N°. 11207.
Maandag 7 September,
A0.1896
(§eze Courant wordt dagelijks, met uitzonde ring
van <Zpn- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
MAN EN VROUW.
4
3
LEIDSCH
DA(jBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden.
Franco per post ---.
Afzonderlijke Nommers
110.
1-40.
0.05.
paus DEB ADVERTENTIËN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer 0.17 J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Derde Blad.
Gemengd Nieuws.
Opgave van het vervoer en de
opbrengst van den Rijnlandschen Stoomtram
weg gedurende de maand Juni 1896: reizigers
aantal 35,666; opbrengst f 5315.73; goederen
en diversen ƒ477.22. Totaal f 5792.95
Van 1 Jan. tot ultimo Juni 1896. reizigers
aantal 164,584; opbrengst f 22,856.086goede
ren en diversen/2601.17. Totaal 25,457.25'.
Per dagkilometer bedraagt dit f 15.54.
Allen, die wegens handelszaken
of reizen-een druk gebruik moeten maken
van het sluispad te Roelof-Arendsveen, zal
het aangenaam zijn te vernemen, dat door
het polderbestuur aldaar thans definitief be
sloten is, den onhoudbaren toestand van dat
pad eerlang radicaal te verbeteren.
Op een goeden morgen deze week ontdekte
de schippersknecht G. v. d. Sp. by z\)ne komst
op bet schip van zijn baas Wagenaar in de
Zwet, dat een groot deel van het want
(touwwerk en blokken) ontvreemd was.
Onmiddellijk vermoedde hij, wie de dader zyn
zou, en toog op weg in de richting, waarin
zich eene turfaak begeven had, die 's nachts
naast het schip van Wagenaar had gelegen
Hy mocht dan ook de voldoening smaken
van, geholpen door een politieman, te Ryp-
wetering op de bewuste turfaak het gestolene
te ontdekken en den dader, een knecht van
vijftien jaar, voor den burgemeester te bren
gen, voor wien deze eene volledige bekentenis
heeft afgelegd, 's Avonds werd hy naar Haar
lem getransporteerd.
Als eene bijzonderheid deelt
men ons uit Aarlanderveen mede, dat by gebr.
Neuteboom aldaar eene zonnebloem te zien
is, die eene hoogte van ruim S'/a meter heeft
bereikt.
Men schrijft uit Amsterdam van
3 September:
Sinds het optreden van den nieuwen hoofd
commissaris van politie alhier wordt er ernstig
naar gestreefd, om aan twee ergerlijke zaken
een einde te maken, en wel aan de alleen
heerschappij van koning-straatjongen en den
clandestienen verkoop van sterken drank.
Dit laatste was vooral noodig, omdat de
vereeniging „Vergunning" in een adres aan
den Raad had aangetoond, dat in deze gemeente
meer dan 800 gelegenheden waren, waar sterke
drank in het geheim werd verkocht.
In de afgeloopen maand werden 102 jongens
wegens straatschenderijen, soms onder groot
verzet van het publiek, door agenten gearres
teerd en naar het politiebureel gebracht.
Tegen 41 biorhuishouders en-houdsters werd
proces-verbaal opgemaakt wegens het zonder
vergunning verkoopen van sterken drank.
De geest van verzet b\j arrestaties schijnt
hoewel velen daarvoor reeds zijn veroordeeld
tot gevangenisstraf, echter nog niet te vermin
deren. Zoo werd gisteren op het Oudekerks-
plein een persoon, die iemand had mishandeld
en deswege door een agent werd gearres
teerd, door het publiek ontzet.
Donderdag-avond omstreeks
tien uren woedde te Oosterhout een felle brand.
Door een onbekende oorzaak werden de
boerenhofstede met daarbij behoorende stal
en schuren, benevens de geheele inboedel,
hooi, stroo, granen en landbouwwerktuigen
een prooi der vlammen. Ook een paard, twee
koeien, een kalf en vier vette varkens kwamen
in de vlammen om. De eigenaar en bewoner
C. Kools, lijdt groote schade, aangezien alleen
het gebouw is verzekerd voor f 2400 by de
Onderlinge Brandwaarborg-maatschappij „De
Jong Co.", te Amsterdam.
De schade aan roerende goederen bedraagt
ruim f 2000.
De vlammen sloegen over op de aangren
zende schuur van den landbouwer J. Wei
gerde, die mede, met den daarin aanwezigen
voorraad hooi, stroo. en granen, benevens
karren en andere landbouwwerktuigen, door
het vuur werd vernield.
Dank zij het spoedig en krachtdadig op
treden der brandweer bleef de landbouwers-
woning van Weijgerde gespaard.
Do schade aan schuur en inboedel is groot,
doch wordt door assurantie gedokt.
Persoonlijke ongelukken kwamen niet voor,
ofschoon bij het uitbreken van den brand de
bewoners zich reeds ter ruste hadden begeven
en zich ternauwernood konden redden.
Gisteren in den namiddag heeft
te Utrecht een treurig ongeluk plaats gehad.
Een aankomend jongmensch ging met een
bokkenwagen, waarin twee kinderen waren
gezeten van den heer Van K, op deWoster-
kade, rijden. Buiten de Tolsteeg langs de
Keulsche vaart gaande, liet de jongen het
wagentje eenige oogenblikken onbeheerd, om
een weinig gras voor den bok te snijden. De
bok bleef echter niet rustig staan, maar zette
zich in beweging, met het noodlottig gevolg,
dat hij van de helling in het water reed.
Van een stoomboot, die er juist aankwam,
werden onmiddellijk pogingon in het werk
gesteld om de kleinen te redden. Het oudste
kind, dat het eerst werd opgehaald, kon
nog in 't leven worden teruggeroepen, doch de
pogingen, daartoe bij het jongste aangewend,
bleven vruchteloos.
Het jonge mensch is zeer onder den indruk
van dit treurige voorval.
De ouders der kleinen worden wel zwaar
beproefd, daar een zoon van hen dezen zomer
ook reeds onder treurige omstandigheden
overleed.
Sedert de hectografen en derge
lijke middelen ter vermenigvuldiging van
schrifturen in gebruik gekomen zijn, ontvan
gen wij herhaaldelijk stukken, die geheel of
ten deele onleesbaar zijn. Men vergt van die
toestellen blijkbaar meer dan zy prestoeren
kunnen. Niet zelden komen zulke half of heel
niet leesbare stukken van personen, die in hun
eigen belang of voor een belang, dat hun ter
harte gaat, onze medewerking vragen.
Men zal, hopen wij, evenals het „Utr. Dbl.",
willen begrijpen, dat men te veel vergt, als
men aan iemand, wien men een verzoek doet,
ook nog te raden geeft wat dat verzoek is!
Men zal dus wèl doen de afdrukken wat
nauwkeuriger te sorteeren en te bedenken,
dat wat duidelijk is voor wie weet wat er
staan moet, dikwyi3 onleesbaar zijn kan voor
hem, wien dit geheim nog niet is geopenbaard.
Sedert geruimen tijd bestaat er
eene niet te beste verstandhouding tusschen
den heer S. en den heer E., voogd over min
derjarige kinderen, eigenaren van het per
ceel, bewoond door den heer Wennekes, over
het langs dit perceel loopende slop, genaamd
„de Leuningsteeg" in de Bemuurde Weerd,
te Utrecht.
De heer S-, eigenaar van het perceel aan
de andere zijde der steeg, liet ruim 3 maan
den geleden de deuren van het pakhuis en
de plaats van den heer Wennekes, die in het
slop uitkomen, versperren. Hierdoor werd de
heer Wennekes in de uitoefening van zijn
handel belemmerd, en de heer E. liet de ver
sperring wegnemen. Dit werd in verloop van
een paar maanden tot driemaal over herhaald.
De heer S. liet toen groote hoeveelheden puin
en grond in het slop voor de beide uitgangen
neerwerpen, wat de heer E. van zijn kant
weder liet opruimen. Dit hield ongeveer een
dag of acht aan.
Wat de heer S. er des morgens liet neer
werpen, liet de heer E. des avonds weder
opruimen. Niet onvermakelijk was het, dat
soms de werklieden aan beide zijden gelijk
tijdig bezig waren; wat de één weg wierp,
werd door den ander opgevangen en terug
geworpen. Het slot was, dat de uitgangen
versperd bleven, daar de werklieden van den
heer S. in hun ijver zelfs zoo ver gingen, dat
de grond op de plaats en in het pakhuis
terecht kwam, zoodat de deuren niet meer
konden worden gesloten.
Verleden week liet de heer S. nog een
schot over de breedte der steeg aanbrengen,
zoodat de toegang thans geheel gesloten is,
en ten overvloede liet de heer S. deze week
ook de vier ramen van de woning van den
heer Wennekes en de bovenbewoners, dicht
spijkeren en schoren, zoodat eenige kamers
en een alkoof thans in eene Egyptische duis
ternis zijn gehuld, bepaald een onhoudbare
toestand voor de bewoners.
Het vreemde van het geval is echter, dat
dit Blop indertijd door de gemeente is bestraat
en dat ook de steeg geregeld door de gemeente
reiniging werd gereinigd.
Db heer Wennekes ondervindt echter door
dezen toestand veel nadeel. De wagens, door
hem in de steeg geborgen, zijn thans niet
door hem te verkrijgen om te gebruiken,
terwijl een wagen, die tijdens de versperring
in gebruik is, bi) een ander moet worden
geplaatst.
De rechterlijke macht, zegt het „Utr. Dbl.",
zal thans in deze zaak uitspraak moeten doen,
daar de politie niet bi) machte schijnt, er iets
aan te veranderen.
Met het sportterrein te Utrecht
schijnt het gedaan te zijn. De eigenaars gaan,
naar het „Nieuws" schrfjtt, het als bouw
terreinen exploiteeren, en in de naaste toe
komst zullen er ruime, luchtige straten
verrijzeD op de groote vlakte, welke in den
beginne zooveel wielrijders herbergde, waar
de tribunes zoo gevuld waren by de opgewekte
wedstrijden en waar nog onlangs by de
Ridderhofspelen duizenden by duizenden
plaatsen vonden. Noch de wielerbaan, noch
de badgelegenheid brengen hun geld op, om
niet te spreken van het groote gazon, dat
van tyd tot tyd dienst doet als hippische
sportplaats.
Naar de „N. R. Ct." bericht, wordt
sedert eenige dagen vermist de commies der
posteryen 1ste kl. H. J. P., van het post
kantoor te Rotterdam.
Te Biert, gem. Geervliet,*is een
landbouwer zoodanig door een stier in de
weide gekwetst, dat men vreest hem niet in
het leven te zullen behouden.
Woensdag-avond viel de 68-jarige
weduwe De J., die' Achter de Hoven, te
Leeuwarden, woont, van eene ladder. Zy
brak haar hals en stierf onmiddellyk.
Uit Loosdrecht meldt men om
trent een aldaar ontdekten petroleumput
Omstreeks drie weken geleden ontdekte
de winkelier G. J. Kuiper, te Oud-Loosdrecht,
dat er werking begon te komen in een steenen
vloer van zyne schuur. Ten einde de oorzaak
hiervan op te sporen, liet hy het gedeelte
vloer opgraven, waarby bleek, dat zich daar
onder een put bevond.
Het hieruit gegraven zand rook sterk naar
petroleum en buiten geworpen, zakte er tame-
lyk veel olie uit. Na eenige dagen was de
geledigde put voor een deel gevuld met een
vloeistof, die olieachtig er uit zag en ook naar
petroleum rook. De bovenste laag werd door
K. afgeschept, in een petroleumtoestel gedaan,
en waariyk, de pit brandde uitstekend. Een
en ander was echter nog niet voldoende, om
de veronderstelling te wettigen, dat men met
bronoüe te doen had, aangezien in die schuur
jaren achtereen met petroleum gevulde vaten
waren geborgen.
Daar K. echter geen ton in voorraad had,
groot genoeg om den put to kunnen ledigen,
bleef dit werk tot Dinsdag middag achter
wege. Nu Woensdag echter weder pl. min.
2 decimeter van dezelfde vloeistof in den put
aanwezig was en het goedje evengoed bleek
te branden als het vorige, begint bet gevoelen
meer en meer veld te winnen, dat men wer-
keiyk met een oliebron te doen heeft. Wel
komt in de vloeistof water voor en kooit de
pit by het gebruik zoozeer, dat de olieachtige
vloeistof zonder zuiveringsproces niet gebruikt
kan worden, maar toch, wat er mede gedrenkt
wordt, brandt hevig. Wy hopen den uitslag
van het deskundig onderzoek nader mede te
deelen, met bet oog op den grooten toevloed
van nieuwsgierigen wordt voorloopig niemand
meer by den pui toegelaten.
Do hoofden van scholen te
Ackooy en Rhenooy genieten een traktement
zoo laag als de Staat dit veroorlooft, nl. f 700.
De menschen hebben jarenlang hun plicht
gedaan en hebben zich nu tot den Raad go-
wend met het verzoek om verhooging van
salaris, welke verhooging, zooals de burge
meester opmerkte, geen bezwaar voor de
gemeente-financiën zou opleveren. Dit verzoek
werd bestreden door twee leden uit Ackooy
en Rhenooy. Die uit Rhenooy beweerde, dat
het schoolhoofd te Rhenooy er aardig wat
by verdiende, voor het aflezen van den polder
byv. al ongeveer 20. Hy wou niet betwisten,
dat de man zyn plicht goed deed, maar dat
zou er ook nog by moeten komen. Ze hadden
moer dan genoeg, en als ze nu meer kregen,
zouden ze 't later nog eens probeeren. Die
uit Ackooy zei, dat de heer G. 't zoo slim
niet had, vooral omdat met het aardappel-
rooien zeer veel kinderen wegbleven, en hy
het dus nog gemakkelyker had. Het verzoek
werd van de hand gewezen.
Om den drank! Dezer dagon
ontstond brand in het huis van R. Eden,
onder Wymeer, by Bellingwolde. Al stond
dus het brandende perceel over de grenzen,
de heele Leete trok uit, want Edens herberg,
direct over de Moersloot, is een winkel en
ook een opslag of liever een uitslagplaats van
spriet en dus algemeen bekend. Aan blusschen
viel niet te denken, daarom kwam men dan
ook eigenlyk minder. Men kwam om de spriet.
Dat die ruim aanwezig was, bleek overtuigend.
Soms hoorde men een geweldigen knal of er
een bom ontplofte. 't Was een vat dat sprong.
In fle8cbjes en doozen voerde men den
„heeriyken drank" mee; sommigen ook had
den zichzelf tot een levend vat gemaakt,
zoodat velen suizebollend en zwymelend het
feestterrein - dat scheen het te wezen
verlieten en een enkelo zelfs per voertuig,
in dezen een kruiwagen, door moeder de
vrouw naar de echtelyke woning werd ge
transporteerd. 't Was een heelo pret. Naar
men zegt, moet het tooneel van den brand
's avonds een tooneel van niet weinig tumult
zyn geweest.
Palingziekte. In de wateren
van het Pruisische regeeringsdistrict Straal»
sund heerscht eene epidemie onder de palingen.
De kenteekenen en het verloop der ziekte
komen hierop nederDe staart hangt als
verlamd, de staartvin en do aarsiin worden
rood, vervolgens komt er rondom de cloaca
een roodachtige kring, die voortdurend grooter
wordt; eindeiyk worden ook alle overige
vinnen rood en dan sterft het dier. Nadat
men de ziekte eerst in de Greifswalder Bodden
had waargenomen, heeft zy zich naar het
westen en vervolgens naar het noorden uit
gebreid, tot zy zich in de vorige week ook
in de noordeiyke Rugensche wateren heeft
vertoond. Het ergste heerscht zy in de ge
noemde Bodden. Aldaar heeft men reeds
menigmaal 50 a 75 pet. en in sommige ge
vallen zelfs wel een grooter gedeelte van do
vangst moeten uitschieten. Wanneer men nu
ziet, dat volgens de officiöele statistiek, waar
van ieder visscher aldaar weet, dat zy te
lage cyfers geeft, in de hierby betrokken
wateren jaarlijks 5 a 6000 centners paling
wordt gevangen tot een waarde van 250,000
a 300,000 mark; dan is het licht te begrypen,
welk eene beteekenis deze epidemie vcor de
visschery in dat geheele regeeringsdistrict
heeft. Men zou het dus voor de ichihyologen
en bacteriologen, zoowel als voor de openbare
autoriteiten, eene dankbare taak achten, de
oorzaken der ziekteverschynselen op te sporen
10)
Toen zy in haar kinderlyke biydschap dit
zeide, zonder de vreeselyke ironie op te
merken, die in haar woorden lag, werd het
zelfs papa te veel. Hy snoot zyn neus, kuchte
en ging de kamer uit, maarmet de
punchkaraf.
VI.
Hy heeft de eer van het geslacht ge
schonden, hy heeft door een verbintenis, die
eigenlyk maar een valsche advocatenstreek
is, my het majoraat ontstolen I" zeide neef
Karei Emil.
Hy heeft een smet geworpen op den
stand en de kringen, waartoe hy behoort!
Om in het huweiyk zoo weinig mogelyk last
te hebben van de vrouw van hooge geboorte,
die hy zich moest aanschaffen, om Halleborg
te behouden, heeft hy in zyn geraffineerde
slechtheid een meisje gekozen, dat op het
punt staat dood te gaan," zeiden de adellyke
dames uit den omtrek.
Misschien wacht hy er wel mee, zyn
„liefje" by zich te nemen, totdat Amalia de
oogen heeft gesloten, of misschien laat zyn
denkwyze over hetgeen past wel toe, zyn
deur voor bruid en liefje beiden te openeD,"
zeiden de heeren tot elkaar.
Staat er niet in den majoraatsbrief, dat
hy moet hertrouwen met een adellyke juffer,
als de eerste zonder manlyke nakomelingen
sterft? In dat geval konden de arme freules
vast queue gaan maken," zeide een geestelyke
in de buurt, die voor een zeer geestig man
doorging.
Neen, als hy maar getrouwd is met een
adellyke jonkvrouw op den dag, waarop hy
zyn zos-en-dertigste jaar ingaat, dan is hy
gered," zeide het orakel van den omtrek,
die door een ex-vriend van Gösta by het hof
te Götha de daarop betrekking hebbende 17
kende.
Oordeelt niet, opdat gy niet geoordeeld
worden," zeide de oude dominee, die van
menigen levensstryd getuige was geweest.
Maar toch was de oude predikant met
kommer vervuld, en hoewel hy het oordeel
van anderen altyd met bezadigde woorden
zocht te verzachten, deed hy Gö3ta toch
ernstige vermaningen. En deze, die, met
mevrouw Ragnhild op zyn hand en gesteund
door Amalia's stille berusting, zichzelf zocht
gerust te stellen, in het denkbeeld, dat wat
hy wilde doen toch wel kon worden verdedigd,
antwoordde
Waartoe moet ik my verbinden? Tot
trouw 1 En die zal ik niet breken."
En de vereering van de nagedachtenis
der doode? Is dat gevoel geen beleediging
voor haar, aan wie je je naam nu gaat geven
Moet dan een weduwnaar zyn eerste
vrouw niet in liefde en eerbied herdenken,
al hertrouwt hy ook? De verhouding tus
schen Julia en my was even onaantastbaar
als tusschen gehuwde lieden."
Maar, Gösta, je maakt me verschrikt
met je sophisment De belofte, die je zult
geven, dat je haar in geluk en tegenspoed
zult liefhebben, en dat je haar een beschermer
zult zyn, kan je iD vorm toch met onbekend
zyn?"
Ik houd van haar, als van een rein,
onschuldig, ïydend wezen."
Geluk Ja, het eenige geluk, dat ik heb,
is het goud, en dat zal ze kuDnon uitdeelen
ten bate van de haren, als zy er zelf met
van kan genieten. Tegenspoed! Ja, tegenspoed
en verdriet hebben we meer dan genoeg, zy
en ik. Is het verdriet niet hetzelfde, kan het
ons met vereenigen, het zal ons ten minste
niet schelden. En bovendien, dominee, hoe
velen houden onverbrekelyk, zonder een enkele
afwyking, vast aan de belofteo, voor het
altaar gegeven? Ik hoop, dat by bet einde
van ons kort huwelyksleven in dat opzicht
geen verwyt my kan treffen. Ik heb geen
illusies opgewekt, die de toekomst zal ver
nietigen."
Je rechtsbegrippen zyn verward, Gösta.
Je verwisselt twee verwante, maar verschil
lende zaken, beide slecht, maar de eene toch
tienmaal erger dan de andere. De man, die
zyn beloften breekt, is een eedschendige en
in zeker opzicht ook een „meineedige," maar
hy, die de beloften aflegt in het volle bewust-
zyn, dat zyn gevoelens niet toelaten ze te
houden, is een meineedige met voorbedachten
rade. Ik weet niet, wat jy zult doenniemand
kan in het hart eens anderen lezen. Je bent
je eigen meester, ik heb je gewaarschuwd.
Maar van je ouden vriend heb je nooit iets
anders dan harteiyke deelneming te wachten."
Dit gesprek ontroerde Gösta diep, maar
de geestelyke nam te laat deel aan de
zaak, nu diende het nergens meer toe naar
rechts of links te zien, en spoedig kwam
de trouwdag.
Het kostte heelwat moeite jonker Silfvers-
pjut op Lindenas te doen afzien van oen
plechtige huweiyksinzegemng in de kerk,
waarvan hy had gedroomd, dat zy met de
verbetering van zyn geldelyke positie geheel
en al een einde zou maken aan de minach
ting, waarvan de arme en weinig waardige
jonker steed3 meer het voorwerp was ge
worden. Hy had immers nog een oude karos,
die wol is waar de laatste zes jaar niet
gebruikt was, maar die de smid wel zoover
kon herstellen, dat ze zonder al te groote
risico de bruid naar de kerk kon brengen.
De uitgemergelde rytuigpaarden kregen eenige
dagen rust en werden zooveel mogelyk opge
knapt, en op den stalzolder hingen nog een
paar, nog geen volle vyftig jaar oude geryen
met het familiewapen er op en met nikkel
beslagen, die evenwel onder stof en vuil
begraven waren, maar toch niet zoo, of
Hakan kon ze in een paar dagen wel blank
schuren. En dan zyn oude uniform! Mevrouw
Ragnhild moest wel toegeven, dat de mot
gaten zeer wel te stoppen waren en meest op
plaatsen zaten, waar het niet erg opviel.
Gösta was met zyn aanstaande schoon
moeder overeengekomen, dat het huweiyk op
LiadenSs zou voltrokken worden door den
ouden dominee Helm, in tegenwoordigheid
der kinderen, eenige familieleden der bruid,
de domineesvrouw en een paar studiegenooten
van Gösta, met wie by trouw briefwisseling
had gehouden.
Maar daarvan wilde de jonker volstrekt
niets weten. Yan het huweiyk in do kerk
wilde hy in 't ergste geval wel afzien, toen
de dokter zeide, dat Amalia te zwak was,
zoodat het kwade gevolgen kon hebben, en
toen zy zelf er met tranen in de oogen om
smeekte. Maar als hy zich moest blameeren
door een bedelaarsbruiloft op Lindenas, dan
zou hy toonen, de duivel mocht hem anders
halen, dat hy de vader zyner kinderen was, en
dat hy nog de baas was in zyn eigen huist
En zoo vereenigde zich tot een bruilofts
feest in het vervallen Lindenas een groot
gedeelte van hen, die zich in vele jaren daar
niet hadden vertoond, wogens de armoede
des bezitters en de weinige conversatietalenten
van den jonker; van hen, wien Gösta voor het
hoofd had gestooten door elke poging tot
toenadering af te snyden, toen hy na zymj
vaders dood op Halleborg was gekomenvan
hen, die het geheele huweiyk beschouwden
als een schandelyke daad
Voor het bruidspaar en mevrouw Ragnhhd
was het een der zwaarste oogenblikken von
hun leven. Gösta dacht aan de begrafenis
van Julia. Hoe goed deed het hem toen niet, te
midden zyner smart, van de laatste rustplaats
der geliefde naar de oude Malena te gaan,
naar de herinnering en de eenzaamheid! Neen,
nu was het veel ergert
(Wordt vervolgd.)