N°. 11141
Maandag SS5 Juni.
A°. 1898
feze <§ourant wordt dagelijks, met uitsondering
van fan- en feestdagen, uitgegeven.
Feuillotoii.
Een Berlijnsche Speelbank.
IBIDSCÏÏ
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURA2TT:
Voor Leidon por 3 maanden.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
f 1.10.
1.40.
0.05.
PRIJS DER ADVEE.TJiLN TJLËN;
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meor f 0.17 Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
~i -
-f
In het Militair Weekblad schrijft D., dat hij
•nog eens al de „misères" heeft nagegaan, ver-
1 bonden aan de volledige velduitrusting
van den infanterie-officier, wanneer,
na een looppas, alles schots en scheef aan
j het IJjf hing en de officieren eerst toilet
dienden te maken, vóór zij een volgenden
looppas durfden ondernemen. „Wanneer ik"
aldus gaat de schrijver voort „dien chaos
van voorwerpen, waarmede wij behangen
zijn, weer in de gedachten heb, dan voel
,ik ook weer die neiging van ieder stuk, om
by een eenigszins plotselinge beweging voor
den buik te slingeren".
Wat heb ik onze onhandig aangebrachte
velduitrusting dikwyis verwenscht, als ik,
voor de tirailleurlinie rennende, wanhopige
pogingen deed om door rukken en trekken
den rommel achteruit te brengen; dat vech
ten vooral met de gerolde jas en de revolver
en dan de sabelscheede, die daarbij steeds
vastgehouden diende te worden! Was het te
verwonderen, dat ik op de ongelijke Zeister-
heide menigmaal over den kop duikelde en
na de manoeuvre altijd iets van de uitrusting
verloren had?
't Wordt hoog tijd, dat er eeDs ernstige
proeven genomen worden met het doelmatig
dragen van onze velduitrusting; en dan de
proefneming niet op de bureaux, maar te velde
de aanstaande manoeuvres bieden daartoe een
schoone gelegenheid.
De overjas zy en biyve echter steeds van
die proefneming uitgealoten; die behoort by
de kist op de kar.
In een Haagschen Brief aan het Utrechtsch
Dagblad leest men:
Het Kurhau8 te Scheveningen heeft,
zooals in do aandeelhoudersvergadering ge
bleken is, zyne hoop nog volstrekt niet opge
geven om toch vergunning te krijgen tot
bebouwing van het Gevers-Deynoot-plein. Uit
het verhandelde blykt, dat, als mr. Patyn nog
burgemeester ware, die vergunning al lang
zou zijn verleend. Maar de heer Patyn is
geen burgemeester meer, en zyn opvolger
heeft andere opvattingen ten aanzien van het
afstaan van de openbare s traat aan particulieren,
en laat zich niet bewegen, in de eischen van
het „Zeebad" te treden. Daar dit nu in 1895
een zuivere winst van 8 pet. heeft gemaakt
zonder dat betwiste grondgebied, schynt het
aannemeiyk, dat B. en Ws. niet toegevender
zullen gestemd zyn en nog minder dan te
voren lust zullen gevoelen, om die Maat-
schappy, ten koste van het algemeen en van
de schoonheid der badplaats, tot 't maken
van nog grootere winsten in staat te stellen.
Bovendien, nu men zulke mooie dividenden
maakt, is er alle reden om thans te eischen,
dat 't „Zeebad" zal overgaan tot 't nakomen
van zijne verplichting om de oude zijvleugels
van het Kurhaus, die daarmede vloeken, in
den styl van bet schoone hoofdgebouw op
te trekkon, waardoor het dan tegeiyk die
meerdere ruimte zal krygen, waaraan de
directie zegt, in 't drukst van h6t seizoen
behoïfce te hebben. En c. q. is er dan in de
buurt ook nog, tegen matigen prys, terrein
genoeg voor het bouwen van dépendances,
evenals overal in de wereld de zomerhotels
die hebben voor den gaanden en komenden man.
Wy lezen in de Haagsche Courant onder
het hoofd Speoulatiebouw het volgende:
Onder de punten van beschryving voor de
45ste vergadering der „Yereeniging tot bev.
van Fabriek8- en Handwerksnyverheid" komt
o. a. de volgende vraag voor
„Welke is de invloed van den speculatie-
bouw in onze groote steden op de bouw
kunst, op de bouwvakken en op de werk
lieden?"
Over die vraag is by de afdeeling Amster
dam een rapport ingekomen, opgemaakt door
de heeren mr. A. J. Cohen Stuart, Ed. Cuy-
pers, mr. J. Kruseman, E. De Langen, J. F.
Staal en C. T. J. Louis Rieber.
Het woord „speculatiebouw" is hier onge-
twyfeld in slechten zin bedoeld, zegt het:
dat geknoei, waarvoor het volk eene andere
benaming heeft gevonden, dien van revolu
tiebouw.
Die slechte soort van speculatiebouw is
afkeurenswaardig in alle opzichten. Gewoon
lyk worden de woonhuizen - want deze zyn
het voornameiyk, die door de bouwers als
't meest winstgevend worden beschouwd -
wat inrichting en uiteriyk betreft, ontworpen
door onbevoegden, aangezien de middelen
ontbreken om meer bevoegde personen te
raadplegen. Het uiteriyk is gewoonlyk afstoo-
tend, ontworpen zonder eenig begrip van
goede verhoudingen, samengesteld uit onder
dooien, die als in één zelfden vorm zyn ge
goten, met toevoeging van enkele wanstaltige
détails, toch meestal beweerde versieringen,
welke niet de diensten doen, die zy schynen
te moeten verrichten, en op plaatsen aange
bracht, waar zy niet behooren voor te komen.
Door vorm en kleur leveren die ontwerpen oen
maar al te sprekend bewys van de onkunde,
den onontwikkolden smaak en de onbeschaafde
keuze van den samensteller.
Het spreekt wel vanzelf, dat deze manier
van bouwen, hoeveel nadeelen er ook aan
verbonden zyn, niet geheel kan worden
tegengegaan. Wel echter zouden de gemeente
besturen, by het geven van vergunning tot
bouwen, de ontwerpen in handen kunnen
stellen van bevoegde beoordeelaars, om wen
ken te geven tot wyziging en verbetering,
wat vorm en kleur betreftimmers, ten nutte
van het algemeen behooren de plannen ook
beoordeeld te worden door de hoofden der
brandweer ter plaatse, met het oog op brand
gevaar, en door een practisch hygiënist-
bouwkundige, wat betreft de hygiëne der
woning. Die beide laatste specialiteiten zullen
ten opzichte van vele punten samen moeten
werken om tot een goede inrichting, meer
bepaald van de woning, te kunnen geraken.
Wordt met gestrengheid aan de nood-
zakelyke eischen vastgehouden, dan zal
reeds daardoor den revolutiebouwer een
„halt" op zyn weg geplaatst zyn.
De bedoelde speculatie-bouw levert belang-
ryke gevaren op voor de bouwvakken en de
werklieden in die vakken. Alle onderdeelen
van het gebouw, tot welk ambacht ook be-
hoorende, moeten byna in alle gevallen met
den meesten spoed en met de geringste
middelen worden samengesteld. Voor goed
afgewérkten arbeid is geen tyd en geen geld,
en het noodzakeiyk gevolg daarvan is, dat de
werkman leert knoeien, dat hy zyn ambacht
tevens verleert. Vooral voor de jongere am
bachtslieden is zulk een werk van zeer ver
derfelyken invloed. Daarby komt nog, dat de
loonon niet door deze soort speculatie bouw
gedrukt worden, dat zelfs goed betaald en te
lang gewerkt wordt, altemaal aansporingen
om alles maar zoo spoedig mogeiyk in elkaar
te zetten, of dit gebrekkig geschiedt of niet.
Veelal komen de timmerwerken voor deze
gebouwen van goedkoop werk leverende
timmerfabrieken, liefst uit het buitenland,
ten nadeele van onze eigen, degelyk wer
kende industrie, en heeft de werkman die
stukken dan slechts te plaatsen en by te
werken; voor 'toverige verdient die timmer
man dan een goed loon voor grof werk.
Een gevaar voor den persoon van den
werkman dreigt hem in de zuinigheid, die
op het geheele werk moet worden in acht
genomen, voorzieningen voor zyn veiligheid,
voor zyn welzyn, die in de groote steden
van overheidswege onvoldoende (kunnen)
worden gecontroleerd, zullen op de scbrielste
wyze worden genomen, zoolang het staats
toezicht op den arbeid nog met die volko
menheid heeft bereikt, waartoe het weldra
zal kunnen worden opgevoerd.
De voorgelegde vraag zou allicht uitgebreid
kunnen worden als volgt: Kan die nadeehge
invloed, indien hy. is aangewezen, worden
tegengegaan
Maar dat antwoord zal helaas niet anders
dan ontkennend luiden. Die soort bouw toch
wordt grootelyks in de hand gewerkt door
sommige personen en hypotheekbanken, die
zich met ontzien gelden te verschaffen, zelfs
daar, waar geen voldoende waarborgen bestaan
voor het ten volle, en volgens de eischen,
die men stellen moet, tot-stand-komen van
het werkzoo ook door het verstrekken van
krediet-hypotheken aan personen, die niöt
eens middelen bezitten om de overdrachts
kosten van bet bouwterrein te betalen. Die
banken en personen zyn de grootste steun
voor het voortwoekeren van het kwaad; zon
der hare medewerking staat elke andere
beperkende bepaling machteloos.
Van een zyner lezers ontv.ngt Eet Nieuws
van den Dag over het onderwerp S o 1 d a e n
in de Warmte de volgende beschouwing:
Alvorens de warmte aanleiding mocht geven
dat weder, zooals het vorige jaar geschiedde,
verschillende klichten over bedoeld onderwerp
in de bladen worden geuit, meen ik goed te
doen, aan ieder, die zich geroepen nocit
gevoelen nogmaals dat onderwerp ter 9prake
te brengen, te verzoeken over het onder
staande eens rypeiyk na te willen denken.
Voor zoover ik rond my heen zie, bestaat
er in geen onkelen tak van dienst stagnatie
ten gevolgo der warmte. Wanneer het gras
gomaaid moet worden of het hooi binnen
gebracht, dan ziet men de arbeiders op het
land hun werkzaamheden verrichten, zelfs by
de meest felle hitte. In machinekamers, waar
de warmtegraad nog veel hooger is, gaat de
arbeid door; aan de in aanbouw zynde huizen
werken timmerlieden, metselaars, smeden en
ververs, in 't kort: alles gaat als gewoonlyk
en ook de indoeling van den dag biyft als
In de overige jaargetyden.
De miliciens zyn over 't algemeen te rang
schikken onder bovengenoemde categorieën
van werklieden, en kunnen dus geacht worden
by een hitte als de tegenwoordige, reeds
meermalen hun lichamelyken arbeid verricht
te hebben. En wat voor lichamelyken
arbeid ru, wordt van den soldaat (der infanterie)
gevergd? Één a twee uren theorie, 3 a 4 uren
exerceoren, 1 uur gymnastiek of voorbe
reidende schietoefeningen, aardappelschillen
of eenig corvee vormen de normale bezig
heden per dag.
Alleen de exercitie, waarby de man zyn
volle wapenrusting om heeft, kan als een
eenigszins inspannenden arbeid in aanmerking
worden gebracht. Vergelyk daarby eens wat
per dag van eiken arbeider of werkman ge
vorderd wordt en ge komt tot de overtuiging,
dat het klagen over de wyze, waarop „onze
jongens" worden afgetobd, vry ziekeiyk is.
Als ik beweer, dat de verhouding inspan
nenden arbeid van een soldaat in Indië (op
Atjeh byv.) tot .die van een soldaat hier te
lande zich verhoudt als 31, dan ga ik zeker
niet te ver. Welnu, het Indische leger doet
dien meerderen en zwaarderen arbeid by de
felste hitte. En bestaat het Indische leger niet
voor het grootste deel uit Hollandsche jongens?
En leert de geschiedenis, dat zy het „afleg
den" in die warmte?
Neen immers!
En de vijand, die ons mocht aanvallen, zal
die den thermometer raadplegen, om te beoor-
deelen of het wel goed is met zoo'n warmte
uit te rukken, wederom neen; en moeten dan
de Nederlandsche soldaten niet geoefend zyn,
onder alle weêrsomstandigheden hun plicht te
doen? Ja, en de natie zou zulks eischen
in de ure des g9vaars, en met minachting
neerzien op zyn zonen, die tot weerstand
onmachtig waren, omdat het zóó warm was.
„Onze jongens" waren dan onze jongens
niet langer. Werkt mede, dat zy onze jongens
blyven, en dat verkrygt men niet door klagen
en schryven, maar door het opwekken der
energie en van het volhardingsvermogen.
Ten slotte, weest allen overtuigd, dat van
den soldaat geen te grooto inspanning by de
oefeningen geëischt wordt, en dat het „trainen"
gematigd genoeg plaats heeft.
Uit do Haagsche correspondentie in de
Prov. Groninger Courant:
Men zal my misschien vragen wat men
n Den Haag wel zegt van de benoeming van
mr. H. Viotta tot directeur der Ko-
ninklijke Muziekschool?
Wel, de menschen staan er van te kykenl
Zy hadden niet vermoed, dat men een dilet
tant, hoe bekwaam dan ook, tot directeur
zoude benoemd hebben, en zy vinden bovendr.n
den begaafden schryver-dirigent zulk een harU-
tochteiyken Wagneriaan, dat zy ook in dit
opzicht hun hart vasthouden. Ikzelf, die van
de muziek niets weet, maar er als een gevoelig
mensch mee dweep, kan my ook moeilyk
voorstellen, hoe zulk een vurig partyganger
de verdienste van menig toondichter aan de
kweekelingen zal doen kennen. Doch we zullen
kalm en bedaard afwachten, hoe Nicolaï s
opvolger de taak zal opvatten.
Gemengd Nieuws.
Tegen acht uren gisteravond
viel een jongen, die met andere kornuit n aan
het spelen was, in den Ouden Ryn by de
Uiterstegracht. Zyn toestand, welke reeds
zinkende werd, was inderdaad hacbeiyk, toen
zekere De Wolff gekleed te water sprong on
er in mocht slagen den drenkeling op te
duiken en aan wal te brengen, waar met
gunstig gevolg de beken Je middelen voor
drenkelingen op hem werden toegepast. Redder
en geredde wonen beiden op de Uiterste
gracht.
Men schryft uit Amsterdam dd.
18 Juni: Een bloedig tafereeltje greep heden
middag op het Rokin alhier plaats. Daar red- n
nameiyk een rytuigje en een bierwagen met
zoodanige vaart tegen elkaar in, dat het lomoen
van den bierwagen het rytuigpaard in de
borst drong en daar een gat van een vuist grootte
achterliet. Niettegenstaande de verschrikke yke
wond, bleef het arme dier, trillende over al
zyne leden, toch staan en liet gewillig toe, cat
eeni>e heeren uit een verbandwink.1 in de
nabyheid, door het duwen van groote proppen
watten in het gat, de bloedgolf trachtten te
stuiten. Nadat de eene bal na den anderen
echter verdwenen was, zonder dat het gelukt
was, het bloeden te stelpen, slaagde men er
eindeiyk in, door het aanbrengen van een dikke
plik carbolwatten, als by een menscb, met
zv/achttls aan liet lichaam bevestigd en mtt
veiligheidsspelden vastgemaakt, de won! to
verbinden.
Te Amsterdam werd Woensdag
avond een persoon naar hot bureel gebracht,
die in de Westerdokstraat twee revolverscho
ten op eene vrouw heeft gelost, waarby deze
vrouw aan den arm verwond geraakte.
Het bleek later, by het verhoor op het bureel,
dat de gewonde vrouw vrot-ger langen tijd ge
woondhadmet een timmerman, maar dat in den
laatsten tyd een verwydering ontstaan was en
dat de vrouw weigerde haar vroegeren vriend
langer geldelyken onderstand te verleeneo.
Woensdag kwam hy weer om geld vragen;
het werd hem weer geweigerd, een woorJen-
wisseling volgde en daarop pleegde de man
zyn betreurenswaardige daad, die do >r een
gelukkig toeval geen ernstige gevolgen had.
De revolver was nl. slechts met losse patro
nen gewapend ofschoon de dader meende
dat er scherpe patronen op zaten het schot
veroorzaakte bierdoor slechts een lichte ver-
i) -
De sneltrein naderde Berlyn. In de coupé
eerste klasse, waarin een heer en twee dames
anten, begonnen de passagiers naar hun bag3ge
om te zien. De onrust, die allen reizigers
kort voor het doel pleegt aan te grypen,
maakte zich ook van hen meester.
De jonge man ntm uit zyn portefeuillle
een kaartje en overhandigde het aan de oudste
dame met de woorden: „Ik mag my zeker
wel de vryheid veroorloven, aan het einde
der reis, en nadik het voorrecht van uw
aangenaam gezelschap genoten heb, my aan
u voor te stellen. Ik beet Stephanus Bog-
danowitsj en ben keizeriyk Russisch ingenieur".
Met een buiging nam de oudste dame het
kaartje aan en tastte in haar mantelzak.
Daarop zeide zy tot haar dochter, die naast
haar zat: „Aranka, ik heb myn kaartjes niet
by my. Kun jy meneer oen van jouw kaartjes
geven
De jonge dame overhandigde het kaartje
met het opschrift: Aranaka Endöfy, en de
oudere dame voegde er aan toe: „Ik ben
mevrouw Endöfy. Myn man was vroeger
Hongaarsch consul in Servië en woont nu,
gepensionneerd, ta Berlyn."
„Hoogst aangenaam, mevrouw," antwoordde
Bogdanowitsj. „Ik biyf eenige weken te
Berlyn, daar ik van myn regeering in opdracht
heb, een aantal rteetrische toestellen by een
Beriynschen fabrikant te bestellen en de
uitvoering der bestellingen te Berlyn te
controleeren. Zult u het onbescheiden vinden,
als ik verlof vraag, by u aan huis naar uw
welvaren te mogen informeeren?"
Bogdanowitsj had by dit verzoek den blik
gericht op het gezicht der schoone, misschien
twintigjarige dochter; het stralen van Aranka's
donkere oogen had hem aangemoedigd.
„Myn man zal het in elk geval hoogst
aangenaam zyn, kennis met u te maken,
meneer Bogdanowitsj," antwoordde mevrouw
Endöfy. „Wy recepiëeren eiken Donderdag
en al onze kennissen zfin van 's namiddags
vyf uren af welkom. U behoeft vooraf geen
formeele visite te maken, daar des voor
middags in den regel niemand van ons thuis
is. Dus aanstaanden Donderdag, als u wilt.
Aranka, schryf meneer ons adres op de
keerzyde van je kaartje."
Aranka trok den handschoen van de kleine,
witte hand en schreef met potlood het adres
op de keerzyde van haar visitekaartje.
Bogdanowitsj wierp een onderzoekenden
blik op het kaartje, dat hy weer met een
buiging in ontvangst, nam en bemerkte, dat
de consul in een van de voornaamste straten
van Berlyn (W.) woonde.
„Komt u voor de eerste maal te Berlyn?"
vroeg mevrouw Endöfy.
„Neen, mevrouw, ik heb te Berlyn gestu
deerd. Ik was eerst op de polytechnische
school te Parys, later op die te Berlyn, maar
heb daar geen kennissen meer, want zyn
studiemakkers zyn al lang in alle richtingen
verstrooid."
„Nu, des te beterDan hoop ik u als gast
by on? te zien en misschien maakt gy by ons
kennissen, die u van nut kunnen zyn."
De trein hield stil. Bogdanowitsj verliet
aan het station Friedrichstraat den trein,
terwyl de dames tot hot station Zoölogische
Tuin wilden doorryden. De jonge man wist
niet recht, hoe hy de trap van het station
naar het bagagelokaal afkwam, want hy was
als 't ware in een roos. Tot afscheid had hy
met Aranka een handdruk gewisseld en
gevoeld, dat het ongemeen schoone meisje
den zachten druk zyner hand beantwoordde.
Een eigenaardig aanmoedigenden blik had zy
hem toegeworpen, een blik, die Bogdanowitsj
byna het verstand deed verliezen. Droomend
als 't ware kwam hy in het hotel aan en
rekende met smartelyk verlangen uit, dat
het nog vier dagen duurde, eer hy de familie
van den consul een visite kon brengen.
De conferenties in de fabriek namen Bog
danowitsj de volgende dagen geheel in beslag.
Hy deed zyn bestellingen en de firma ver
klaarde zich bereid de toestellen met zulk
een spoed te maken, dat zy binnen veertien
dagen door Bogdanowitsj, na onderzoek, aan
vaard konden worden. Onmiddellyk na de
proefneming zou de prys van vyf duizend
roebel voor do toestellen betaald worden. Dan
zou de firma de toestellen verpakken en naar
de plaats van bestemming zenden.
Twee Donderdagen had Bogdanowitsj dus
te Berlijn te zijner beschikking. Als hy iets
wilde, moest hy den tyd goed gebruiken, en
hy bad zich een groot doel voor oogen gesteld,
dat by wilde bereiken: het bezit van Aranka.
Hy had menige vrouw gezien, die hem geïn
teresseerd had, maar nog nooit had hy zich
zoo hals over hoofd verlieft als op Aranka
Endöfy.
Hy kon het wagen als ernstig candidaat
op te treden, hy was ingenieur by het
ministerie van verkeer, had vooruitzicht
spoedig op te klimmen en was van een aan-
zienlyke ambtenaarsfamilie.
De Donderdag kwam en weinige minuten
na vyven schelde Stephanus aan de woning
van den gepensionr.eerden consul Endöfy aan.
Een bediendo deed hem open en ging hem
vóór naar het salon, waar de heer des huizes
met vrouw en dochter zat. De consul was
een welgedaan heer met glad geschoren
gezicht en weinig grys haar. Hy ontving den
gast, dien zyn vrouw hem voorstelde, met
Hongaarsche levendigheid en vriendelykheid.
Aranka begrostte den jongen Rus met haar
liefsten glimlach en scheen oprecht biy te zyn,
dat hy zoo op tyd gekomon was. Toen zy
een daarop doelende opmerking maakte, ver
loor Stephanus Bogdonowitsj al zyn kalmte.
Ja, hy was besloten, als het zyn moest,
stormenderhand op te treden en Aranka
onmiddellyk in optima forma een aanzoek
te doen. Maar er kwamen nu meer gasten,
merkwaardig echter: alleen heeren. Doze
manlyke gasten verschilden zoer in leeftyd.
Men zag zeer jonge en oude eerwaardige
gestalten. De heeren behoorden intusschen
zonder uitzondering tot de hoogere kringen;
dat bewezen althans de namen, die byna alle
adellyke waren, en de titels. Twee handels
raden, een consul-generaal, twee stafofficieren
van Beriynsche garde-regimenten, eenigo
jongere officieren, grondbezitters, volksver
tegenwoordigers met zeer bekende namGn
behoorden e.-: toe.
Er word naar Engelsch gebruik thee met
eenig gebak gepresenteerd. Daarop verdeelde
men zich in twee groepen. De eene had tot
middelpunt mevrouw Eadöfy en haar dochter
Aranka; de andere concentreerde zich om een
speeltafel, waarby de beer Endöfy als bank
houder fungeerde. In de „hoogere kringen"
huldigt i i nu eenmaal bet spel en neemt
elke intieme gelegenheid waar, om het geluk
te beproeven.
De groep om de speeltafel scheen uit harts-
tochtelyke spelers te bestaan. De heeren van
de andere groepen kwamen af en toe ook
eens aan de speeltafel, maar keerden ge
woonlyk spoedig weer naar de dames terug.
Eenmaal kwam ook Stephanus mot Aranka
aan de speeltafel en zag met verbazing, dat
zeer hooge sommen gezet werden. Men zag
alleen goud en banknoten. Duizenden werden
op een kaart gezet, en op sommige oogen-
bllkken had Eudöfy, die onvermoeid de bank
hield, twintig- tot dertig duizend mark voor
zich liggen.
Om negen uren werd het spel gestaakt, men
kreeg een klein souper mot een glas wynr
waarna de gasten vertrokken.
(Wordt vervolgd).