Eon lij wenscht eon post opgenomen te
zien, •waaruit aanvulling, zoo die noodig is,
kan plaats hebben van het kapitaal voor de
Bank V3n-Leening, om later geen Raadsbesluit
daarvoor noodig te hebben.
Het antwoord van B. en Ws. hierop luidt
aldus:
By Raadsbesluit van 19 Maart 1896, goed
gekeurd by Besluit van Ged. Staten van 30
Maart daaraanvolgende, werd by suppletoire
begrooting een som van f 8000 ter beschikking
gesteld van Comissarissen van de Stads-Bank
van-Leening, ten einde te voorzien in de
behoefte aan meer bedrijfskapitaal voor die
instelling. Over die som werd tot dusverre
door Commissarissen niet beschikt. Zy be
houden echter de bevoegdheid, om daarover
te beschikken tot en met den 30sten Juni
1897. Daarna gaat die bevoegdheid verloren
en zou ztf slechts door een nieuw Raads
besluit wederom in het leven kunn?n worden
geroepen, tenzij overeenkomstig het hier uit
gedrukte verlangen, deze post reeds thans
op de begrooting voor het jaar 1897 werd
gebracht.
Het komt echter Burg. en Weths. voor,
dat er een veel eenvoudiger middel bestaat,
om Commissarissen dor Stads-Bank-van-
L^ening blijvend in de gelegenheid te stellen
over deze som te beschikken, zonder dat
daartoe een nieuw Raadsbesluit noodig is
"Wanneer zi) slechts vóór 1 Juli 1897 van
hun recht tot beschikking gebruik maken,
ook al mochten zy daartoe niet door de be
hoefte aan meer bedrijfskapitaal worden ge
drongen, dan kan het aldus verkregen geld
aanstonds weder by den Gemeente-Ontvanger
wordtn gedeponeerd, en behouden zy daarover
voortdurend de vrye beschikking, zonder dat
daarvoor eenige andere formaliteit noodig is,
dan een eenigszins tydige kennisgeving aan
voornoemden ambtenaar.
Naar aanleiding van het veriangeD van een
lid om gevolg te geven aan den wensch van
ambtenaren, om huDne vrouwen op te nemen
in de door sommigen gewenschte pension-
neering, verklaren B. en Ws. gaarne, dat
opneming van de vrouwen der ambtenaren
in de gemeentelyke pensioen-verordening ook
door hen niet ongewenscht wordt geacht. Zy
vreszon echter, dat zoodanige regeling de
gemeente fiuanciëel te zeer zou bezwaren.
Niettemin blijft hunne aandacht by voort
during op deze aangelegenheid gevestigd.
Yolgens een lid is de bedoeling van de
nieuwe kieswet ook, dat de colleges meer
zullen samengesteld worden uit vertegen
woordigers van de verschillende standen in
de maatschappij, waaronder er kunnen zijn,
voor wie het aanvaarden van zulke function
een bezwaar zal hebben, als zij voor het
bywoneu der vergaderingen geen geldelijke
vergoeding bekomen. Hy acht het daarom
roodig, dat er een post voor presentiegelden
voor leden van den gemeenteraad op de be
grooting gebracht wordt.
B. en Ws. zullen gaarne bereid gevonden
worden deze zaak te overwegen, wanneer de
gevolgen der nieuwe kieswet ten aanzien van
de samenstelling der gemeenteraden het
tO:kennen van presentiegelden noodzakelijk
maken.
Madame la Maréchale.
Madame la Maréchale de Ravinel, duchesse
de Saragosse, is niemand anders dan Mme
Lelèvre, hertogin van Dantzig, alias Mme
Sans-Gêne. Dit stuk van Alph. Lemonnier en
Louis Péricaud is de oudere zuster van het
zoo toegejuichte toonoelwerk van Sardou.
Madame la Maréchale dateert van 1891, Mme
Sans-Göne van 1894. Over de vraag van na
volging of plagiaat is en wordt te Parys
geprocedeerd, voor ons kan evenwel die vraag
niet veel belang hebben. De beide bewerkin
gen van ongeveer hetzelfde thema, met onge
ve?r dezelfde personen, bieden punten van
overeenkomst aan, maar nog veel meer ver
schilpunten. Eigenlijk zyn het twee geheel
verschillende, tamelyk qiteenloopende stukken,
6lechts toevallig naast elkaar ontstaan. Mod
oordeele
Het echtpaar de Ravinel heeft een zoon,
Paul, kapitein by het leger. Deze Paul is
verliefd op Cécile de Saumonville, dochter
van den markies van dien naam, een edelman
ancien régime. De jeugdige tweede ecbtgenoot9
van den markies heeft een liaison aange
knoopt met M.rtial, vlcomte de Saumonville,
neef van den ouden markies, „le dernier espoir
de la race". Ojder het voorwendsel Cécile
het bof te maken, benadert Martial de stief
moeder en bezigt voor zyne schuldige corres
pondentie met haar den naam van Paul
d i Ravinel. Een zyner brieven wordt ontdekt
uoor Bourguignon, den knecht ancien régime
vaD den markies, en daarna door de niets
vermoedende Cécile.
Het arme meisje gelooft aan dien brief
en neemt het woord terug, dat zy reeds aan
Paul geschonken heeft. Deze is radeloos en
wordt ernstig ziek. Zyn ouders willen de
zaak tot klaarheid brengen* doch tasten in
volslagen ouister rond. Niemand kan hare
beweegreden gissen. Toch lekt het uit, door
Bourguignon, dat Cécile nog altyd Paul lief
heeft, want gedurende zyn ziekte heeft zy
dagelyks hem, Bourguignon, naar den zieke
gevraagd. Nu tracht Mme de Ravinel uit
Bourguignon te weten te komen wat er toch
gebeurd moet wezen, en deze deelt als zyn
gevoelen mee, dathet is maar een ver
onderstelling, datenfin, dat Cécile zich
zou moeten schamen voor do burgerlijke
manieren en ergerlyke taal van Mme la Maré
chale eu dat zy daarom voor do verbintenis is
teruggedeinsd. De moeder vindt dien grond
aannemeiyk en besluit het geluk van haar
zoon niet in den weg te staan. Reeds heeft
de keizer by haar echtgenoot er op aange
drongen, dat hy zich zou laten scheiden,
welnu, thans zal zy zelve dat voorstol her
halen en trachten door te zetten om den weg
voor het huwelyk te banen. Zy spreekt daar
dus met den maarschalk over. Deze geeft
geen antwoord, maar roept Paul om hem te
laten beslissen. Natuurlyk weigert deze tot
dien prys zyn geluk te koopen.
Trouwens, zoowel vader als zoon twyfelen
er aan of dit de ware reden van Cócile's
weigering kan wezener moet iets anders
achter schuilen. De eenige, die het raadsel
oplosseD kan, is Cécile zelf. De Maréchale
wendt zich dus tot haar. Zy vraagt haar of
dat waar is, dat zy zich voor haar, als schoon
moeder, zou schamen, en als Cécile met
warmte ontkent, smeekt zy haar dan toch
eindelyk de ware reden te ontvouwen. Eind6lyk
zwicht Cécile en overreikt Mme de Ravinel
den bewusten bri.f van Martial, geteekend
Paul de Ravinel. La Maréchale moet dien
brief lezen, o, natuurlyk, wacht even. Zy zal
hem lezen. Maar eerst houdt zy hem onderst
boven, kykt dan een poosje, maar geeft hem
dan goedmoedig terug met het verzook hem
maar voor te lezen, want zy kan alleen lezen
wat gedrukt is. Cécile leest en Mme de
Ravinel is dadelijk van Paul's schuld over
tuigd. Zy zal hem dat eens behoorlyk zeggen,
maar wordt gedwongen onder eede te beloven
aan niemand er over te spreken. Juist is dat
geschied, als de markiezin de Saumonville
met haren gemaal aankomt, en nu krygt
deze schuldige vrouw de volle laag van
Madame's gramschap. De markiezin wil zicb
trotsch houden en vraagt bewyzen. Niets is
gemakkelijker voor la Maréchale en onvoor
zichtig genoeg geeft zy den brief, dien Cécile
haar toevertrouwd had, dor markiezin in
handen.
Zonder hem in te zien, werpt deze hem op
het vuur. La Maréchale is razend van spijt,
nu zy haar bewijsstuk tegenover de markiezin
door eigen zorgeloosheid heeft verloren. Na
een heftige scène verdwijnen de Saumonville's
en vraagt Ravinel zyne vrouw opheldering
voor de beleedigiogen, die zy der aanzienlijk»
dame heeft toegevoegd. Zy heeft gelijk,
zegt zy, volkomen gelyk en kon het voor
enkele minuten nog bewyzen, want ze had
in haar zak, kyk zóó maar, wat is
dat? Nog een papier in haar zak9 "Wat is
dat? En zie, o vreugde, het is de brief; zij
heeft in vergissing een rekening van de
waschvrouw gegeven en die is dus verbrand.
Zie dan hier het bewys van de schuld van
Paul, voegt zy Ravinel toe, en geeft hem den
brief. Maar deze, hem lezende, zegt dadelyk
Dat is niet de hand van Paulhy is onschuldig,
een ander heeft zyn naam misbruikt. Maar
wie? Dat moet nu gezocht worden. Nu is
gelukkig, tusschen dat alles door, door den
maarschalk ontdekt, dat Martial een samen
zweerder is tegen het keizerryk Een brief,
di9 hem daarover licht geeft, ontdekt hy in
de eigendomsbewijzen, die de oude markies
hem ter hand gesteld heeft om door bemid
deling van den invloedryken gunsteling van
Napoleon weder in het rechtmatig bezit van
zyn erfgoed te worden hersteld. Door de schuld
van de markiezin is dat gevaarlijke stuk tus
schen de perkamenten in geraakt. Ter wille
van den markies zal Ravinel den schuldige
sparen op voorwaarde, dat hy onmiddellyk
Frankrijk verlaat. Intusschen komt la Maré
chale met opgestreken zeil by den markies
aan huis, met den brief gewapend, om Cóciie
te verhalen, dat die niet door Paul geschreven
is, en tevens om de markiezin te toonen, dat
zy het bewys barer schuld nog ongeschonden
bezit. De oude markies bogrypt hier weer
mets van en goedhartig als ze is, spreekt la
Maréchale dan ook maar in algemeene, voor
hetn onbegrypelyke termen. Er is eene groote
dame in het spel, hy mag radon wie. En,
laat eens zienja, daar heeft hy het
bet moet de hertogin de Cramoisin wezen.
Juist, precies, hy heeft het altyd wel gedacht
die arme hertog, hy heeft er net een gezicht
voorl Juist heeft hy deze gewichtige ont
dekking tot zyne groote vreugde gedaan, als
Martial binnentreedt, die voor zyn vertrek
zich zuiveren wil en verklaart de scbryver
van dien brief te wezen aan..de hertogin de
Cramoisin Nu zyn allen tevreden, vooral d©
markies, die niets begrepen heeft, maar zyn
goederen van den keizer heeft terugontvangen;
het eebtpaar Ravinel, de jonge minnenden,
de dienstboden en zelfs de markiezin.
Men ziet het: wèl wyken de twee stukken
sterk van elkander af, maar toch doen zo
sterk aan elkaar denken. In beide toch vindt
men; dezelfde karakters van den maarschalk
en zyne vrouw, zy het onder andere namen
de voorgestelde scheiding en hare behande
ling; ginds het schryven, hier het lezen van
een brief; den knecht ancien régime, die hier
tevens den dansmeester in zich sluit en les
geeft in goede manieren, enz., enz. Het stuk
van Sardou nu is ongetwyfeld handiger en
beter in elkaar gezet dan dat van Lemonnier
de opzet bier is zeer zwak. Het gebeele stuk
berust op de vergissing met den brief en de
onderstelling, dat Cécile nooit het schrift van
Paul zou hebben gezien, terwyl ze hem al
lang kent (zooals nadrukkelyk blykt), is uiterst
zwak en onhandig. Bovendien, uit niets blykt
waarom Martial van Paul's naam gebruik
maakt, en of de markiezin van die gewoonte
kennis draagt. Zoo iets zou Sardou niet
doen, daar mag niet een geheel stuk mee
staan of vallen. In het algemeen is de waarde
van het stuk niet groot. De tegenstelling
tusschen den echten ouden edelman en den
paryenu -is evenmin oorspronkelijk als persoon
ïyk in hare behandeling. Men moet hier
telkens onwillekeurig denken aan den markies
de la Seiglière, het onsterflijke type, dat
myien ver boven dezen markies staat. Daar
de mooie, geestige figuur ait de comédie, hier
de caricatuur, het volslagen paskwil van de
klucht. Die slechte nabootsing moge geheel
toevallig zyn, zy is soms in het oog vallend
verdacht. Of is het voortdurend spreken van
„Meneer Buonaparte" hier niet eveneens aan
gebracht als daar? Keert in den Seiglière de
markies na de waarschuwende woorden van
Bernard niet om als een blad van een boom,
om te verklaren, dat de grond onder zyne
voeten gloeit en zy op eeD vulkaan loopen,
evenals hi:r Bourguignon het nouveau régime
gaat pryzen, nu Prunelle hem er op gewezen
heeft boe voordeelig het is, dat de revolutie
allen gelyk gemaakt heeft? En nog sterker:
De markies hier zal naar den keizer gaan en
hem zeggen: „Voire code a du bon"; wat
is dat anders dan de heerlyke uiting van de
la S:iglière: ,Zy hebben van myn afwezig
heid gebruik gemaakt, om een wetboek in
elkaar te flansen
Maar genoeg, het stuk moge fouten hebben,
het bezit althans één deugd, het is zeer ver-
makelyk en er komen werkeiyk «geestige ge
zegden in voor. Het laatste bedryf traineert
en is slecht van compositie, maar men moet
lachen en wie de kunst verstaan heeft zyne
hoorders daartoe te dwingen heeft geen ver-
geefsche arr.eid verricht.
Het spel was in het algemeen zeer
goed. Mm& Descbawps (la Maréchale) was
een echte vrouw uit het volk, levendig,
ruw waar het noodig was, niet senti
menteel, maar met verve en gloeJ ba.ir
dankbare taak volbrengende. Mr. Henri De
schamps (de markies de Saumonville) was
een kostelyke verschijning. Zijn spel was wel
niet vry van overoryving in enkele oogen-
blikken, maar de schuld van deze te sterk-j
nuance ligt meer by den schrijver dan by
den acteur. Mr. Borell (de maarschalk de
Ravinel) was prachtig als de soldaat van
fortuiQ, de tot maarschalk opgestegen sergeant.
Zyn intelligente kop, zyn fo:sch, karaktervol
spel maak:© bem tot een der beste verschy-
ningen. Terecht ve. klaarde de oude markies
in zijn schrik steeds van hem„II est brusque" 1
Mr. Paul Eimond (Bourguignon) was voor
tnffelyk. Zyn vertolking was geestig, fijnen
weloverdacht. Aar rig stond hem Mllw Maurel
als soubrette ter zyde. De overigen waren
te onbeduidend en te middelmatig om iels
over te zeggen.
Als lever de rideau ging een tooneeltje uit
Le Mercuro; les Bav.,rdes, waarvan de verzen
vloeiend en vlot gezegd werden Publiek was
er zeer weinig, maar dat weinige heeft zich
klaaroJykelyk goed geamuseerd, want met
Wiirme toejuichingen werden de artisten her
haaldelyk, zells by open doek, ttruggtroepen.
v. B
Uit. de „Staatscourant".
Kon besla it.e n. Benbemd J Hom Ademn
tot burgemeester dei gemeente Hnrlingen.
Beuocmd met ingang van 31 dezei tot burge-
uieestei van Driel. C. Van Haaren. en tot id.
van Bom, F. J. Aleuffels. mei ingang van 1 Nov.
a. s tot id van Delft, F. Al De Vries van Heyat.
Aan den ofliciei van administratie 2de kl. A. A.
Pecreboom Voller vergunning verleend tot liet in
Oost lodië waarnemen van een particuliere be
trekking. buiten liet zeewezen, voor den tijd van
een jaar, ingaande 16 December 1896, onder stil
stand van non-activiteits-traktemenl eo zonder op
klimming in de ranglijst
Pensioen verleend aan C. G Huyer, wed. J. G.
Berlijn, brievenbesteller, f 260; N Krijn en, wed.
J. Dros. commies 3de kl. bij 'sRijks belastingen,
f 227. G. S. Witteveen, wed B. j. Zijlstra rijks
veldwachter brigadier), ISM; M M Hartevelt,
wed J W. P. Kluit, directeur van hel postkantoor
te Allen aan den Rijn. 2C0; F. Neomagus, commies
lstc kl. bij 'sRijks belastingen, /"426. B A. Van
Rietschoten, deurwaarder bij 's Rijks belastingen,
775, met intrekking van bet hem bij koninklijk
besluit dd 23 Maart 1896 verleend pensioen van
ƒ737, T. Walborg of T. i'. Walburg, wod. van den
broeder der orde van den Nederlandse-beu Leeuw
II J. Schuurs. f 100 'sjaars
Aan don beer A D. Rumling, op zijn verzoek,
met ingang van 1 November a. s., eervol ontslag
verleend als notaris to Amsterdam
De heer Taco Mesdag,kunstschilder, te s-Graven-
hage, buiten bezwaar van 'sliyks schatkist, be
noemd tot Nederlnndschen Regeeringscommissaris
voor de afdeehng Schoone Kunsten van do in 1897
te Brussel te houden internationale tentoonstelling,
ton einde de belangen der Nederiandscli6 kunste
naars aldaar te behartigen.
Ho' telegraafkantoor in bet station van de
Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoor
wegen te Bodegraven woidt. te reeknen van 1 Nov.
aanst, met een dagelylcschen dienst van 7a/A tot
93/h uur's voormiddags, van lU'/s uur voor tot 2'/2
uur 'snamiddags en van 3'/ tot 7J'., uur 's nam.
voor bet algemeen verkeer geopend. Het zal
onvoorwaardelijk open zijn voor de aanbieding
van telegrammen, doch voor de aflevering van
tijdingen slechts in zoover als deze van de aan
wijzing „Station re3iant" zyo voorzien.
Gemeenteraad van Woord wijk.
Zitting van gisteravond.
De vergadering werd te acht uren geopend
in tegenwoordigheid van alle leden, behalve
van den heer G. Van Eden, afwezig wegens
voortdurende ongesteldheid.
Na lezing en goeokeuring der notulen,
kwam o. m. ter tafel een adres van den heer
H A. Mens, boekhouder, waarin deze den
Raad verzoekt hem voor de aanstaande winter
maanden, en wel des Maandags en Zaterdags
avonds de teekenschool ten gebruike af te
staan voor het Louden van een leercursus
in handelsrwkenen, handelsrecht en boek
houden, en hom kosteloos vuur en licht te
verschaffen. De heer Mens wy$t op de groote
behoefte in deze gemeente aan zulk een cursus
en het belang er van voor vele jongelieden.
Dit verzoek is eerst Woensdag ingekomen;
het staat daardoor niet op de agenda en is
ook niet in een wethouders vergadering be
handeld. Niettemin gelooft de Voorzitter, dat
het zonder bezwaar in (leze vergadering kan
worden behandeld. Spr. vraagt het oordeel van
den heer Van Konynenburg.
Deze vraagt of het de bedoeling is van den
heer Mens, om het bedoelde onderwys gratis
te geven, waarop de Voorzitter antwoordt dit
te betwyfelon, en de heer Van der Weyden
meedeelt, van den heer Mens zeiven vernomen
te hebben, dat de prfls, dien hy voor een les
in rekening zal brengen, miniem zal zyn.
Dit in aanmerkiDg nemende, gelooft 6preker,
die ook het belang van den cursus in het
licht stelt, dat er geen bezwaar tegen kan
zyn, adressant gratis vuur en licht te ver
schaffen.
Ook de heer C. Alkemade heeft geen be
zwaar tegen deze gratis-verschaffing. De Raad
kan afzien, hoe de zaak loopt en zou later
naar bevind hiervan kunnen handelen.
De heer Parlovliet vraagt of het officieel
is, dat de lessen slechts tegen zulk een
miniemen prys als de heer v. d. Weyden
noemde, zullen worden gegeven; anders zou
spr. willen voorstellen, dat de teekenschool
aan den heer Mens werd afgestaan onder
bepaling door den Raad van een matigen
prys der lessen.
De Voorzitter acht zulk een bepaling on-
noodig. Wil de heer Mens veel deelneming
hebben, dan zal hy zelf zich wel verplicht
zien een kleinen prys in rekening te brengen.
De heèr Van der Weyden beaamt dit en
zegt, dat by zyn mededeeling omtrent den
prys van den heer Mens zeiven heeft ont
vangen.
Na nog eenige discussie wordt op het ver
zoek van den heer Mens gunstig beschikt.
Voorts komt ter tafel een adres van inge
zetenen der gemeente, waarin wordt gewezen
op den slechten toestand der Schiestraat, voor
zoover de losplaats aan het Scbie betreft,
een toestand, die vooral oy het vervoer van
mest, hun doet denken aan een modderpoel.
Hun verzoek is, dezen weg, een der drukst
gebruikte, te bestraten.
B. 0D Ws. beamen in huD advies aan den
Raad, dat e9n verbetering van den toestand
nuttig en noodig zou zyn, doch betwijfelden
of ze vaD dringenden aard is. Van dit ge
voelen uitgaande en in aanmerking nemende,
dat de toestand der gemeente-financiën een
dergelyke uitgaaf nog niet toelaat, stellen zy
daarom voor, deze zaak aar» te houden.
De heer Van der Weyden acht het verzoek
van adressanten niet ongegrond; z. i. kan er
wel iets ter verbetering gedaan worden; hy
noemt bestrating van het voetpad.
De Voo zitter merkt op, dat op de begroo
ting voor 1897 verscheidene posten, ook die
voor bestrating, matig geraamd zyn, om niet
met een deficit te sluiten, en is van meening,
dat de toestand van de Doezastraat en ce
nieuwe losplaats eer onhoudbaar is te noemen
als de Scheistraat, ontkennende hiermee ech
ter volstrekt niet, dat een verbetering van
deze straat zeer gewenscht is. Het denkbeeld
van den heer Van der Weyden, om een ver
hoogd voetpad te maken, zullen B. en Ws.
echter gaarne in overweging nemen, al ver
moedt spr., dat hieraan het bezwaar is ver-
1 onden, dat dan het overblyvende van den
weg voor passage te smal wordt.
Het raadslid, de heer De Groot deelt het
gevoelen van B. en Ws. om de zaak aan te hou
den, op de door hen aangevoerde gronden;
naar zyn meening is met veel minder kosten
in den toestand te voorzien, door den bagger
van den weg te doen afschrappen.
Na nog eenige discussie, waarby ook de
heer C. Alkemade op den slechten toestand
van den weg wees, kwam in stemming het
voorstel van den hew Van der Weyden, om
een verhoogd voetpad te maken, indien het
overblijvende gedeelte van den weg nog breed
genoeg is voor de passage.
Dit voorstel werd met 6 tegen 4 stemmen
verworpen. Tegen waren hebben we de
namen goed verstaan de heeren Parlevliet,
Hoogeveen, Ammerlaan, De Groot, Homan en
A. W. Alkemade.
Het voorstel van B. en Ws. werd daarna
aangenomen.
Vervolgens kwam ter tafel het voorstel
van B. en Ws., om, nu de nachtwaker Van
der Weyden, wegens te weinig bezoldiging,
zyn ontslag heeft genomen, in zyn plaats een
persoon voor f 8 's weeks aan te stellen, die
tevens gedurende het badseizoen als politie
agent aan het strand zal dienst doen, en
belast zal worden met het schoonhouden der
straten en wegen, zoowel te Noordwyk aan
Zee als te Noordwyk-Binnen Door de aan
stelling van een dergelyk persoon zou de
losse wegwerker Zandbergen in Noordwyk-
Binnen dan overboiig worden. Naar de meening
van B. en Ws. zou door de aanneming van
hun voorstel by een weinig meerdere uitgaaf
veel verbetering worden tot stand gobracht.
De heeren C. Alkemade en Van der Weyden
gelooven, dat die verbetering illusoir zal
blyken te zyn, en de diensten, die do nic-uw
aan te stellen functionaris in Noordwyk Binnen
zal verrichten, bitter weinig zal wezen. Huns
inziens zal Zambergen, dien de heer Van der
Wbyden pryst om zyn yver en trouwe plichts
betrachting, niet kunnen worden gemist.
Na verdediging van het voorstel van B. en
Ws. door den Voorzitter, die daarby er op
wees, hoe noodig het is, dat gedurende het
badseizoen voortdurerid door de politie aan
het strand worde gesurveilleerd en aan dezen
eisch kan worden voldaan, indien de aan te
stellen nachtwaker den gemeenteveldwachter
by diens ontstentenis vervangt, werd het
voorstel van B. en Ws. in stemming gebracht
en aangonomen met 7 tegen 3 stemmen, die
der heeren C. Alkemade, v. d. Weyden en
A. Alkemade.
De hoofdschotel der agenda was de begroo
ting. By de algemeene beschouwingen hier
over, zeide de heer Parlevliet, tevergeefs ge
zocht te hebben naar een post van f 500
voor kapitaalbelegging op het Grootboek,
waartoe in een vorige vergadering het besluit
was genomen.
De Voorzitter antwoordde hierop, dat het
niet mogeiyk was geweest zulk een post uit
te trekken, al waren de uitgaven ook zuinig,
geraamd en al was de post voor wegen en voet
paden aanzienlijk lager dan de beide vorige
jaren.
De heer Alkemade bevestigde, dat er een
raadsbesluit is, waarby bepaald werd, dat
f 500 zou worden belegd, en dit besluit moet
worden gehandhaafd.
De Voorzitter meent, dat het niet aangaat
te leefien", om geld op het.grootboek te brengen.
Hy laat 'echter den Raad over by de behan
deling der begrooting te beoordeelen op welke
posten nog kan worden bezuinigd.
Voordat tot de artikelsgewyze behandeling
werd overgegaan, vroeg nog het raadslid, de
heer De Groot het woora, om te wflzen op
ergerlyke toestanden, waarin de bewoners
van de werkmanswoningen in de Bronckhorst
straat van af de werkinrichting tot de Piqué-
straat verkeeren ten gevolge van gemis aan
goeden waterafvoer by die woningen. In wel
gekozen bewoordingen en in schrille kleuren
teekende spreker dien toestand, die zeer op
den werkmansstand drukt en drong aan op
verbetering.
De Voorzitter deelde het gevoelen van den
heer De Groot, dat deze „misstanden" mooten
worden opgeheven, en gaf zyn voornemen te
kennen, om in dezen winUr de commissie
voor de rioleering byeen te roepen. Ook aan
sprekers aandacht waren deze toestanden niet
ontgaan.
Gemengd IVienws.
Naar wy vernemen, heeft de
Gymnastiek- en Schermvereeniging „Sparta"
het plan opgevat om eerstdaags oene soirée
met bal te geven in de Stadszaal (foyer), met
introductie, ter herdenking van haar 14-jarig
bestaaD.
Door een bier ter stede gesta-
tionneera ryksTeldwachter-briga lier titulair is
procos verbaal opgemaakt tegen een persoon,
die, na door bedoelden veldwachter uit een
koffiehuis te zyn verwyderd, dezen in het
gezicht sloeg, waardoor by een bloedend
wondje aan den neus bekwam; ook werden
hem eenige beleedigende woorden toegevo gd,
terwyl zyn jas op sommige plaatsen werd
stukgetrokken.
De 2,/1jartge P. L. geraakte by do
eendenkom in de Zoeterwoudsche singelgracht,
en werd gered door den aldaar passeerenien
wielrijder Johannes Beg, die zich daarcoe ge
kleed te water begaf De levensgeesten warer*
nog niet geweken, zoodat het knaapje, naar
huis gedragen en vervolgens in een woll6Q
deken gewikkeld zynde, volgens advies van
den inmiddels ontboden geneesheer niet in
gevaar verkeerde.
Door de zorg der politie zyn gis-
teren twee minderjarige jongens uit Utrecht,
die voor den dienst by de Kweekschool voor
Zeevaart alhier afgekeurd waren, naar hunne
woonplaats teruggeleid, terwyl drie minder
jarigen, uit Leiden, die zich te 's-Gravenhage
by de politie aanmelddon als zynde zonder
geld of middel van besta id, naar Leiden wer
den getransporteerd.
Naar wy vernemen, is de Turndag
van het gewest Zuid Holland van het Neder-
landsch Gymnastiek-Verbond, welke a. s.
Zondag alhier gehouden zou worden, door
byzondere omstandigheden 14 dagen uitge
steld en alzoo bepaald op 8 November.
Gisteren heeft de heer F. A.
Verster van Wulverhorst zyn twintigduizendsle
stuk wild geschoten. Is z(jn naam, en die
van zyn vader, den heer A. H. Yerster van
Wulverhor6t (die o. a. met medewerking van
professor Schlegel het z. g. „Yalkenwerk"
schreef) klassiek in de Nederlandsche jacht-
literatuur; aardig dunkt 't ons toch nu te
vermelden dat deze krasse zeventigjarige zyn
20,000ste stuk wild in Katwyks duinen mocht
schieten, en.dat dit een mooie patrys was.
Zyn jachtgezellen waren de heeren T. A. O.
De Ridder, burgemeester van Katwyk, en C.
Tieleman, van Leiden.
In ons blad is in vroeger jaren melding
gemaakt van het feit, dat de méér dan tachtig
jarige vader van den heer Yerster op een
zflner jaardagen nog een stuk wild mocht
bemachtigen.
Eindigen wy met deDzelfden slotzin, waarin
wy toentyds den wensch uitten, dat ook deze
krasse Nimrod nog lang moge gespaard biy-
ven voor het lood van dien jager, die ons
allen ook zeker eens treffen moet.
Op de Paardenmarkt te Haarlem-
mermeer zyn den 22sten October aangevoerd
330 paarden en hitten, voorts 1 stier, 1
koe en 4 vaarzen. Dd handel was traag.
Men schryft ons heden uit Hi 1-
legom: Gisteravond had alhier in het café
van den heer Staats een vergadering plaats,
uitgeschreven door de Haarlemsche vereeni-
ging „Door samenwerking verbetering",
waarop alle bloennstknechts waren uitgenoo-
digd De opkomst was echter zeer gering.
Nadat door den voorzitter de vergadering
was geopend, gaf hy het woord aan den
spreker voor dezen avond, den heer J. Hof
land, uit Haarlem, over het onderwerp;
„Waarom vereemgd?"
Spr. wees er op, dat de bloemistknechts
tot nog toe zoo geheel op zichzel ven stonden,
in plaats van samen te werken.
„Het loon, dat op Hillegom wordt uitbetaald.