MENGELWERK. aan belasting schuldig is; die patroon gaat zijn bevoegdheid te buiten, als by dit bedrag, zonder toestemming van den arbeider, inhoudt, daar met de in art. 7 der wet van 22 Mei 1845 (Stsbl. No. 22) genoemde schuldenaars van penniagen door den wetgever niet bedoeld zijn de patroons. „Wy meenen oos to herinneren," voegt het blad er by, „dat reeds vroeger in dezen zin een beslissing is genomen in een overeenkomstig geval, dat zich aan de Nederl. Gist- en Spiritusfabriek te Delft had voorgedaan. Ook daar had de fiscus, toen een arbeider van die fabriek in gebreke bleef do belasting te vol doen, van de directie betaliDg van het bedrag gevorderd. Deze had daaraan gevolg gegoven en het betaalde afgehouden van het weekloon. Maar dewijl de heer Yan Marken oordeelde, dat hier was gehandeld in strijd met de wet, gaf hy den arbeider in overweging er een rechtzaak van to makeD, ton einde eens en voorgoed uit te maken of de patroon verplicht is aan de bedoelde vordering gevolg te geven en het recht heeft het betaalde bedrag van het loon te korten. De rechter heeft toen in ontkennenden zin beslist." Een meisje dat alles meeloopt. Uit het FranscH van Audré Theurid. Zy heette Agatho en zy was gebocheld, een beetje contrefait, zooals do rncnscbon opmerkten, die zich lieten voorstaan op de zachtheid van hun oordeel. Als wees van twaalf jaren was zy by een oogi van moeders- zydo in huis gekomen, een r(jko porselein- fabrikant, die op tamoiyk grooten voet leefde. Hy was benoemd tot voogd der minderjarige, en het was dan ook alleen aan zyn slim overleg te danken dat er uit den faillieten boedel nog zestigduizend franken waren gered, welke som op den naam van Agatha werd vastgezet. „Het loopt haar waariyk mode in de wereld verkondigde de weldoorvoede porseleinfabri kant, zoo luid mogeiyk, aan ieder die het hooren wilde: „had haar vader even langer geleefd, dan kon zy nu haar brood bedelen langs de huizen." Agathe had nog wat liever gehad dat haar vader, die zy met innige liefde vereerde, was biyven leven, al had zij dan naderhand ook geen som in de wereld bezeten en zy vond de schampere opmerkingen van haar oom minstens onkiesch; maar daar zy scbynbaar door de geheele familie met open armen was ontvangen, kon zy haar gevoelens op dit punt natuurlyk niet tooncn on was zy daarenboven nog wel genoodzaakt hoog op to geven van de gastvryheid en de nobele handelwyze van haar oom en tante. "Werd zy niet als kind behandeld en gaf men haar niet dezelfdo opvoeding als aan de nichtjes? Wat zou zij dus meer kunnen ver langen! Wtl kregen do nichtjes nog extra dansles en pianoles; maar Agathe zou daar toch niet van geprofiteerd hebben, wio danst er nu met een bult En gehoor had zy immers geen greintje? „Men zou wel dwaas zyn, zooveel noodelooze onkosten te maken voor iemand, die toch nooit trouwt," merkte tante op, in tegenwoordigheid der kinderen. En bywyze van ti oostredenen merktefl de nichtjes op, dat zy wel bly mocht zyn, niet gedwongen te worden tegen wil en dank pianoles te nemon, of te moeten dansen wanneer ze geen zin had. Zy wilden ook liever dat uur met lezen doororengen, zooals Agathe deed Voor eenig antwoord schudde zy dan het blonde boofd en verbaasd staarden de melan cholieke oogen de spreekster aan. Wat zou zy gelukkig geweest zijn, indien sy de lange vervelende uren had kunnen doorbrengen met wat muziekmaken. De minste muzikale uiting was in staat haar te ont voeren en een droefgeestige melodie bracht haar de tranen in de oogen. Zy had al spoe dig geleerd zich tevreden te stellen met de muziek der armen: een draaiorgel op straat, dat zulke beerlyke walsen speelde. Hoe menigmaal had zy er op baar kamertje van genoten, als zy voor het open venster zat en de tonen, meestal lange trillers, op den zomerwind door het dikke gebladerte van den tuin tot baar kwamen. En wat al kinderlijke voorstellingen bad zy zich dan niet gemaakt en welke droomen, die toch noo t verwezeniykt zouden worden, had zy zich daar niet gedroomdeerst a!s de laatste tonen in de verte wegstierven of overschreeuwd werden door het gedreun van een zwaren handwagen, keerde zy wodor tot de werke- jykheid terug. II. In deze omgeving gingen de dagen der jeugd van de armo woes ia eenlonize regelmaat voorby, zonder eenig ander belangryk incident dan de huiselijke feostjes en verjaardagen, de eerste communie dor jon^sto nichtjes en het 'huwelijk van de oudsto dochter des huizes met een boomkwoeker uit een naburige plaats. Een enkele maal bracht zy eens een Zondag in Parys door. Op haar 2ü;-to jaar was Agathe een zeer weinig gracieus meisje, met hooge schouders, lange magere armen en een ingedrukte borst. In haar omgeving ging zy voor leeiyk door, maar een artiest had het bleoke, droefgeestige goziebtjo, met de donkere schaduwen onder de diepe blauwe oogen, zekor zeer aantrekke- ]yk gevonden. In die oogen lag een zachte vochtigo glans en hun kleur deed denken aan de gentiaan, die bedeesd haar bloem zonder stengel opsteekt tuaschen de hooge ijsbergen. Peinzende kinderoogen, met in hun blik iets vragends, alsof zy den weg zochten naar een onbereikbaar oord, naar een ideaal, dat zij nooit zouden vinden. Haar horizon was altyd even eng gebleven; zy had ook nooit verwacht dat er iets bui tengewoons zou gebeuren, geen enkele ster fonkelde haar geheimzinnigen invloed op haar loopbaan uit, geen enkele heldere zonnestraal verlichtte haar troosteloos eentonige dagen. Haar nichtjes waren de een na de ander getrouwd. Telkens had zy de respectieve minnaars zien komen met vriendelyke lachjes en teedere woorden en telkens ook had zy confidenties moeten aanhooren van de aan staande bruidjes en met haar allerlei inkoopen moeten doen voor het uitzet en voor de huis houding. Aan de trouwjaponnen had z'y mede- genaaid en voor de derde maal nu reeds had zy Mendelssohn's „Hochzeitsmarsch" hooren aanheffen tor oere eener bruid in hare on- middellyke omgeving. Altyd voor een ander, een rijkbodeelde; die gedachte schroefde haar het hart toe. Zoo was langzamerhand het huis ledig geworden. By het laatsto afscheid was Agathe in snikken uitgebarsten, toen z'y den wit kanten bruidssluier plooide om het blonde hoofdje van haar gelukkige nicht. Het lang opgekropte verdriet uitto zich plotseling, hevig als een zware regenbui, die het land schynt te over- stroomen. De huisgenooten keken haar verbaasd aan het gebeurde zoo heel zelden dat Agatho zich aan hare droefhc-iJ overgaf. „Kom, kom, maak je toch niet zoo over stuur", trachtte men haar te troosten, „je weet toch wel dat je nooit kunt trouwen, je kur.t je immers niet vergelyken by een ge woon meisje." „Ik weet het, ik weet het", fluisterde zy tusscben twee snikken in, „ik ben gedosmd rnyn weg altyd alleen te gaan, maar daarom voel ik toch niet minder de hardheid er van. Deokt gij dat ik ook niet een hart heb evenals anderen?" O, als men eens in hefc harf kon lezen dier arme meisjes, bestemd hun levensweg altijd alleen te gaan, welk een wereld van diepe onuitgesproken smart zou men er ontdekken en hoo moet men hen bewonderen, die, niettegen staande dc-n bitteren kelk, die hun aan de lippen is gezet, toch vriendelyk en voorkomend gebleven zyn. III. Toen Agathe meerderjarig werd, had do oom opgehouden haar voogd te zyn; zy was nu in liet bezit van haar eigen geld, drie duizend franken rento jaarlyks, doch met algemeen goedvinden bleef zy by don porse lein-fabrikant inwonen. „Waar zou je ook aoders heengaan had tan to op bitsen toon gevraagd. „Op jou leef tyd kan je toch niet alleen op kamers wonen, zelfs jo bochel zou je niet vry waren voor lasterpraatjes. En wie zou je verzorgen als go eens ziek werdt? Neen, je bent hier nu eenmaal op je plaats; geloof me, nergens zou je 't zoo bobben als by ons. Er zullen niet veel weezon zyn, die met zooveel égards behandeld worden." Do bitse spreekster zeide er niet bij dat het meisje do gastvryheid duur moest betalen, door allen familieleden, zonder uitzondering, onno3melyk kleine diensten te bewyzen, cie men zonder eenige discretie van haar durfde eischen. Zy hield het kasbook, rekende af mot de keukenmeid, deed in Parys alle voor komonde loodsckappen voor haar oom en tante, in één woord zy vervulde de dubbele betrek king van huishoudster en juffrouw van gezel schap. Was er de een of andero vervelende corvee, dan was het zonder uitzondering Agathe die men er mede belastte. „Laat dat zaakje maar eens voor rekening van Agathe," was de oom gewoon te zeggen „go kunt er op aan dat zy zeer gecoiffeerd is met uw vertrouwen en zy heeft immers toch niets omhanden." Ging een van de nichtjes naar de baden of een reisje maken door Zwitserland, dan was Agathe er altyd nog, die zoolang op de kinderen kon passen. „Wat zijt gy gelukkig geen kinderen tot je last t9 hebben," werd er dan by het af- scheidnemen gezegd: „als je eens wist wat eon last men er mede heeftEn dan volgden allerlei laatste wenken en raadgevingen. En zoo gingen de jaron voorby, laDgzaam en eentonig, en de porsolein-fabrikant ging nog steeds voort met aan ieder dien by sprak breed uit to meten ho3 gelukkig zijn nichtje Agathe was en hoe het haar was meege- loopen in d9 wereld. „Dat gebeurde ook maar niet iedereen by zoo'n ryken man in huis te komenMen draagt haar op de handen, ieder is aux petits soins voor haar en zy wordt overladen met cadeaux." Inderdaad was het do gewoonte in dit huisgezin, elkaar op verjaardagen en op nieuwjaar fraaio cadeaux te geven en daar Agatho officiéél ook tot dien kring behoorde, werd haar naamdag even feestelijk gevierd als die der andere leden van het gezin. Zelfs de oern porseleinfabrikant in eigen persoon pynigdo z\jn hersens af om iets voor Agathe te verzmnsn, geschikt voor verjaars- of nieuw jaarsgeschenk. Maar daar hy uiterst practisch was gelukte het hem altyd een cadeau te vinden met een dubbel doel. Iets wat by het koopen reeds bestemd was tot huishoudelyk gebruik, werd eerst met voel vertooning der jarige wees aangeboden. Men moet toch immers den uiterlyken schyn in acht nemen! Dan was het eens een stoel of een of ander klein meubelstuk dat in Agathe's kamerfje veel te veel plaats innam en dat dus voor- loopig naar het salon werd geëxpedieerd, natuurlyk om er voor goed te blyven. Vreemd was het», dat -er als altyd door een gelukkig toeval juist een geschikt plaatsje voor was. Een andermaal kreeg zy op Nieuwjaarsdag een zilveren ko'fiekan cadeau en de arme Agathe wist geen woorden genoeg te vinden om haar dankbaarheid voor zulk een kostbaar geschenk uit te drukken. Een paar weken later, tegen dat de familie zou gaan koffie drinken, kreeg oom plotseling een lumineuze ingeving. „Zeg, Agathe, we moesten jou koffiekan vandaag eens inwyden." Verheugd ging het arme kind haar koffie kan halen, zorgvuldigin watten en vloeipapier verpakt. In triomf gaf zy die ten gebruike aan haar fan te. De kan ging nog eens van hand tot hand en men prees de fynheid van het werk, het glimmende zilver en, last not least, den smaak van den royalen gever. Tranen van oprechte dankbaarheid kwamen het g09de meisjo in de oogen. 's Avonds ver gat men echter haar de kan terug te geven, in vergissing had men het kostbare stuk zilver in de porseleinkast weggesloten. Woken gingen voorby en men sprak niet meer over de zilveren koffiekan, totdat Agathe op een goeden morgen haar nieuwjaarsgeschenk ach ter do glazen deur van de zilverkast zag pryken. „Maar, dat is toch rnyn koffiekan," protes teerde Agathe op zachten toon. „Zeker, zeker, maar je leent ons dio maar," haastto zich de oom te antwoorden. „Je drinkt immers nooit alleen boven koffie, welnu, dan kun je de kan immers alle dagen zien, wat je anders toch niet kunt." Zuchtend stemde Agatho toe. Men ging voort met haar „te overladen met cadeaux," dio echter alle denzelfden weg opgingen van de koffiekan, en de oom liet niet af van luid te verkondigen dat het ongehoord was zooals z(jn nichtj-j bedorven werd. „Zy kan haar geluk niet op, maar niet ieder loopt het ook zoo mede in de wereld," was altyd het refrein, dat die vermomde lofspraken op ztyn eigen familie besloot. IV. En werkelijk, er kwam eon dag voor de armo Agathe waarop ze inderdaad nog eens •4:öapte gelukkig te worden. Zy had haar dertigste jaar reeds overschreden en had zich gedwongen nitt laDger toe to geven aan die droomen van een denkbeeldig geluk, dat voor haar toch nooit zou aanbreken; zy had zich nedergelegd by het onvermydelyko: alleen oud te worden, in eenzaamheid steeds haar weg to gaan. Z\j morde niet; met een treurig glimlachje keek zy somtyds 's morgens naar de enkele zilveren draden, die reeds door het bruine haar liepen. Zij konde reeds lang bot troostelooze gevoel van verlatenheid; haar geheele leven had zy zich immers zoo eenzaam gevoeld, en zy redeneerde met zichzelve dat het dwaasheid was haar lot anders te willen. En ondankbaar was hot ook. Noen, zy had zich vast voorgenomen zich aan dat.schrynend gevoel van alleen te zyn te wennen; lang zamerhand zou dio doffe smart wel minder worden, om eindeiyk geheel te verdwijnen. Omstreeks dezen tijd had haar oom een nieuwen kassier in dienst gekregeD, een onge trouwd man van zoowat veertig jaar, iemand van een zeer innemend uiterlyk, altyd tiró a quatre ópingles en, in het byzonder wanneer hy tegen Agathe sprak, quite a gentleman. Hy was eenigszins kaalhoofdig, maar dit werd vergoed door een vollen blonden baard. Zyn paarlwitte tanden liet hy zooveel mogeiyk zien en in zyn mooie, donkere oogen lag een teedere uitdrukking, zoo dikwyls zy het meisje aanzagen'. Het was haar eenige malen opgevallen dat hy het liefst met haar scheen te praten en hy daartoe de gelegenheden zelfs opzocht. Hy sprak steeds op zachten, streelenden toon er was als iets liefkoozends in zyn stemgeluid, dat het arme hart van Agathe onuitsprekeiyk goed deed Nu en dan betrapte zy zichzelve op allerlei droomen en voorstellingen van geluk, zooals z'y. vroeger wel placht te doen, om een oogenblik later met wreeden spot zichzelve voor den spiegel te overtuigen van haar leelijkheid en haar mismaaktheid. Doch al is men letlyk en mismaakt en daarby de dertig reeds gepasseerd, men bly ft altyd vrouw, en Agathe begon hoe langer hoe meer aan Godard te denken; by was ook altyd zoo voorkomend en vriendelyk en sprak steeds op zulk een zachten toon tot haar. En op een goeden dag, zonder dat zy er ook maar eenigszins op verdacht was, vroeg hy haar zyn vrouw te worden. Eerst was zy zoo-onthutst door het onver wachte aanzoek, dat zy niet wist wat te antwoorden. Na eenige oogenblikken hem sprakeloos van verbazing te hebben aange staard, begon zy a lerlei tegenwerpingen te maken. Er waren zooveel bozwarenzy dacht niet meor aan een huwelyk op haar leeftyd en om een mariage de conven3nee aan te gaan, had zy geen lust: dan wilde ze nog liever oude jonge juffrouw bl'yvon. Want om haar uiterlyk schoon kon hy haar toch niet nemen, dacht ze hardop; daarvoor was ze to leeiyk en hy wist toch dat ze contrefait was. Maar Godard hield aan met vriendelyke overredende woorden; by geraakte zelfs in vuur by het ophemelen van haar huiselyke deugden, die haar physieko gebreken verre in de schaduw stelden. In welgekozen zinnen sprak hy van verwantschap der zielen en over het vergankelyke van alle licbamelyk schoon; in het kort, hy wist het meisjo, dat in spyt van haar dertig jaar nog zesr naïef was, zoolang te bepraten tot zy eindeiyk er in töoitemde dat hij met haar oom en tante zou spreken. In haar oprechtheid kon ze zich immers geen voorstelling maken van iemand, die zoo welsprekend zyn zaak bepleit en die toch een leugenaar is en wiens lippen slechts onware, banale woorden spreken. De porselein-fabrikant begon met zyn schou ders op te halen over de verrassende roede- deeling, om, zoodra de verbazing hem weer toeliet een woord te uiten, zyn nichtje het niet zeer vleiend epitheton „zot" naar het hoofd te slingeren. Maar toen Agathe sterk op haar stuk bleef staan en liet merken dat het haar ernst was, veranderde de oude egoist van tactiek. Enfin,*zy moest zelf weten wat zy deed, zy had haar jaren, hy waschte zijn handen in onschuld. Htt huwelyk werd definitief bepaald en aan familie en kennissen van het voorgenomen plan kennis gegeven. Godard was aux petits soins voor zyn bruid en Agathe waande zich reeds in den zevenden hemel. Met koortsachtige opgewondenheid zorgde zy voor het in orde bTengen van haar uitzet en voor haar toiletten. Stralend van geluk ontving zy de felicitaties, maar al te dikwyls uitgesproken met een ironisch lachje om den mond; het onverwachte geluk maakte haar byna schoon. Voor den man, dio haar aan zyn zyde een nieuw leven, zoo geheel verschillend van haar vroeger troosteloos bestaan, wilde doen intreden, was zy vol teedere attenties. V. Reeds waren do annonces rondgezonden, toen de porselein-fabrikant op een morgen geheel ontsteld do eetkamer binnentrad, waar Agatho zich bevond. „Nu, daar zyt ge nog bytyds aan ontkomen, kind," riep hy uit, den deurknop nog in zyn hand, „dat is ook een mooie galant, dien gy er op na houdt!" „Hos zoo?" vroeg bet meisje, endeschrik maakte haar dooJsbleek. „Om een juffertje van bet tooneel te onder houden, stal hy uit rnyn kas; reeds eenige dagen was ik op rnyn hoede; daar ik onge regeldheden in do rekeningen had opge merkt, en ook in het kasboek stonden ver scheidene verkeerde posten. Mijnheer uw aan staande echtgenoot heeft zeker lont geroken, ten minste gisteravond is by er met vyf duizend franken van doorgegaan. Hoewel die som gelds my niet armer zal maken, heb ik toch de politie met de zaak in kennis gesteld. Je moogt van geluk spreken, meisje, dat dit nog voor het huwelyk gebeurd is; jou loopt toch ook alles mede, hè?" Zy gaf geen antwoord; met een zucht gleed zy van haar stoel. Men bracht haar te bed, oen hersenontsteking was het gevolg van de plotselinge medodeeling. De dokter vond het geval zeer ernstig; na acht dagen van on- draagiyk lyden bezweek zy. Op een zonnigen, helderen herfstmorgen werd z\j begraven, onder een schat van witte rozen en violieren, scherp afstekend tegen het zwarte laken over de kist. Om de takken der boomen en in de heggen hadden zich de herfstdraden geslingerd, door de schuine stralen der herfstzon schitterend bont gekleurd. Met veel vertoon van droef beid en met het conventioneele gelegenheidsgezicht ging de oom porselein-fabrikant achter de baar. „Zy is buiten kennis gestorven, gelukkig voor haar", fluiaterdo hy tot den neef, die naast hem liep, „wat een prachtige herfstdagEnfin, zoo is het leven nu eenmaal, de een sterft cm de ander blijft nog wat; daarom schynt de zon niet minder vroolyk. Gezegend weertje voor do druiven, dat geeft een goeden oogst." Gemengd Nieuws. Omtrent het Bloemenfeest van 12 April, te Bloemendaal en in de omstreken te houden, wordt nog het volgende mede gedeeld Besloten is, dat do inschry vingen voor het corso sluiten op Maandag 6 April by den heer A. Koolhoven te O verveen. Uit Amsterdam, Leiden en 's-Gravenhage zullen voor de bondsleden afdeelingstochten naar Bloemendaal worden uitgeschreven. Waar- schynlyk zal ook do H. IJ.-S. M. extra-treinen van die plaatsen naar Haarlem laten loopen. Iemand kocht onlangs te 'sGra- venhage een huis. Toen hy na eenigen tyd waarnam, dat ramen en deuren, hoe men ook byschaafde, meer en meer klemden en weken, en dus verzakking werd vermoed, ging men de fundamenten eens blootleggen en nakyken. En wat bleek nu? Dat dez9 waren vervaardigd van een soort van zg. steen, dien menals koek met een mesjs in schyfjes kan snyden, neen! erger nog, dien men tusscben vinger en duim tot poeder wryft. "VVy hebben een sluk met eigen oogen gezitn. (Eaagsche Crt.) Een verpleegde in hot krank zinnigengesticht „Bloemendaal," onder Loos- duinon, die uit die instelling ontsnapt was, is in een der hotels te 's-Gravenhage ge vonden en naar het gesticht teruggevoerd. Woensdag-middag is in de stroo karton-fabriek te Nieuweschans de stoomketel gesprongen. De stukken er van kwamen aan den anderen kant van den muur terecht, zonder echter eenig persooniyk ongeluk te veroor zaken. Te München is de aannomer Allbrecht tot een jaar en negen maanden en de metselaar Koppl tot twee jaar gevangenis straf veroordeeld wegens hot instorton van oon huis in aanbouw, waarby vier personen werden gedood. Aangaande het vergaan van een schip onder de Willemstad, wordt aan de „N. R. C." nader gemeld:- Donderdag kwam vermeld schip, genaamd „Do Dankbaarheid", onder de Tien Genieten ten anker. Zeer waarschynlyk uit onbekond- heid met de aldaar veiligo reede, kwam het schip, komende van Dees en geladen mot grind bestemd voor Diiksland, juist op de plaats der kentering der getyen van het Vuilegat en het Haringvliet te liggen en begon hot Vrydag-morgen omstreeks halfelf zoo te slin geren, dat de schipper Frans Hakkers, van Werkendam, de noodvlag heesch. Juist pas seerde daar op eenigen afstand de „Zeercoauw", oen charge-vaartuig, dat waarschynlyk het schip in nood niot opmerkte. Eenigen tijd daarna liet de schipper, geholpen door een daar eveneens ledig liggend schip, zyn anker kappen en draaide het voor den wind, waarna het koers zette naar de Willemstad, waar hot zonk, op ongeveer 250 M. uit den zeedyk. Ü9 knecht werd met do giek ver weggeslagen; de schipper zelf, staande aan het roer, ver dween in de diepte, met zyn vrouw cn e n zuster. Maandag word van rykswege een duikeronderzoek ingesteld, maar er werd niets van de verdronkenen gevonden. Naar men.zegt, passesrde daar de Middelburgscho boot, dio blijkbaar geen hulp kon bieden. To betreuren is het, dat het van zoo weinig bekendheid schynt te zyn dat de quarantaine- plaats zulk een veilige ree aanbiect; men ankert daar zelfs nog veilig onder de onmil- dellyko nabijheid der glooiing werken. Het zou zeker in het belang van de schoep vaart zyn, als daar ter plaatse borden werd: n geplaatst, die de veiligs reede aangaven. Van andere zyde deelt men nog het vol gende mede: De duiker heeft eenige voorwerpen uit hefc schip, bohoorende tot de huishouding van den schipper, bovengebracht, o. a. een ri ten stoel, een halsketting van de vrouw, en eenige kleeöingstukken. Deze voorwerpen zya door de familie van schipper Hakkors en van zy vrouw herkend, zoo Jat alle onzekerheii daar omtrent geheel is opgeheven. Schipper Hakkers en zyn vrouw waren nog slechts 6 weken gehuwd. Te Schiedam zyn door den burge meester onteigend 65 runderen, 1 bok, 4: zeugen, 15 biggen en 10 schapen, ris ver dacht van lydende te zyn aan mond- en klauwzeer De eigenaar dezer di-re die naar Rotterdam vervoerd en in hot abattoir ;dda r afgemaakt zullen worden, is do veehouder C. Hoogenboezem. De spuitgast, dio brand gesticht had in een pakhuis te Rotter Jam om de proruio voor spuit 7 ta verkrijgen <u ievcns een broodje met pompen to ver Liun, is veïoor- deeld tot 5 jaar g^v. ng nis.-tr.tf. De vier inbrekers in een perceel in het Hemelrijk - to Amsto- 'am zyn in hooger beroep veroordeel J: N> l tot vyf jaren, No. 2 zes jaren, No. o w r j .ren en No. 4 een jaar. De drie eer&t-e w.aun vroeger reeds veroordeeld. Te Amorsfoort is de sociëteit „Keizerskroon" met een pa u- aargrenzendo porcoelen gehe<.l door i ra;>ü yorni IJ. De A r n h. Ct." uit'M t in goeden ernst: Naar men zeg1-, bestoni by generaal Deykerhoff het voornemen, Toekoe Oeraar eerlang naar c'e Hoogero Krijgsschool to zenden. Uit Middelburg meldt men aan de „Tel.": De gemeente-ontvanger to Hoedo- kenskerke is uit de voorloopige hechtenis ontslagen en naar de rechtbank verwez.-n. J. Van der Welle, voorm.lig agent ccr Hollandscho Credietbank te Atmterdim, wonende to Breskens, is thans in hechteais genomen, beklaagd van v.-rduisteriDg van golden, in die betrekking in beheer bobbende. Op de spoorbaan by het station NaardenBussum is het ;lijk gevonden van den blokwacbter V. in vreeselijk gehavend.n toestand. Het hoofd was van den romp ge scheiden. Hy was bekend als een ze roppjs send beambte en goed huisvacUr. Do over- ledone was betrokken in list ong luk, dat in Augustus te Bussum voor i 1 cn was door de Maatschappy daarom bestraft. Einde ijk, na zeven maanden, kwam deze zaak voor ce rechtbank te Amsterdam. Men het ft heihaal- delyk opgemerkt, d.,t V. zeer zenuwachtig was, toen deze zaak na 7 maanden weer opgerakeld werd. Toon „Merwede II" der stoom bootreedery Fop Smit CoWoensdag ter hoogte van Papeadrecht was, zag de kapiltin drie personen dry ven, die zich met inoeito vasthielden aan eenige balen goederen. Door onmiddellyk te stoppen en zoo diebt moge- lyk naar de plaats te varen en het uit werpen van ïyuen gelukto het kapitein en bemanning de ongelukkigen behouden aan boord te brengen. Het bleek toen, dat een zoogenaamd Sliedrochtsch aakj9, geladen met' lompen, door den golfslag veroorzaakt dcor een voorbystoomende Fraukforter sleepboot, vol water geslagen en direct gezonken was. Het vaartuigj9 kwam van Alblasserdain en was bestemd \ojr Slieörecht. Do drio geredden werden te Alblasserdam aan wal gezet, ten einde nog met de laatste boot van Fop Smit naar Sliedrecht te ver trekken. Aan het stacion Naarde nB u s-^ sum worden de buffetten met 1 Mei a. s. opgeheven, en daardoor de „doode stations" zooals hefc reizend publiek Z9 vaak noemt weder met één vermeerderd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 6