N®. 11079. Woensdag 8 April. A°. 1898 geze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Feullloton. HET OPONTHOUD. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. Franco per post t g Afzonderlijke Nommers I 5 1.40. 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIÊN Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer f 0.17£. Grootera letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt ƒ0.05 berekend. Leiden, 7 April. By koninklijk besluit is dr. A. E. J. Holwerda, leeraar aan de hoogere burger- school met vijfjarigen cursus te Leiden, benoemd tot loogleeraar in de faculteit der letteren en wijsbegeerte aan de Ryksuniver- siteit te Leiden, om onderwijs te geven in archaeologie en oude geschiedenis. De gemeente Leiden heeft een achtens waardig en verdienstelijk ambtenaar verloren. De heer P. De Haas is niet meer. Een onge lukkige val had voor ham de treurigste ge volgen. In het Elisabethsgesticht, aan de Hooi gracht, waar hij sedert Vrijdag werd vorpleegd, overleed hy op don leeftijd van 60 jaren. Hy heeft een gemeenteiyken diensttydvan 44 jaren achter zich, zoodat hy ter secretarie dan ook de oudste ambtenaar was. In dien tyd hebben ontzagiyk velen hem leeren kennen, vooral toen by van 18721887 tevens als secretaris van den Militieraad werkzaam was. Tegenover ieder was hy even behulpzaam, bereidwillig in het geven van raad als anders zins en dat zyno verdiensten ook door het Dagelyksch Bestuur en den gemeenteraad werden op prys gesteld, mocht hy ondervinden by gelegenheid van zyn 35-jarig jubileum, toen hem na een raadsvergadering door beide colleges een schoon huldebiyk werd aange boden. Van de Burgerzangschool, toen deze nog een inrichting vah het Nut was, was hy een reeks van jaren eon yverig secretaris. In oen broeien kring van stadgenooten zal z\jne nagedachtenis in eere biyven. In de alhier gehouden algemeens ver gadering van aandeelhouders der commanditaire vennootschap „de Leidsche Bankvereeniging H. F. C. Gerlings" zyn de balans en de winst- en verliesrekening over het jaar 1895 goedgekeurd en is dienovereenkomstig het dividend vastgesteld op ƒ64. Dr. A. W. Kroon Jr. als commissaris aan de beurt van aftreden, werd met algemeens stemmen herkozen. Voor het examen in de nuttige hand werken zyn geslaagd de dames: N. H. Gou- wentak, C. A. Roeper Bosch en C. G. Bender, allen uit Leiden. Den vyftienden dezer zal het vyftigjaar geleden zyn, dat de heer H. L. De Grave, bewaarder der hypotheken van het kadaster en der scheepsbewyzen te Leiden, werd be noemd tot surnumerair der registratie. Na verschillende standplaatsen als ontvanger der registratie, vervult thans de heer De Grave op nog geen zeventigjarigen leeftyd zyn ge wichtig ambt nog met jeugdigen y ver en op gewektheid. De tot commandant van het 2de reg. huzaren benoemde luit.-kol. jhr. A. W. Van der Wyck komt te Venloo in garnizoen; de nieuw benoemde luit.-kol. der cavalerie I. R. A. H. Higly blijft te 's-Gravenhage in garnizoen; terwijl de by het 3de reg. huzaren benoemde majoor F. N. Thiange belast wordt met het bevel te Leiden. H. M. de Koningin woonde op den eersten Paaschdag de godsdienstoefening by in de Nieuwe Kerk aan hst Spui. H. M. de Koningin-Regentes nam Zondag deel aan het Heilig Avondmaal in de Klooster kerk, waar voorganger was ds. "Weiter. De Gistfabriek te Delft schynt een kweekschool voor hoogleeraren te zyn. Na de benoeming van dr. Wijsman aan de Leidsche Universiteit en dr. Beyerinck aan de Poly technische School, is thans ook het eorelid van het personeel, de ingenieur J. Grundel, tot hoogleeraar aan de Polytechnische School benoemd. Gesproten uit een eenvoudige werkmans- famille, levert prof. Grundel een schitterend voorbeeld hoe men door aangeboren talent en door stalen yver het ver in de wereld kan brengen. Na zyn examen al3 ingenieur te hebben afgelegd, trad hy onmiddellyk in 1880 in dienst van do Gistfabriek en nam hy een zeer werkzaam aandeel in den bouw der fabriek B, waarvan de machinale inrichting in hoofdzaak naar zyne plannen en onder zyn toezicht werd uitgevoerd. Zyn rusteloos werk zame geest dreef hem in 1883 naar Indiö, waar hy zyn naam als hoogst bekwaam inge nieur verder vestigde en van waar hy, na herhaald tydolyk verblyf in het vaderland, twee jaar geleden voorgoed terugkeerde, om in Den Haag een technisch bureau te vestigen. Zyne benoeming thans tot hoogleeraar in de werktuigkunde is eene welverdiende onder scheiding, eene waardeering van zyne buitenge wone talenten, waarmede wy ons eerelid van ganscher harte gelukwenschen. Fabr.-Bode Men meldt uit 's-Gravenhage, dd. 6 April Ten derden male binnen weinige weken stonden heden op de Algemeens Begraaf plaats de booge militaire autoriteiten en de vertegenwoordigers van militaire corpsen on diensten aan do groeve van een voormalig ▼erdiensteiyk opperofficier van het leger vereenigd, van den luitenant-generaal Norman Mac Leod, adjudant in buitengewonen dienst van wyien Z. M. den Koning. Als vertegen woordiger van H. M. do Koningin Regentes was by de plechtigheid aanwezig de majoor jhr. Yan de Poll, adjudant. De koninklyke militaire kapel, gevolgd door de Koninklyke Yereeniging „Het Eereteeken voor belangrykekrygsvernchtingen," waarvan de generaal buitengewoon eerelid was, stelde zich aan het hoofd, den langzamen en statigen gang grafwaarts vergezellende met het ten gehoore brengen van Chopin's marche funèbre. Met eerbiediging van een der laatste wen- schen van den ontslapene, werd er aan het graf niet gesproken. Alleen de oudste zoon, de vice-admiraal N. Mac Leod, vervulde den plicht om den vertegenwoordiger van de Regentes te verzoeken H. M. den dank der familie te willen overbrengen voor het blyk van vereering. Hierby voegde de zoon zyn innigen dank aan het leger en alle belang stellenden voor hunne tegenwoordigheid. De luit. generaal graaf Dumonceau, chef van Hr. Ms. militaire Huis, behoort mede tot het gevolg, hetwelk de Koninginnen op de buitenlandsehe reis zal vergezellen. De heer Orelio is benoemd tot Officier de l'Académie contemporain des lettres, des sciences et des Arts a Paris. H. K. H. de groothertogin van Saksen, prinses Sophie der Nederlanden, heeft 100 voor uitlovingen by de in 1897 te 's-Graven hage te houden landbouw-tentoonstelling beschikbaar gesteld. De heer J. Luyten heeft met ingang van 16 Mei eervol ontslag gevraagd als työeiyk leeraar aan de H. Burgerschool met 3-jarigen cursus voor jongens te 's Gravenhage. De voorjaarsvergadering der Algemeene Synodale Commissie van de Ned.-Herv Kerk i3 bepaald op Yrydag 8 Mei, des namiddags te één uur. Door de arrondissements rechtbank te Rotterdam is, ter vervulling van eene vaca ture van rechter in dat college, opgemaakt de navolgende alphabetische JQat van aanbe veling: mr H R A. Boonen, substituut griffier bij gemelde rechtbankmr. G. W. baron Van der Feltz, substituut griffier bydearron- dissements-rechtbank te Heerenveen, en mr. T. Henny, voorheen landsadvocaat te Batavia, te 'a-Gravenhage. Op een anderen dan den gewonen dag is er ministerraad gehouden. Deze ministerraad, aan het departement van justitie, werd gehouden naar aanleiding van de ongunstige berichten, uit Atjeh ontvangen. De Am8terdamsche OrkestvereenigiDg zal onder leiding van den heer "Wedemeyer als schutterymuziek te Amsterdam optreden. By den Rotterdamschen gemeenteraad is door B. en "Ws ingediend een voorstel om hun machtiging te verleenen tot aanneming van de by koninkiyk besluit verleende ver gunning voor den aanleg, enz. van een tele- phoonnet. Art. IS van het besluit bepaalt nldat de vergunning vervalt, indien zy door do gemeente niet binnen 3 maanden na de dag teekening is aanvaard. Waar by alles, wat kan strekken om de locale telephonie tot ontwikkeling te brengen, op medewerking van het hooge bestuur mag worden vertrouwd en in geval van naasting door het Ryk de gemeente behoorlyk tegen geldelyk verliea is gewaarborgd, vinden B. en Ws. volle vryheid het voorstel tot aan vaarding te doen. De bepalingen komen op hetzelfde neer als de voor Amsterdam gestelde bepalingen. Id overeenstemming met do commissie voor de financiën hebben B. en Ws. van Rotterdam by den Raad het voorstel inge diend, om de verordening op de Inkomsten belasting, het vorig jaar in verband met de voorstellen-Muller c. s. slechts voor één jaar vastgesteld, opnieuw vast te stellen. B. en Ws. achten het wenschelyk, dat die verordening geheel haar beslag hebbe gekregen, tegen het tydstip, waarop met het opmaken der gemeentebegrootmg voor 1897 wordt aan gevangen. Uit de toelichting blykt, dat tusschen het dagelyksch bestuur en de commissie voor de financiën nog een punt van geschil bestaat, nl. over de vraag of voor de berekening van het belastbaar inkomen van een ambtenaar, van diens traktement in mindering moet worden gebracht betgeen hem daarop krachtens de pensioenwet wordt gekort. Bij het ont breken van een uitzonderingsbepaling ia de oorspronkeiyke verordening, was die vraag door Gedeputeerde Staten in bevestigenden zin beantwoord. Hoewel nu cie beslissing afwykt van de interpretatie, door de commissie aan die verordening gegeven, wensebt deze, nu die beslissing eenmaal eenige jaren is gevolgd, haar door een uitdrukkelyko bepaling in de verordening vast te leggen. B. en Ws. daarentegen zyn van meening, dat zy door een bepaling in tegengestelden zin voor het vervolg behoorde te worden buitengesloten. De commissie heeft haar oorspronkelijk denkbeeld, om den vrydom van belas ing van 600 tot 700 op te voeren, waaromtrent verleden jaar eveneens verschil van gevoelen met het dagelyksch bestuur bestond, laten vallen. Wel ia besloten om de derde klasse, die thans van 800 a 1000 loopt, in twee klassen te splitsen en in verband daarmede in de degressie voor de inkomens beneden 1000 eenige wyziging te brengen. Door het vertrok van den heer Timmner naar Nizza is de plaats van orkest-directeur by het opérettQ-gezelschap van de heeren Kreeft Buderman te Amsterdam openge vallen. De directie heeft zich deswege in ver binding gesteld met den heer J. A. Kwast, vroeger dirigent to Arnhem, thans te Amster dam gevestigd, en het resultaat der onder handeling is geweest, dat de heer Kwast zich bereid heeft verxlaard de leiding op zich te nemen. Op een schrijven van den inspecteur van het Landbouwonderwys met de vraag of de Holiandsche Maatschappy van Landbouw er belang in stelt, dat in de provincie Zuid Hol land een Rykslandbouw-winterschool wordt opgericht en zoo ja, welke plaats bet geschiktst daarvoor wordt geacht, heeft het hoofdbestuur besloten, te berichten dat op prys zal worden gesteld zoo een dergelyke school wordt ge sticht en als plaats daarvoor Dordrecht aan te bevelen. Het hoofdbestuur der Noderlandscho Maatschappy voor Tuinbouw en Plantkunde en het hoofdbestuur der Holl. Maatschappy van Landbouw hebben instemming betuigd met het adres van het hoofdbestuur der Yer eeniging „Westland", waarby het der Regee ring verzoekt het daarheen te willen leiden, dat tuinbouwvoortbrengselen snel en tegen matigen prys per spoorweg kunnen worden vervoerd. Het stoomschip „Admiral", van Oost- Afrika naar Rotterdam en Hamburg, vertrok 3 April van Napels; de „Burgemeester Den Tex", van Amsterdam naar Batavia, arriveerde 5 April te Southampton; do „Edam" vertrok 4 April van Nieuw-York naar Rotterdam; de „General", van Hamburg en Vlissingen naar Oost Afrika, passeerde 3 April Dungeness; de „Kaffir", van Amsterdam naar Kaapstad, arriveerde 4 April te Londen; de „Kaiser", van Hamburg en Amsterdam naar Oost-Afrika, vortrok 3 April van Lissabon; de „Prinses Sophie" arriveerde 5 April van Batavia te IJmuiden; de „Voorwaarts", van Batavia naar I Amsterdam, passeerde 5 April Kaap St.-Vin- cent; de „Ardjoeno", van Rot era am naar Java, vertrek 5 April van Porim; de „G*dé". v^n Java naar Rotterdam, vertrok 4 April van Mardeille; de „Gelderland", van Rotterdam naar Java, vertrok 5 Apiil van Suez; e „Maasdam", van Nieuw York naar Rotterdam, passeerde 6 April Prawlepoint; de „Pri.isrs Marie", van Batavia naar Amsterdam, ara- veerde 6 April te Suez; de „Salak", van Batavia naar Rotterdam, vertrok 3 April van Port Sail; de „Zaandam" arriveerde 4 April van Nieuw-York te Amsterdam. By koninkiyk besluit i3 benoemd M l Chevallier tot burgemeester van Krorameav Do kolonel jhr. J. E. A. Meyer, comma> dant van het 2de reg. huzaren, op zyne aai- vrage op pensioen gesteld, en bet bedrag van het pensioen bepaald op 2100 'sjaars. Benoemd: by het wapen der cavalerie, en zulks voor zooveel noodig met afwyking in zooverre van het bepaalde omtrent de formati» van dat wapen, tot luit. kol. de majoor J. C. P. Thirion, van het wapen, thans op non activiteit; bij het lste reg. huzaren, tot eersten luit. de tweede luit. A. L. Van Harpen Kuypei van het corps; by het 2de reg. huzaren, tcD commandant van het corps de luit.-kol. jhi. A. W. Van der Wyck, van het 1ste reg. huzaren; by het 3de reg. huzaren, tot luit.-kol. de majoor I. R. A. H. Higly; tot majoor de ritmeester F. N. Thiange en tot ritmeester de eerste luit. H. L. A. Matbon, allen van het corps. Op pensioen gesteld: a. de ritmeester W. B. Slotboom en de eerste luit. J. S. F. Yan Hoogstraten, beiden op non activiteit van het wapen der cavalerie, alsook de eerste luit. op non-activiteit C. E. A. Copes van Hasselt, van het wapen der infanterie, allen op hunne aanvrage; b. de eerste luit. op non-activiteit W. N. A. De Vosr-Ban htt wapen der inf., btnevens de kapiteins op non-activiteit H. baron Van Hogencorp on jhr. G. F. Van Panhuys, respectievelyk van het wapen der artilltrio en van dat der genie, alsook de kapitein plaats.- adjudant op non-activiteit H. Cales, allen krachtens art. 42, 2c, der wet van 28 Aug. 1851 (Staatsblad 128) en liet bedrag van het pensioen bepaald: voor den ritmeester Slot boom op ƒ1474, voor de eerste luits. Van Hoogstraten en Copes van Hasselt op 1035; voor den eersten luit. De Vos op 548, voor den kapitein baron Van Hogendorp op 976; voor den kapt. jhr. Van Panhuys op ƒ602 en voor den kapt. Cales op 926 's jaars. Aan den eersten luitenant op non-activiteit G. L. J. Gerritsen, van het wapen dtr inf., een pensioen verleend voor den tyd van vyf jaren tot een bedrag van ƒ450 'sjaars. EER§TE KAMER. Handelsregister, firmaenz. De voorloopige verslagen der Tweede Kamet zyn verschonen over de wetsontwerpen, houdende aanvulling van het "Wetboek van Koophandel met bepalingen: a. tot invoering en regeling van een han delsregister; b. betreffende de firma; c. tot aanvulling van het Wetboek van Strafrecht C) Het was vyftien jaren gelsden, en zelden herinnerde zich nu en dan nog iemand de verschrikkelyke gebeurtenis, welke er eens met zekeren Jan Willen Van V. binnen A. had plaats gehad. Do nagedachtenis van dezen ongelukkige was met zyn treurig overschot nagenoeg vergaan. Niemand zeer zeker dacht er meer aan, dat de onschuld van den man, die toenmaals werd ter dood gebracht, ooit aan het licht zou komen, toen de eerwaarde B., die nog leefde, op zekeren tyd een brief uit 'Amsterdam ontving, by welken hem werd kennis gegeven, dat een zijner verre aanver wanten aldaar was overleden en hem by haar uitersten wil tot erfgenaam van haar geheole nalatenschap benoemd had, waarom hy door executeuren van het testament der overledene werd uitgonoodigd, om, zoo tot aanvaarding van dien boedel, als tot vereffe ning der zaken, daartoe betrekkeiyk, te willen overkomen. Daarom begaf zich de leeraar naar Amsterdam. Hy bad ten naastonby veertien dagen in deze stad vertoefd, en nu byna zyn zaken in orde gebracht, toen hy vanwege den kerkeraad zyner gemeente een aanschryving ontving, om, zcodra zyn belangen zouden zyn afgedaan, naar A. terug te komen. Volgaarne wilde de yverige B. aan dit verzoek voldoen en hy was juist voornemens, zich den volgenden dag op de terugreis te begeven, toen hy. des morgens, een straat doorgaande, door een onbekende werd aangesproken. De vreemde was een oud boezemvriend des leeraars. Toen zij als jongelingen aan Leidens hoogescbool verkeerden, hadden zy te zamen een nauwe vriendschap gesloten; naderhand was de vriend uitlandig geweest, en de verwydering van het vaderland had ook de verwydering hunner jeugdige betrekkingen ten gevolge gehad. Nu liet de Amsterdammer niet los, of Ds. B. mocht hem toch het genoegen doen van, al ware het dan maar weinige dagen, te Amsterdam te blyven, om nog eens met elkander don aangenamen tyd hunner studie jaren zich te herinneren en de oude betrekking wederom aan te knoopen. Wel verontschul digde B. zich met te zeggen, dat zyn dienst werk hem naar A. terugriep, doch toen de vriend niet afliet, maar nog eens zoo dringend werd, moest de leeraar toch eindeiyk toegeven. Hy liet zich overhalen om het logement, alwaar by zyn intrek genomen had, te ver laten en ten gevalle van zyn vriend nog een paar dagen in diens huis door te brengen. Dit was de tweede aanleiding (ik ben de eerste stilzwygend voorbygegaan, de ver melding daarvan tot hiertoe uitstellende) tot het oponthoud van den predikant, die zich reeds op zyn terugreis zou bevonden hebben, zoo niet het vereischte van zeker notariëc-l document, dat niet tydig genoeg in gereedheid was, voor de eerste maal zyn oponthoud ver oorzaakt had. Ik stip deze schynbaar ge ringe vertraging hier opzettelyk aan, omdat zy, in betrekking tot de ontknooping dezer geschiedenis, van een wezenlyk gewicht was. Drie dagen had nu Ds. B. ten huize van zyn vriend genoeglyk doorgebracht. Thans wilde hy zich naar A. terugbegeven, om nog den volgenden Zondag den ambsplicht in zyn gemeente te kunnen waarnemen. Daar hy te Utrecht nog eenige zaken te verrichten had, wilde hy over deze stad zyn terugreis nemen, en liet zich dus naar het veer brengen, om aldaar in de schuit op Utrecht te gaau. Maar neenl een derde, schynbaar even toe vallige on geringe oorzaak moest opnieuw aanleiding geven, dat by dien dag niet van Amsterdam vertrok. Aan de schuit gekomen en gereed daarin te stappen, zag hy eenige beschonken boots gezellen er ingaan. In zulk een gezelschap ruim een balven dag op reis te moeten door brengen, kwam den leeraar al te onaangenaam voor; dus verzocht hy den schipper vau het veer, hem een plaats in de roef te willen verschaffen. Maar al de roeven waren voor ditmaal en ook voor de volgende reis reeds afgehuurd, dewyi juist de ophanden zynde Utrechtsche kermis een drukke vaart ver oorzaakte. Ds. B. moest derhalve tot één van beide besluitenom of nu, in het lastige ge zelschap van een hoop vloekende matrozen, mede te varen, öf, zoo hij niet verkoos een rytuig te nemen, eerst den volgenden morgen te vertrekken. Hy besloot tot dit laatste en getroostte zich lievor het wederkomen, dan een tocht van acht uren in een zoo lastig gezelschap door te brengen. Den volgenden dag aanvaardde eindeiyk Ds. B. zyn reis met de schuit. Hy nam een plaats in het zoogenaamde ruim en zag tot zyn genoegen, dat hy zich met een beter reisgezelschap dan dat van den vorigen dag aan boord bevond. Do schuit gleed zachtkens aan het lyntje voort, terwyi elk dor rtisge- nooten welhaast stof tot onderhoud vond, om zich den tyd zoo aangenaam mogelyk te korten, en B. met lezen zich onledig hield, of zich met de schoone gezichten langs den Arastel vermaakte. Toen men even het dorp Abkoude door was, moest de schipper aan leggen, om iemand, die mede wilde, in te nemen. Den inkomendc-ii man, die een jager scheen te zyn, werd door den schipper een plaats tegenover den predikant aangewezen. De vreemde man overzag het gezelschap eens, stopte zyn pyp en ging op zyn gemak zitten rooken. Nauwelyks was men een eind weegs voortgevaren, of de vreemde begon over het scherp en gestadig aanzien van den predikant, die tegenover hem zat, in luid gemor uit te varen. „Gy schynt kennis aan my te hebbeD, dominee?" vroeg hy op een vry onbeschei den toon. Ds. -B.: „Waaruit maakt gy dit op, goede vriend?" De Vreemde (wat minder ruw): „Als gy het my niet kwaiyk neemt, dominee, en ik het zeggen moet, omdat gy niet ophoudt my van top tot teen op te nemen." Ds. B.„Louter verbeelding 1 Vooreerst ken ik u niet, en wat dat opnemen, zooals gy hit noemt, betreftgy zit zoo recht tegenover my, dat ik myn oogen niöt uit het boek kan opslaan, zonder ook u in het aangezicht te zien. Maar wilt gy van dat lastig aankyken bevryd zyn, wel, schik dan wat naar gindscbe zyde, dan beneemt g y my het uitzicht naar don weg niet, en i k word niet meer genood zaakt om, wil ik recht voor my uitzien, htX oog juist op u te laten vallen." Nu schoof de vreemde gemeiyk wat ter zyde, gedurig tusschen de tanden mompelende en den leeraar van tyd tot tyd gluipend aan ziende. Eindeiyk begon hy wederom tegen B. uit te varen en zeide onder andere, dat, ofschoon hy een gering man was, die den kost met jagen won, hy het in een man van 's leeraars stand de grootste onbeleefd heid vond om iemand aanhoudend zoo be- leedigend aan te kyken. Ieder ander welopgevoed en verstandig men8ch zou in een dergeiyk geval, wanneer hy in 's leeraars plaats geweest was, zich weinig om den twistzieken kerel bekommerd, of ten hoogste zich ten koste van zyn grillige ongemanierdheid vermaakt hebben. Ds. B. echter verwaardigde zich wel den man opnieuw te woord te staan. „Hoor, goede vriend 1" aldus sprak hy hem minzaam aan, „dat gy thans vermeent u over my te mogen beklagen, is wellicht niet zonder reden. Om de waarheid te zeggen: ja, op dit oogenblik zio ik u, en dit opzettelyk, met de meest9 opmerkzaamheid aan. Straks, toen gy over my zat, zoodat ik u vlak in het aangezicht zag, kon het niet missen of rayn oog moest, telkens als ik opzag, onwil lekeurig u ontmoeten. Ik deod het als to en zonder dat ik het zelf wist dat ik u aanzag. (Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 1