Eon lij wenscht eon post opgenomen te zien, •waaruit aanvulling, zoo die noodig is, kan plaats hebben van het kapitaal voor de Bank V3n-Leening, om later geen Raadsbesluit daarvoor noodig te hebben. Het antwoord van B. en Ws. hierop luidt aldus: By Raadsbesluit van 19 Maart 1896, goed gekeurd by Besluit van Ged. Staten van 30 Maart daaraanvolgende, werd by suppletoire begrooting een som van f 8000 ter beschikking gesteld van Comissarissen van de Stads-Bank van-Leening, ten einde te voorzien in de behoefte aan meer bedrijfskapitaal voor die instelling. Over die som werd tot dusverre door Commissarissen niet beschikt. Zy be houden echter de bevoegdheid, om daarover te beschikken tot en met den 30sten Juni 1897. Daarna gaat die bevoegdheid verloren en zou ztf slechts door een nieuw Raads besluit wederom in het leven kunn?n worden geroepen, tenzij overeenkomstig het hier uit gedrukte verlangen, deze post reeds thans op de begrooting voor het jaar 1897 werd gebracht. Het komt echter Burg. en Weths. voor, dat er een veel eenvoudiger middel bestaat, om Commissarissen dor Stads-Bank-van- L^ening blijvend in de gelegenheid te stellen over deze som te beschikken, zonder dat daartoe een nieuw Raadsbesluit noodig is "Wanneer zi) slechts vóór 1 Juli 1897 van hun recht tot beschikking gebruik maken, ook al mochten zy daartoe niet door de be hoefte aan meer bedrijfskapitaal worden ge drongen, dan kan het aldus verkregen geld aanstonds weder by den Gemeente-Ontvanger wordtn gedeponeerd, en behouden zy daarover voortdurend de vrye beschikking, zonder dat daarvoor eenige andere formaliteit noodig is, dan een eenigszins tydige kennisgeving aan voornoemden ambtenaar. Naar aanleiding van het veriangeD van een lid om gevolg te geven aan den wensch van ambtenaren, om huDne vrouwen op te nemen in de door sommigen gewenschte pension- neering, verklaren B. en Ws. gaarne, dat opneming van de vrouwen der ambtenaren in de gemeentelyke pensioen-verordening ook door hen niet ongewenscht wordt geacht. Zy vreszon echter, dat zoodanige regeling de gemeente fiuanciëel te zeer zou bezwaren. Niettemin blijft hunne aandacht by voort during op deze aangelegenheid gevestigd. Yolgens een lid is de bedoeling van de nieuwe kieswet ook, dat de colleges meer zullen samengesteld worden uit vertegen woordigers van de verschillende standen in de maatschappij, waaronder er kunnen zijn, voor wie het aanvaarden van zulke function een bezwaar zal hebben, als zij voor het bywoneu der vergaderingen geen geldelijke vergoeding bekomen. Hy acht het daarom roodig, dat er een post voor presentiegelden voor leden van den gemeenteraad op de be grooting gebracht wordt. B. en Ws. zullen gaarne bereid gevonden worden deze zaak te overwegen, wanneer de gevolgen der nieuwe kieswet ten aanzien van de samenstelling der gemeenteraden het tO:kennen van presentiegelden noodzakelijk maken. Madame la Maréchale. Madame la Maréchale de Ravinel, duchesse de Saragosse, is niemand anders dan Mme Lelèvre, hertogin van Dantzig, alias Mme Sans-Gêne. Dit stuk van Alph. Lemonnier en Louis Péricaud is de oudere zuster van het zoo toegejuichte toonoelwerk van Sardou. Madame la Maréchale dateert van 1891, Mme Sans-Göne van 1894. Over de vraag van na volging of plagiaat is en wordt te Parys geprocedeerd, voor ons kan evenwel die vraag niet veel belang hebben. De beide bewerkin gen van ongeveer hetzelfde thema, met onge ve?r dezelfde personen, bieden punten van overeenkomst aan, maar nog veel meer ver schilpunten. Eigenlijk zyn het twee geheel verschillende, tamelyk qiteenloopende stukken, 6lechts toevallig naast elkaar ontstaan. Mod oordeele Het echtpaar de Ravinel heeft een zoon, Paul, kapitein by het leger. Deze Paul is verliefd op Cécile de Saumonville, dochter van den markies van dien naam, een edelman ancien régime. De jeugdige tweede ecbtgenoot9 van den markies heeft een liaison aange knoopt met M.rtial, vlcomte de Saumonville, neef van den ouden markies, „le dernier espoir de la race". Ojder het voorwendsel Cécile het bof te maken, benadert Martial de stief moeder en bezigt voor zyne schuldige corres pondentie met haar den naam van Paul d i Ravinel. Een zyner brieven wordt ontdekt uoor Bourguignon, den knecht ancien régime vaD den markies, en daarna door de niets vermoedende Cécile. Het arme meisje gelooft aan dien brief en neemt het woord terug, dat zy reeds aan Paul geschonken heeft. Deze is radeloos en wordt ernstig ziek. Zyn ouders willen de zaak tot klaarheid brengen* doch tasten in volslagen ouister rond. Niemand kan hare beweegreden gissen. Toch lekt het uit, door Bourguignon, dat Cécile nog altyd Paul lief heeft, want gedurende zyn ziekte heeft zy dagelyks hem, Bourguignon, naar den zieke gevraagd. Nu tracht Mme de Ravinel uit Bourguignon te weten te komen wat er toch gebeurd moet wezen, en deze deelt als zyn gevoelen mee, dathet is maar een ver onderstelling, datenfin, dat Cécile zich zou moeten schamen voor do burgerlijke manieren en ergerlyke taal van Mme la Maré chale eu dat zy daarom voor do verbintenis is teruggedeinsd. De moeder vindt dien grond aannemeiyk en besluit het geluk van haar zoon niet in den weg te staan. Reeds heeft de keizer by haar echtgenoot er op aange drongen, dat hy zich zou laten scheiden, welnu, thans zal zy zelve dat voorstol her halen en trachten door te zetten om den weg voor het huwelyk te banen. Zy spreekt daar dus met den maarschalk over. Deze geeft geen antwoord, maar roept Paul om hem te laten beslissen. Natuurlyk weigert deze tot dien prys zyn geluk te koopen. Trouwens, zoowel vader als zoon twyfelen er aan of dit de ware reden van Cócile's weigering kan wezener moet iets anders achter schuilen. De eenige, die het raadsel oplosseD kan, is Cécile zelf. De Maréchale wendt zich dus tot haar. Zy vraagt haar of dat waar is, dat zy zich voor haar, als schoon moeder, zou schamen, en als Cécile met warmte ontkent, smeekt zy haar dan toch eindelyk de ware reden te ontvouwen. Eind6lyk zwicht Cécile en overreikt Mme de Ravinel den bewusten bri.f van Martial, geteekend Paul de Ravinel. La Maréchale moet dien brief lezen, o, natuurlyk, wacht even. Zy zal hem lezen. Maar eerst houdt zy hem onderst boven, kykt dan een poosje, maar geeft hem dan goedmoedig terug met het verzook hem maar voor te lezen, want zy kan alleen lezen wat gedrukt is. Cécile leest en Mme de Ravinel is dadelijk van Paul's schuld over tuigd. Zy zal hem dat eens behoorlyk zeggen, maar wordt gedwongen onder eede te beloven aan niemand er over te spreken. Juist is dat geschied, als de markiezin de Saumonville met haren gemaal aankomt, en nu krygt deze schuldige vrouw de volle laag van Madame's gramschap. De markiezin wil zicb trotsch houden en vraagt bewyzen. Niets is gemakkelijker voor la Maréchale en onvoor zichtig genoeg geeft zy den brief, dien Cécile haar toevertrouwd had, dor markiezin in handen. Zonder hem in te zien, werpt deze hem op het vuur. La Maréchale is razend van spijt, nu zy haar bewijsstuk tegenover de markiezin door eigen zorgeloosheid heeft verloren. Na een heftige scène verdwijnen de Saumonville's en vraagt Ravinel zyne vrouw opheldering voor de beleedigiogen, die zy der aanzienlijk» dame heeft toegevoegd. Zy heeft gelijk, zegt zy, volkomen gelyk en kon het voor enkele minuten nog bewyzen, want ze had in haar zak, kyk zóó maar, wat is dat? Nog een papier in haar zak9 "Wat is dat? En zie, o vreugde, het is de brief; zij heeft in vergissing een rekening van de waschvrouw gegeven en die is dus verbrand. Zie dan hier het bewys van de schuld van Paul, voegt zy Ravinel toe, en geeft hem den brief. Maar deze, hem lezende, zegt dadelyk Dat is niet de hand van Paulhy is onschuldig, een ander heeft zyn naam misbruikt. Maar wie? Dat moet nu gezocht worden. Nu is gelukkig, tusschen dat alles door, door den maarschalk ontdekt, dat Martial een samen zweerder is tegen het keizerryk Een brief, di9 hem daarover licht geeft, ontdekt hy in de eigendomsbewijzen, die de oude markies hem ter hand gesteld heeft om door bemid deling van den invloedryken gunsteling van Napoleon weder in het rechtmatig bezit van zyn erfgoed te worden hersteld. Door de schuld van de markiezin is dat gevaarlijke stuk tus schen de perkamenten in geraakt. Ter wille van den markies zal Ravinel den schuldige sparen op voorwaarde, dat hy onmiddellyk Frankrijk verlaat. Intusschen komt la Maré chale met opgestreken zeil by den markies aan huis, met den brief gewapend, om Cóciie te verhalen, dat die niet door Paul geschreven is, en tevens om de markiezin te toonen, dat zy het bewys barer schuld nog ongeschonden bezit. De oude markies bogrypt hier weer mets van en goedhartig als ze is, spreekt la Maréchale dan ook maar in algemeene, voor hetn onbegrypelyke termen. Er is eene groote dame in het spel, hy mag radon wie. En, laat eens zienja, daar heeft hy het bet moet de hertogin de Cramoisin wezen. Juist, precies, hy heeft het altyd wel gedacht die arme hertog, hy heeft er net een gezicht voorl Juist heeft hy deze gewichtige ont dekking tot zyne groote vreugde gedaan, als Martial binnentreedt, die voor zyn vertrek zich zuiveren wil en verklaart de scbryver van dien brief te wezen aan..de hertogin de Cramoisin Nu zyn allen tevreden, vooral d© markies, die niets begrepen heeft, maar zyn goederen van den keizer heeft terugontvangen; het eebtpaar Ravinel, de jonge minnenden, de dienstboden en zelfs de markiezin. Men ziet het: wèl wyken de twee stukken sterk van elkander af, maar toch doen zo sterk aan elkaar denken. In beide toch vindt men; dezelfde karakters van den maarschalk en zyne vrouw, zy het onder andere namen de voorgestelde scheiding en hare behande ling; ginds het schryven, hier het lezen van een brief; den knecht ancien régime, die hier tevens den dansmeester in zich sluit en les geeft in goede manieren, enz., enz. Het stuk van Sardou nu is ongetwyfeld handiger en beter in elkaar gezet dan dat van Lemonnier de opzet bier is zeer zwak. Het gebeele stuk berust op de vergissing met den brief en de onderstelling, dat Cécile nooit het schrift van Paul zou hebben gezien, terwyl ze hem al lang kent (zooals nadrukkelyk blykt), is uiterst zwak en onhandig. Bovendien, uit niets blykt waarom Martial van Paul's naam gebruik maakt, en of de markiezin van die gewoonte kennis draagt. Zoo iets zou Sardou niet doen, daar mag niet een geheel stuk mee staan of vallen. In het algemeen is de waarde van het stuk niet groot. De tegenstelling tusschen den echten ouden edelman en den paryenu -is evenmin oorspronkelijk als persoon ïyk in hare behandeling. Men moet hier telkens onwillekeurig denken aan den markies de la Seiglière, het onsterflijke type, dat myien ver boven dezen markies staat. Daar de mooie, geestige figuur ait de comédie, hier de caricatuur, het volslagen paskwil van de klucht. Die slechte nabootsing moge geheel toevallig zyn, zy is soms in het oog vallend verdacht. Of is het voortdurend spreken van „Meneer Buonaparte" hier niet eveneens aan gebracht als daar? Keert in den Seiglière de markies na de waarschuwende woorden van Bernard niet om als een blad van een boom, om te verklaren, dat de grond onder zyne voeten gloeit en zy op eeD vulkaan loopen, evenals hi:r Bourguignon het nouveau régime gaat pryzen, nu Prunelle hem er op gewezen heeft boe voordeelig het is, dat de revolutie allen gelyk gemaakt heeft? En nog sterker: De markies hier zal naar den keizer gaan en hem zeggen: „Voire code a du bon"; wat is dat anders dan de heerlyke uiting van de la S:iglière: ,Zy hebben van myn afwezig heid gebruik gemaakt, om een wetboek in elkaar te flansen Maar genoeg, het stuk moge fouten hebben, het bezit althans één deugd, het is zeer ver- makelyk en er komen werkeiyk «geestige ge zegden in voor. Het laatste bedryf traineert en is slecht van compositie, maar men moet lachen en wie de kunst verstaan heeft zyne hoorders daartoe te dwingen heeft geen ver- geefsche arr.eid verricht. Het spel was in het algemeen zeer goed. Mm& Descbawps (la Maréchale) was een echte vrouw uit het volk, levendig, ruw waar het noodig was, niet senti menteel, maar met verve en gloeJ ba.ir dankbare taak volbrengende. Mr. Henri De schamps (de markies de Saumonville) was een kostelyke verschijning. Zijn spel was wel niet vry van overoryving in enkele oogen- blikken, maar de schuld van deze te sterk-j nuance ligt meer by den schrijver dan by den acteur. Mr. Borell (de maarschalk de Ravinel) was prachtig als de soldaat van fortuiQ, de tot maarschalk opgestegen sergeant. Zyn intelligente kop, zyn fo:sch, karaktervol spel maak:© bem tot een der beste verschy- ningen. Terecht ve. klaarde de oude markies in zijn schrik steeds van hem„II est brusque" 1 Mr. Paul Eimond (Bourguignon) was voor tnffelyk. Zyn vertolking was geestig, fijnen weloverdacht. Aar rig stond hem Mllw Maurel als soubrette ter zyde. De overigen waren te onbeduidend en te middelmatig om iels over te zeggen. Als lever de rideau ging een tooneeltje uit Le Mercuro; les Bav.,rdes, waarvan de verzen vloeiend en vlot gezegd werden Publiek was er zeer weinig, maar dat weinige heeft zich klaaroJykelyk goed geamuseerd, want met Wiirme toejuichingen werden de artisten her haaldelyk, zells by open doek, ttruggtroepen. v. B Uit. de „Staatscourant". Kon besla it.e n. Benbemd J Hom Ademn tot burgemeester dei gemeente Hnrlingen. Beuocmd met ingang van 31 dezei tot burge- uieestei van Driel. C. Van Haaren. en tot id. van Bom, F. J. Aleuffels. mei ingang van 1 Nov. a. s tot id van Delft, F. Al De Vries van Heyat. Aan den ofliciei van administratie 2de kl. A. A. Pecreboom Voller vergunning verleend tot liet in Oost lodië waarnemen van een particuliere be trekking. buiten liet zeewezen, voor den tijd van een jaar, ingaande 16 December 1896, onder stil stand van non-activiteits-traktemenl eo zonder op klimming in de ranglijst Pensioen verleend aan C. G Huyer, wed. J. G. Berlijn, brievenbesteller, f 260; N Krijn en, wed. J. Dros. commies 3de kl. bij 'sRijks belastingen, f 227. G. S. Witteveen, wed B. j. Zijlstra rijks veldwachter brigadier), ISM; M M Hartevelt, wed J W. P. Kluit, directeur van hel postkantoor te Allen aan den Rijn. 2C0; F. Neomagus, commies lstc kl. bij 'sRijks belastingen, /"426. B A. Van Rietschoten, deurwaarder bij 's Rijks belastingen, 775, met intrekking van bet hem bij koninklijk besluit dd 23 Maart 1896 verleend pensioen van ƒ737, T. Walborg of T. i'. Walburg, wod. van den broeder der orde van den Nederlandse-beu Leeuw II J. Schuurs. f 100 'sjaars Aan don beer A D. Rumling, op zijn verzoek, met ingang van 1 November a. s., eervol ontslag verleend als notaris to Amsterdam De heer Taco Mesdag,kunstschilder, te s-Graven- hage, buiten bezwaar van 'sliyks schatkist, be noemd tot Nederlnndschen Regeeringscommissaris voor de afdeehng Schoone Kunsten van do in 1897 te Brussel te houden internationale tentoonstelling, ton einde de belangen der Nederiandscli6 kunste naars aldaar te behartigen. Ho' telegraafkantoor in bet station van de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoor wegen te Bodegraven woidt. te reeknen van 1 Nov. aanst, met een dagelylcschen dienst van 7a/A tot 93/h uur's voormiddags, van lU'/s uur voor tot 2'/2 uur 'snamiddags en van 3'/ tot 7J'., uur 's nam. voor bet algemeen verkeer geopend. Het zal onvoorwaardelijk open zijn voor de aanbieding van telegrammen, doch voor de aflevering van tijdingen slechts in zoover als deze van de aan wijzing „Station re3iant" zyo voorzien. Gemeenteraad van Woord wijk. Zitting van gisteravond. De vergadering werd te acht uren geopend in tegenwoordigheid van alle leden, behalve van den heer G. Van Eden, afwezig wegens voortdurende ongesteldheid. Na lezing en goeokeuring der notulen, kwam o. m. ter tafel een adres van den heer H A. Mens, boekhouder, waarin deze den Raad verzoekt hem voor de aanstaande winter maanden, en wel des Maandags en Zaterdags avonds de teekenschool ten gebruike af te staan voor het Louden van een leercursus in handelsrwkenen, handelsrecht en boek houden, en hom kosteloos vuur en licht te verschaffen. De heer Mens wy$t op de groote behoefte in deze gemeente aan zulk een cursus en het belang er van voor vele jongelieden. Dit verzoek is eerst Woensdag ingekomen; het staat daardoor niet op de agenda en is ook niet in een wethouders vergadering be handeld. Niettemin gelooft de Voorzitter, dat het zonder bezwaar in (leze vergadering kan worden behandeld. Spr. vraagt het oordeel van den heer Van Konynenburg. Deze vraagt of het de bedoeling is van den heer Mens, om het bedoelde onderwys gratis te geven, waarop de Voorzitter antwoordt dit te betwyfelon, en de heer Van der Weyden meedeelt, van den heer Mens zeiven vernomen te hebben, dat de prfls, dien hy voor een les in rekening zal brengen, miniem zal zyn. Dit in aanmerkiDg nemende, gelooft 6preker, die ook het belang van den cursus in het licht stelt, dat er geen bezwaar tegen kan zyn, adressant gratis vuur en licht te ver schaffen. Ook de heer C. Alkemade heeft geen be zwaar tegen deze gratis-verschaffing. De Raad kan afzien, hoe de zaak loopt en zou later naar bevind hiervan kunnen handelen. De heer Parlovliet vraagt of het officieel is, dat de lessen slechts tegen zulk een miniemen prys als de heer v. d. Weyden noemde, zullen worden gegeven; anders zou spr. willen voorstellen, dat de teekenschool aan den heer Mens werd afgestaan onder bepaling door den Raad van een matigen prys der lessen. De Voorzitter acht zulk een bepaling on- noodig. Wil de heer Mens veel deelneming hebben, dan zal hy zelf zich wel verplicht zien een kleinen prys in rekening te brengen. De heèr Van der Weyden beaamt dit en zegt, dat by zyn mededeeling omtrent den prys van den heer Mens zeiven heeft ont vangen. Na nog eenige discussie wordt op het ver zoek van den heer Mens gunstig beschikt. Voorts komt ter tafel een adres van inge zetenen der gemeente, waarin wordt gewezen op den slechten toestand der Schiestraat, voor zoover de losplaats aan het Scbie betreft, een toestand, die vooral oy het vervoer van mest, hun doet denken aan een modderpoel. Hun verzoek is, dezen weg, een der drukst gebruikte, te bestraten. B. 0D Ws. beamen in huD advies aan den Raad, dat e9n verbetering van den toestand nuttig en noodig zou zyn, doch betwijfelden of ze vaD dringenden aard is. Van dit ge voelen uitgaande en in aanmerking nemende, dat de toestand der gemeente-financiën een dergelyke uitgaaf nog niet toelaat, stellen zy daarom voor, deze zaak aar» te houden. De heer Van der Weyden acht het verzoek van adressanten niet ongegrond; z. i. kan er wel iets ter verbetering gedaan worden; hy noemt bestrating van het voetpad. De Voo zitter merkt op, dat op de begroo ting voor 1897 verscheidene posten, ook die voor bestrating, matig geraamd zyn, om niet met een deficit te sluiten, en is van meening, dat de toestand van de Doezastraat en ce nieuwe losplaats eer onhoudbaar is te noemen als de Scheistraat, ontkennende hiermee ech ter volstrekt niet, dat een verbetering van deze straat zeer gewenscht is. Het denkbeeld van den heer Van der Weyden, om een ver hoogd voetpad te maken, zullen B. en Ws. echter gaarne in overweging nemen, al ver moedt spr., dat hieraan het bezwaar is ver- 1 onden, dat dan het overblyvende van den weg voor passage te smal wordt. Het raadslid, de heer De Groot deelt het gevoelen van B. en Ws. om de zaak aan te hou den, op de door hen aangevoerde gronden; naar zyn meening is met veel minder kosten in den toestand te voorzien, door den bagger van den weg te doen afschrappen. Na nog eenige discussie, waarby ook de heer C. Alkemade op den slechten toestand van den weg wees, kwam in stemming het voorstel van den hew Van der Weyden, om een verhoogd voetpad te maken, indien het overblijvende gedeelte van den weg nog breed genoeg is voor de passage. Dit voorstel werd met 6 tegen 4 stemmen verworpen. Tegen waren hebben we de namen goed verstaan de heeren Parlevliet, Hoogeveen, Ammerlaan, De Groot, Homan en A. W. Alkemade. Het voorstel van B. en Ws. werd daarna aangenomen. Vervolgens kwam ter tafel het voorstel van B. en Ws., om, nu de nachtwaker Van der Weyden, wegens te weinig bezoldiging, zyn ontslag heeft genomen, in zyn plaats een persoon voor f 8 's weeks aan te stellen, die tevens gedurende het badseizoen als politie agent aan het strand zal dienst doen, en belast zal worden met het schoonhouden der straten en wegen, zoowel te Noordwyk aan Zee als te Noordwyk-Binnen Door de aan stelling van een dergelyk persoon zou de losse wegwerker Zandbergen in Noordwyk- Binnen dan overboiig worden. Naar de meening van B. en Ws. zou door de aanneming van hun voorstel by een weinig meerdere uitgaaf veel verbetering worden tot stand gobracht. De heeren C. Alkemade en Van der Weyden gelooven, dat die verbetering illusoir zal blyken te zyn, en de diensten, die do nic-uw aan te stellen functionaris in Noordwyk Binnen zal verrichten, bitter weinig zal wezen. Huns inziens zal Zambergen, dien de heer Van der Wbyden pryst om zyn yver en trouwe plichts betrachting, niet kunnen worden gemist. Na verdediging van het voorstel van B. en Ws. door den Voorzitter, die daarby er op wees, hoe noodig het is, dat gedurende het badseizoen voortdurerid door de politie aan het strand worde gesurveilleerd en aan dezen eisch kan worden voldaan, indien de aan te stellen nachtwaker den gemeenteveldwachter by diens ontstentenis vervangt, werd het voorstel van B. en Ws. in stemming gebracht en aangonomen met 7 tegen 3 stemmen, die der heeren C. Alkemade, v. d. Weyden en A. Alkemade. De hoofdschotel der agenda was de begroo ting. By de algemeene beschouwingen hier over, zeide de heer Parlevliet, tevergeefs ge zocht te hebben naar een post van f 500 voor kapitaalbelegging op het Grootboek, waartoe in een vorige vergadering het besluit was genomen. De Voorzitter antwoordde hierop, dat het niet mogeiyk was geweest zulk een post uit te trekken, al waren de uitgaven ook zuinig, geraamd en al was de post voor wegen en voet paden aanzienlijk lager dan de beide vorige jaren. De heer Alkemade bevestigde, dat er een raadsbesluit is, waarby bepaald werd, dat f 500 zou worden belegd, en dit besluit moet worden gehandhaafd. De Voorzitter meent, dat het niet aangaat te leefien", om geld op het.grootboek te brengen. Hy laat 'echter den Raad over by de behan deling der begrooting te beoordeelen op welke posten nog kan worden bezuinigd. Voordat tot de artikelsgewyze behandeling werd overgegaan, vroeg nog het raadslid, de heer De Groot het woora, om te wflzen op ergerlyke toestanden, waarin de bewoners van de werkmanswoningen in de Bronckhorst straat van af de werkinrichting tot de Piqué- straat verkeeren ten gevolge van gemis aan goeden waterafvoer by die woningen. In wel gekozen bewoordingen en in schrille kleuren teekende spreker dien toestand, die zeer op den werkmansstand drukt en drong aan op verbetering. De Voorzitter deelde het gevoelen van den heer De Groot, dat deze „misstanden" mooten worden opgeheven, en gaf zyn voornemen te kennen, om in dezen winUr de commissie voor de rioleering byeen te roepen. Ook aan sprekers aandacht waren deze toestanden niet ontgaan. Gemengd IVienws. Naar wy vernemen, heeft de Gymnastiek- en Schermvereeniging „Sparta" het plan opgevat om eerstdaags oene soirée met bal te geven in de Stadszaal (foyer), met introductie, ter herdenking van haar 14-jarig bestaaD. Door een bier ter stede gesta- tionneera ryksTeldwachter-briga lier titulair is procos verbaal opgemaakt tegen een persoon, die, na door bedoelden veldwachter uit een koffiehuis te zyn verwyderd, dezen in het gezicht sloeg, waardoor by een bloedend wondje aan den neus bekwam; ook werden hem eenige beleedigende woorden toegevo gd, terwyl zyn jas op sommige plaatsen werd stukgetrokken. De 2,/1jartge P. L. geraakte by do eendenkom in de Zoeterwoudsche singelgracht, en werd gered door den aldaar passeerenien wielrijder Johannes Beg, die zich daarcoe ge kleed te water begaf De levensgeesten warer* nog niet geweken, zoodat het knaapje, naar huis gedragen en vervolgens in een woll6Q deken gewikkeld zynde, volgens advies van den inmiddels ontboden geneesheer niet in gevaar verkeerde. Door de zorg der politie zyn gis- teren twee minderjarige jongens uit Utrecht, die voor den dienst by de Kweekschool voor Zeevaart alhier afgekeurd waren, naar hunne woonplaats teruggeleid, terwyl drie minder jarigen, uit Leiden, die zich te 's-Gravenhage by de politie aanmelddon als zynde zonder geld of middel van besta id, naar Leiden wer den getransporteerd. Naar wy vernemen, is de Turndag van het gewest Zuid Holland van het Neder- landsch Gymnastiek-Verbond, welke a. s. Zondag alhier gehouden zou worden, door byzondere omstandigheden 14 dagen uitge steld en alzoo bepaald op 8 November. Gisteren heeft de heer F. A. Verster van Wulverhorst zyn twintigduizendsle stuk wild geschoten. Is z(jn naam, en die van zyn vader, den heer A. H. Yerster van Wulverhor6t (die o. a. met medewerking van professor Schlegel het z. g. „Yalkenwerk" schreef) klassiek in de Nederlandsche jacht- literatuur; aardig dunkt 't ons toch nu te vermelden dat deze krasse zeventigjarige zyn 20,000ste stuk wild in Katwyks duinen mocht schieten, en.dat dit een mooie patrys was. Zyn jachtgezellen waren de heeren T. A. O. De Ridder, burgemeester van Katwyk, en C. Tieleman, van Leiden. In ons blad is in vroeger jaren melding gemaakt van het feit, dat de méér dan tachtig jarige vader van den heer Yerster op een zflner jaardagen nog een stuk wild mocht bemachtigen. Eindigen wy met deDzelfden slotzin, waarin wy toentyds den wensch uitten, dat ook deze krasse Nimrod nog lang moge gespaard biy- ven voor het lood van dien jager, die ons allen ook zeker eens treffen moet. Op de Paardenmarkt te Haarlem- mermeer zyn den 22sten October aangevoerd 330 paarden en hitten, voorts 1 stier, 1 koe en 4 vaarzen. Dd handel was traag. Men schryft ons heden uit Hi 1- legom: Gisteravond had alhier in het café van den heer Staats een vergadering plaats, uitgeschreven door de Haarlemsche vereeni- ging „Door samenwerking verbetering", waarop alle bloennstknechts waren uitgenoo- digd De opkomst was echter zeer gering. Nadat door den voorzitter de vergadering was geopend, gaf hy het woord aan den spreker voor dezen avond, den heer J. Hof land, uit Haarlem, over het onderwerp; „Waarom vereemgd?" Spr. wees er op, dat de bloemistknechts tot nog toe zoo geheel op zichzel ven stonden, in plaats van samen te werken. „Het loon, dat op Hillegom wordt uitbetaald.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 2