstandig heden van dit zonderlinge voorval mede te deelen. Zelfs nu echter zal ik met de grootste voorzichtigheid te werk gaaö, en noch per sonen, noch staten al te nauwkeurig aanduiden. Myn kennis van dit geheim heb ik slechts daaraan te danken, dat ik vroeger als onbe zoldigd attaché in diplomatieken dienst was. Terwyl ik als zoodanig werkzaam was aan een der buitenlandsche hoven, had ik het byzondere geluk, een der ministers, iemand van Europeesche vermaardheid, een grooten dienst te kunnen bewyzen. Hy toonde zich dankbaarder dan men gewooniyk van diplo maten verwacht en vereerde my ook later met zqn welwillendheid. Nu nog prykt aan myn viDger een prachtige, met smaragden versierde ring, dien hy my in zijn testament vermaakte. Dank zy myn vertrouweiyken omgang met hem, werd ik in de zaak van het verdrag gemengd. Ik zal hem Prins Schatzenberg noemen. Gedurende de zittingen van het congres hield ik toevallig verbiyf in de hoofdstad, waar de leden byeenkwamen. Ik was niet alleen, doch had een vriend van my, een Engelschman, Gresham genaamd, by my. Hy behoorde tot die Britten, die zonder bepaald levensdoel, maar met goed gevulde beurs, overal heen trekken, en die uit verveling gewooniyk bereid zyn, zich voor iedere nieuwe liefhebbery te interesseeren, om toch maar eenige afwisseling te brengen in hun eentonig leven. Het nieuwe stokpaardje van myn vriend was de karakterlezing uit het handschrift, de graphologie, waarin hy het volgens zyn zeggen tamelyk ver gebracht had. Toen hechtte ik al heel weinig aan die wetenschap; later deden de omstandigheden my echter Inzien, dat de toepassing er van door een scherpzinnig en zelfstandig denkend waarnemer uitmuntende diensten kan be wyzen. Den dag vóór de opening van het congres kwamen de diplomaten uit alle landen van Europa byeen. In het geheel waren er zeven hoven vertegenwoordigd. Onder de gevol machtigden bevond zich ook Prins Schatzen berg, wien ik onmiddeliyk een bezoek ging brengen. De Prins woonde in het hotel „Schweizer- hof" en zoodra hy myn kaartje ontving, moest ik by hem komen. Ik vond hem op een canapé liggend en veel verouderd en verminderd, sinds ik hem het laatst gezien had. Hy was echter even vriendeiyk als altyd, en ik behoefde er niet aan te twyfelen, of myn bezoek hem welkom was. Hy maakte zyn verontschuldiging, dat hy niet opstond, stak my zyn vermagerde hand toe en drukte de myne zacht, maar hartelyk. Ik bemerkte, dat hy my de linkerhand reikte. „Het doet my genoegen u weder te zien, mon cher," zeide by. „Excuseer myn linker- haod; myn rechter is verlamd door de jicht. Ik had last gegeven, niemand by my toe te laten, maar dat had natuuriyk geen betrek king op u. Gy *yt my altyd welkom." „Ik verlangde zeer naar u, Prins," ant woordde ik; „het is reeds zoolang geleden, dat wy elkander ontmoet hebben. Ik vrees echter, dat gy u niet zoo wel gevoelt, als ik zou wenschen." „Zoo wel, neenl Ik ben niet zoo jong meer als vroeger, en de laDge reis heeft my geen goed gedaan. Daarby plaagt myn oude kwaal, aangezichtapyn, my weer erg. Ga hier zitteD. Gy hebt er zeker niets tegen, dat ik even een brief afmaakdan kan ik myn secretaris laten vertrekken." Dadelijk by myn binnenkomen had ik dien secretaris zien zitten en tevergeefs al myn scherpzinnigheid in het werk gesteld, om 's mans juiste positie te bepalen. Ix zag hem aan voor een jongmensch van omstreeks dertig jaar, net en eenvoudig gekleed. Toch scheen hy my niet dat toe, wat de Engolschen een „gentleman" noemen. Dit kwam my vreemd voor, daar de secretarissen van den vorst gewooniyk van aristocratische afkomst waren. Verder merkte ik op, dat de schryver, toen de Prins weer begon te dicteeren, zich dicht over het papier boog, alsof hy byziende was. De brief was spoedig af, en toen zeide do Prins: „Dank^u, Maubeuge; nu zal ik u niet langer ophouden. Vóór tien uur heb ik u niet meer noodig." De jonge man stond op, boog voor den Prins en voor my, en verliet met onhoorbare schreden het vertrek. „Myn nieuwe factotum," zeide de Prins, toen de deur achter hem gesloten was, „eo een ware schat." „Hoeveel moeite ik er ook voor doe, ik kan my niet herinneren wie hy is," ant woordde ik. „Dat is zeer begrypelijk; den laataten keer, toen gy by my waart, had ik Frans om my heen. Maar Frans was oen verstokte Frausch man. Voortdurend smachtte hy van verlangen naar zyn dierbaar Frankryk, en alle andere landen schenen hem een woestyn toe, in vorgeiyking daarmede. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 5