N®. 11079.
Woensdag 8 April.
A°. 1898
geze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Feullloton.
HET OPONTHOUD.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden.
Franco per post t g
Afzonderlijke Nommers
I 5
1.40.
0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIÊN
Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer f 0.17£. Grootera
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt ƒ0.05 berekend.
Leiden, 7 April.
By koninklijk besluit is dr. A. E. J.
Holwerda, leeraar aan de hoogere burger-
school met vijfjarigen cursus te Leiden,
benoemd tot loogleeraar in de faculteit der
letteren en wijsbegeerte aan de Ryksuniver-
siteit te Leiden, om onderwijs te geven in
archaeologie en oude geschiedenis.
De gemeente Leiden heeft een achtens
waardig en verdienstelijk ambtenaar verloren.
De heer P. De Haas is niet meer. Een onge
lukkige val had voor ham de treurigste ge
volgen. In het Elisabethsgesticht, aan de Hooi
gracht, waar hij sedert Vrijdag werd vorpleegd,
overleed hy op don leeftijd van 60 jaren.
Hy heeft een gemeenteiyken diensttydvan
44 jaren achter zich, zoodat hy ter secretarie
dan ook de oudste ambtenaar was. In dien
tyd hebben ontzagiyk velen hem leeren kennen,
vooral toen by van 18721887 tevens als
secretaris van den Militieraad werkzaam was.
Tegenover ieder was hy even behulpzaam,
bereidwillig in het geven van raad als anders
zins en dat zyno verdiensten ook door het
Dagelyksch Bestuur en den gemeenteraad
werden op prys gesteld, mocht hy ondervinden
by gelegenheid van zyn 35-jarig jubileum,
toen hem na een raadsvergadering door beide
colleges een schoon huldebiyk werd aange
boden.
Van de Burgerzangschool, toen deze nog
een inrichting vah het Nut was, was hy een
reeks van jaren eon yverig secretaris.
In oen broeien kring van stadgenooten zal
z\jne nagedachtenis in eere biyven.
In de alhier gehouden algemeens ver
gadering van aandeelhouders der commanditaire
vennootschap „de Leidsche Bankvereeniging
H. F. C. Gerlings" zyn de balans en de
winst- en verliesrekening over het jaar 1895
goedgekeurd en is dienovereenkomstig het
dividend vastgesteld op ƒ64.
Dr. A. W. Kroon Jr. als commissaris aan
de beurt van aftreden, werd met algemeens
stemmen herkozen.
Voor het examen in de nuttige hand
werken zyn geslaagd de dames: N. H. Gou-
wentak, C. A. Roeper Bosch en C. G. Bender,
allen uit Leiden.
Den vyftienden dezer zal het vyftigjaar
geleden zyn, dat de heer H. L. De Grave,
bewaarder der hypotheken van het kadaster
en der scheepsbewyzen te Leiden, werd be
noemd tot surnumerair der registratie.
Na verschillende standplaatsen als ontvanger
der registratie, vervult thans de heer De Grave
op nog geen zeventigjarigen leeftyd zyn ge
wichtig ambt nog met jeugdigen y ver en op
gewektheid.
De tot commandant van het 2de reg.
huzaren benoemde luit.-kol. jhr. A. W. Van
der Wyck komt te Venloo in garnizoen; de
nieuw benoemde luit.-kol. der cavalerie I. R.
A. H. Higly blijft te 's-Gravenhage in garnizoen;
terwijl de by het 3de reg. huzaren benoemde
majoor F. N. Thiange belast wordt met het
bevel te Leiden.
H. M. de Koningin woonde op den
eersten Paaschdag de godsdienstoefening by
in de Nieuwe Kerk aan hst Spui.
H. M. de Koningin-Regentes nam Zondag
deel aan het Heilig Avondmaal in de Klooster
kerk, waar voorganger was ds. "Weiter.
De Gistfabriek te Delft schynt een
kweekschool voor hoogleeraren te zyn. Na
de benoeming van dr. Wijsman aan de Leidsche
Universiteit en dr. Beyerinck aan de Poly
technische School, is thans ook het eorelid van
het personeel, de ingenieur J. Grundel, tot
hoogleeraar aan de Polytechnische School
benoemd.
Gesproten uit een eenvoudige werkmans-
famille, levert prof. Grundel een schitterend
voorbeeld hoe men door aangeboren talent en
door stalen yver het ver in de wereld kan
brengen. Na zyn examen al3 ingenieur te
hebben afgelegd, trad hy onmiddellyk in 1880
in dienst van do Gistfabriek en nam hy een
zeer werkzaam aandeel in den bouw der
fabriek B, waarvan de machinale inrichting
in hoofdzaak naar zyne plannen en onder zyn
toezicht werd uitgevoerd. Zyn rusteloos werk
zame geest dreef hem in 1883 naar Indiö,
waar hy zyn naam als hoogst bekwaam inge
nieur verder vestigde en van waar hy, na
herhaald tydolyk verblyf in het vaderland,
twee jaar geleden voorgoed terugkeerde, om
in Den Haag een technisch bureau te vestigen.
Zyne benoeming thans tot hoogleeraar in de
werktuigkunde is eene welverdiende onder
scheiding, eene waardeering van zyne buitenge
wone talenten, waarmede wy ons eerelid van
ganscher harte gelukwenschen. Fabr.-Bode
Men meldt uit 's-Gravenhage, dd. 6 April
Ten derden male binnen weinige weken
stonden heden op de Algemeens Begraaf
plaats de booge militaire autoriteiten en de
vertegenwoordigers van militaire corpsen on
diensten aan do groeve van een voormalig
▼erdiensteiyk opperofficier van het leger
vereenigd, van den luitenant-generaal Norman
Mac Leod, adjudant in buitengewonen dienst
van wyien Z. M. den Koning. Als vertegen
woordiger van H. M. do Koningin Regentes
was by de plechtigheid aanwezig de majoor
jhr. Yan de Poll, adjudant.
De koninklyke militaire kapel, gevolgd door
de Koninklyke Yereeniging „Het Eereteeken
voor belangrykekrygsvernchtingen," waarvan
de generaal buitengewoon eerelid was, stelde
zich aan het hoofd, den langzamen en statigen
gang grafwaarts vergezellende met het ten
gehoore brengen van Chopin's marche funèbre.
Met eerbiediging van een der laatste wen-
schen van den ontslapene, werd er aan het
graf niet gesproken. Alleen de oudste zoon,
de vice-admiraal N. Mac Leod, vervulde den
plicht om den vertegenwoordiger van de
Regentes te verzoeken H. M. den dank der
familie te willen overbrengen voor het blyk
van vereering. Hierby voegde de zoon zyn
innigen dank aan het leger en alle belang
stellenden voor hunne tegenwoordigheid.
De luit. generaal graaf Dumonceau, chef
van Hr. Ms. militaire Huis, behoort mede tot
het gevolg, hetwelk de Koninginnen op de
buitenlandsehe reis zal vergezellen.
De heer Orelio is benoemd tot Officier
de l'Académie contemporain des lettres, des
sciences et des Arts a Paris.
H. K. H. de groothertogin van Saksen,
prinses Sophie der Nederlanden, heeft 100
voor uitlovingen by de in 1897 te 's-Graven
hage te houden landbouw-tentoonstelling
beschikbaar gesteld.
De heer J. Luyten heeft met ingang
van 16 Mei eervol ontslag gevraagd als työeiyk
leeraar aan de H. Burgerschool met 3-jarigen
cursus voor jongens te 's Gravenhage.
De voorjaarsvergadering der Algemeene
Synodale Commissie van de Ned.-Herv Kerk
i3 bepaald op Yrydag 8 Mei, des namiddags
te één uur.
Door de arrondissements rechtbank te
Rotterdam is, ter vervulling van eene vaca
ture van rechter in dat college, opgemaakt
de navolgende alphabetische JQat van aanbe
veling: mr H R A. Boonen, substituut
griffier bij gemelde rechtbankmr. G. W. baron
Van der Feltz, substituut griffier bydearron-
dissements-rechtbank te Heerenveen, en mr.
T. Henny, voorheen landsadvocaat te Batavia,
te 'a-Gravenhage.
Op een anderen dan den gewonen dag
is er ministerraad gehouden.
Deze ministerraad, aan het departement van
justitie, werd gehouden naar aanleiding van de
ongunstige berichten, uit Atjeh ontvangen.
De Am8terdamsche OrkestvereenigiDg zal
onder leiding van den heer "Wedemeyer als
schutterymuziek te Amsterdam optreden.
By den Rotterdamschen gemeenteraad
is door B. en "Ws ingediend een voorstel om
hun machtiging te verleenen tot aanneming
van de by koninkiyk besluit verleende ver
gunning voor den aanleg, enz. van een tele-
phoonnet.
Art. IS van het besluit bepaalt nldat
de vergunning vervalt, indien zy door do
gemeente niet binnen 3 maanden na de dag
teekening is aanvaard.
Waar by alles, wat kan strekken om de
locale telephonie tot ontwikkeling te brengen,
op medewerking van het hooge bestuur mag
worden vertrouwd en in geval van naasting
door het Ryk de gemeente behoorlyk tegen
geldelyk verliea is gewaarborgd, vinden B.
en Ws. volle vryheid het voorstel tot aan
vaarding te doen.
De bepalingen komen op hetzelfde neer als
de voor Amsterdam gestelde bepalingen.
Id overeenstemming met do commissie
voor de financiën hebben B. en Ws. van
Rotterdam by den Raad het voorstel inge
diend, om de verordening op de Inkomsten
belasting, het vorig jaar in verband met de
voorstellen-Muller c. s. slechts voor één jaar
vastgesteld, opnieuw vast te stellen.
B. en Ws. achten het wenschelyk, dat die
verordening geheel haar beslag hebbe gekregen,
tegen het tydstip, waarop met het opmaken
der gemeentebegrootmg voor 1897 wordt aan
gevangen.
Uit de toelichting blykt, dat tusschen het
dagelyksch bestuur en de commissie voor de
financiën nog een punt van geschil bestaat,
nl. over de vraag of voor de berekening van
het belastbaar inkomen van een ambtenaar,
van diens traktement in mindering moet
worden gebracht betgeen hem daarop krachtens
de pensioenwet wordt gekort. Bij het ont
breken van een uitzonderingsbepaling ia de
oorspronkeiyke verordening, was die vraag
door Gedeputeerde Staten in bevestigenden
zin beantwoord. Hoewel nu cie beslissing
afwykt van de interpretatie, door de commissie
aan die verordening gegeven, wensebt deze,
nu die beslissing eenmaal eenige jaren is
gevolgd, haar door een uitdrukkelyko bepaling
in de verordening vast te leggen. B. en Ws.
daarentegen zyn van meening, dat zy door
een bepaling in tegengestelden zin voor het
vervolg behoorde te worden buitengesloten.
De commissie heeft haar oorspronkelijk
denkbeeld, om den vrydom van belas ing van
600 tot 700 op te voeren, waaromtrent
verleden jaar eveneens verschil van gevoelen
met het dagelyksch bestuur bestond, laten
vallen. Wel ia besloten om de derde klasse,
die thans van 800 a 1000 loopt, in twee
klassen te splitsen en in verband daarmede
in de degressie voor de inkomens beneden
1000 eenige wyziging te brengen.
Door het vertrok van den heer Timmner
naar Nizza is de plaats van orkest-directeur
by het opérettQ-gezelschap van de heeren
Kreeft Buderman te Amsterdam openge
vallen. De directie heeft zich deswege in ver
binding gesteld met den heer J. A. Kwast,
vroeger dirigent to Arnhem, thans te Amster
dam gevestigd, en het resultaat der onder
handeling is geweest, dat de heer Kwast zich
bereid heeft verxlaard de leiding op zich te
nemen.
Op een schrijven van den inspecteur van
het Landbouwonderwys met de vraag of de
Holiandsche Maatschappy van Landbouw er
belang in stelt, dat in de provincie Zuid Hol
land een Rykslandbouw-winterschool wordt
opgericht en zoo ja, welke plaats bet geschiktst
daarvoor wordt geacht, heeft het hoofdbestuur
besloten, te berichten dat op prys zal worden
gesteld zoo een dergelyke school wordt ge
sticht en als plaats daarvoor Dordrecht aan
te bevelen.
Het hoofdbestuur der Noderlandscho
Maatschappy voor Tuinbouw en Plantkunde
en het hoofdbestuur der Holl. Maatschappy
van Landbouw hebben instemming betuigd
met het adres van het hoofdbestuur der Yer
eeniging „Westland", waarby het der Regee
ring verzoekt het daarheen te willen leiden,
dat tuinbouwvoortbrengselen snel en tegen
matigen prys per spoorweg kunnen worden
vervoerd.
Het stoomschip „Admiral", van Oost-
Afrika naar Rotterdam en Hamburg, vertrok
3 April van Napels; de „Burgemeester Den
Tex", van Amsterdam naar Batavia, arriveerde
5 April te Southampton; do „Edam" vertrok
4 April van Nieuw-York naar Rotterdam; de
„General", van Hamburg en Vlissingen naar
Oost Afrika, passeerde 3 April Dungeness;
de „Kaffir", van Amsterdam naar Kaapstad,
arriveerde 4 April te Londen; de „Kaiser",
van Hamburg en Amsterdam naar Oost-Afrika,
vortrok 3 April van Lissabon; de „Prinses
Sophie" arriveerde 5 April van Batavia te
IJmuiden; de „Voorwaarts", van Batavia naar
I Amsterdam, passeerde 5 April Kaap St.-Vin-
cent; de „Ardjoeno", van Rot era am naar
Java, vertrek 5 April van Porim; de „G*dé".
v^n Java naar Rotterdam, vertrok 4 April
van Mardeille; de „Gelderland", van Rotterdam
naar Java, vertrok 5 Apiil van Suez; e
„Maasdam", van Nieuw York naar Rotterdam,
passeerde 6 April Prawlepoint; de „Pri.isrs
Marie", van Batavia naar Amsterdam, ara-
veerde 6 April te Suez; de „Salak", van
Batavia naar Rotterdam, vertrok 3 April van
Port Sail; de „Zaandam" arriveerde 4 April
van Nieuw-York te Amsterdam.
By koninkiyk besluit i3 benoemd M l
Chevallier tot burgemeester van Krorameav
Do kolonel jhr. J. E. A. Meyer, comma>
dant van het 2de reg. huzaren, op zyne aai-
vrage op pensioen gesteld, en bet bedrag van
het pensioen bepaald op 2100 'sjaars.
Benoemd: by het wapen der cavalerie, en
zulks voor zooveel noodig met afwyking in
zooverre van het bepaalde omtrent de formati»
van dat wapen, tot luit. kol. de majoor J. C.
P. Thirion, van het wapen, thans op non
activiteit; bij het lste reg. huzaren, tot eersten
luit. de tweede luit. A. L. Van Harpen Kuypei
van het corps; by het 2de reg. huzaren, tcD
commandant van het corps de luit.-kol. jhi.
A. W. Van der Wyck, van het 1ste reg.
huzaren; by het 3de reg. huzaren, tot luit.-kol.
de majoor I. R. A. H. Higly; tot majoor de
ritmeester F. N. Thiange en tot ritmeester
de eerste luit. H. L. A. Matbon, allen van het
corps.
Op pensioen gesteld: a. de ritmeester W.
B. Slotboom en de eerste luit. J. S. F. Yan
Hoogstraten, beiden op non activiteit van het
wapen der cavalerie, alsook de eerste luit.
op non-activiteit C. E. A. Copes van Hasselt,
van het wapen der infanterie, allen op hunne
aanvrage; b. de eerste luit. op non-activiteit
W. N. A. De Vosr-Ban htt wapen der inf.,
btnevens de kapiteins op non-activiteit H. baron
Van Hogencorp on jhr. G. F. Van Panhuys,
respectievelyk van het wapen der artilltrio
en van dat der genie, alsook de kapitein plaats.-
adjudant op non-activiteit H. Cales, allen
krachtens art. 42, 2c, der wet van 28 Aug.
1851 (Staatsblad 128) en liet bedrag van het
pensioen bepaald: voor den ritmeester Slot
boom op ƒ1474, voor de eerste luits. Van
Hoogstraten en Copes van Hasselt op 1035;
voor den eersten luit. De Vos op 548, voor
den kapitein baron Van Hogendorp op 976;
voor den kapt. jhr. Van Panhuys op ƒ602
en voor den kapt. Cales op 926 's jaars.
Aan den eersten luitenant op non-activiteit
G. L. J. Gerritsen, van het wapen dtr inf.,
een pensioen verleend voor den tyd van vyf
jaren tot een bedrag van ƒ450 'sjaars.
EER§TE KAMER.
Handelsregister, firmaenz.
De voorloopige verslagen der Tweede Kamet
zyn verschonen over de wetsontwerpen,
houdende aanvulling van het "Wetboek van
Koophandel met bepalingen:
a. tot invoering en regeling van een han
delsregister; b. betreffende de firma; c. tot
aanvulling van het Wetboek van Strafrecht
C)
Het was vyftien jaren gelsden, en zelden
herinnerde zich nu en dan nog iemand de
verschrikkelyke gebeurtenis, welke er eens
met zekeren Jan Willen Van V. binnen A.
had plaats gehad. Do nagedachtenis van dezen
ongelukkige was met zyn treurig overschot
nagenoeg vergaan. Niemand zeer zeker dacht
er meer aan, dat de onschuld van den man,
die toenmaals werd ter dood gebracht, ooit
aan het licht zou komen, toen de eerwaarde
B., die nog leefde, op zekeren tyd een brief
uit 'Amsterdam ontving, by welken hem werd
kennis gegeven, dat een zijner verre aanver
wanten aldaar was overleden en hem by
haar uitersten wil tot erfgenaam van haar
geheole nalatenschap benoemd had, waarom
hy door executeuren van het testament der
overledene werd uitgonoodigd, om, zoo tot
aanvaarding van dien boedel, als tot vereffe
ning der zaken, daartoe betrekkeiyk, te willen
overkomen. Daarom begaf zich de leeraar
naar Amsterdam.
Hy bad ten naastonby veertien dagen in
deze stad vertoefd, en nu byna zyn zaken in
orde gebracht, toen hy vanwege den kerkeraad
zyner gemeente een aanschryving ontving,
om, zcodra zyn belangen zouden zyn afgedaan,
naar A. terug te komen. Volgaarne wilde de
yverige B. aan dit verzoek voldoen en hy
was juist voornemens, zich den volgenden dag
op de terugreis te begeven, toen hy. des
morgens, een straat doorgaande, door een
onbekende werd aangesproken. De vreemde
was een oud boezemvriend des leeraars. Toen
zij als jongelingen aan Leidens hoogescbool
verkeerden, hadden zy te zamen een nauwe
vriendschap gesloten; naderhand was de
vriend uitlandig geweest, en de verwydering
van het vaderland had ook de verwydering
hunner jeugdige betrekkingen ten gevolge
gehad. Nu liet de Amsterdammer niet los, of
Ds. B. mocht hem toch het genoegen doen
van, al ware het dan maar weinige dagen,
te Amsterdam te blyven, om nog eens met
elkander don aangenamen tyd hunner studie
jaren zich te herinneren en de oude betrekking
wederom aan te knoopen. Wel verontschul
digde B. zich met te zeggen, dat zyn dienst
werk hem naar A. terugriep, doch toen de
vriend niet afliet, maar nog eens zoo dringend
werd, moest de leeraar toch eindeiyk toegeven.
Hy liet zich overhalen om het logement,
alwaar by zyn intrek genomen had, te ver
laten en ten gevalle van zyn vriend nog een
paar dagen in diens huis door te brengen.
Dit was de tweede aanleiding (ik ben de
eerste stilzwygend voorbygegaan, de ver
melding daarvan tot hiertoe uitstellende) tot
het oponthoud van den predikant, die zich
reeds op zyn terugreis zou bevonden hebben,
zoo niet het vereischte van zeker notariëc-l
document, dat niet tydig genoeg in gereedheid
was, voor de eerste maal zyn oponthoud ver
oorzaakt had. Ik stip deze schynbaar ge
ringe vertraging hier opzettelyk aan, omdat
zy, in betrekking tot de ontknooping dezer
geschiedenis, van een wezenlyk gewicht was.
Drie dagen had nu Ds. B. ten huize van
zyn vriend genoeglyk doorgebracht. Thans
wilde hy zich naar A. terugbegeven, om nog
den volgenden Zondag den ambsplicht in zyn
gemeente te kunnen waarnemen. Daar hy te
Utrecht nog eenige zaken te verrichten had,
wilde hy over deze stad zyn terugreis nemen,
en liet zich dus naar het veer brengen, om
aldaar in de schuit op Utrecht te gaau. Maar
neenl een derde, schynbaar even toe
vallige on geringe oorzaak moest opnieuw
aanleiding geven, dat by dien dag niet van
Amsterdam vertrok.
Aan de schuit gekomen en gereed daarin
te stappen, zag hy eenige beschonken boots
gezellen er ingaan. In zulk een gezelschap
ruim een balven dag op reis te moeten door
brengen, kwam den leeraar al te onaangenaam
voor; dus verzocht hy den schipper vau het
veer, hem een plaats in de roef te willen
verschaffen. Maar al de roeven waren voor
ditmaal en ook voor de volgende reis reeds
afgehuurd, dewyi juist de ophanden zynde
Utrechtsche kermis een drukke vaart ver
oorzaakte. Ds. B. moest derhalve tot één van
beide besluitenom of nu, in het lastige ge
zelschap van een hoop vloekende matrozen,
mede te varen, öf, zoo hij niet verkoos een
rytuig te nemen, eerst den volgenden morgen
te vertrekken. Hy besloot tot dit laatste en
getroostte zich lievor het wederkomen, dan
een tocht van acht uren in een zoo lastig
gezelschap door te brengen.
Den volgenden dag aanvaardde eindeiyk
Ds. B. zyn reis met de schuit. Hy nam een
plaats in het zoogenaamde ruim en zag tot
zyn genoegen, dat hy zich met een beter
reisgezelschap dan dat van den vorigen dag
aan boord bevond. Do schuit gleed zachtkens
aan het lyntje voort, terwyi elk dor rtisge-
nooten welhaast stof tot onderhoud vond, om
zich den tyd zoo aangenaam mogelyk te
korten, en B. met lezen zich onledig hield,
of zich met de schoone gezichten langs den
Arastel vermaakte. Toen men even het dorp
Abkoude door was, moest de schipper aan
leggen, om iemand, die mede wilde, in te
nemen. Den inkomendc-ii man, die een jager
scheen te zyn, werd door den schipper een
plaats tegenover den predikant aangewezen.
De vreemde man overzag het gezelschap
eens, stopte zyn pyp en ging op zyn gemak
zitten rooken. Nauwelyks was men een eind
weegs voortgevaren, of de vreemde begon
over het scherp en gestadig aanzien van den
predikant, die tegenover hem zat, in luid
gemor uit te varen.
„Gy schynt kennis aan my te hebbeD,
dominee?" vroeg hy op een vry onbeschei
den toon.
Ds. -B.: „Waaruit maakt gy dit op, goede
vriend?"
De Vreemde (wat minder ruw): „Als gy
het my niet kwaiyk neemt, dominee, en ik
het zeggen moet, omdat gy niet ophoudt my
van top tot teen op te nemen."
Ds. B.„Louter verbeelding 1 Vooreerst ken
ik u niet, en wat dat opnemen, zooals gy
hit noemt, betreftgy zit zoo recht tegenover
my, dat ik myn oogen niöt uit het boek kan
opslaan, zonder ook u in het aangezicht te
zien. Maar wilt gy van dat lastig aankyken
bevryd zyn, wel, schik dan wat naar gindscbe
zyde, dan beneemt g y my het uitzicht naar
don weg niet, en i k word niet meer genood
zaakt om, wil ik recht voor my uitzien, htX
oog juist op u te laten vallen."
Nu schoof de vreemde gemeiyk wat ter
zyde, gedurig tusschen de tanden mompelende
en den leeraar van tyd tot tyd gluipend aan
ziende. Eindeiyk begon hy wederom tegen
B. uit te varen en zeide onder andere, dat,
ofschoon hy een gering man was, die den
kost met jagen won, hy het in een man
van 's leeraars stand de grootste onbeleefd
heid vond om iemand aanhoudend zoo be-
leedigend aan te kyken.
Ieder ander welopgevoed en verstandig
men8ch zou in een dergeiyk geval, wanneer
hy in 's leeraars plaats geweest was, zich
weinig om den twistzieken kerel bekommerd,
of ten hoogste zich ten koste van zyn grillige
ongemanierdheid vermaakt hebben. Ds. B.
echter verwaardigde zich wel den man opnieuw
te woord te staan.
„Hoor, goede vriend 1" aldus sprak hy hem
minzaam aan, „dat gy thans vermeent u
over my te mogen beklagen, is wellicht niet
zonder reden. Om de waarheid te zeggen:
ja, op dit oogenblik zio ik u, en dit opzettelyk,
met de meest9 opmerkzaamheid aan. Straks,
toen gy over my zat, zoodat ik u vlak in
het aangezicht zag, kon het niet missen of
rayn oog moest, telkens als ik opzag, onwil
lekeurig u ontmoeten. Ik deod het als to en
zonder dat ik het zelf wist dat ik u
aanzag. (Slot volgt.)