fi°. 11152»
/Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Maandag 13 Juli. A°. 1896
LEIDSCH
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Yan 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 - Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt 0.05 berekend.
Derde Blad.
KOLoisriEisr.
BATAVIA, 3-9 Juni.
In de „Soer. Ct.'\ die ook den brief van
Toekoe Oemar meedeelt, waarin hy aanbiedt
Atjeh voor ons te onderwerpon, staat de
volgende
Proclamatie,
De luitenant generaal J. A. Vetter, com
mandant van het Nederlandsch Indische leger,
commandeur der Militaire Willemsorde, ridder
van den Nederlandschen Leeuw, Regeerings-
commissaris voor A' jen en Onderhoorigheden.
Geeft te kennen aan de hoofden en het
volk van de 3 sagi in Groot-Atjeh, dat hy
thans gedwongen is den oorlog te gaan voeren
tegen T. Oemar, Melaboeh en zyn aanhang,
omdat T. Oemar het Noderlandsch-Indische
gouvernement verraden heeft, vijandelijkheden
tegen ons pleegt en de rustige bevolking
daarin meegesleept heeft.
T. Oemar, die reeds bijna 3 jaren de Gom-
p ignie voor geld diende en eigen landgenooten
bestreed, heeft mij nu weer herhaaldelijk aan
geboden geheel Atjeh voor m\j te bestrijden
tegen grof geld, maar ik heb hem dat ge
weigerd.
Want het Nederlandsch-Indisch gouverne
ment wil niet te doen hebben met zulk een
persoon, die iedereen verraadt.
Daartoe bestrijd ik hem en zijn aanhang,
maar geenszins de bewoners der VI en IV
Mookitns, als zij geen vijandelijkheden plegen,
(wg Vetter. Kotta Radja 27 April 1896.
De „Java Bode" bevat een belangwekkenden
brief uit A jeh over den hevigen strijd, in de
IV en VI Moekims tegen Oemar en zijn
benden gevoerd. Wij laten dien hier geheel
volgen:
Kotta-Radja, 27 Mei.
Het is volbracht! De bedreiging, door den
Regeeiingscommissaris in zijn ultimatum aan
de afgevallen Atjehsche hoofden gericht, is
in vervulling gekomen. De VI en IV Moekims,
hst gebiod van Toekoe Oemar, is te vuur en
te zwaard verwoest. Maar laat ik trachten
o :n geregeld verhaal te geven van de plaats
gehad hebbende op?raüën
In mijn vorigen brief vermeldde ik reeds
h t operatieplan voor dtn eersten dag, voor
Zaterdag 23 Mei, - beginnen wij nu met ae
rechtercolonne.
De rechtercolonne, bestaande uit het 12de
bat., het 14de bat., een sectie bergartillerie
en eenige cavalerie en genietroepen, stond
onder commando van den luitenant kolonel Van
Vhet, chef van den staf te Atjeh, en verza
melde zich in den nanacht bij den post Lam
Tih. Tegen vier uur in den ochtend werd
afgemarcheerd in. de richting van kampong
Lam Tengah, gelegen aan den grooten weg
naar den Blangkala pas. Zooals do lezer weet,
voeren van uit de Atjehvallei drie bei gpassen
naar het Westerstrand; de Noordelijkste is
de Blangkala-pas, die bij Paja in verbinding
staat mot de middelste, de zoogenaamde kloof
van Beraain, waarin Lam Pisang gelegen is;
de zuidelijkste is de bergpas van Glitaroem.
Nauwelijks by Lam Tengah aangekomen,
werd overal op de tongtong geslagen, werden
de in massi aanwezige vijandelijke loopgra
ven bezet en kreeg de colonne uit alle rich
tingen hevig vuur. Da worstelstrijd begon!
Voet voor voet werd terrein gewonnenloop
graaf na loopgraaf werd genomen en weldra
was Lam Tengah ons. Nu was de beurt aau
Lam Manjang, dat na kortstondigen strijd
ook in ons bezit kwam.
Daarna werd zuidelijk afgebogen en de
sawah overgestoken naar Lam Isi; in den
rand en in het midden dezer kampong waren
vele versterkingen, waaronder zeer goed inge
richte btntirgs, opgericht, die bjjna alle hard
nekkig verdedigd werden; hier kreeg een
oogei.blik de bergartillerie het erg kwaad te
verantwoorden; niettegenstaande het hevige
vuur van de dekking en van haar zelf, drong
de vijand meer en meer op, totdat de kapi
tein Dryber, de commandant van de com
pagnie koloniale reserve, coor eene zser be
lfcidvolle manoeuvre hem van drie zijden
nagenoeg wist in te sluiten en toen met de
bajonet er op in ging. Met een oorvordoo-
vend „hoerah!" dat het „allah-il-allah" van
den vyand geheel overstemde, wierpen de
jeugdige soldaten dezer compagnie, die geheel
uit Hollandsche jongens best at, zich op den
vyand, die, geen uitweg meer ziende, zich
ha;n kkig verdedigde.
De 1ste luitenant Thomson was de eerst»,
die de versterking binnendrong, en nu begon
een gevecht op leven en dood, dat zich ter
nauwernood denken doch niet beschrijven
laat; voldoende is het te zeggen, dat de vijand
dertig dooden op de plaats achterliet. Hul e
aan den kranigen commandant en aan deze
dappere compagnie, die, hoe menigmaal in
haar vroeger vredesgarnizoen verguisd, nu ge
toond heeft, dat zij onder de beste van het
Indisch leger mag gerekend worden l
Na dit gevoelig échec verliet de vijand vrij
spoedig zijne overige stellingen en Lam Isi
was weinige oogenblikken later geheel in
onze handen.
Als een bewijs boe zwaar deze colonne
het te verantwoorden gehad heeft, dier.e, dat
z|J dien ochtend vijf officieren en ruim 80
minderen verloor; gesneuveld: de kapitein
Kramer, schot door de torst; gewoDd, kapitein
Adama van Scheltema, schot door den schou
der (licht); luitenant Scheepens, schot door
den rechterarm in de borst dringende en deze
aan de linkerzijde verlatende, terwijl een long
even geraakt werd: wonder boven wonder is
do toestand van dezen jeugdigen, veel belo
venden officier zeer gunstig te noemen; luit.
Van Hasselt, kort geleden by het patrouille
gevecht van den kapite:n Blokland bij Anak
Bató in den arm gewond, kreeg nu een schot
door den hiel, luitenant Brunsting een schot
door den rechterarm.
Van do twee bataljons, de rechtercolonne
uitmakende, bleven van ieder bataljon twee
compagnieën in de veroverde kampongs achter,
welke in de door den vyand verlaten bentings
den nacht zouden doorbrengen, en keerden de
anderen naar Lamtih terug, om van daar met
treinen naar Kotta-Radja vervoerd te worden,
alwaar zij door de achtergebleven kameraden
met de uitbundigste geestarift ontvangen
werden.
De midden-colonne, het 7de en 9de bat
een sectie bergartillerie, cavalerie en genie
troepen had in last Lam Assan, zuid west
waarts van Lam Djimoe gelegen, te nemen;
van uit het verhoogde schilderhuis van dezen
post was, gelijk ik in mijn vorigen brief
meldde, reeds waar te nemen hoe zwaar deze
kampong versterkt was, ja, dat de geheele
voorste rand ftitelijk éé.ie doorloopende ver
sterking was.
Het 9de bataljon ging vooruit; het 7de
bleef voorloopig in reserve te Lamdjamoe,
dojh moest vry spoedig t9r ondersteuning
oprukken; na een hevig infanterie- en artillerie
vuur, waartoe de vuurmonden der posten
Lauidjamo3 en Belang medbwerkten, werd
op ten afstand van ruim 200 M. van de
vijandelijke stelling tot den stormaanval over
gegaan.
Hierbij deed zich een interessant incident
voor; van uit het verhoogd schilderhuis te
Lamdjamoe, waarin de rege ringscommissaris
zich met zijn staf opgesteld had, ten einde
het geheele gevechtsterrein te kunnen over
zien, zag men, dat ruim dertig passen voor
de stormende linie een officier, onmiddellijk
gevolgd door een hoornblazer, het voorbeeld
aan zijne soldaten van onverschrokkenheid
gal; eensklaps valt de officier; iedereen dacht
hij is aangeschotende hoornblazer ging hem
voorbijdo luitenant staat echter op en vliegt
weder den hoornblazer achterna; loopen wat
je kunt; hjj wint me9r en meer veld, totdat
eindelijk de hoornblazer valt en de luitenant
onder een luid hoera als nummer één de
versterking binnendrmgtl De generaal gaf zijn
verlangen te kennen de namen van beide
dapperen te weten; zij waren de lste luit.
G. J. Yerstege en (de naam niet ingevuld)
„Bravo, Gilles, dezen keer hebt ge niet
gemaafdl"
Na een kort vuurgevecht was nu Lam
Assan geheel in onze macht; het werd ge
durende den nacht door eenige compagnieën
van het 9de en 7de bat. bezet, terwijl de
oveiigen huiswaarts keerden.
Van deze colonne waren gewond: luit. De
Wilde, schot door de wang; luit. Fischer,
schot door de hand; en luit. Ramaer, die een
kogel, welke reeds door de kuit van een fuse
lier was gegaan, op den voet kreeg; de luit.
Houtzagers kreeg een schampschot langs den
buik, dat echter van weinig beteekenis was.
De linkercolonne had eene dubbele opdracht.
Het 3de bat., twaalf brigades marechaussees
en twee secties bergartillerie, onder commando
van den luit.-kolonel Van Heutsz, zouden een
Gló Poetih, het gebergte ten zuiden van de
kloof van Beradin, beklimmen en do vijande
lijke stellingen, die zich in de kloof mochten
bevinden, in de rechterflank en den rug aan
vallen. Wel was het gebergte steil en bijna
ontoegankelijk en zou de afdaling in de kloof
met vele bezwaren gepaard gaan, maar men
wist ook aan welken commandant en aan
welke troepen men deze gewichtige opdracht
gafl In het voordeel van de colonne was,
dat de bewoners der kampongs vóór het
gebergte gelegen de III Moekims Daroe, niet
geheel vijandig waren; zij zouden gaarne de
troepen der Compenie ongehinderd door hun
gebied laten trekken, mits dit des nachts en
zoj stil mogelijk geschiedde, waardoor zij zich
by de djahat3, bij Toekoe Oemar en zijne
volgelingen konden verontschuldigen, door te
zoggen er niets van gemerkt te hebben. Midden
in den nacht vertrok daarom ook de troep
van Ketapan Doewa, voorafgegaan door den
imam van bovengenoemde III Moekims, die
zich, ten einde onkenbaar te zijn, in een sol
datenjas gehuld en een kwartiormuts opgezet
had. Tusschen de loopgraven, bentings en
kampongs door trok de colonne iD de grootste
stilte naar Lam Pasai, alwaar het gebergte
beklommen werd, dat hier een hoogte van
ruim 250 Meter bereikt. Het eerste gedeelte
kon men een zeer moeilijk voetpad volgen,
maar ook dit hield spoedig op, doch steeds
ging het naar boven in den donkeren nacht.
Gelukkig had de vyand nog niets bemerkt,
maar ge kunt u zijne verbazing en zijne woede
voorstellen, toen hy by het aanbreken van den
dag onze „bersaglieri" reeds halverwege den
top als gemzen naar boven zag klauteren.
Een gebrul van woede steeg uit de beneden
gelegen kampongs op en een ontelbaar aantal
kogels werd hun nagezondeD, zonder echter
iemand te rakende vyand, die zich in geringen
getale op den top genesteld had, was nu ook
ontwaakt en schoot er ook lustig op los, doch
onze Ambonneezen, die kinderen van het ge
bergte, waren bier in hun element en hadden
hem spoedig verdreven. Was de tocht voor
menig strijder, die niet meer de lenigheid en
het volhardingsvermogen van de jeugd bezat,
uiterst bezwaarlijk geweest, ge kunt u byna
niet voorstellen, welk een moeite, hoeveel
inspanning het aan mensch en dier kostte om
de bergartillerie naar boven te krijgen, doch
dank aan de taaie wilskracht van het perso
neel en de spierkracht der muildieren, bereikte
men vry spoedig met twee stukken den top;
daar deze echter maar zeer weinig ruimte
aanbood, oordeelde de colonne-commandant het
niet noodig, ook de belde andere stukken naar
boven te doen sleepen. Als een bewijs van
dï taaiheid van onze „kobussen" kan dieneD,
dat halverwege den top een muildier, met het
achterstuk eener affuit beladen, een last van
139 KG., uitgleed en naar beneden tuimelde;
men zag het beest eenige malen over den kop
gaan, een vijftigtal meters benedenwaarts bleef
het liggen, naar men meende dood, doch weldra
stond het weder op en ging rustig staan grazen
alsof er niets gebeurd ware. De raderen der
affuit en eenige andere onderdeelen waren
natuurlijk geheel vernield, maar het duro
beestje had gelukkig geen letsel bekomen!
Het doel van den eersten dag was bereikt
er werden nog eenige terreinverkenningen ge
maakt, de vijand uit de nabijheid verjaagd
en het bivouak in gereedheid gebracht, en
toen was het uur voor de welverdiende rust
gekomen. Velen genoten evenwel weinig van
deze rust,daar de honger, maar vooral de dorst
htn begon te plagen, want water was er niet
te vinden; wel had men een kleine hoeveelheid
drinkwater en eenige kisten ajer blanda mede
genomen, maar daarmede moest men zeer zuinig
z\jn, met het oog op de gewonden, die men later
krygen mocht; tegen zes uur des avonds werd
echter een oorlam water uitgereikt; dit „pakte"
beter dan menige „dikkop" vroeger wel eens
gedaan had! Tegen negen uur des avonds kon
voor het eer6t gegeten worden al was het
maal wat sober, honger is de beste saus
Schoon, zeer schoon was het uitzicht van
dezen top op de hellingen, kloven en spleten
van dit woeste gebergte op de Atjeh-vallei,
die geheel voor ons gezicht open lag en
waarin do Missigit Raja, „het teeken der
verzoening," hare fraaie lynen, haar trotschen
koepel in de zon deed schitteren, en op den
grooten oceaan, waar enkele blinkend witte
zeilen tegen den blauwen achtergrond afstaken!
Schoon, zeer schoon was dit, maar plechtig,
onvergelijkelijk plechtig werd het tafereel,
toen de maan de taak van hare oudere zuster
had overgenomen en haar zacht licht liet
stralen op de palmen beneden aan den voet,
onder wier zacht wuivende kruinen weinige
uren geleden zoo hevig gestreden was, waar
onder zoo menig jong leven voor altijd ver
woest was geworden toen overmeesterde ons
een diep weemoedig gevoel, en denkende aan
de smart, dezen dag daar beneden aan zoo
menig huisgezin toegebracht, keerden wij hot
gelaat naar het "Westen, naar de groot9 wijde
zee, thans met een zilveren licht overgoten,
die ons eenmaal, zoo God het wilde, naar
onzen familiekring zou dragen, en een stil
gebed steeg van onze lippen omhoog naar den
Heer van leven en dood, dat Hy het aldus
beschikken mocht!
Het tweede gedeelte der linkercolonne, het
6de bataljon, moest den opmarsch van de
colonne Van Heutsz dekken en daarvoor stel
ling nemen ten Westen van den Kroeng
Daroe; toen uit deze richting een hevig vuur
vernomen werd, dat naderhand geheel zweeg,
maakte men hieruit op, dat de voornaamste
versterking aldaar, de Boekit Kasoemba, door
ons genomen was; dit was echter niet het
geval; wel was uit deze sterkte hevig gevuurd,
maar het terrein vóór dezen heuvel nagenoeg
onbegaanbaar zynde, liet men aan de artillerie
de taak over dit vuur tot zwijgen te brengen
Na een paar meesterlijke granaat-kartetescho
ten, verliet de bezetting, eenige dooden en
gewonden met zich voerende, de benting. D)
kampongs Gendrian en Djempa werden nu
vermeesterd en bezet; vooral om deze laatste
kampong werd hevig gevochtenhier ontging
o. a. de onderluitenant Wunnink drie schoten,
die gelukkig geen van alle gevaarlijk zyn.
Het succes van den eersten dag was vol
komen; wel waren onze verliezen groot, maar
het gevechtsdool, dat men zich voorgesteld
had te bereiken, was meer dan bereikt; den
tweeden dag zou de nu bezette kring nauwer
gemaakt en zoo ver mogeiyk de kloof van
Beradin ingedrongen worden.
In een Atjeh correspondentie der „Sum.
Ct." lezen wy
„Het leverde een eigenaardig schouwspel
op, toen onze troepen Kotta-Radja binnenruk
ten; onze soldaatjes hadden van het oorlogs
recht een ijverig gebruik gemaakt en voerden
den veroverden oorlogsbuit met een gelukkig
gc-zicht naar hunne kwartieren mede. Men zag
den een met een klok op den ransel, de ander
droog een eendvogel aan zyn koppel vastge
maakt, ook zag ik verscheidenen een koe of
een blatende geit voortsjouwen. Groote hila
riteit verwekte het gezicht van een éléganten
toerwagen, welken Oemar indertijd op een ven
dutie van resident Van Landen gekocht had
en nu door eenige soldaten buitgemaakt, triom
fantelijk onze veste binnengesleept werd; ook
zag ik eenige militairen, die een dos A-dos op
sleeptouw hadden genomen, welko Oemar op
de vendutie van den assistent-resident Kro?sen
ingeslagen had en nu onder luid gejuich Kotta-
Raöja weder binnengebracht werd. Ik geloof
dat onze mannekes danig „gerampast" hebben
en gun het hun van harte, zij wisten er dan
ook spoedig genoeg raad mede. Den grooten
wagen verkochten zy voor ƒ30 aan de toko
Kanner; de do6 a-dos is nog niet verkocht,
maar voorloopig opgeborgen in het cavalerie-
kampement.
Toen onze soldaten het huis van Oemar
binnendrongen, vonden zy ook nog een 2- a
3-tal kasten, een half dozijn datihouten stoelen,
een prachtig ijzeren ledikant en een houten
ledikant, benevens eenige kostbaarheden in de
andere Atjehsche woningen; nog verneem ik,
dat het ijzeren ledikant van Oemar, een pracht
stuk in zijn soort, door de huzaren is buit
gemaakt.
Een telegram uit Kotta-Radja aan de
„Sum. Ct." maakt melding van 1150 dooden
en gewonden, die de vyand by de jongste
gevechten zou hebben gekregen.
D. H. schreef 28 Mei uit Kotta Radja aan
de „Sum. Ct.":
Van de kampoengs Lampagar en Djempit
ontving het bestuur bericht, dat gewapende
bonden van T. Oemar daar zijn aangekomen,
om deze kampoengs, welker bevolking in den
laatsten tijd tot welvaart gekomen was en ons
goed gezind is, wegens haar goede intentie
voor de Compenie te straffen. Op genoemde
plaatsen had de gevestigde bevolking immer
geweigerd aan den strijd tegen ons deel te
nemenbij den opmarsch onzer colonnes
hadden deze lieden zich van vijandelijkheden
onthouden, en zelfs, toen de vyand verdreven
was, witte vlaggen uitgestoken en waren ons
behulpzaam, waar 't slechts mogeiyk was. Hier
over was Oemar zeer vertoornd; hy oatnam
hun de voorhanden wapens, verbrandde een
viertal kampoengs, dwong hen een brand
schatting te betalen tot vergoeding van zyn
verwoeste bezittingen en gelastte hun naar
zyn gebied in het Lepongsche te verhuizen.
Inderdaad hadden de lieden van Lampagar en
Djempit met het bestuur vriendschappeiyke
brieven gewisseld, en Oemar heeft duidelyk
kunnen waarnemen, dat deze bevolking aan
den stryd geen deel nam en haar bezittingen
door ons gespaard werden. Nu zijn do arme
kerels overgeleverd aan de genade of ongenade
van Oemar, het gevolg van ons stelsel om
den vyand op te zoeken, af te ranselen en
gemoedeiyk weder naar huis te gaan.
Voorgedragen is tot makelaar te Soe-
rabaia de heer G. Schaefer.
Niet in Juli, maar in Augustus wenscht
mr. J. M. Brooshooft, president van de raad
van justitia te Soerabaia, met buitelandsch
verlof te gaan.
Door den gouverneur-generaal van Ned.-Indiö
zijn de volgende beschikkingen genomen:
CIVIEL DEPARTEMENT. Verleend: Een
jaar verlof naar Europa, wegens laDgdurigon dienst,
aan den ambt. op wachtgeld W. Huisman, laatst
algemeen pakhuismeester bij 's lands algemeen©
pakhuizen te Batavia.
Ontslagen: Op verzoek, wegens vertrek,
eervol als lid van het bestuur voor de protes-
tautsche kerken in Nederlandsck-Indie mr. W. C.
Veenstra, onder dankbetuiging voor do door hein
als zoodanig bewezen diensten.
Bij hot Binnenl. Bestuur op Java en Madoera.
In de residentie Bantam.
Geplaatst: In de contröle-afd. Tjaringin, met
Menos tot standplaats, de controleur lste kl. J.
J. Meijer.
In de residentie Semarang.
Geplaatst: In de contrOle-afd. Salatiga de
contr. lste kl. J. A. Th. Gortmans.
Op de bezittingen buiten Java en Madoera.
In het gouv. Sumatra's Westkust.
Overgeplaatst: Van de onderafd. Baros,
afd. Siboga, naar de onderafd. Sipirok, res. Tapa-
noeli, de contr. 2de kl II. Kuiken;
van de onderafd. Fort Van der Capellen, res.
PadaDgsche Buvenlanden, naar de onderafd. Baros,
res. Tapanoeh, de contr. 2do kl. J. D. L. Lefebre.
Geplaatst. In de onderafd. Fort Van der
Capellen de benoemde contr. 2de kl. L. W. H. D©
Munnick.
In bet gouv. Atjeh en Onderhoorigheden.
Geplaatst: In do onderafd. Sogli, Noord- en
Oostkust van Atjeh, de contr. 2de kl. F. M. Dekker.
Door den directeur der Burg. Op. Werken.
Bij don post- en telegraafdienst.
Ingetrokken: Do overplaatsing van don
commies 3de kl. L. W. Den Hartog van Banjoemas
naar Semarang.
Ontheven: Van het beheer van het kantoor
te Besoeki en overgeplaatst naar Soerakarta de
commies 2do kl. A. li. Van Bannisseht;
van het beheer van het kantoor te Seblat en
overgeplaatst naar Weltevreden de commies 3do
kl. J. A VV. H. C. Hoorn.
Benoemd: Tot chef van het kantoor te
Besoeki de commies 2de kl. J. A. Van Helsdingen
te Soerakarta, tot chef van het kantoor te Patjuan
de commies 3de kl. O. V. E. Broers te Soerakarta.
Overgeplaatst: van Patjitan naar Schlat de
kantoor-chef der 5de klasse E. L. Mossel; van
Padang naar Weltevreden de commies der 3de
klasse J. W. Hendriks Uznvan Soerabaia naar
Padang do commies der 3de klasse W. U. F.
Guldenaar; van Makassor naar Soerabaia de com
mies der 3de kl. F. W. Van der Putten; van
Soerabaia naar Makasser de commies der 2de
klasse W. Corneliusvan Weltevreden n.iar Soera
baia de commies der 3de klasse U. Vogel; van
Mokko Mokko naar Weltevreden do commies der
3de klassó li. Th. Van Overvost; van Chcribon
naar Mokko Mokko de commies der 3do klasse
R. P. Lettinga; van Banjoemas naar Cheribon de
commies der 3do klasse L. W. Den Hartog; van
Soerabaia naar Padang de commies der lsto klasse
C. A. lJoung.
Ontslagen: Op verzoek, oervol uit 's lands
dienst, de ambtenaar op wachtgeld A. W. J.
Deije, laatst tweede stads-geneesheer to Soerabaia.
Met ingang van 24 Juli 1896 op verzoek, eervol
uit 's lands dienst, de klerk bj| den adminis
trateur der tinmijnen te Pangkalpinang (Banka)
F. P. B. Hoffman.
Bo paal d: Dat de controleur lsto kl. bij liet
Binnenlandsch Bestuur op Java en Madoera S. Do
Gr.iall en de controleurs 2de kl. bij dien tak
van dienst li C. li. De Bie, P. K. W. Kern en
W. C. Blanken, allen thans tijdelijk toegevoegd
aan don hoofdambtenaar F. A. Licfrinck, laatst
waarnomend hoofdinspecteur voor de suiker en
rijstcultuur, het landelijk stelsel en wat daarmede
in verband staat, op den tegenwoordigen voet
tijdelijk worden toegevoegd aan den hoofdinspectuer
voor bedoelde aangelegenheden.
Verleend: Een jaar verlof naar Europa,
wegens langdurigon dionst, aan den pastoor to
Semarang J- J- Keijzer, den onderwyzor lsto kl.
bij het openbaar lager onderwijs voor Europeanen
A. Boender en den voorzitter van de landraden
te Poerworedjoe Koetoardjo (Sageion) Mr. C. H.
Bom, resp. met ingang van 5 Juni, 4 Juli en 5
Juli 1896.
DEPARTEMENT VAN OORLOG. Ontslagen:
Met ingang van 2 Juli 1896, op verzoek, wegens
volbrachten diensttijd, eervol en mot behoud yan
recht op pensioen uit lir. Ms. mil. dienst, de niaj.
der inf. J. F. F. Van Bloemen Waanders.
Overgeplaatst: Bij den gewest, en plaats,
geneesk. dionst in de 2de militaire afdeeling op
Java te Semarang.de off. van gez. 2de kl. te Lombok
T. A. F. Scharonberg;
naar Lombok do off van gez. 2de kl. te Sema
rang G. H. Bóttgor;
naar Padang, de off van gez. 2do kl. te Amoentai,
P. J. Vlieger;
bij den gewest, en plaats, geneosk. dienst in do
Zuidor- en Uosterafdeeling van Borneo te Amoentai,
de off. van gez. 2de kl. op Lombok, dr. J. Noord-
hoek Hegt.
Geplaatst Bij de 13de comp. (4de comp.
vesting) art. te Batavia de kapt. der artillerie
boven de formatie in activiteit hersteld, W. Collard.
Verleend- Een tweejarig verlof naar Europa,
wegens ziekte, aan den lstou luit. der inf. jhr. K.
L. A- P. Van dor Maesen de Sombreff;
een maand verlof naar Sockaboemi wegens ziekte,
aan den 2den luit. der inf., goëv. van Atjeb naar
Batavia, J Smits;
een maand verlof naar Salatiga, wegens ziekte,
aan den luit.-kol. der art. te SomaraDg A. W.
Segbocr.
Ontslagen: Op verzoek oervol uit 8lands
dienst, do burgerlijke schrijver lste kl. bij de
militaire administratie M. E. K-A. P. I. Deinmeni;
bij het 2de depót-bat, de kapt, bij liet garn.-bat,
van Palembaog te Tebing Tinggi E. E. Van
Swieten;
bij het gam -bat. van Palenibang do kapt. bij het
strafdet. te Ngawi H. C. Do Voogt,
bij het 18de bat. inf. de kapt.-adj. van den
commandant der 2de milit. afd. op Java te Sema
rang H. Van Beusekom;
bij bet strafdet. te Ngawi de 2do luit. bij het 2de
depót bat. L. J. F. Van de Molen;
bij liet garn.-bat. op Lombok do lste luit, by
het 15de bat. inf., geöv. van Atjeh naar Batavia
C. J. F. Stakman.
Benoemd: Tot adjudant bij het 2de garn.-bat.
van Atjeh en Onderh de lste luit bij het 14de
bat inf. A. J. Gooszcn.
DAGBLAD.