N°. 11120.
Donderdag SS Mei.
A°. 1898
§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
U5T TRANSVAAL.
IEIBSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Loiden per 3 maanden. l f 1.10.
Franco por post 1.40.
Afzonderlyke Nommers005
PRIJS DER AD VERTEN TEEN
Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt" f 0.05 hp.rrVn"^
Tweede Biad.
In do ïlactgsche Courant lezen we onder
het hoofd :Een grove belastingfout:
„Een der opvallendste fouten van d9 tegen
woordige inrichting der gesplitste inkomsten
belasting, zooals de minister Pierson ons die
gaf door de combinatie van Vermogens- en
Bedrijfsbelastingen, vindt men in de bepaling
omtrent den aftrek wegens premies voor
levensverzekering.
Iemand doelt ons het volgende overtui
gende en geenszins exceptioneels geval
mede.
Hij heeft twee verzekeringen loopende.
Voor de eene, voor uitkeering bij overlijden,
betaalt hij jaarlijks f 300. De tweede ver
zekert hem uitkeering van een som over
enkele jaren (of bij overlijden) en kost hem
f 500 'sjaars.
Van die f 800 mag by slechts ƒ100 het
maximum aftrekken van zijn belastbaar
inkomen. Van de overige f 700 moet hij dus
in een der genoemde belastingen betalen.
"Wanneer hy overlijdt, laat hy wegens de
eerste verzekering een kapitaal na, waarvan
zyne erfgenamen dan Vermogensbelasting zul
len gaan opbrengen. Had hy de ƒ3OO'sjaars
verteerd, dus niet bespaard, dau zou de Staat
van hem evenveel hebben genoten, maar
van zyne nakomelingen niets krygen.
De nu geheven f 4 's jaars zyn dus een extra
belasting, een dubbele heffing als boete op
zfine spaarzaamheid.
Met de tweede polis is 't nog erger. Hier
betaalt de betrokkene eerst gedurende eenige
jaren een surplusrecht van f 10 's jaars op
zyne premie aan den Staat. En als hy daarna
zyn kapitaal van de assurantie-maatschappy
ontvangt en dus zfin vermogen eenige dui
zenden meer bedraagt, dan wordt hy zelf voor
dat meerdere nog weer eens hooger aange
slagen in de Vermogensbelasting.
By een zuivere inkomstenbelasting zou
deze onbiliykheid niet kunnen voorkomen.
Maar zelfs by de tegenwoordige gesplitste
of gecombineerde is zy niet noodig; want er
is geen enkele reden voor beperking van den
aftrek wegens levensverzekeringspremies, daar
deze in elk geval na eenige jaren in ge-
kapitaliseerden vorm in handen van den fiscus
vallen.
Zelfs voor ontduiking leent de zaak zich
niet; natuurlek met uitzondering voor smok
kelaars; maar die vorzwygen tóch, als zy
dit willen.
Kapitaal en arboid! - Het kapi-
taal wil den arbeid een handelsartikel doen
biy ven. De arbeid wil van koopwaar compagnon
worden. Dat en dat alleen is de historisch-
ontstane strydvraag - zegt de Schiedamsche
Courant.
Het gaat niet om de verniotiging van het
kapitaal; dat is historisch onmogelyk. Het
gaat ook niet om de onderwerping van het
kapitaal aan den arbeidook dat is historisch
onmogelyk. Het gaat alleen om de waardeering
van den arbeid.
Laat men toch den moed en het verstand
hebben, in te zien, dat in het loven onzer
maatschappy een periode is aangebroken,
waarin de oude verhoudingen door ouderdom
waardeloos zyn geworden, waarin een stryd
van belangen een nieuwen toestand met
nieuwe verhoudingen voorbereidt. En ziet men
dat eenmaal in, laat men dan dien belangen-
stryd zoo weinig moeilyk mogeiyk maken
door begrypen en goed-willen. Indien men
erkent de onvermydeiykheid der botsingen
tusschen kapitaal eü arbeid, botsingen, door
beide partyen gelijkelijk betreurd en verfoeid,
en indien men dan inziet op welken nieuwen
grondslag de samenwerking tusschen kapitaal
en arbeid moet gegrondvest worden, dan
is slechts één handelwijze mogeiyk, dan kan
slechts op één manier worden gehandeld.
Want dan let men alleen op de beteekenis
en het einddoel van den stryd, en dan worden
alle maatregelen daarnaar afgemeten en be
oordeeld, en dan zal men zoo snol mogeiyk
geleideiyk daartoe willen geraken, alle ge
welddadige botsingen willende en dan ook
kunnende vermyden.
Het alternatief hierby is dit: öf reeksen
botsingen öf logische oplossing door erkenning
der werkeiykheid.
Hier is het geen quaestie van politiek,
maar van feiten, van historie. Wie oogen
heeft om te zien, die zie, en wie een hart
heeft om te voelen, die voele het gewicht
van dezen stryd en zyn werkelijk karakter.
Indien, wat wy ten zeerste vreezen, het
kleine letten op eigen belangen velen of den
meesten belet meer te zien dan die eigen
belangen, dan is natuurlyk een afdoende ver
betering niet mogelyk en zal men langs den
weg van werkstakingen en burgerooilog
moeten komen tot de door de omstandigheden
geèischte samenwerking van kapitaal en arbeid.
Komen moet die oplossing eenmaal. Waarom
dat dan niet erkend en daarnaar gehandeld?
Patroons ejn werklieden afzonder-
iy k. Dit is een quaestie, die by de
Kamers van Arbeid behoort, zooals onze
lozers kunnen weten. De Gelderlander heeft
daar een woordje over gezegd, dat we bier
willen meedeelen. Het blad kan zich met
zulke Kamers desnoods wel vereenigen, maar
wenscht beslist, dat patroons en arbeiders
de gelegenheid zullen hebben, om afzonderlijk
te vergaderen. Ziehier wat het blad daarover
schryft:
„Wy nemen echter de vryheid om in het
mogen houden van sectie-vergaderingen, door
de werklieden alleen, niet te zien een kiem
van socialen stiyd, doch juist een kiem van
pacificatie.
Men lette eens even op de samenstelling
der Kamers van K. en F. Al de daarin zitting
hebbende leden zyn niet alleen op zichzelf
onafhankelijke lieden, doch ook van elkander
independent. Geen hunner behoeft een der
andere leden naar de oogen te zien en kan
gerust persoonlijk voor zyne opinie uitkomen.
Dit is echter met de Kamers van Arbeid
niet het geval. Het kan gebeuren, dat daarin
een werkman zitting heeft tegelyk met den
baas of den fabrieksheer, by wien hy in dienst
is. In alle goval loopt hy gevaar, dat hetgoon
hy als zyn persooniyke meening verkondigt,
wordt opgevat als een brutaliteit of een aan
matiging en zonder de minste bedoeling, by-
wyze van causerie overgebriefd aan zyn
patroon. Wy willen nu wel aannemen, dat
verreweg de meeste patroons fideel genoeg
zyn om zulke in officiëöle vergadering door
een hunner ondergeschikten uitgesproken
zienswyze niet kwalyk te nemen en te doen
alsof er niets gezegd is; doch er zyn ook
nog andere patroons, en zoo lang de werk
man niet in dergeiyke omstandigheden heeft
verkeerd, het gemoed van zyn patroon ten
opzichte van kritieke gevallen niet kent,
waagt hy er veel by, somtyds zyn geheele
bestaan, wanneer hy de vryhGid neemt, zyn
opinie als lid der Kamer van Arbeid persoon-
ïyk te kennen te geven.
Kunnen echter de werklieden, leden eener
Arbeidskaraor, in kritieke gevallen, vooral
wel by geschillen, die beslecht moeten worden,
afzonderlyk in sectievergaderingen byeen-
komen, aldaar hunne gevoelens ronduit zeg
gen en een door de meerderheid goedgekeurd
besluit nomen, dan biedt zich de gelegenheid
aan om buiten schot te blyven en toch onper-
sooniyk de een of andere krasse resolutie
mede te deelen. Een der werklieden kan
alsdan in naam van al de anderen zeggen:
wy hebben gemeend of besloten dit of dat;
de inkleoding kan ook aldus zyn: afdeeling
B (die der werklieden) heeft geoordeeld of
goedgevonden dat, enz. Zulk een formule
geeft geen vatgeen enkel arbeider is daarby
persoonlyk verantwoordeiykwant de patroon
weet niet of hy tot de meerderheid of de
minderheid in de sectie heeft behoord."
Eq als het blad dit een en ander uit
eengezet heeft, acht het 't noodig er op te
wyzen, dat daaruit niet do conclusie mag
getrokken worden, dat het mee zou gaan
doen aan „democratische dwaasheden"; het
blad wenscht alleen de Kamers van Arbeid
niet te maken tot een wassen neus:
„Één van tweeën toch staat vastde werk
man zal zwygen en den boel door de heoren
laten bedisselen, of hy zal, als lid eener
Arbeidskamer, toch afzonderlyke vergade
■ringen houden, maar dan niet officiéél, niet
volgens do wet, zonder controle, misschien
wel in opruienden zin, en daarin juist ligt
een kiem van socialen stryd."
Dus afzonderlyke sectievergaderingen is de
conclusie van De Gelderlander.
Hetgeen hier volgt troffen we aan in „Haag-
sche Kout" der Prov. Groninger Courant-.
in alle opzichten veranderen do tyden.
"Wie had, twee, drie jaren geleden, durven
donken, dat de fiets, he vélocipède, zulk
een populair vervoermiddel zou worden, d t
jong en oud, man en vrouw, adellyke dame
en slagersknecht er zich con amore van zou en
bedienen? Dat tydperk is aangebroken! De
geheele wereld leeft op een fiets, en zoo de
bedelaars in het Raagscho Bosch ons nog
niet op een fiets achtervolgen om een aalmoes,
is dat eenvoudig, omdat zy nog niet volkomen
van hun tyd zyn. Dat zal wel komen.
Verleden Zondag kon men op bet Plein,
te midden eener groote drukte van trams en
rijtuigen en van wandelaars, die naar de
muziekuitvoering in het Haagsche Boscb
gingen, een optocht van heeren en dames op
fietsen, ongeveer een veertigtal, zien komen
aanrollen. Onder het getoeter en geblaas der
waarschuwende horens kwamen zy vroolyk
aanrijden, en door voorzichtig te zwenken
tusschen de menigte en door te laveeren,
ging alles best.
De rondbrengers en bedienden van byna al
onze winkeliers maken van de fiets gebruik
om de waren te bezorgen. De knecht van
een bekend sigarenmagazyn hier ter stede
heeft aan zyn fiets eon vernuftig aangebrachte
bergplaats, waarin wel tien kistjes van 50
sigaren plaats kunnen vinden; en zoo vervult
deze gevleugelde Mercurius zyn plicht.
De ambtenaren komen per fiets uit de voor
steden Du.noord of Bezuidenhout naar hun
ministerie, waar hun voertuig in gang of
voorportaal plaats vindt. Ja, zelfs heeft een
gepensionneerd bode van een der departe
menten er een broodje uit weten te halen.
De man, die zich ellendig gekortwiekt zag
door het pensioen, kwam op het denkbeeld
om den lietsryders voor te stellen, tegen eene
matige vergoeding, hun voertuig steeds in
orde te houden en te poetsen. Dit vond alge-
meenen by val, zoodat de snelwiolen van zeker
departement door netheid en glansrykheid
uitmunten.
Toch lieerscht er nog altyd tusschen hen,
die ryden, en hen, die zien ryden, eene ver
bittering, eene vorgramdheid, die tot allerlei
onaangename botsingen leidt. En beide partyen
hebben grieven, die niet weg te cfiferen zyn.
Haar rnyne meening is wettelijke regeling het
eenige middel om beide te verzoenen Zoodra
de stedelyke overheid voorschriften maakt,
waaraan de fietsryder zich heeft te houden,
en dezen het terrein afbakent, dat zyn voertuig
ter beschikking staat, is men een heel eind ver
In straten met zulk een ontzaglyk verkeer
als onze Hoog-, Spui- en Veenestraat, onze
Groenmarkt en Prinsestraat, is het toelaten
van rywielen eene dwaasheid. Allerlei onaan
genaamheden zyn er het gevolg van. Het
fietsryden over byna alle paden in het Haagsche
Bosch is een groot ongerief voor den kalmen
wandelaar, die telkens opgeschrikt wordt door
een hem plotseling voorby vliegenden wielryder,
die, schynbaar opzettelijk, zóó dicht langs hem
strykt, als een zwaluw den bodem scheert.
Dat maakt den contemplatieven wandelaar,
die zoo gaarne op een of ander schilderachtig
plekje zit te my meren of van natuurschoon
te genieten, kregelig en tureluursch. En geen
wonder' Dan weder ziet men onhandige, nog
ongeoefende wielryders menschen en kinderen
aanryden.
Dit alles zou anders kunnen zyn, wanneer
er duideiyke voorschriften voor de wielrijders
waren. Men gunne ieder zyn genoegen en zyn
voordeel, mits het niet ten koste vaD anderen
geschiede. Het rywiel blykt moer en meer het
voertuig der toekomst te zyn: de wetgever
regele dus zyne vleugelen l
Waar zyn de tyden, dat het Haagsche Bosch
dergelyko invasie niet kende? Trduwens, naar
mate men ouder wordt, vliegt de tyd om.
Als den dag van gisteren herinner ik my, dat
een grappenmaker na den dood van Damas,
zinspelende op den door velen als hoofdredac
teur van het Dagblad gedoodverfd en majoor
De Bas, rymde:
„In stede van Damas
krygen wy Da Bas."
Doch de voorspelling faalde, en een andere
rymeiaar antwoordde den volgenden dag in
een ander orgaan:
Visser
is erl
En inderdaad, Jan Visser werd hoofdredac
teur, om nu reeds de leiding neder te leggen
on over to dragen aan een jeugdig rechtsge
leerde, naar men zegt mr. P. Van Mario, die
reeds lang artikelen in het conservatieve orgaan
schryft en zich als een vurig tegenstander
van coöperatie heeft doen kennen.
Misschien heeft men 't my ook verkeerd
overgebracht, want verkeerd overgebrachte
boodschappen hebben reeds zoo menigmaal
ellende veroorzaakt. Zoo ontmoet hrir iemand
een zynsr bekendeD, die er by hem op aandringt
t9 zamen wat muziek te gaan maken. De ander
neemt het aan en draagt den oppasser
zyn vriend op, even by hem thuia naar zyne
vrouw te gaan.
„Vraag myne vrouw," zegt hy, „jou meo
te geven: het quartet van Beethoven en het
preludium van Bach En zeg dan, dat ik van
middag naar de matinée in den Dierentuin ga."
De Jocrisse belt aan en zegt letterlyk aan
mevrouw
„Complement van meneer, alsdat uwes mo
mee zou gevende pet van Beethoven, de
paraplu van Bach, en dan zegt meneer, alsdat
ie inet zyn maintenee naar den Dierentuin
gaatl" Tableau!
De „Haagsche Kroniek" van do Nieuwa
Groninger Courant zei
a propos van de conservatieven, een
kleine aanvulling van het bericht omtrent
het aftreden van den heer Visser, als hoofd
redacteur van het Dagblad. Naar ik vernam,
moet deze zyn ontslag hebben aangevraagd
onder de pressie der commissarissen van de
vennootschap, die den achteruitgang van het
blad uitsluitend toeschryvende aan de on
populariteit van dezen publicist en niet aan
de afnemende sympathie van het publiek
voor de beginselen van 't behoud, hem,
zonder eenige speciale aanleiding en nadat
nog kort tb voren een algemeene vergadering
was gehouden, waarin zy van dergelyko
stappen met geen wooro melding maakten,
voor het dilemma hebben geplaatst zyn ont
slag eervol te vragen, met 1 Juli, met
eenige kans op pensioen, of bei: ongevraagd
door commissarissen te zien voordragon
zonder ©enigen verderen steun. My dunkt,
dat dit feit op dringende noodzakelykheid
wyst van oen regeling als die, welke in do
eerstvolgende internationale journalisten-
2)
Ter eere van Bill's speculatieven geest zy
gezegd, dat hy dezo manier van optreden
van den beginne op het oog had gehad. Met
welsprekende woordon had hy Sandy ge
schilderd hoe vorleidelyk de myn voor specu
lanten en makelaars was, hoe bereidwillig
zy het noodigo kapitaal zouden voorschieten,
om de boringen in 't groot te ondernemen,
en hoe gretig zy de ^onderneming nog in het
laatste oogonblik, nadat allo harde arbeid
gedaan was, gesteund hadden, in de hoop,
byna oogenblikkoiyk een rykon buit te behalen.
Doch 8 ndy's vast geloof aan een groote
winst in -ju naaste toekomst was ODgeschokt
goblovon togenovor al de ovortuigende bewys-
gronden, dio Bill aanvoerde, on ten slotte
triumfoordo Sandy's hoop op de voorzichtige
berokening van zyn sluwen compagnon.
„Nu, Sandy, in elk geval don mond hierover
houden, bogrepon?" zeido Bill langzaam, en
zyn gezicht klaarde eensklaps op, alsof hy
de oplossing van het raadsel gevonden had,
hoe eon doel van het geld, dat in do myn
gestoken was, terug te krygen was.
„In elk goval zal die van den molen al
gebabbeld hebben," meende Sandy mismoedig.
„Ja, de kerel zou ons het heele geval
kunnen bederven," antwoordde Bill. „Maar
wy moeteD het probeeren. Zie eens, Sandy,
,n elk geval is er nog goud in dezen puinhoop."
„Niet onmogelyk," antwoordde Sandy „Wy
zouden hem aan de goudwasschery in het
dal kunnen verkoopen."
„Wy zullen zienl" ging Bill voort, nam
den op den grond liggenden vlakkon schotel
voor het uitwasschen van het goudzand, het
eenvoudigste werktuig van den goudgraver,
en vulde hem voor de helft mot zand en
puin. Aan de naburige goot vulde hij den
schotel daarop tot deD rand met water en
schudde hem lang en snel heen en weer,
terwyi hy geiyktydig de grootere stukken
uitzocht, totdat zand en klei weggespoeld
waren en niets dan de zwaarste mineraal
deeltjes op den bodem van den schotel
achterbleven. Dez9 operatie herhaalde hy zoo
dikwyls en met steeds grooter zorg, totdat
ten slotte nog slechts een vingerhoed vol
zand in den schotel was; door een eigen-
aardigen ruk van den schotel met het hand
gewricht, dien elk ervaren goudgraver kent,
strooide hy de rest van zand en goud uiteen.
Nu ontwaarde Sandy ook den gelen sckyn
van het in heel kleine deeltjes op den zwaren
bodem van den schotel verstrooide goud.
„By alle heiligen 1" riep hy ten hoogste
verwonderd. „Ik schat, dat er wel vyftig gram
goud per ton in het puin is, op zyn minst
vyftigDie schurk van eon opzichter liet het
stellig met opzet niot over zyn haarden
loopen, opdat hy een hooger prys voor deze
steenen kon bekomen, nadat wy vertrokken
waren."
Bill antwoordde niets, maar wiesch hot
goud langzaam en zorgvuldig uit naar de
eene zyde van don schotel, waar zich 7oor
de opneming van hei goud een klein tuitje
bevond. Daarop liet by zand en water weg-
loopen en het goud voorzichtig op een stuk
papier glyden. Goud, papier en alles echter
wikkelde hy in een oude courant en stak deze
in zyn vestzak.
„Ziezoo, Sandy," zeide hy nu, „dat is onze
laatste hoopl" En hy zag zyn kameraad
eigenaardig welsprekend aan.
„Holo, ik merk wat, ik merk wat," riep
de Ier. „Je meent den ouden truel"
Wat Sandy „den ouden truc" noemde, was
een onder goudgravers welbekende zaak, dat
men namelyk heimeiyk goudstof in een
„schotel" of in de „wieg" strooide, met de
bedoeling, daardoor de waarde eener myn in
de oogen van een eventueelen kooper te
verhoogen. Er zyn verschillende manieren, om
dit bedrog uit te voeren, maar alle zyn den
goudgraver onder den techDischen naam
„zouten" bekend.
„Den ouden truc, natuurlyk," antwoordde
Bill.
Sandy schudde het hoofd. „Die is al lang
niets meer waard."
„Misschien wel, als men hot maar handig
genoeg doet."
„Zeur niet, Sandy l Je hebt beneden een oude
wieg, haal haar, en wy zullen met een weinig
uitwasschen ons eten en drinken gemakkelyk
verdienen. Het overige komt wel. Dus, aan
gepakt, ouwe jongen. Tyd is geldl"
II.
Den volgenden dag waren de beide kame
raden druk in do weer. Bill had de wieg
dicht by een goot opgesteld en Sandy droeg
zand, steenen en puin van het in den stamp
molen bewerkte materiaal in een grooten
korf aan. De wieg van den goudgraver is een
volmaakter werktuig dan de schotel, een
kleine, langwerpig-vierkante, dekselloozo en
aan het smalle einde open kist, waarvan de
bodem gevormd wordt door grof doek, en die,
op rolhouten staande, heon en weer kan
worden bewogen. Men stelt de kist aan den
kant van een goot, met het open einde wat
dieper, op. Aan het bovenste, hooger staande
gedeelte is de kist voorzien van een netwerk,
waarop de goudhoudende aarde met de schop
geworpen wordt. Terwijl de toestel op de
rolhouten langzaam heen en weer bewogen
wordt, laat men een stroom water op bet te
verwerken materiaal vloeien. De grootere
stukken blyven op het netwerk, de klei en
het zand vloeien als een troebele saus weg,
terwyl de zware gouddeeltjes zich tusschen de
vezels van het doek op den bodem vastzetten.
Onvermoeid wiegde Bill zyn kist deD
ganschen dag lang, terwyl Sandy's sterke
armen het materiaal aanvoerden. Ook den
volgenden dag werkten zy viytig, maar
vruchteloos door. Sandy vertoonde reeds
zwakke sporen van ongeduld, maar Bill
moedigde hem telkens weer aan en wees
er meermalen op, hoe reeds verschillende
personen waren blyven staan, om hen uit de
verte te bespieden.
Toen Bill des avonds in de kroeg gevraagd
werd, of zy een werkeiyk goede vondst gebad
hadden, haalde by onverschillig de schouders
op en antwoordde kort: „Zoo zoo!"
Don volgenden morgen kwam ook al em
tweede uit het kamp by hen, om te vragen,
boe het hun ging. Bill gaf eeD kort, onduidelyk
antwoord en ging met zyn werk voort, alsof
hy geen nota nam van den toeschouwer.
MerkwaardigVoor de eerste maal vertoonde
zich goud in het materiaal, dat by uitwiesch.
Ja, er lag zelfs een aanzieniyke hoeveelheid
op den bodem der wieg. Natuurlyk ging Bill
voort, vergaarde het goud zorgvuldig en legde
het in een buidel, die reeds halfvol op den
grond lag.
De toeschouwer was verwonderd, want do
buit was ryk; hy bleef staan, om bet resul
taat., der volgende wieg te zien. Zonderling l
Byna dezelfde "ryke opbrengst; en toen ver
volgens een derde wieg een dergeiyk resultaat
opleverde, baalde de toeschouwer diep adem
en spoedde zich naar het kamp, om de mare
te verspreiden. Het leed geen twyfol, dat
Bill en zyn kameraad een „wezenlyk goede
vondst" gedaan hadden.
„Ongeveer tien gram goud per wieg," ver
telde de bezoeker zyn verbaasden toehoorders
in de kroeg, „en naar hun buidel te oordeelen,
moeten zy minstens al tweehonderd gram
hebben."
Doch hy oordeelde naar den schyn, die
zoo dikwyls bedriegt. Indien het hom mogelyk
ware geweest, in den buidel te kyken, zou
hy bemerkt hebben, dat deze zand, maar
geen goud bevatte, terwyl het goud, dat uit
de wieg gewasschen was, niet in den buidel
kwam, zooals hy meende, maar door den
sluwen en handigen Bill in de volgende w. g
gesmokkeld werd. Wordt vervolgd.)