October. A0.1896 (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van §pn- en feestdagen, uitgegeven. In onze vestibule. Feuilleton. DE RIJKE SMID. M°, 11244, LEIBSCH PEIJS DEZEB GOUHAJNT; Voor Leiden per S maanden. e_ Eranco per post~i Afzonderlyke Nommere I f 1.10. 1.40. 0.05. PRIJS DER AD VERTEN TIÜN Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 j. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. "Wy zyn in de gelegenheid het schildert) ▼an Van Daalhoff, waarover de heer C. V. onlangs in ons Dagblad met waardeering heeft geschreven, gedurende eenigen tijd in onze ▼estibule ter bezichtiging te hangen. Zooals de heer C. V. schreef is het: Een feeërik droomlandschap. De zachte gedempte schijn, die uit de sikkelvormige maan door de nevelen breekt, verlicht de •mgeving met fantastischen gloed. In 't mid den een vaartuig, met terneër gelaten zeil. Aan den horizont eeDige hooibergen, wagens en bruggen, wegschemerend in de verte. En op den voorgrond, waar enkele scherm bloemen preken, ontlokt een sprookjes figuur aan ztJn eigendommelyk speeltuig wondere, melancholieke tonen, het eenige sonore geluid in deze plechtige avondstem- fhet éénige geluid. De heer C. V. schreef bovendien nog: ,K4 heeft de aanblik van dit schilderij ont roerd, en ik heb er den dichter naast den schilder in gevoeld. Van Daalhoff heeft de zich gestelde taak ni<t lichtvaardig opgevat. "Want, gaat reeds het juiste maathouden in de verschillende toonwaarden met vele moeilijkheden ge paard, de roode Sienna-tint, waarin het geheele doek bewerkt is, verzwaart de opgave in lang niet geringe mate. Maar w&t vooral de eigenaardige bekoring aan dit werk geeft, het is de harmonie, die ©r in heerscht, de rust, die er uitspreekt, dt eenvoud, dien het ademt." Voorts morgen nieuwe platen uit de ver- ■ohiliend© tijdschriften. Leiden, 19 October. Den gemeenteraad wordt door B. en Ws. aangeboden een concept-huishoudelijk regle ment voor het krankzinnigengesticht op het landgoed „Endegeest". Daaruit blijkt o. a. dat, behalve de Genees heer-Directeur en de overige geneesheeren, aan het gesticht zullen werkzaam zijn: een Protestantsche en een Roomsch-Katbolieke geestelijke; een boekhouder; een huismeester; ©en linnenjuffrouwéén hoofdverpleegster voor de mannen- en één hoofdverpleegster voor de vrouwenafdeeling; verpleegsters en adspirant-verpleegaters, wier aantal door de Commissie van Beheer wordt bepaald; ver plegers en adspirant-verplegers, wier aantal door de Commissie van Beheer wordt bepaald een tuinbaas; een portier; en bedienden en werklieden, ten behoeve van de huishouding, het waschhuis, den tuin en de werkplaatsen, wier aantal door de Commissie van Beheer wordt bepaald. Geen der aan het gesticht verbonden ambte naren, beambten of bedienden, mag eene an dere betrekking of bediening bekleeden, of eene nering drijven, hetzij op eigen naam, hetzij op dien zijner huisgenooten, tenzij met toestemming der Commissio van Beheer. Volgens de Commieade voor de Huishoude lijke Verordeningen is het reglement over het algemeen practisch en duidelijk en etgmt het overeen met da beginselen, waarvan de Raad bij de vaststelling der Verordening van 9 Januari 1896 is uitgegaan. Slechts tegen twee artikelen zijn bij de Commissie eenige bedenkingen gerezen. Vooreerst tegen art. 2 al. 2, luidende: „de Geneesheer-Directeur en de overige genees heeren mogen buiten het gesticht geen genees kundige praktik uitoefenen." Dit artikel kan tot misverstand aanleiding geven. De bedoeling der ontwerpers is vermoedelijk niet geweest, den geneesheeren het uitoefenen van consulta tieve praktijk te verbieden. De Commissie acht het geraden de bedoeling duidelijk te doen uitkomen óoor in plaats van „geen genees kundige praktijk" te schrijven „geene andere dan consultatieve geneeskundige praktijk." In de tweede plaats tegen art. 11, volgens hetwelk de Commissie van Beheer de overeen komsten tot opneming en verpleging der patiënten sluit. Als ontwijfelbaar mag worden aangenomen, dat dit artikel in de meeste gevallen niet zou zijn na te leven. Op de aanvragen moet veelal met te grooten spoed worden beschikt, dan dat raadpleging der geheele Commissie telkens mogelijk zou zijn. Het is nu niet wenschelijk in eene ver ordening of een reglement eene bepaliDg op te nemen, welker gebrekkige handhaving te voorzien is. Het komt de Commissie voor de Huish.-verordeningen daarom wenscheiyk voor, art. 11 al. 1 te vervangen door deze be paling: „De Voorzitter der Commissie van Beheer sluit de overeenkomsten tot opneming en verpleging der patiënten met inacht neming der door den Raad vastgestelde voor waarden, ©n onder voorbehoud der goed keuring van de Commissie, aan welke elk contract te dien einde in bare eerste op bet sluiten volgende vergadering wordt voorgelegd. Bij koninklijk besluit van 21 Maart 1894 is bepaald, dat het Raadsbesluit, regelende de heffing van eene belasting onder den naam van bruggeld in deze gemeente van kracht blijft tot 31 December 1896, zoodat vóór dien termijn eene nieuwe koninklijke machtiging moet worden aangevraagd, om met de heffing van dat bruggeld n& 31 December 1896 to kunnen voortgaan. Op dien grond stellen B. en Ws. voor het Raadsbesluit van den 25sten Januari/22sten Februari 1894, regelende de heffing van eene belasting onder den naam van bruggeld, in deze gemeente met de verordening, regelende de invordering dier belasting, van den 4den October 1883 onveranderd vast te stellen. Onder overlegging van het verzoek van den heer W. C. Hemerik, secretaris der Leidsche Gymnastiek- en Schermvereeniging „Hercules", om, ten behoeve eener door die Yereeniging opgerichte "Volksklasse, eiken Donderdagavond van 8 tot 10 uren gratis ge bruik te mogen maken van het Gymnastiek lokaal aan de Pieterskerkgracht, deelen B. en Ws., na ingewonnen advies van den directeur der Kweekschool, belast met de regeling van het Gymnastiek-onderwijs, mede, dat huns inziens geen bezwaar bestaat om gunstig op dit verzoek te beschikken, mits daaraan de gewone voorwaarden worden verbonden, d1. dat alle kosten van vuur, licht, schoon houden, bediening en herstel van eventueel toegebrachte schade voor rekening komen van de gebruikster en de door Burg. en Weths. gegeven of te geven voorschriften door haar moeten worden opgevolgd. By besluit van den gemeenteraad van 16 April jl. werd het college van B. en Ws. gemachtigd om aan Gedeputeerde Staten te kennen te geven, dat de gemeente bereid is om een stuk grond aan de Haven, dat na de voltooiing van bet werk tot verbetering der verbinding van de Haven en de Oude Yest, en na den verkoop van een stuk grond aan den heer D. Siljee, is overgebleven, in eigendom voor de gemeente over te nemen, wanneer de Provinciale Staten daartoe mochten besluiten. Thans wordt B. en Ws. door de Ged. Staten medegedeeld, dat by konioklyk besluit is goedgekeurd het besluit der Staten van den 14den Juli 1896 tot overdracht van bedoeld stuk grond aan de gemeoDte, zoodat B. en Ws. den Raad voorstellen om het overgebleven, bovenbedoeld stuk grond, ter grootte van twee aren, vier en dertig centiaren, dat bij het kadaster der Provincie geboekt staat onder nummer 1695 van Sectie C der gemeente Leiden, van de Provincie in eigendom over te nemen. Bij den gemeenteraad is ingekomen een adres van den heer J. Yan Aken, houdende verzoek om ontslag uit do betrekking van derden onderwijzer aan de Jongensschool 2do klasse, met het daaromtrent ingewonnen advies van het hoofd der school. Onder me edeeling dat zy zich geheel met dat advies kunnen veretnigen, geven B. en Ws. in overweging aan adressant het ge vraagd ontslag eervol te vorleenen met ingang van 1 Januari 1897. Den gemeenteraad is overgelegd een adres van de „Nederlandsche Yereeniging tot Afschaffing van Sterken Drank", houdende het verzoek om voortaan in de bestekken van aanbestedingen ten behoeve der gemeente de bepaling op te nemen „dat het ten strengste verboden is op die werkon sterken drank te gebruiken en dat het loon op de werken in gepast geld moet worden uitbetaald." Na inwinning van het advies van de Com missio van Fabricage, komt het B. en Ws. met die Commissio voor, dat er alleszins reden bestaat aan den bier uitgesproken wensch te voldoen. Wel meenon B. en Ws. te mogen betwijfelen of nog ergens in deze omgeving het loon anders dan in gepast geld en op het werk wordt uitbetaald, zoodat opneming dier bepaling wellicht overbodig zou kunnen worden geacht, maar daarentegen achten zy de opneming van het verbod om op die werken sterken drank te gebruiken van het hoogsta belang. B. en Ws. ontveinzen zich zeker niet do moeilijkheid der controle, in hoeverre het verbod behoorlijk wordt nageleefd, maar zeker is het, dat opneming van zoodanig verbod een groote steun zou zijn voor den aannemer, die de hier gewraakte slechte gewoonte wenscht tegen te gaan. Weet eenmaal de werkman, dat het niet laDger van de mee of mindere clementie van den aannemer af hangt, of de overtreder al dan niet op bet werk zal kunnen blijven, maar dat de aan nemer zelf verplicht zal zijn om hem onmid dellijk daarvan te doen verwijderen, zoo zal zeker het kwaad in niet geringe mate worden beperkt. B. en Ws. geven den gemeenteraad mits dien in overweging gunstig op het verzoek der Nederlandsche Yereeniging tot Afschaffing van Sterken Drank te beschikken. Ter vervulling van de vacature, ontstaan aan de school der 2de klasse voor jongens en meisjes (Leerschool, verbonden aan d© kweek school voor onderwijzers) door het aan mej. L. E. Ter Meer verleend eervol ontslag, is de volgende voordracht opgemaakt ter benoeming van eene derde onderwijzeres op een jaarwedde van f 500. lo. Mej. C. W. S. Nagel, volontair aan de betrokken school, 2o. mej. E. J. C. Bos en 3o. mej. J. H. Ten Holten, beiden adspirant- onderwfizeres aan openbare lagere scholen in deze gemeente. Naar aanleiding van het adres van 59 bewoners van „Yreewijk", houdende het ver zoek om in het vervolg geen veergeld meer te heffen voor het gebruik van de overbaal- schouw 1ste StraatKaiserstraat, en om deze schouw zoodra mogelijk te vervangen door oene brug, deelen B. en Ws. den gemeenteraad mede, dat naar hunne meening geen termen ter inwilliging van het eerst© gedeelte van het verzoek aanwezig zyn. In geenen deele toch kunnen B. en Ws. de juistheid der bewering van adressanten beamen, dat een kosteloos gebruik dezer schouw een eisch der billijkheid zou zijn, waar eene communicatie der bedoelde straten feitelijk reeds, zij het dan ook langs een kleinen omweg, te land bestaat en dus het gebroik der schouw, waardoor een tijdverlies van slechts eenige minuten kan worden bespaard, niet volstrekt noodig kan worden geacht. Echter ligt het niet in de bedoeling van B. en Ws., als zou door deze beslissing ook maar eenigszins de beantwoording der vraag worden geprejudicieerd, in hoeverre het wen8cbelï)k zou kunnen zijn ter vereeniging der beide hierbedoelde straten een directe vaste verbinding tot stand te brengen. Maar wel zouden B. en Ws. hot ontijdig achten, indien door den Raad reeds thans eene be slissing te dier zake werd genomen, nu, naar het B. en Ws. voorkomt, nog niet voldoende is gebleken, of aan zoodanige verbinding al dan niet behoefte bestaat. Op grond van het voorgaande geven zij in overweging afwijzend te beschikken voor zoo veel het eerste gedeelte van het verzoek betreft en met betrekking tot het tweede gedeelte de beslissing te verdagen, tot de ervaring omtrent het al of niet bestaan der hierbedoelde behoefte zal hebben uitspraak gedaan. De Commissie van Financiën heeft gesne bedenkingen tegen de begrootingen voor 1897 van de Stedelyke Werkinrichting en de Stads bank van Leening, noch tegen de begrooting van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis voor 1897, zoodat zfi tot goedkeuring van die begrootingen adviseert. In het schouwburglokaal „Vondelhoven", aan den Rynsburgersiügel alhier, werd gis teravond, door het Haagsch tooneelgezelschap, bestaande uit oud leden van het „Salon des Variétés" van Amsterdam, en onder directie van den heer Com. Rademaker, directeur van het „Casino" te 's-Gravenhage, ten tooneele gevoerd het vanouds bekende tooneelspel „De Gifmengster". Dit gezelschap hoewel bier ter stede geheel onbekend had gisteravond het voor recht om voor een flink gevulde zaal op te treden, en het bleek, dat het zulk een belang stelling ten volle verdiende; het schijnt bere kend te zijn voor de taak, die het op zich neemt. Alle voor het voïtlicht verschijnende dames en heeren kweten zich naar behooren; zij kenden hunne rollen goed en het geheel liep zeer ten genoegen der aanwezigen af. Als belooning voor het spel klonken dan ook na ieder bedrijf daverende toejuichingen door de zaal. Het is te verwachten, dat, bij een herhaald bezoek aan Leiden, dit gezelschap nog meer belangstellenden zal trekken. In het café „Vondelhoven" werd Zater dag door de leden het 22-jarig bestaan gevierd van de Leidsche Fabrfek3rbei Jers vereeniging onder de zinspreuk „Eendracht maakt macht." Toen de aanwezigeu, waaronder ook de vrouwen of meisjes der leden, na het openen dezer feestelfiko bijeenkomst, met een harttlyk „welkom" door den voorzitter waren begro t en hun veel genoegen was gewenscht, werd van het tooneel het bekende signaal vernomen, dat er spoedig wat te zien of te hooren zou worden gebracht. In tegenstelling van andere jaren, had het bestuur thans een gezelschap uit Leiden voor dit doel geëngageerd, dat dezelfd6 zinspreuk, doch in andere bewoordingen, draagt, nl.: „l'Union fait Ia Force." Was men eerst eenigszins besluiteloos om deze nog weinig in haar werkzaamheden be kende vereeniging te doen optreden, zij heeft de verwachting niet beschaamd, maar, zonder overdrijving, verre overtroffen. Elk der op het programma voorkomende 12 nummers werd voortreffelijk afgespeeld, en dat bet geheel zeer in den smaak der feest vierenden viel, bewezen wel de telkens her haalde bijvalsbetuigingen. Toen eindelijk het programma was afgespeeld, werd als blijk van sympathie het insigne van „Eendracht maakt macht" aan het vaandel van „l'Union fait la Force" gehecht, waarna men nog eenigen tijd gezellig byeenbleef en ten slotte ieder in genoeglijke stemming huiswaarts koerde. Tot praeses, ab-actis en quae .tor der Studenten Roeivereeniging „Njord zijn ga- 2) Angeliaa Muller! Zangles by een jonk vrouw l Was het mogelijk 1 Het lieve meisje, waaraan bi) dag en Dacht dacht, dat hij be minde met het verterend verlangen van een eersten, grooten hartstocht, wa3 de dochter van dezen manl Deze verwaande parvenu, wien hij zooeven diep gekrenkt, wiens vijand schap hij zich op den hals gebaald had. Hoe had de naam Muller zulk een vermoeden kunnen wekken? Het slanke meisje met het zonDige haar en de zachte oogen en deze vad6rl Maar nu herinnerde hij zich wel, dat Frans op haar geleek. Daarom had hij een zoo ware deelneming voor den armen jongen gevoeld. Angelina 1 Kort, nadat hy zijn aanstelling als lesraar in de hoofdstad gekregen had, had hy haar ontmoet, toen hy ging wandelen, en onmiddeliyk had zy zyn hart veroverd. Het toeval deed hem ontdekken, dat zy elke week twee maal op hetzelfde uur van de tram gebruik maakte, die zfin huis passeerde, en gelukkig op een tyd, dat hy ook vry was. Voortaan reed hy ook met de tram, waarin zy zat, gelukkig, het lieve gezicht een kwartier lang te mogen aanschouwen. Eenmaal kon hy haar by het uitstappen de hand reiken. 8edert groette hy haar, maar het was toch moeiiyk, in den tramwagen een nadere aan te knoopen, vooral voor iemand, die zoo schuchter was als hy. Eindeiyk was een stout besluit in hem gerypt. Een muziekportefeuille had hem ver raden, dat het meisjo \an een muziekles placht te komen. Het adres der muziekonder- wyzeres had hy weldra uitgevorscht, en op zekeren dag had hy zich by jonkvrouw Yon Eggenstein als leerling aangemeldtwee maal per week. Der zangonderwyzeres was het spoedig duideiyk, dat de jonge man niet alleen tot haar kwam, om zyn stem te laten ontwik kelen. Zyn vragen naar haar leerlingen, het glanzen zyner oogen, als hy de meisjes in de vestibule ontmoette, hadden haar spoedig verraden, dat zy hier beschermvrouw eener jonge liefde zou worden. Hillegard Yon Eggenstein, wier trekken meer door bittere ervariDgen dan door de jaren verouderd schenen te zyn, was een van die onbaatzuchtige menscheD, die aan zekere onverschilligheid voor hun eigen lot een warme belangstelling voor dat van anderen paren. Oscar Tbalhofer wist met zyn open oogen spoedig haar deelneming, haar ver trouwen te winnen. Zy geloofde aan de rein heid en echtheid van de genegenheid, die hy voor Angelina koesterde. Hy had nameiyk, als een jonge idealist, zooveel over het aan gebeden meisje gevraagd en met geen woord naar haar familie, naar haar financièele ver houdingen geïnformeerd. Maar Eildegard was te streng, om een toenadering tusschen hem en haar leerlinge uit te lokken. Oscar wist van haar goedheid alleen het verlof af te vleien, onder Angelina's lesuur indezykamer te mogen luisteren en haar nu en dan aan de deur te ontmoeten, om eenige woorden te wisselen. Hy was zoo zalig over dit bescheiden geluk, dat hy niet meer durfde vragen. In zyn droomen evenwel was hy stouter. Daar zag hy de lieve gestalte aan zyn arm, in zyn huis, als zyn bruid zyn vrouw. In zyn droomen was zy de zyne en met haar alles, wat hy in de wereld begeerde. En nu moest dit morgenuur hem eensklaps uit zyn zonnige droomen wekken 1 Hoe zou hy dezen hinder paal ooit overwinnen? Woedend was haar vader van hem heengegaan. De vyandschap, die hy door zyn raad opgewekt had, moest grooter worden, als de arme Frans aan het einde van den cursus zakte, wat niet kon uitbiyven. Met een diepen zucht begaf Oscar zich ditmaal naar d© zangles. Hy wist, dat de echoone stem, waarnaar hy luisteren mocht, hem telkens meer boeide, maar sedert hy den vader gezien had, durfde hy niet meer van de toekomst droomen. Angelina zou een voorname party doen! Hy, de leeraar met zyn bescheiden inkomsten, was den man, die hooger op wilde, te gering. Jonkvrouw Yan Eggenstein had Angelina harteiyk lief gekregen. De dochter van den smid was, ondanka de opvooding aan een kostschool en den hoogmoed, dien haar vader haar trachtte in te geven, een harteiyk, natuuriyk kind gebleven. De zangleerares had by haa? toenemende vriendschap voor den verliefden jongen man gaarne- een toespeling, een vraag van het meisje over den man, die haar zoo dikwyis in de vestibule ont moette en haar daarby met smachtende blikken verslond, vernomen. Maar Angelina zweeg vol hardend. Daarentegen vertelde zy dikwyis van een eleganten heer, die eiken dag voorby haar vensters reed tot groot genoegen der nieuwsgierige buren. Uit den tooD, waarmede zy over deze vensterparades sprak, klonk een weinig gestreelde ydelheid, anders niets. Dezen namiddag evenwel, waarop Oscar door do onaangename kennismaking met den smid diep terneergeslagen was, kwam Angelina opgewonden by haar leerares. „Stel u voor," zeide zy, „welken schrik ik vandaag moest uitstaan l Myn vader was zeer slecht gestemd. Hy had over myn broer Frans slechte inlichtingen gekregen van diens leeraar, en den armen jongen verschrikkeiyk geslagen en hem by water en brood opge sloten. Ons 8maakto het eten niet. Ik ben bang voor vader als hy toornig is. En terwyi wy etil by elkaar zitten, komt ons dienst meisje met een bouquet in de hand binnen en zegt, dat er een bediende is, die uit naam van zyn heer rozen bracht voor juffrouw Angelina. Yader hoeft my doordringend aangekeken, en het was my, alsof ik in den grond moest zinken, hoewel ik volkomen onschuldig was en geen vermoeden gehad heb, van wien de bloemen konden zyn. Ik ken geen heer, die my bloemen zendt, vader, het is zeker een vergissing, heb ik in myn angst gestameld, want ik was er op voorbereid, dat nu een onweer zou losbarsten. Op dit oogenblik viel een visitekaartje uit de rozen. Vader nam het op en las het, en wat was zyn gezicht veranderd I Hy knikte my vriendeiyk toe en nam zyn portemonnaio uit den zak, om den bediende een fooi te geven. "Wel de complimenten aan uw heer! Myn dochter laat vriendeiyk danken, zeide hy buiten, en tot myZet de bloemen toch in water, Angelina. Ik stond verbluft." „Yan wien waren de bloemen? Zeker van den ólégauten heer, die eiken dag voorby rydt," zeide de zangonderwyzeres met vriende- lyke belangstelling. „Ik denk het wel. Maar vader kent hem toch ook niet. Hier is zyn kaartje. Ik heb het meegebracht: baron Koert Yon Weiden- 8tatt auf Weidenhochheim." De jonkvrouw maakte een haastige bewe ging, en een half verschrikt, half spottend: „A, die? ontsnapte aan haar lippen. „Kent u dien heer?" vroeg Angelina nieuws gierig. „Persooniyk niet. Alleen van hooren zeggen." En hot jonge meisje onderzoekend aankykend, zeide zy langzaam: „De naam is in elk geval byzonder mooi. Vindt gy ook niet? Impo neert-hy u niet?" Angelina schudde het hoofd. „Ik geef niets om een titel en van dien heer heb ik eigen- ïyk alleen gezieD, dat hy een glas in het linkeroog klemt, als hy naar my ziet. Dat lykt my altyd zoo komisch toel" Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 1