N°. 11207
Maandag 7 September.
AM 396
i§eze <§mant wordt dagelijks, met uitsondering
van <Zpn- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
F euilleton.
MAN EN VROUW.
LEIDSCH
M&BLAB.
PRIJS DEZER CCU3AÏJT:
Voor Leiden per 8 maanden.
Franco per post t
Afzonderlijke Nommers
f 1.10.
1.40.
0.05.
PBUS EER ADVERTENTEBNs
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 j. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeron bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Tweede Blad.
Ehenus, weekblad voor scheepvaart en ver
keerswezen, bevatte een hoofdartikel naar
aanleiding van het afwyzend antwoord van
den Minister van Waterstaat op een request
omtrent den bouw eener vluchthaven
onder Doorweert-Renkum.
In dat antwoord zegt de Minister o. a., dat
voor de Rijnvaart de richting Arnhem
Vreeswijk niet in de plaats is getreden van
de richting Nijmegen—Gorkum, en dat, even
als vroeger, nog steeds de Waal de aange
wezen weg is voor de vaart naar en van de
Duitsche Rijnhavens. De verdieping van do
vaargeul in den Neder-Ryn en de Lek ge
schiedt, volgens den Minister, ook niet zoo
zeer in het belang van de Rijnvaart, maar in
de eerste plaats ten behoeve van de binnen-
landsche scheepvaart.
Ehenus ziet in dit antwoord een veron
achtzaming, die Amsterdams Rynvaartbelan-
gen wacht.
Reeds in 1892 werd door de Kamer van
Koophandel te Amsterdam de Minister gewe
zen op het groote gewicht van de verbetering
van Lek en Nedor-Rijn, in het belang van
Amsterdams Rijnvaart.
Met vreugde begroette de Kamer de aan
neming der wet in 1893, waarby besloten
werd één millioen te besteden voor de ver
betering van Lek en Neder-Ryn. Maar toen
in 1894 nog geen ton gouds verwerkt was,
drong de Kamer van Koophandel by den
Minister op meerderen spoed aan, omdat bij
dergelijke werken, in het belang van den
steeds naar ontwikkeling strevenden handel
gfipomen, spoedige hulp dubbele waarde heeft.
Zou men na niet, vraagt Ehenushet zoo
even gemeld antwoord van den Minister ge
hoord, gaan gelooven aan booze plannen, waar
hi) voor Amsterdams Rijnvaart een te voor
komen omweg van minstens 33 K.M. en het
passeeren van twee schutsluizen „den aange
wezen weg" acht naar de op korten afstand
gelegen belangrijke Ruhrhavens?
En zou men vraagt het blad verder
bij de nu bekende zienswijze des Ministers
niet gaan gelooven, dat aan Neder-Ryn en
Lek opzettelijk het water onthouden wordt,
dat de Waal zonder eenigen hinder kan mis
sen ten behoeve van Amsterdams Rijnvaart?
Het blad dringt er daarom op aan, dat
Amsterdam op den uitkijk blyve.
In een artikel „Na twaalf jaren" geeft H.
In Het Vaderland een schets van zijn indrukken
bij zy'n terugkeer naar Indië, dat hij vroeger
verlaten had. Hij ontwikkelt daarbij eonige
denkbeelden ter bevordering der welvaart
van Indië. Het volgende is daaraan ont
leend.
„Er zijn nog maar vijf residentiën op Java,
waar de gouvernements-koffiecultuur wat be-
teekent. In de overige zeventien is de lijder
doodgebloed. En toch, een gedeelte van Java's
bevolking zou bij de koffie-cultuur welvaart
kunnen genieten; geen product, dat zoo duur
betaald wordt. Doch de leveringsprijs zou
minstens op f 25 per pikol moeten gesteld
worden. Mijn ideaal zou zyn: onmiddellijke
invoering van een leveringsprijs van f 25,
met constante verhooging met één gulden
per jaar, totdat een betaling is bereikt, die
voor de schatkist geen winst meer geeft. Dan
zou het oogenblik zijn gekomen, om de ge
dwongen levering af te schaffen en landrente
van de kofftegronden te heffen. D9 Regeering
zou dan aan het Javaansehe volk de koffie
cultuur in een bloeienden staat kunnen over
geven en het volk daardoor in staat stellen,
om gemakkelijk directe en indirecte belas
tingen op te brengen; terwijl de Chineesche
wijze, waarop nu de cultuur gedreven wordt,
onvermijdelijk tot haar geheelen ondergang
moet voeren.
Yan den voet van de Smeroo af trok ik te
paard, westwaarts op, door het Zuidergebergte,
naar Blitar, van perceel tot perceel. Overal
koffie, niets dan koffie. Het klimaat is er voor
den Europeaan zeer gezond. Da meeste per-
ceelen zijn onderling telepbonisch verbonden,
en ook met MJang. De cultuur wordt hier
intensief gedreven. De boomen worden getopt
en gesnoeid, en de aanplantingen rein ge
houden van onkruid. De afvoer dar koffie
geschiedt met draagpaarden tot aan het naaste
spoorstation. Men kan aannemen, dat ongeveer
de Noordelijke helft van het Zuidergebergte
in Malang in erfpacht is uitgegeven. In den
laatsten tijd worden aldaar meerdere aan
vragen om erfpacht, door de regeering, van
de hand gewezen. Voor de bevolking, noch
voor de Regeering, hebben die gronden eenige
waarde. Er wqont niemand, en volksplan
tingen kan de Regeering er niet stichten,
want het terrein is, wegens gebrek aan vol
doende water voor bevloeiing, ongeschikt voor
de rijst-cultuur. En voor de gouvernements-
koffie-cultuur is de afstand veel te ver van
de naastbij gelegen dessa's. Men zeide mij,
dat die afwijzingen gegrond waren op de
overweging, dat het volk naar de particuliere
landen trekt, waar het meer geld kan ver
dienen, „au détriment" van de gouvemements-
cultuur. Een vingerwijzing te meer, dat het
gouvernement niet genoeg betaalt, en, in
plaats van hierin te voorzien, wordt de particu
liere industrie gestuit in haar vlucht."
Verder maakt de Schr. gewag van een
bezoek aan de Lampongs, waar de groeikracht
verbazend is. „Dat land moest bevolkt worden,
om schatten te kunnen voortbrengen. In de
eerste plaats acht ik daarvoor noodig een
dagelijksche stoomverbinding tusschen Anjer
en Telok-Betong; en in de tweede plaats een
Regeerings-proclamatie, inhoudende de belofte,
dat nooit de gedwongen levering van produc
ten zal worden ingevoerd. Ten derde een
doeltreffende koeli-ordonnantie, en voldoende
geneeskundige hulpten vierde geld en
dwangarbeiders, om goede verharde wegen
te maken. Aan de dun gezaaide bevolking
kan doze last, in heerendiensten, niet worden
opgelegd. De baai van Telok-Betong biedt een
veilige ankerplaats voor honderden schepen
van grooten diepgang. Daar is nog wat te
deen in de Lampongs! Een vruchtbaar land,
met oen veilige reede, ligt daar sedert eeuwen
onaangeroerd, in de nabijheid van de ho.fl-
plaats van ons Indisch Rijk I Em dagelijksche
stoomvaartverbinding tusschen Anjer en Telok-
Betong, voor het vervoer van arbeiders en
ploegvee, kan den stoot geven tot ontwikkeling
van dat gewest. Een onderzoek zou kunnen
worden ingesteld of een stoomtram, loopende
van Telok-Betong, over Mengala en Batoe-
Radja, naar Palembang zooal niet dadelijk,
dan toch in de toekomst levensvatbaar zou
zijn; goode en snelle communicatie-middelen
brengen overal een landstreek, die uit zijn
aard vruchtbaar is, tot ontwikkeling. Is een
maal Batavia met Anjer door een spoorlijn
verbonden, en Anjer door een dagelijksche
stoomvaart met Telok-Betong. dan zou door
middel van bovengenoemde stoomtram Palem
bang aan Batavia verbonden zijn. De gevol
gen hiervan op economisch gebied zijn niet te
berekenen. Als men let op hetgeen Noord-
Amerika op spoorweggebied door uitgestrekte
wildernissen heeft tot stand gebracht; de
Engelschen en Hollanders in Afrika en de
Russen in Siberië, dan is een spoorwegver
binding tusschen Batavia en Palembang, met
het doel om uitgestrekte vruchtbare landen
in ontwikkeling te brengen, geen droombeeld
te achten. Wy moeten in Indië vooruit. Java
heeft zijn spoorlijnen, nu is Sumatra aan de
beurt."
Ten slotte zegt de Schr.: „Indië verkeert
nu in een soort van crisis, waarvan lage
suikerprijzen, ziekten in suikerriet en koffie-
boomen, en de Atjeh oorlog riet te vergeten,
de oorzaken zijn. Maar niemand late de handen
slap hangen, dan zullen al deze moeilijkheden
worden overwonnen. Moge het zoo ge
schieden l"
In De Graafschapsbode wordt protest aan-
geteekend tegen het streven naar vereen
voudigde spelling van de he8ren
K o 11 e w ij n c.s.
Dit blad is van meening, dat iedereen, die
het verschil tusschen spreken en schrij
ve A goed begrijpt, zal moeten toestemmen,
dat een spelling aan te nemen overeenkomstig
een andere taal dan de conventioneel be
schaafde, een dwaze terugstap zou zijn.
De Graafschapsbode denkt zich de ontwik
keling aldus. Eerst sprak de mensch. Daarna
kwam de behoefte om in zichtbare
t e e k e n s anderen mee te deelen wat hun
anders in hoorbare klanken zou zijn
gezegd. Daar was een periode, dat dit in
beperkten kring geschiedde. Later was het
noodzakelijk zich verstaanbaar voor allen
uit te drukken. Toen is de mensch zich van
een taal gaan bedienen, die met de eenwording
van het land is ontstaan, en zoo is de taal,
welke hier to lande onder den invloed der
meest beschaafde provincie ontstond, het be
schaafde Nederlandsch.
Ze dankt aan zekere conventie van be
schaafden haar ontstaan en leeft als zelf
standige taal boven de locaal gekleurde talen.
De schrijver nu spreekt in gedachte die
beschaafde taal, brengt de gedachtenklanken
over naar zijn oor en zoekt dan in zijn ge
heugen de teekens, waarmee de enkel ge
hoorde enkelvoudige klanken zichtbaar worden
afgebeeld. Dan kan het schrijven beginnen.
Die afbeelding, de spelling, moet met meer
juiste en voller toemeting geschieden bij 't
schrijven dan by 't spreken, omdat de mensch,
die spreekt, over meer en andere hulpmiddelen
beschikt dan de schryver. De gesproken taal
is oneindig ryk in klanken en in buigingen,
en door zyn tegenwoordigheid kan de spreker
door blik en gebaar zyn meening op allerlei
wyze verduidelyken voor het oog des hoorders,
indien zijn woorden al eens aan verstaanbaar
heid te kort schoten.
De schryver kan zich alleen van de styve,
houterige vormen bedienen en moet uitsluitend
door het oog des lezers tot diens bewustzijn
doordringen.
Ieder zoo vervolgt nu De Graafschaps
bode die het proces goed begrypt, dat er
onder het verstandig schryven plaats heeft,
(waarby we de vorming en de regeling der
gedachten en de woordkiezing er voor onver
meld lieten 1) zal moeten toestemmen, dat een
spelling overeenkomstig een andere taal
dan do conventioneel beschaafde, de taal
van geheel het volk, een dwaze
terugtred zou zyn in do schrijftaal, een stap,
welke jal wat raars kan beoogen, doch
tevens tot verduistering der schryftaal moet
voeren.
Dan strijden sommigen tegen de restjes
der buiging, welke we nog overhielden, en
willen die gaarne afschaffen, omdatwe
die ook niet uitspreken. De zoo spre
kenden vergeten in hun kortzichtigheid, dat
de o o g e n voor een behooriyke, duidelyke
opneming heel andere eischen stellen dan
de ooreneischen, die het wenscheiyk maken,
dat we ons al schryvende byzonder duidelijk
uitdrukken. Daarom moeten ook de vormen
der woorden, wier begin- of wier eindletters
onder verschillende omstandigheden meer of
minder sterk worden uitgesproken, steeds
op dezölfde wyze worden afgebeeld, opdat het
oog de vormen gemakkelyk herkenne.
Een belangryke omstandigheid by deze
quaestie is ook, dat onze taal een geschie
denis heeft, zooals alle talen, en dat een
band het heden met het verleden verbindt.
De spelling met ee en oo is geen willekeur,
doch een historisch product, dat eeuwen lang
met minder of meer bewustheid is erkend
en nu ten volle is verklaard.
De spellingbeginselen van De Vries en Te
Winkel berusten op goede gronden en passen
in hoofdzaak geheel in den ontwikkelingsgang
onzer taal. De beginselen zyn nog van volle
kracht; al kunnen we over een enkele toe
passing verschillen, niets wettigt den dwazen
stryd, die nu door Kollewyn en zyn kuddeke
is begonnen.
En waarom?
Mogen we onze schoone taal verknoeien,
omdat het onder wys er in hier en daar
wordt verwaarloosd, of omdat veel kinderen
te kort op school blyven om er bedreven in
te worden, of omdat we tot het treurige
taaltje der Transvalers moeten afdalen?
We kunnen in de heele spelbeweging met
den besten wil niets zien dan een ziekte,
waarby de behoefte naar wat raars sterk
spreekt en waaraan een zekere mate van
menschelyke yaelheid niet vreemd is.
De heer Kollewyn schijnt ook niet veel
eerbied te gevoelen voor het Groote Woor
denboek, het standaardwerk, dat een sieraad
is, en hoe langer hoe meer wordt, voor
Nederland.
Dat hy met het woordenboek niet dweept,
daarvoor kan hy zyn reden hebben; maar
onverdedigbaar is zyn pogen, om geheel roe
keloos de grondslagen aan te tasten, waarop
het is gebouwd.
In een hoofdartikel in de Prov. Groninger Grt
van 17 Aug. komt de volgende zinsnede voor:
„Er is in de onderste lagen, en in de kleine
burgerkringen en de kleine ambtenaarswereld
ook, veel ellende en ontbering, maar wel voor
een groot deel het uitvloeisel van inblazingen
en voorspiegelingen van volksleiders en ge
lukzoekers, tegenover wier geschetter niet
genoeg wordt te keer gegaan door de doskun-
digen, die, zetten zy zich er toe, by machte
zouden wezen, misschien niet de critiek op
hel bestaande altyd te weerleggen, maar Z9ker
om de onbestaanbaarheid en de ongeschiktheid
van het luilekkerland, dat voor oogen wordt
getooverd, helder te maken als glas".
Dit heeft den heer M. T. Hz., te U., aan
leiding gegeven, in hetzelfde blad een opwek
king te plaatsen tot de deskundigen, hier
boven bedoeld, en tot het Nut, om het volk
in de gelegenheid te stellen een beter inzicht
in de economische aangelegenheden te ver-
krygen, waardoor z. i. de rust en welvaart-
van ons land zeer gebaat zouden zyn. De
schryver zegt o. a.
De gevolgen van den „laat-maar-waaien"-
geest zyn niet te overzien. In Duitschland
wint het schreeuwerige socialisme op onrust
barende wyze veld en door het volkomen
gemis aan economische kennis by de bevol
king zyn de Vereenigde Staten van Noord-
Amerika op den rand van den economischen
en ook op dien van den zedeiyken ondergang
gebracht. In ons land zyn de geleerde stan
den naar het schynt te weinig belangstellend
in het volk, om er zich mee te bemoeien, en
om er voor te werken, dat ook onder de
groote massa betere en meer gezonde econo
mische begrippen worden verspreid. Met het
oog op do uitbreiding van het kiesrecht zou
dit voor ons land van het grootste belang zyn.
In de laatste jaren is men begonnen aan
de R. H.-B.-S. de staathuishoud
kunde te onderwyzen, maar het is er een
by vakje; terwyi het toch voor de jongelui,
waarvan velen bestemd zyn, om in den
handel of in de industrie carrière te maken,
een hoofdvak diende te zyn. Geesteiyken en
onderwyzers, die geheel de opvoeding van ons
volk in handen hebben, worden op de examens
geplaagd met vragen, die weinig of niet in
verband staan met het wèl en wee van de
menschheid en vooral de onderwyzers, die
tot taak hebben onze jeugd voor te bereiden
tot nuttige en degeiyke staatsburgers, wie»
9)
Maar met zyn majoraat is hy immers zoo
ryk, kon hy ons toch niet wat helpen, en
trouwen met een ander meisje, sterk en ge
zond, dat niet zooveel last bezorgde? Myn
aanblik moet hem immers voortdurend pyni-
gen. Ach, waarom juist my?"
De moeder zweeg, en bleef zwygen, hoe
smeekend Amalia's oogen ook aan haar lip-
- pen hingen. Eindelyk voer een koude rilling
door de teedere gestalte, de groote blauwe
oogen vulden zich met heldere tranen en ze
riep uit:
O, nu weet ik heto, dat ik zoo dom
kon zyn 1 Het is, omdat ik sterven ga, omdat
ik sterven moetl"
By het diepe medeiyden met haar dochter
gevoelde mevrouw Ragnhild's hart niets dan
toorn jegens baron Gö3ta en verachting jegens
zichzelf. Nimmer, nimmer zou het vreeselyke
gebeuren. Door Amalia's tranen zag zy eerst
recht in hoe schandeiyk het was.
Maar reeds den volgenden dag legde Amalia
"het hoofd tegen haar borst en fluisterde:
Ik doe alles, wat u wil, mama. Het is
zoo vreeselyk jammer voor u en de anderen
en voor den armen papa ook. Ik dacht maar,
'dat het zoo iets vreemds, zoo iets onmogelyks
was, maar als u het wilt, dan moet het
immers goed zyn. Ik wil, mama!"
Omdat mama het kon willen, moest zelfs
datgene, wat haar instinctmatig tegen de
borst stuitte, goed zyn 1 Was het geen vreese
lyke misdaad, zulk een onbegrensd ver
trouwen te gebruiken?
Ja, het was een misdaad, maar zy deed
het toch.
Staan wy er koud en onverschillig by en
aanschouwen we zulk een compromis met
het goede by de menschen, dan zyn wy het
al spoedig met onszelf eens, dat zy alles over
boord hebben geworpen, en nauwelyks meer
de achting en de sympathie van anderen ver
dienen; maar de machine van het leven
grypt ons met haar tanden en raderen aan,
en wilden" we allen veroordeelen, die in één
der hacheiykste oogenblikken van het leven
een overeenkomst hebben gesloten met hun
edeler gevoelens, dan zou er in de achtens
waardige kringen een groote leegte ontstaan.
Ten slotte werden ook papa en de kinderen
in vertrouwen genomen. De jonker gaf zich
over aan een teugollooze verrukking, waar
voor hy eerst geen woorden kon vinden.
Weldra kwam hy tot kalmte. De twee vetste
varkens werden op een wagen gezet en de
knecht werd er mee naar den herbergier
gestuurd, om ze op de voordeeligste manier in
sterken drank om te zetten. De schuldeischers
werden vergast op zeer duistere, maar ook
hoopvolle aanduidingen omtrent een spoedig
te verwachten verbetering in des heeren van
Lindenas financiëele omstandigheden, een ver
betering, die hem in het vervolg in staat zou
stellen op den dag te betalen.
Toen baron Gösta in zyn beste equipage
en met een bouquet, zoo mooi als de tuin
man van Halleborg maar had kunnen maken,
langs de bouwvallige bygebouwen van Lin
denas reed, de verweerde stoep opging en
wist, dat er achter de deur der voorkamer
een vrouw zat, die hy ging beleedigen, door
haar de uiteriyke teekenen van liefde te
schenken, zonder echte liefde en een werkelyk
huweiyk, toen had hy een moeilyk oogenblik,
waarin hy overdacht, of het niet beter, niet
minder smarteiyk was, neef Karei Emil als
heer van Halleborg te begroeten.
In het volgende oogenblik was echter alle
weifeling voorbyl Er was geen tyd meer om
te denken, hy opende de deur, vast besloten,
met de beste woorden, die by kon vinden,
het pynlyke der situatie zooveel mogeiyk te
verzachten voor haar, die hem den vaderlyken
burcht moest helpen behouden, het eenig doel
zyner aardsche wenschen.
Daarbinnen zat zy alleen. Zelfs haar moeder
had haar in het laatste oogenblik verlaten,
en de vader, die Gösta met een drukke,
pralende vriendeiykheid ontving, trok zich
terug.
Zy zat in een hoogen leunstoel, met eenige
kleur op de wangen en een zenuwachtige
veerkracht in haar uitgeteerd lichaam, zoodat
zy er minder ziek uitzag. Zy had haar beste
zwarte japon aan, van het toen gebruikeiyke
paramatta, slecht genaaid, zelfs voor den tyd,
dat Amalia veel gevulder was dan nu, en
die daardoor den indruk maakte van een
ïykkleed, dat om de magere schouders was
geslagen; maar het gelaat droeg door de
verhoogde kleur nog zwakke sporen van de
schoonheid, die de ziekte had verwoest.
Toen Gösta binnentrad, rilde zy als van
koude. En hy, hy vergat al het verzachtende,
dat hy had willen zoggen, viel naast haar
op de knieën en fluisterde:
Vergeef my, o, vergeef myl Nog is het
tyd, wanneer het je ondraagiyk toeschynt,
maar als je wilt, dan zal ik al het mogelyko
doen, om je niet meer zorgen te bereiden dan
deze eenel"
Haar vrees en verlegenheid verdwenen,
toen zy zyn ontroering zag. En daar zy nooit
eenig idee van liefde had gehad, kon zy het
krenkende in zyn houding niet volkomen
begrypen, hoewel het haar vreemd en akelig
toescheen, met den dood voor oogen, te
beginnen met de toebereidselen voor het
kroningsfeest van het geluk, dat echter voor
haar slechts een holle klank was. Zy trok
zacht haar hand terug, die by had gekust,
legde die op zyn arm en zeide:
Ik heb niets te vergeven l God moge
ons beiden vergeven, indien wü jegens Hem
hebben gezondigd."
Toen kwamen mama en de anderen binnen,
papa in gezelschap van de kamermeid, die
een blad droeg met glazen en een punch-
karaf, gevuld met een vocht van twyfel-
achtigen smaak, het overschot van de op
brengst der beide varkens. De minder goed
gekozen woorden, waarmede hy het eerste
voor allen, behalve voor hem ook het laatste
deed vergezeld gaan, waren zeer pynlykvoor
de verloofden en mevrouw Ragnhild, maar
zy en Gösta vergaten geen oogenblik, dathy
in dit opzicht vooral niet erger was dan zy
zelf; zy jaagden immers allen egoïstische,
materiëele doeleinden na en hadden het recht
niet aan de grovere vormen van den ander,
ter wille van eigen verheffing, aanstoot to
nemen.
Amalia zat zwygend met een afwezigen
blik voor zich uit te staren, toen Gösta zyn
stoel dichter naast den haren schoof en haar
zacht over de hand streek. Toen keek zy
hem onderzoekend aan en zeide zacht, zoodat
niemand anders het hoorde:
Ik denk aan de dagen, die ik op Halle
borg moet doorbrengen. Het zullen er niet
veel zyn, maar het is zoo hard de laatste
dagen van myn leven de mynen te moeten
missen. Wy beiden hebben niets met elkaar
gemeen dan den naam, dien gy my geeft;
ik zal er my zoo eenzaam gevoelen. Ik weet,
dat gy mama graag, zoudt ontvangen, maar
altyd heeft zy geen tyd, en ik ben bang, dat
myn kleine broers en zusjes daarginds niet
passenja, ik zie in, dat het niet
maar toch een enkelen keer't is immers
niet me6r voor lang
Door ontroering overweldigd, stond hy
haastig op en kuste haar ryk, goudblond haar.
Allen, die jou toebehooren, zullen daal
een tehuis vinden, zoo vaak zy willen, Amalia I'
Zy keek naar hem op en zeide half ge
lukkig, half verwonderd:
O, ik dank je I Ik ben niet zoo onwetend
als men denkt; ik weet, dat er mannen zyn,
die in dat opzicht niet zoo goed zyn tegen,
hun eigenik meen tegen hun werkelyk
gezonde vrouwen 1"
(Wordt vervolgd.)