N°. 11180.
Donderdag 6 Augustus.
A0.1896
Beze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van <Zon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
P'euiileton.
Een Rouieinsclie Schoone.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijk© Nommersn of;
PRIJS DER ADVERTEETTEN
Yan 1 6 regels 1.05. Iedere regel moor f 0.171Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wnrrtf r n 05 ho—
Tweede Blad.
In het laatste artikel over de overheids
bemoeiing in de volkshuisvesting,
geschreven in het Sociaal Weekbladzou de
heer Treub aangeven wat de gemeenten kun»
nen doen onder de tegenwoordige wetgeving.
Hij wOst daartoe in de eerste plaats op art.
180 der Gomeentwet, hetwelk bepaalt: „Onder
de uitvoering der verordeningen van den Raad
behoort de bevoegdheid tot het, desnoods ten
koste der overtreders, doen wegnemen, be
letten of verrichten van hetgeen, in strijd
met die verordeningen, wordt daargesteld,
ondernomen of nagelaten." Vele gemeentebe
sturen schrikken terug voor de toepassing
van dit middel, behalve in uiterste gevallen.
Iedereen zal dan ook wel toegeven, dat van
een zóó vérstrekkend recht als hier gegeven
wordt, niet lichtvaardig raag worden gebruik
gemaakt
Toch is de macht, welke hier aan de ge
meentebesturen gegeven wordt, ter verzeke
ring van de nakoming van verordeningen op het
bouwen, niet alleen in theorie voldoende, maar
ook en de heer T. spreekt hier uit ervaring
voor geregelde practische uitoefening zeer wel
vatbaar. Wordt in strijd met de verordening
gebouwd, dan laat art. 189 der Gemeentewet
toe, den verderen bouw te beletten. Een een
voudige aanschrijving, dat de bouw moet
worden gestaakt en dat alleen zooveel werk
lieden op het werk werkzaam mogen wezen,
als Dcodig zijn om het in strijd met de ver
ordening gemaakte weg te nemen, gepaard
met eon opdracht aan de politie om er voor
te zorgen, dat de voortgang van den bouw
desnoods met den sterken arm zal worden
belet, is in negen van de tien gevallen vol
doende om den onrechtmatigen bouwer tot
rede te brengen. Tot het op zyn kosten weg
breken van hetgeen hü in strijd met de ver
ordening bouwde, behoeft het zelden of nooit
te komen. Belet men den verderen bouw
zoolang het reeds gebouwde niet in overeen
stemming is gebracht met de verordening,
dan moet do overtreder bet hoofd wel bu'gen.
Maar helpt art. 180 tegen het maken van
een slecht gebouw, het toepassen tegen het
hebben of houden van iets, dat niet in
stryd werd gemaakt met wet of verordening,
maar ten gevolge van een na de oprichting
in het leven geroepen bepaling een onrecht
matig karakter verkrijgt, nadert tot de ont
eigening zonder schadevergoeding.
Dergelijke voorschriften naderen niet alleen
de grens der wetgevende bevoegdheid van de
gemeentebesturen, maar zijn ook veel moei
lijker te handhaven.
Ongeveer heteenige, maar dan ook afdoende,
dat de gemeentebesturen met de strafverorde
ning kunnen doen in het belang der volkshuis
vesting, is de onbewoonbaarverklaring van
voor de gezondheid schadelijke woningen.
Het is echter een bekende, ook in het rapport
van de hh. Drucker c. s. geuite klacht, dat do
gemeentebesturen van dit recht een te spaar
zaam gebruik maken. Slechts zeer enkele ge
meenten van middelmatige grootte ontvangen,
ook van de hh. Drucker c. s., in verband met
do onbewoonbaarverklaring, nu en dan een lof
felijke vermelding. Naar de oorzaak van het
verschijnsel, dat vooral de grootere gemeenten
bet middel der onbewoonbaarverklaring niet
meer te baat nemeD, wordt evenwel weinig of
niet gezocht. Toch is deze oorzaak niet ver te
zoeken. In de kleinere en middelmatig groote
gemeenten is het voor de gemeenteraden
mogelijk een indruk te hebben van de wonings-
toastanden in de geheele stad en in haar
verschillende wijkenmen weet daar tamelyk
nauwkeurig waar de toestanden het ergst zijn,
waar de onbewoonbaarverklaring het meest
noodig en bet meest gerechtvaardigd is.
In de groote steden staat het hiermede
anders. Van tjjd tot tijd valt, moestal naar
aanleiding van de een of andere tosvallige
omstandigheid, de aandacht hetzij op slechte
woningen van een bepaalde soort, bijv. op
de kelderwoningen te Amsterdam, hetzij op
slechte woningen in een bepaalde wijk. Het
denkbeeld van onbewoonbaarverklariDg komt
dan op den voorgrond, maar dat het niet op
eenigszins uitgebreide schaal in toepassirg
komt, is vooral hieraan toe te schrijven, dat
de overtuiging ontbreekt en by gebrek aan
de noodige feitelijke kennis der toestanden
ontbreken moet, dat na de onbewoonbaar-
vei klaring der woningen, waarop meer of
minder toevallig de aandacht viel, aan de
ergerlijkste woningstoestanden een einde zal
zijn gemaakt.
Zonder een geregeld toezicht van overheids
wege op de volkshuisvesting, in den geest van
hetgeen in Engeland bestaat, is ook het middel
der onbewoonbaarverklaring m de groote steden
niet voor een goede toepassing vatbaar.
Wat de gemeenten onder de bestaande wet
in het belang der volkshuisvesting kunnen
doon, aldus besluit de heer T., gaat grooten-
deels buiten de politie-verordening om. Het
bepaalt zich vooreerst in hoofdzaak tot de
invoering van een geregeld toezicht op de
volkswoningen.
Dit zal de kleine verbeteringen kunnen aan
geven, die door overleg met de huiseigenaren,
en zoo noodig met behulp der politieverorde
ning zijn te verkrijgen; het zal aan de ge
meenteraden de kennis kunnen verschaffen,
welke noodig is om door het middel dor on
bewoonbaarverklaring inderdaad de ergste
misstanden tegen te gaan, en het zal eindelijk
de gegevens kunnen inzamelen, welke ten
grondslag moeten liggen aan do grootere maat
regelen, die ger.omen zullen kunnen worden
zoodra de woningwet zal zijn ingevoerd en
de gemeentefinanciën op goeden voet zullen
zijn geregeld.
In het Sociaal Weekblad betoogt mr. A.
Kerdyk de wenschelykheid, commissies uit
de arbeiders in te stellen ter voorlichting van
de arbeidsinspectie.
Kwalijk, zegt mr. Kerdyk, kan verwacht
worden, dat, als regel, de werklieden individueel
en rechtstneki die voorlichting verstrekken
zullen. In de eerste plaats zijn traagheid en
onvoldoende belangstelling tegenwerkende
krachten. Maar ook voor zoover die haar
invloed niet laten gelden, is het alleszins
begrijpelijk, dat men huivert mededeelingen
te doen aan den inspecteur. Deze moge geheim
houding toezeggen en vertrouwen verdienen,
nochtans blijft voorzichtigheid de moeder van
de porseleinkast. Waar de broodwinning in
gevaar kan komen, deinst de overgroote
meerderheid er voor terug, zich bloot te stellen
aan wraakneming door den patroon, die
immers juist reeds door zijn niet-gehoorzamen
aan de wet blijk heeft gegeven van een ruim
geweten.
Zoo beveelt de tusschenkomst van com-
missiën bestaande uit mannen, door de
werklieden zeiven uit hun midden aange
wezen - in tweeërlei opzicht zich aan. Eener-
zjjds kunnen zij in arbeidersklingen onver
schilligheid bestrijden, het besef van den plicht
tot medewerking wakker roepen of versterken,
en aansporen om feiten, strijdig met de wet,
niet te verzwijgen. Anderzijds bieden zy ver
hoogden waarborg, dat de herkomst der
klachten, die zy overbrengen, verborgen zal
blijven.
Dat zulke commissién bi) onze oostelijke
naburen ingang beginnen te vinden, blijkt
uit de jongstverschenen jaarverslagen der
arbeidsinspecteurs in verschillende Duitsche
Staten.
In Het Meuws van den Dag ts als hoofd
artikel opgenomen een beschouwing over
den toestand der onderwijzers. De
schrijver hoopt, dat de zaak-Den Haitog aan
leiding moge geven tot een degelijk onder
zoek naar de grieven der derde onderwyzers
niet alleen, maar naar de gebreken in de
organisatie van 't onderwijs te Amsterdam
en elders.
Zoo wijst hij o. a. op de bureaucratische
inrichting van 't onderwijs in 't algemeen,
maar vooral te Amsttrdam. „Nitt zelden zijn
daar personen tot hoofd benoemd, waarvan
blijkbaar alleen de autoriteiten niet wisten
hoe weinig zy de kunst van onderwijzen
verstonden. De schrijver meent verder, dat het
publiek van de klachten der onderwijzers veel
minder nota hoeft genomen dan velen hunner
zich wel hebben voorgesteld. En de autoritei
ten? Na zich lang te hebben doof gehouden,
hebben ze zich hier geërgerd, zijn ze elders
als tolken der oppositie opgetredenmaar van
een ernstig streven, om den revolutiegeest,
die soms naar Jacobynsche opgewondenheid
zweemt, te keer te gaan, is nog weinig te
bespeuren geweest.
D it men het by straffen zal laten, hoopt
de schrijver niet, maar hy vreest het, want de
fouten schuilen hoofdzakelijk by hen, die op
den gang der zaken in den lande den meesten
invloed kunnen oefenen.
De positie der onderwijzers in 't algemeen
noemt by treurig, maar die der hoofden in
groote steden, in vergelijking met die der
onderwijzers, schitterend, en zoo vindt men
tevredenen (hoofden en de weinigen, die met
eenigen grond kunnen verwachten het spoedig
te worden) en ontevredenen
Een der uitingen van ontevredenheid is het
drijven, den hoofden eene klasse te geven.
De schrijver is uit den tijd, dat de hoofden
nagenoeg overal aan eene klasse waren ge
bonden; hy was toen önderwijzer en is als
zoodanig op verschillende scholen werkzaam
geweest. Wat hem is bygebleven omtrent den
aard van het onderwys uit dien tyd, doet
hem besluiten, dat het nu minder dan ooit
tyd is om de hoofden van groote scholen aan
eene klasse te binden.
Aan de ontevredenheid der onderwijzers en
de dikwyis ruwe uiting daarvan hebben, naar
de meening des schryvers, hoofdzakeiyk de
volgende drie zaken schuld: lo. De opleiding
der onderwyzers; 2o. De benoeming der hoof
den; 3o. Het onvoldoende schooltoezicht.
Hy zou die opleiding zóó geregeld willen
hebben, dat iemand door den aard zyner
opleiding niet gedwongen ware, geiyk dat
thans het geval is, om onderwyzer te zyn en
te blyven. De ontevredenen moeten kunnen
beengaan. Niemand moest tot hoofd eener
openb. school benoemd kunnen worden vóór
zyn dertigste jaar. Om tot hoofd eener groote
school te kunnen worden benoemd, zou hy
den 35-jarigen leeftyd willen oischen. „En
danwaarom een vergeiykend examen voor
onderwyzers en hoofden van scholen, en niet
voor professoren, doctoren, schoolopzieners en
andere mannen, op wier wetenschappelyke
ontwikkeling het heel wat meer aankomt, dan
die van den onderwijzer? Het vergelijkend
onderzoek moet niet op een of twee dagen,
maar dagelyks geschieden, de autoriteiten
moeten de onderwyzers kennen". Dat het
schooltoezicht onvoldoende is, zal, meent hy,
door weinigen worden ontkend.
Wil men 't onderwys verbeteren, dan moet,
zegt de schryver, 't schooltoezicht aanmer
kelijk worden verscherpt. „Er zyn minstens
tweemaal zooveel district9-schoolop2ieners
noodig, als er nu arrondissemonts-schoolop-
zienera zyn, en voor die betrekking zou men
alleen hen benoembaar moeten stellen, die
minstens tien jaren klassikaal lager onder
wys hebben gegeven. De arrondissements-
scboolopzieners en schoolcommissiën zouden
dan zonder schade gemist kunnen worden.
De vergelijkende examens zou men onvoor-
waardelyk rroeten afschaffen en de rang-
examens uitsluitend aan de schoolopzieners
moeten opdragen. Voorts zou eene verplichte
pensionneering op 65-jarigon leeftyd van allen,
die by 't onderwys werkzaam zyn, en recht
op pensioen na 40 dienstjaren zeer in 't be
lang zyn van 't onderwys."
De voordeelen, verbonden aan een regeling,
als-hierboven geschetst, zot de schryver in
de volgende punten uiteen
lo. eene betere opleiding zou ongetwijfeld
geld kosten, maar zou mogeiyk toch nog wel
zóó zyn te regelen, dat de opleiding van een
onderwyzer niet meer kostte dan 't Ryk nu
toegeeft aan eiken gymnasiast, aan eiken
adspirant-officier by leger of vloot;
2o. zou de gedwongen pensionneering op
65-jarigen leeftyd wel iets kosten, maar niet
veel, terwyl door de veel kortere periode,
gedurende welke men hoofd kon zyn, het
aantal vacatures wel zou verdubbelen, zoodat
de vooruitzichten van de onderwyzers veel
beter zouden zyn en de wederzydsche waar
deering van hoofden en onderwyzers zou toe
nemen
3o. door de schoolopzieners te kiezen uit
de onderwyzers zouden de vooruitzichten op
promotie van onderwyzers en hoofden ver
meerderen, t9rwyl toch een kleine besparing
van uitgaven zoude gevonden worden in de
mindere examenkosten en in de opheffing
der betrekking van arrondi3sements-school-
opziener. Nog mag onder de voordeelen, aan
deze laatste hervorming verbonden, gerekend
worden, dat onderwyzers niet, zooals thans,
helaas, dikwyis geschiedt, voor maanden aan
hunnen werkkring worden onttrokken, om
als deskundigen by de rangexamens te fun-
geeren. Ten slotte zullen wezeniyk afdoende
verbeteringen wel niet mogeiyk blyken zonder
grootere of kleinere financiële offers.
In eön artikel, „van bevoegde zyde" door
Het Vaderland ontvangen en in de hoofd
strekking beaamd door dat blad, wordt een
pleidooi geleverd voor de benoeming van,
overste Yan Heutsz tot gouverneur van
Atjeh en Onderhoorigheden.
Na bespreking der andere candidaten voor
deze waardigheid, het lid van den Riad
van Indië Scherer, den genoraal-majoor
Swart, en den kolonel Stemfoort, zegtde
schryver o. a.
De luit.-kolonel Van Heutsz heeft zelf een
scheepvaartregeling ontworpen. Benoemt de
Regeering hem tot gouverneur, dan zal de
Atjeher dus gelyk hebben, dat andermaal met
een verandering van persoon ook een ver
andering van stelsel kome. Dit bezwaar is
in de tegenwoordige omstandigheden niet van
ingrypende beteekenis, mits de maatregelen,
welke onder generaal Deykerhoff goed werk
ten, geëerbiedigd worden. Verandering van
tactiek is bovendien noodzakeiyk, daar de
thans in Groot Atjeh gevolgde gedragsiyn toch
niet volgehouden kan worden.
Gelukkig wil het stelsel Van Heutsz feitelyk
niets anders dan een eenigszins andere toe
passing der scheepvaartregeling, door den heer
Scherer voorgesteld, en die wyzigingen be
treffen vooral, ten eerste het hebben van een
sterke marinemacht op Atjeh, ten tweede het
niet moer zoeken van de vriendschap der
Atjehscbe hoofden, maar dezen tot onderdanig
heid nopen door op hun eigenbelang te wer
ken, ten derde een zoodanige toepassing van
het sluiten der kust met het open houden
van slechts eenige havens, dat het belang der
hoofden en dat onzer schatkist meer vereenigd
wordt dan onder het stelsel-Scherer het
geval is.
Overste Van Heutsz heeft zyn sporen als
chef van den staf te Atjeh verdiend in een
tyd, dat daar zoowel op militair als politiek
gebied groote werkzaamheid aan den dag ge
legd is. De overste Van Heutsz zal een eigen
stelsel toepassen; voor afwyking behoeft dus
geen vrees te bestaan.
Naar alle waarschyniykheid zou hy jaren
lang gouverneur van Atjeh kunnen blyven
8)
Camilla plukte van haar planten een paar
verdorde blaren af en haar vader zei na een
oogenblik van stilte, dat hy hoopte, dat het
geluk Ago3tino trouw was gebleven nadat
hij in het vaderland was teruggekeerd.
Bilfredo verzekerde hem, dat het zoo was,
en voeg ie er by:
Hy wacht nu slechts op de eenheid van
Italië, om een ondernemi g op touw te zetten,
waarover hy al laug heeft gedacht, 't Is
niets minder dan het vruchtbaar maken
der Campagna. Eet daarvoor benoodigdo
kapitaal zou best byeengebracht kunnen
worden."
Een mooier doel kan men zich niet
denken dan dat!" riep Ugo Gbibello uit.
Op dat oogenblik hoorden zy een vreeselyk
gedreun en een harden slag; de ruiten rinkel
den, verschrikt deei Camilla een pas achteruit.
Het waren de kanonnen op het kasteel
S. Angelo, die verkondigden, dat Z. H. de Paus
van uit de Loggia der Pitterskirk de stad
en de geloovigen der gehetle wereld had
gezegend.
Ghibello maakte hieromtrent een opmerking.
Bilfredo trok echter zyn schouders op. Hy
was intusschen in zyn oog een veel grooter
geluk deelachtig geworden. Camilla raadde
hem ten sterkste aan morgen by de Girandole
en het vuurwerk tegenwoordig te zyn.
Als ik er in uw gezelschap van mocht
geni9tonzei hy.
Odi profanum vulgus, beste Bilfredo,"
antwoordde Ghibello voor zyn dochter. „Ik
houd niet van dat gedrang en ben dan ook
van plan om op het Palatyn naar de opgra
vingen te gaan kyken. De tuinen zyn morgen
wel voor het publiek gesloten, maar ik ken
den custos; deze zal er ons wel in laten
L.iat ons dat doen!" riep Bilfredo op
vroolyken toon uit en Camilla vond het
voorstel zeer goed.
Bilfredo stond op en toen by Camilla
ten afscheid een hand toestak, vroeg hy,
haar met een diepen blik in de zonnige oogen
kykende:
Onze vaders waren vrienden, signorina;
zouden wy dat ook niet kunnen zyn?"
Men zegt, dat wy, vrouwen, de vriend
schap niet ke_.nen," antwoordde zy, na even
geaarzeld te hebben, en vervolgde op ietwat
schalkschen toon, die haar allerliefst stond:
„Maar zonder dolk of eed, signor Bilfredo 1"
Zy beantwoordde zyn handdruk, maar liet
niet toe, dat hij zyn lippen op haar hand
drukte. Hy had het gevoel alsof hy op
vleugelen de uitgesleten trap afging; de
menscben zagen er ook- heel anders uit in
zyn idee. In de villa Morosim werd ter eere
van het Paaschfoest een groot diner gegeven,
waarvoor by ook een uitnoodiging had ge
kregen. Op het plafond van de eetzaal was
een voorstelling van de huweiyksplechtigheid
van Amor en Psyche; kleine amortjos sprongen
om de opgewonden goden heen en bestrooiden
de gasten met bloemen. Bilfredo nam zyn
plaats aan het boveneinde der tafel in, maar
noch het uitgelezen gezelschap, noch de mooie
vrouwenoogen, die met de edelsteenen om
het hardst schitterden en stralen schoten,
noch de uitstekende spijzen en wynen, oefen
den iets op hem uit. Hy zag niets van al
dat moois, hy hoorde niets dan een onbe-
grypelyk gesuis en geruisch en hy, die toch
al zeer weinig fijnproever was, vond het
vreeselyk, dat het diner zoo lang duurde.
Zooora de gasten van tafel opstonden, maakte
by dat hy wegkwam, om nog een blik te
kunnen werpen op de ramen, waarachter
Camilla sliep.
De lamp brandde en wierp haar stralen op
het geestige gezicht van Ugo Ghibello, op
de edele trekken van Camilla; er hing in de
kamer een echte voorjaarsgeur, dien zy hadden
meegebracht van hun wandeling. Zy waren
pas thuis gekomen van een wandeling naar
de Ponte Molle. Er ging byna geen avond
om, waarop Ghibello zyn dochter, die zat te
werken, niet wat voorlas. Ook nu las hy haar
voor, maar omdat het een feestdag was,
werkte Camilla niet. Nadat haar grootmoeder,
die sedert het huwelyk van haar zoon, by
het jonge paar had ingewoond, nu een jaar
geleden was gestorven, hadden vader en
dochter zich nog dichter aan elkaar gesloten
als twee schipbreukelingen op een klein
eilandje in den oceaan. Zy was een eenvoudige
vrouw geweest, de grootmoeder; ze was niet
byzonder ontwikkeld, maar zy had een goed
gezond verstand en een flink karakter. Voor
Ugo Ghibello wa9 haar dood nog eon grooter
verlies geweest dan voor haar kleindochter,
voor wie zy een zorgzame tweede moeder was
geweest Aan haar dankte hy het voornamelyk,
dat hy onder de zware beproovingen, die
zyn deel waren geweest, niet was ten onder
gegaan.
De vader was net begonnen te lezen, toen
er geklopt werd en een stem riep
Ik ben het, Spinola. Ik stoor toch niet?"
Kom er maar in!" antwoordde Ghibello,
terwyl hy het boek neerlegde. Da schilder
kwam binnen. Hy was erg mager, maar het
was toch een krachtige figuur en van onder
de borstelige, ietwat naar voren springende
wenkbrauwen, keken een paar donkere oogen
als een meer, dat droomt in de schaduw der
rotsen. Zyn voorhoofd was byna geheel bedekt
door dik, zwart krulhaar. Hy zag er uit alsof
by ongeveer dertig jiren was de snit en de
verwaarloosde toestand zyner kleeren be
wezen, dat hy niet veel om zyn uiteriyk gaf.
Ik wilde u even een prettigen Paschen
toewenschen," zei by. Camilla begon te lachen,
terwyl zy antwoordde:
Nu nog?"
Ik breng u een groet van de Campagna,"
antwoordde hy en bood haar een grooten
veldbouquet aan.
U sliept nog van morgen toen ik uitging."
O, hoe mooi!" riep zy uit, terwyl zy
met graagte den geur der viooltjes, primula's
en hyacinten opsnoof. Ze knikte den schilder
vriegdelyk toe en zei: „Dank u wel."
Een vluchtig lachje gleed over zyn schfrpo
trekken.
Bent u den heelen dag buiten geween
vroeg Ghibello, terwyl Spinolo het haar van
zyn voorhoofd streek en aan de tafel ging
zitten.
Ik heb niet veel gedaan; ik heb alleen
myn schétsboek maar mee genomen
Camilla legde de bloemen voor zich op do
tafel en maakte er een nieuwen bouquot van.
Spinola sloeg haar met zooveel aandacht gade,
dat hy niet hoorde, dat Gbibello hem vroeg
waar by geweest was. Ghibello deed geen
pogingen om een gesprek aan te knoopen;
by wist by ondervinding, dat de schilder
niet aan het praten was te brengen, als hy
daarin geen zin had.
Spinola was al jarenlang een huisgenoot
van den advocaat. Hy bewoonde dezelfde ver
dieping, maar aan de andere zyde van de
trap; Ghibello bracht dikwyis een uurtje door
in het atelier van den schilder en Spinola
zat byna altyd 's avonds by hen. Zyn wieg
bad gestaan onder de eiken en kastanjes van
een dier kleine, armoedige gaten, waar de
schilders dikwyis 's zomers hun tenten opslaan
Civitella heette zyn geboorteplaats.
Als kleine jongen had hy voor de schilders
geposeerdlater was hy naar Rome getrokken
om zelf schilder te worden.
Met vyf scudi in zyn zak was hy Rome
binnengekomen. Langzaam, maar zeker was
by opgeklommen Veel ontberingen had hy
zich moeten getroosten, maar by had de
vasthoudendheid van het genie, waar het zyn
levensdoel betrof.
Wordt vervolgd