Nviim
Maandag 5 October.
A0.1896
(Deze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Eon- en feestdagen, uitgegeven.
COD GAF UITKOMST.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
De leerling van den ouden detective.
LEIDSCH
BA&BLAD.
PBUS DEZER COURAJNTi
Yoor Leiden per 3 maanden. g g s
Franco per posts 9 s f
Afzonderlijke Nommers
f 1.10.
1.40.
PBUS DEB AD VERTEN THIN
Van 1 6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17 J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Yoor het incasseeren buiten de stad
•^rcrri1 f 0.06 br""n,r'lr"^
Tweede Blad.
Oflloiëole Kennisgevingen.
De BorgomoesteT der gemeente Leiden,
Qezien het besluit vso den beer Commissaris der
Honihgin in de provincie Znid-Holland, van den
>18den September 1896 (Provinciaal blad No. 641,
'houdende regeling van do loting voor de
,Nationalo Militie, en waarbij den burge
meesters der gorooenteD, waar de loting plaats beeft,
o. m. wordt verzocht om al de bon ten dienste
Staande middolen aan te wendeD, ter voorkoming van
'dronkenschap bg gelegenheid van de loting;
Noodigt de belanghebbenden bg deze ernstig en
dringend uit, zloh op de dagen, waarop in doze
l gemeente voor de Militie geloot wordt,
GEHEEL TE ONTHOUDEN VAN HET GEBBUIK
VAN STERKEN DRANK,
iten einde zich te vrijwaren, niet alleen voor de
(«jfcdeeHge gevolgen van dronkenechip in bet algemeen,
'maar ook voor de straffen, bepaald bg de artikelen
,352. 426 en 463 van het Wetboek van Strafrecht.
Leiden, De Burgemeester voornoemd,
3 Oot. 1896. H. C. JUTA. Wcth. loo.-Bnrg.
Deze ontboezeming voegt ons bij de her
illenking van het immer merkwaardige ontzet
'dez-sr stad op Zondag den 3den October 1574.
Een leger van 7- a 8000 krijgsknechten,
fender bevel van Valdez, moest Leiden ten
•val brengen, dat destijds niet meer dan 14,000
(zielen had, voor wie slechts 110 last boron
in voorraad was. De Spanjaarden dachten
iiiet anders, of deze vesting zou het niet lang
(uithouden.
Toch hield zij bet ruim vier maanden vol
^van 26 Mei tot 3 Oct.), om eindelijk zich
In de vrijheid te verblijden. Maar wat er in
'•Üien tijd binnen de veste geleden is, vooral
'gedurende de laatste weken, waar vermeldt
ihet historieblad zoo iets treurigs?
Reeds dacelyk moest de mondvoorraad be
merkt worden. Ieder hoofd werd slechts een
lialf pond brood daags toegelegd. Toen twee
'maanden waren verstreken en de Leidenaars
.tevergeefs op ontzet hadden gehoopt, zag de
'Prins geen middel om de stad te bevrijden,
;tenzü men de Spanjaarden door het water
•verjoeg, 't Was op zijn bevel, dat in 't begin
van Augustus de IJseldyk op zestien plaatsen
werd doorgestoken en bij IJselmonde, tus
schen Rotterdam en Delfshaven, een wijd gat
gedolven. In 't begin van September werden
tal van platboomde vaartuigen uitgerust om
over bet verdronken land naar Leiden te
varen. Lodewyk Boisot en Adriaan Willemsz.,
met voorraad van mond- en krijgsbehoeften
te Rotterdam gekomen, zouden de onder
neming besturen.
Toen de Spaansche legerhoofden hiervan
•kennis kregen, meenden zij, beducht voor het
water, het beleg op te breken, maar eenig«
Spaanschgezinde ingelanden stelden hen ge
rust en hielden vol, dat het water niet over
de kruin der Landscheiding van Rijnland zou
komen. Het bleek, dat zy zich daarin niet
vergist hadden; want toen de vloot daar ter
plaatse kwam, stond het water er wel ander-
halven voet beneden de kruiD. Hoewel de
Spanjaarden het zochten te beletten, gelukte
het den vlotelingen oezen dijk door te steken.
Er was evenwel nog niet genoeg gewonnen,
want nu had men den zoogenaamden Groenen
Weg, een tweeden dijk, die nog een voet
bo«ren water lag, door te steken. Ook dit
gelukte, maar nog was alle bezwaar niet
overwonnen. Immers de grachten en veen-
plassen gingen niet door, behalve eene, die
onder de Zoeterwoudsche brug doorliep, maar
de Spanjaarden hadden zich hier zóó sterk
verschanst en weerden zich zóó dapper, dat
men de bemachtiging van dit punt moest
opgeven.
Nog was de wind niet gunstig genoeg, om
veel water aan te voeren. Hetgeen er nog
was, werd door de Spanjaarden zijwaarts
afgeleid of verspreidde zich over eene te wijde
oppervlakte om veel diepte te laten.
Wel had men dus met tegenkanting te
worstelenmaar den volgenden dag (18 Sept.)
begon een stevige noordwestenwind te waaien,
waarom men besloot het Meer over den Zeg-
waarJschen weg, tusscben Zoetermeer en
Benthuizen, te naderen. By nacht werd die
weg bezet, waarna de vyand, die het te laat
bemerkte, genoemde dorpen verliet en in de
richting van Zoeterwoude de wyk nam. Boisot
nam Zoetermeer in en vervolgde den vyand
tot de Noord-Aa, maar de schrik had zich
zóó van den Spanjaard meester gemaakt, dat
hy dit gewichtig punt niet verdedigde. Nu
voer Bo;sot over een breeden waterplas naar
Zwieten en gaf door het lossen van 't ge
schut aan de belegerden tyding van zyne
nadering. Vol biydschap antwoordde men op
gelyke wyze uit de stad.
Allertreurigst was het daarbinnen gesteld.
Er was byna geen levensvoorraad meer. In
zeven weken had men er geen brood geproefd.
De honger begon er vreeselyk te nyp?n, terwyl
de Spanjaard de Leidenaars met mooie be
loften paaide, als men de poorten voor hem
opende; maar de overheid was vast besloten
de stad tot het uiterste te verdedigen. Een
woeste boop kwam den voorzittenden Burge
meester Van der Werff spys afvorderen, maar
ook hy had bet niet en bood bun zyn zwaard
aan, zeggende: „doodt my en snydt myn
lichaam in stukken en voedt er u mede,
maar de stad geef ik niet over. Ik heb oen
eed van trouw gezworen en dien zal ik hou
den." Zyne kloeke houding bedwong den
overmoed en verwekte eene algemeene geest
drift. Immers vrouwen en meisjes spoorden
nu zelfs de mannen tot volharding en stand
vastigheid aan. Van de wallen riepen eenige
burgers den Spanjaarden toe, dat zy, liever
dan de stad uit honger over te geven, den
linkerarm zouden opeten en zich van den
rechterarm zouden bedienen om haar te ver-
decigen. Mocht de nood te hoog ryzen, dan
zouden zy de stad in brand steken on ze
verlaten.
Nog kon de vloot niet naderen. Zy lag
machteloos in de wetering, wyl het water te
ondiep bleef. De Prins, biervaD onderricht,
kwam zelf op de vloot om door zyne tegen
woordigheid zyne dapperen te bemoedigen,
maar na zyn vertrek keerde de neerslachtig
heid terug. En kan dat wel verwonderen?
De wind bleef noordoost en het water nam
nog meer af dan toe.
Boisot liet den Prins weten, dat de stad
verloren zou zyn, tenware de Hemel mee
werkte en de golven met den aanstaanden
springvloed landwaarts injoeg, wyi men er
geen voedsel meer had dan voor acht dagen.
Eq welk voedsel was dat nog I Wie een stuk
paarden-, honden- en kattenvleesch kon mach
tig worden, vond dat eene lekkerny. Men
zag er, die weggeworpen beenderen of afval
van gedroogden visch op de mesthoopen
opzochten enuitzogen. Zelfs werd het
geronnen bloed uit de goten geschept en
gedronken. Zoogende vrouwen waren niet in
staat hare zuigelingen te voeden. Vaak wer
den moeder en kind dood op de straat ge
vonden. De mannen waren zóó vermagerd en
verzwakt, dat hunne knieön knikten onder
't gaan en ze met moeite de wachtposten
bereikten. Werden deze eerst door tien of
twaalf man bezet, men vond er thans slechts
vyf of minder, want gedurende het beleg
was de sterfte, ook onder de gegoeden, ont
zettend groot. Men zegt, dat een derde der
bevolking, vanwege het slechte, walglyke
voedsel, aan de pest is bezweken.
Het scheen, dat Leiden niet meer te redden
was. Maar zie en merk het op op het
onverwachtst gaf God uitkomst. Ti it het noord
westen stak (29 Sept.) met den springvloed
een storm op, die het zeewater met geweld
landwaarts injoeg, en daarna keerde de wind
zuidelyk, waardoor de vloot over het hooge
veld kon koenen. Welhaast naderde zij den
Kerkweg, tusschen Benthuizen en Zwieten,
die spoedig vermeesterd en op drie plaatsen
doorgestoken werd, door welke de geheele
vloot en de voorraadschepen tot in den Meer-
bruggerpolder voortraakten. Van bier voer
men niet naar de stad, maar naar de Vrou
wenbrug en het Papenmeer, tusschen Zoeter
woude en de schans Lammen. De Spanjaarden,
rondom de kerk te Zoeterwoude verschanst,
dachten dat men plan had hen in te sluiten
en besloten tot den aftocht, te meer daar
bet water zoo wies Onder die vluchtelingen
was ook Valdez zelf, hy, die de Leidenaars
zoo menig keer met zoete, vleiende woorden
tot de overgave had trachten te bewegen, of
hun anders met de ongenade des Konings
dreigde.
Veel was men nu gevorderd, maar toch
kon de stad niet ontzet worden, voor de hoo-
ger liggende schans Lammen, by den ingang
van den Vliet, vermeesterd werd. Buften ver
wachting golukte dit spoedig, want de Spaan
sche bezetting volgde h6t voorbeeld van Valdez
en trok insgelijks af.
Dadelijk kon de vloot met naar de stad
varen. Eerst moesten de palen, die in den
Vliet waren geslagen, worden uitgewonden.
Zondag 3 Oct., 's morgens te acht uren,
kwam de vloot aan.
Onbeschryfelyk was de vreugde, die er toen
binnen Leiden heerschto! CJit de voorraad
schepen werden der uitgehongerde menigte
brood, haring, kaas en andere spys toegereikt
of toegeworpen. Luide weerklonk door alle
buurten de blymare: Leiden is ontzet l God
zij geloofd! Ja, Hy had uitkomst gegeven.
Daarvan was men zóó doordrongen, dat bevel
hebbers, overheden, soldaten, zeelieden en
burgers ter kerke gingen, om Hem voor zulk
eene ongemeene en ongedachte verlossiDg
vurig te danken.
En wat de vreugde alom nog verhoogde,
de wind keerde den volgenden dag zuidoost,
waardoor het water van de stad afdreef, om
kort daarna by een noordeiyken wind zee
waarts te stroomen.
De Standaard zegt in een driestar:
Men oppert twyfel of de sultan wel zal
toestaan, dat de „Zeehond" opstoome naar
Stamboel.
Die twyfel komt ons ongegrond voor.
Het is toch niet aan te nemen, dat onze
voorzichtige minister van buitenlandsche zaken
in den ministerraad tot de uitzending van een
tweetal onschuldige oorlogsschepen naar de
Levant zou geadviseerd hebben, zonder zich
vooraf te hebben vergewist, dat het doel van
die uitzending kon bereikt worden.
Voor de Dardanellen te verschynen en on-
verrichterzake terug te moeten gaan, zon een
échec voor onze vlag zyn, dat onze Regee
ring niet beloopen mag en zal.
Er kan een oogenblik komen, dat zelfs onze
legatie, met de te Konstantinopel wonende
Nederlanders, in levensgevaar zou kunnen
verkeerenen het zou weinig eervol voor onze
vlag zyn, byaldien onze gezant dan vluchten
moest op een vreemden oorlogsbodem.
Het uitzenden van een paar schepen is dan
ook volkomen gerechtvaardigd; en het mee
gaan van „de Zeehond" toont genoegzaam,
dat men met dat kleine schip voor den Gouden
Hoorn wil ankeren.
Anders toch zou zoo nietig scheepke niet
naar de Middellandsche Zee zyn uitgezonden.
Te minder duchten we dan ook een echec,
omdat het besluit in den ministerraad ge
nomen is, tydens in Den Haag onze gezant
te Konstantinopel vertoefde, die uiteraard
den minister van buitenlandsche zaken vol
ledig heeft ingelicht omtrent den stand van
zaken aan den Bosporus, en omtrent de mo
gelijkheid, om tot voor de hoofdstad op te
stoomen.
Men zal zich herinneren, dat prof. Schlegel
in het najaar van 1894 in de Kon. Academie
van Wetenschappen een lezing hield over het
geschil tusschen China en Japan, en daarby
wees op het gevaar, dat z. I onze
koloniön bedreigt van Japan's
veroveringszucht. De Leidsche hoog
leeraar betoogt nu in het Haagsche Dagblad
dat de feiten zyn voorspellingen in hetgelyk
gesteld hebben. Hy breDgt in herinnering
wat er na het sluiten van den vrede van
Simonoseki gebeurd is, en zegt dan:
„Nu Japan's baldadige aanval op China
mislukt is, heeft het zich op Formosa ge
worpen, waar het, luidens de berichten in
de Ostasiati8cher Lloyd, op de meest bar-
baarsche wyze te werk gaat, ten einde de
inheemsche bevolking stelselmatig uit te
moorden. Terecht merkt dan ook de „Shanghai
Mercury" vao 24 Juli jl. daaromtrent op:
„Al deze walgellyke scènes zyn een gevolg
van de domheid der Britsche regeering, die
niet in de lente van het jaar 1894 den
Japanners toeriep: Hands off!
„Waarom de Japanners in Formosa zoo
huishouden is lichtelyk te begrypen. Formosa
is de „8teppingatone" tusschen Japan en de
Philippyn8che eilanden, en nu het haar niet
gelukt is zich in Korea en Mandschoerye
uit te breiden, tracht het dit in het Zuiden
te doen.
„Is toch eenmaal Formosa geheel in de
macht van Japan, dan staat een iu^ai In de
noordeiyke helft der Philippynen niets meer
in den weg."
Reeds vroeger wees het Dagblad er op,
dat Japan na de Lioekioe eilanden en Formosa
veroverd te hebben, zich eerst van de Spaan
sche bezittingen meester wilde maken; 6n
dat dan Borneo en Celebes aan de beurt
zouden zyn.
„De kreet blyft dus „Te wapen" schryft
de hoogleeraar, en de eerste plicht der koloniale
Mogendheden is Formosa weder aan de
Japanners te ontweldigen.
Cbina geeft niet veel om Formosa, daar
het eerst, ten gevolge van Koxinga's roof
tochten, onder deze dynastie ingelyfd werd;
maar alle Formosanen verlangen reikhalzend
weder naar het Nederlandsch bestuur. Iu
1860 reeds zeide my een Cbinees, die lange
jaren secretaris van den Taotai of gouverneur
van Tai-wan-foe iD Formosa geweest was:
„Geef my 400 Hollandsche soldaten, en ik
verover Formosa weder voor de Hollandera";
en dezer dagen nog ontviog ik een brief van
een myner leerlingen uit Emoi, waarin hy
my o. a. schreef: „Op Formosa schynen de
Cbineezen -steen en been te klagen over de
Japanners. Myn meester is geboortig uit
Formosa, en laat my af on toe brieven
lezen.... Myn meester wil altyd hebben, dat
de Hollanders de Formosanen moeten helpen."
De schrijver van dit oorlogzuchtige artikel
ziet echter in, dat Nederland alléén geen
oorlog tegen Japan zal ondernemen.
„Maar als het zich met Engeland, Rusland
en Frankryk vereenigt, ten einde de Japannerc
uit Formosa te verdryven, zal het zichzolf
en zyn koloniën tegen de verdere uitbreiding
van Japan naar het zuiden en dus naar
onze koloniën beveiligen. Waarschyniyk
zullen de groote mogendheden geen bezwaar
er in zien, mot het oog op de den Hollanders
zoo vriendschappelijke gezindheid der For
mosanen en onze oude historische rechten
op het bezit van Formosa, dit scboone en
vruchtbare o.land aan een neutrale mogend
heid als do onze, af te staan. Wy zullen
dan oogsten hetgeen onze dominee's en school
meesters een paar eeuwen geleden daar ge
zaaid hebben. Dit zaad is niet verstikt en
zal welig opgro3ion, wanneer Formosa weder
onder ons bestuur komt."
Het D. v. Z.-E.} dit artikel opnomende,
vraagt: Als Japan zich dertig jaren lang voor
bereid heeft voor een verovenngooor.og, zullen
wy ons dan niet wapenen voor een defen-
10)
Hy begaf zich nu naar het dorde huis en
om zich te overtuigeD, dat er niemand was,
schelde by aan.
By het beklimmen der laatste trap luisterde
hy telkens of hy ook eenig geluid vernam;
toen hy do laatste trede had overschreden,
hoorde hy hetzelfde belletje, dat hy in
de kleerkast by mevrouw Valdron had
gehoord.
„Ik zal eens eemge proeven met die bel
nemen ter gelegener tyd," dacht Nick; „ik
wed, dat zy op de een of andere manier
kunnen zien, wie er voor de deur staat. Nu
echter is het daarvoor te donker."
Hy klopte en wachtte met ingehouden
adem, terwyl hy terzelfder tyd met zyn hand
langs het hout voeldo.
„Zy zyn al heel stil," mompelde hy, „als
er ten minste iemand in is. Een zware deur
en een slot, dat veert, dat beteekent, dat
ieder van hen een sleutel heeft en ik dus
evengoed naar binnen kan gaan als zy, daar
de deur natuurlijk niet gegrendeld is."
Hy klopte nog een paar maal, maar alles
bleef stil. Hy gaf het dus maar op en begaf
zich weer naar beneden, zorg dragend, dat
hy nu niet op de bovenste trede trad.
De schel ging niet over en toen hy die nu
juist eens flink drukte, hoorde hy dezelfde
hel weer.
„Nu weet ik hoe ongehoord binnen te
komen."
Nick begaf zich naar benedeD, volstrekt niet
overtuigd, dat de bovenverdieping werkeiyk
ledig was.
In het middelste huis klonk geen schelletje,
toen hy de bovenste trede drukte. Het zou
dan ook een onnoodige voorzorg zyD, want
mevrouw Valdron kon als concierge toch niets
verdachts op haar kamers hebben.
Hij klopte op de deur.
Geen antwoord I
„De kust is veilig," dacht Nick, „want ze
kunnen hier niet iemand tevergeefs laten
wachten. Veel tyd wil ik hier niet zoek
brengen, dus aan het werk 1 Meteen forceerde
hy het slot en kon hy de deur openen.
Het gas brandde laag. Na een oogenblik
wachtens, stapto hy moedig naar binnen, de
deur achter zich sluitend.
Spoedig geraakten zyn oogen gewend aan
de halve duisternisde kamer opnemen,
behoefde hy niet meer; dat had hy den
vorigen keer reeds gedaan.
Het was nog slechts vyftien minuten voor
negenen, doch hy was te nieuwsgierig, om
de andere kamers te zieD, om er niet even
een kykje te nemen.
Voorzichtig opende hy de deur, die naar
de voorkamer leidde. Ook daar brandde het
gas laag. Hy ging door een kleine kamer,
klaarblykelyk een jongedames-slaapkamer,
naar een kleine slaapkamer, die in de
voorkamer uitkwam. Er was uiterlyk niets
wat verdenking kon opwekken, en toch
fceek Nick spiedend rond.
„Ahl" riep hy eensklaps, terwyl bij een
half openstaande lade verder uittrok en er
een portret en een pruik uitnam.
„Hier hebben we eindelijk Mabel I Ik dacht
wel, dat het zoo iets was. Doch als ge Mabel
niet persooniyk kendet, kondet ge haar nog
niet zoo sprekend nabootsen, juffrouw 1 En
bier is de japon! En de hoed ookl"
„Dat is al, wat ik wenschte te weten,"
zeide hy; de kleedingstukken weer op hun
plaats leggende.
Hy had de helft van zyn tyd reeds ge
bruikt; dus wendde hy zich nu haastig naar
den bewusten schoorsteen. Hy wist waar hy
moest drukken, want hy had het den man
zien doen.
Volkomen realiseerde hy het gevaar,
waaraan hy zich ging blootstellen, want hy
wist, dat op het oogeDblik, waarin hy op den
knop drukte, er een schel zou gaan. Dat had
hy den voorgaanden keer ook opgemerkt.
Vast besloten drukte hy op den knop, de
schoorsteenmantel week en snel stapte hy in
de duistere ruimto achter de gemaakte
opening.
XH.
Het zou een onwaarheid zyn te beweren,
dat Nick geen angst voelde in die ondoor
dringbare duisternis.
Hy had gedacht, dat zyn oogen dadelyk
aan de donkerheid om hem heen gewend
zonden zyn, doch daar dit niet zoo was, nam
hy zyn lantaarntje uit den zak en drukte
op het knopje. Eensklaps was het vertrek
helder verlicht. Het zag er armzalig uit, juist
de omgeving, welke men aan een arm, een
zaam man zou hebben toegedacht.
Voorzichtig opende Nick de deur, die naar
de voorkamer leidde, en door een soort van
alkoof gaande, juist zooals in 't andere huis,
kwam hy in een kamer, die precies even
groot was als die van mevrouw ValdroD.
Hier stond echter niets dan een oud ledikant
en een wormstekige stoel.
De voorkamer daarentegen was netjes ge
meubileerd, ofschoon dan ook slordig en vuil.
In het midden stond een tafel, bedekt met
schrijfmateriaal, en verscheidene gemakkelyke
stoelen stonden door de kamer verspreid. De
kamer er naast werd gebruikt als slaapkamer,
dus een bewys, dat twee personen deze
appartementen bewoonden.
Op tafel lag een photographie van Ralph
Moreland, waaronder geschreven stond: „Let
op het litteekenl"
„Juist zooals ik vermoedde, de Ralph
Moreland en Mabel Livingston, die het biljet
van duizend dollars wisselden, zyn dus hier
gemaakt."
Het volgende, dat zyn aandacht trok, was
een schryven, hetwelk op tafel lag en aldus
begon: „Beste Ralph."
„Het ïykt wel, dat Mabel hier haar brieven
kwam schryven; het is de grootste schurken-
troop, waarvan ik nog ooit gehoord heb. De
man, die deze letters gemaakt heeft, moet
falsaris van beroep zyn. Dit geheim is dus
ook al weer opgehelderd. Op dit oogenblik
klonk een waarschuwend schellen, tweemaal
na een tusschenruimte van enkele seconden.
In den donkersten hoek der kamer hingen
kleoren tegen den muur en daarachter verborg
Nick zich snel, doch zóó, dat hy iedereen kon
zien binnentreden.
Het was een wanhopige daad, doch Nick
was in geen toestand, om vrees te gevoelen.
De deur werd geopend en door den binnen
tredende achter zich gesloten. Deze stak hot
gas op in de kamer, waar Nick zich bevond,
en in de voorkamer.
Nick kon byna de verzoeking niet weerstaan
om den ellendeling naar de keel te vliegen,
doch de zekerheid, dat by zooveel meer zcu
te weten komen, hield hem er van terug.
Nog was de kleine man bezig in do voor
kamer, toen de schel opnieuw weerklonk en
een oogenblik later dreunde de grond onder de
forscbe stappen van den langen man.
„Hallo 1 Waar zyt gy Wat een illuminatie 1"
„Zyt gy daar, Billy?" piepte de kleine.
„Ja, ik haat het, om in donker te zitten."
„Kom, kom, daar zult ge wel overheen
komen, als het wat verder is. Het zou my
niet kunnen schelen, al moest ik naast hot
oude lyk slapen."
„Ik schaam my niet over die zwakheid,
Billy; in ieder geval heb ik myn best gedaan."
„Dat is zoo, Dave. Kwamen die lui nu
maar; ik moet toch myn alibi kunnen be-
wyzen."
Spoedig ging de bel weer en kwam er een
schoon man met grys haar en van een fat-
soenlyk voorkomen binnen, dien Nick nog
nooit gezien had.
i Wordt vervolgd.)