MENGELWERK.
aan belasting schuldig is; die patroon gaat
zijn bevoegdheid te buiten, als by dit bedrag,
zonder toestemming van den arbeider, inhoudt,
daar met de in art. 7 der wet van 22 Mei
1845 (Stsbl. No. 22) genoemde schuldenaars
van penniagen door den wetgever niet bedoeld
zijn de patroons.
„Wy meenen oos to herinneren," voegt het
blad er by, „dat reeds vroeger in dezen zin een
beslissing is genomen in een overeenkomstig
geval, dat zich aan de Nederl. Gist- en
Spiritusfabriek te Delft had voorgedaan. Ook
daar had de fiscus, toen een arbeider van die
fabriek in gebreke bleef do belasting te vol
doen, van de directie betaliDg van het bedrag
gevorderd. Deze had daaraan gevolg gegoven
en het betaalde afgehouden van het weekloon.
Maar dewijl de heer Yan Marken oordeelde,
dat hier was gehandeld in strijd met de wet,
gaf hy den arbeider in overweging er een
rechtzaak van to makeD, ton einde eens en
voorgoed uit te maken of de patroon verplicht
is aan de bedoelde vordering gevolg te geven
en het recht heeft het betaalde bedrag van
het loon te korten. De rechter heeft toen in
ontkennenden zin beslist."
Een meisje dat alles meeloopt.
Uit het FranscH van Audré Theurid.
Zy heette Agatho en zy was gebocheld,
een beetje contrefait, zooals do rncnscbon
opmerkten, die zich lieten voorstaan op de
zachtheid van hun oordeel. Als wees van
twaalf jaren was zy by een oogi van moeders-
zydo in huis gekomen, een r(jko porselein-
fabrikant, die op tamoiyk grooten voet leefde.
Hy was benoemd tot voogd der minderjarige,
en het was dan ook alleen aan zyn slim
overleg te danken dat er uit den faillieten
boedel nog zestigduizend franken waren gered,
welke som op den naam van Agatha werd
vastgezet.
„Het loopt haar waariyk mode in de wereld
verkondigde de weldoorvoede porseleinfabri
kant, zoo luid mogeiyk, aan ieder die het
hooren wilde: „had haar vader even langer
geleefd, dan kon zy nu haar brood bedelen
langs de huizen."
Agathe had nog wat liever gehad dat haar
vader, die zy met innige liefde vereerde, was
biyven leven, al had zij dan naderhand ook
geen som in de wereld bezeten en zy vond
de schampere opmerkingen van haar oom
minstens onkiesch; maar daar zy scbynbaar
door de geheele familie met open armen was
ontvangen, kon zy haar gevoelens op dit punt
natuurlyk niet tooncn on was zy daarenboven
nog wel genoodzaakt hoog op to geven van
de gastvryheid en de nobele handelwyze van
haar oom en tante.
"Werd zy niet als kind behandeld en gaf
men haar niet dezelfdo opvoeding als aan de
nichtjes? Wat zou zij dus meer kunnen ver
langen! Wtl kregen do nichtjes nog extra
dansles en pianoles; maar Agathe zou daar
toch niet van geprofiteerd hebben, wio danst
er nu met een bult En gehoor had zy immers
geen greintje?
„Men zou wel dwaas zyn, zooveel noodelooze
onkosten te maken voor iemand, die toch nooit
trouwt," merkte tante op, in tegenwoordigheid
der kinderen.
En bywyze van ti oostredenen merktefl de
nichtjes op, dat zy wel bly mocht zyn, niet
gedwongen te worden tegen wil en dank
pianoles te nemon, of te moeten dansen
wanneer ze geen zin had. Zy wilden ook
liever dat uur met lezen doororengen, zooals
Agathe deed
Voor eenig antwoord schudde zy dan het
blonde boofd en verbaasd staarden de melan
cholieke oogen de spreekster aan.
Wat zou zy gelukkig geweest zijn, indien
sy de lange vervelende uren had kunnen
doorbrengen met wat muziekmaken. De minste
muzikale uiting was in staat haar te ont
voeren en een droefgeestige melodie bracht
haar de tranen in de oogen. Zy had al spoe
dig geleerd zich tevreden te stellen met de
muziek der armen: een draaiorgel op straat,
dat zulke beerlyke walsen speelde.
Hoe menigmaal had zy er op baar kamertje
van genoten, als zy voor het open venster
zat en de tonen, meestal lange trillers, op
den zomerwind door het dikke gebladerte
van den tuin tot baar kwamen. En wat al
kinderlijke voorstellingen bad zy zich dan niet
gemaakt en welke droomen, die toch noo t
verwezeniykt zouden worden, had zy zich
daar niet gedroomdeerst a!s de laatste tonen
in de verte wegstierven of overschreeuwd
werden door het gedreun van een zwaren
handwagen, keerde zy wodor tot de werke-
jykheid terug.
II.
In deze omgeving gingen de dagen der jeugd
van de armo woes ia eenlonize regelmaat
voorby, zonder eenig ander belangryk incident
dan de huiselijke feostjes en verjaardagen, de
eerste communie dor jon^sto nichtjes en het
'huwelijk van de oudsto dochter des huizes
met een boomkwoeker uit een naburige plaats.
Een enkele maal bracht zy eens een Zondag
in Parys door.
Op haar 2ü;-to jaar was Agathe een zeer
weinig gracieus meisje, met hooge schouders,
lange magere armen en een ingedrukte borst.
In haar omgeving ging zy voor leeiyk door,
maar een artiest had het bleoke, droefgeestige
goziebtjo, met de donkere schaduwen onder
de diepe blauwe oogen, zekor zeer aantrekke-
]yk gevonden. In die oogen lag een zachte
vochtigo glans en hun kleur deed denken aan
de gentiaan, die bedeesd haar bloem zonder
stengel opsteekt tuaschen de hooge ijsbergen.
Peinzende kinderoogen, met in hun blik iets
vragends, alsof zy den weg zochten naar een
onbereikbaar oord, naar een ideaal, dat zij
nooit zouden vinden.
Haar horizon was altyd even eng gebleven;
zy had ook nooit verwacht dat er iets bui
tengewoons zou gebeuren, geen enkele ster
fonkelde haar geheimzinnigen invloed op haar
loopbaan uit, geen enkele heldere zonnestraal
verlichtte haar troosteloos eentonige dagen.
Haar nichtjes waren de een na de ander
getrouwd. Telkens had zy de respectieve
minnaars zien komen met vriendelyke lachjes
en teedere woorden en telkens ook had zy
confidenties moeten aanhooren van de aan
staande bruidjes en met haar allerlei inkoopen
moeten doen voor het uitzet en voor de huis
houding. Aan de trouwjaponnen had z'y mede-
genaaid en voor de derde maal nu reeds had
zy Mendelssohn's „Hochzeitsmarsch" hooren
aanheffen tor oere eener bruid in hare on-
middellyke omgeving. Altyd voor een ander,
een rijkbodeelde; die gedachte schroefde haar
het hart toe.
Zoo was langzamerhand het huis ledig
geworden.
By het laatsto afscheid was Agathe in
snikken uitgebarsten, toen z'y den wit kanten
bruidssluier plooide om het blonde hoofdje
van haar gelukkige nicht. Het lang opgekropte
verdriet uitto zich plotseling, hevig als een
zware regenbui, die het land schynt te over-
stroomen.
De huisgenooten keken haar verbaasd aan
het gebeurde zoo heel zelden dat Agatho zich
aan hare droefhc-iJ overgaf.
„Kom, kom, maak je toch niet zoo over
stuur", trachtte men haar te troosten, „je
weet toch wel dat je nooit kunt trouwen, je
kur.t je immers niet vergelyken by een ge
woon meisje."
„Ik weet het, ik weet het", fluisterde zy
tusscben twee snikken in, „ik ben gedosmd
rnyn weg altyd alleen te gaan, maar daarom
voel ik toch niet minder de hardheid er van.
Deokt gij dat ik ook niet een hart heb evenals
anderen?"
O, als men eens in hefc harf kon lezen dier
arme meisjes, bestemd hun levensweg altijd
alleen te gaan, welk een wereld van diepe
onuitgesproken smart zou men er ontdekken en
hoo moet men hen bewonderen, die, niettegen
staande dc-n bitteren kelk, die hun aan de
lippen is gezet, toch vriendelyk en voorkomend
gebleven zyn.
III.
Toen Agathe meerderjarig werd, had do
oom opgehouden haar voogd te zyn; zy was
nu in liet bezit van haar eigen geld, drie
duizend franken rento jaarlyks, doch met
algemeen goedvinden bleef zy by don porse
lein-fabrikant inwonen.
„Waar zou je ook aoders heengaan had
tan to op bitsen toon gevraagd. „Op jou leef
tyd kan je toch niet alleen op kamers wonen,
zelfs jo bochel zou je niet vry waren voor
lasterpraatjes. En wie zou je verzorgen als
go eens ziek werdt? Neen, je bent hier nu
eenmaal op je plaats; geloof me, nergens
zou je 't zoo bobben als by ons. Er zullen
niet veel weezon zyn, die met zooveel égards
behandeld worden."
Do bitse spreekster zeide er niet bij dat het
meisje do gastvryheid duur moest betalen,
door allen familieleden, zonder uitzondering,
onno3melyk kleine diensten te bewyzen, cie
men zonder eenige discretie van haar durfde
eischen. Zy hield het kasbook, rekende af
mot de keukenmeid, deed in Parys alle voor
komonde loodsckappen voor haar oom en tante,
in één woord zy vervulde de dubbele betrek
king van huishoudster en juffrouw van gezel
schap. Was er de een of andero vervelende
corvee, dan was het zonder uitzondering
Agathe die men er mede belastte.
„Laat dat zaakje maar eens voor rekening
van Agathe," was de oom gewoon te zeggen
„go kunt er op aan dat zy zeer gecoiffeerd
is met uw vertrouwen en zy heeft immers
toch niets omhanden."
Ging een van de nichtjes naar de baden of
een reisje maken door Zwitserland, dan was
Agathe er altyd nog, die zoolang op de kinderen
kon passen.
„Wat zijt gy gelukkig geen kinderen tot
je last t9 hebben," werd er dan by het af-
scheidnemen gezegd: „als je eens wist wat
eon last men er mede heeftEn dan volgden
allerlei laatste wenken en raadgevingen.
En zoo gingen de jaron voorby, laDgzaam
en eentonig, en de porsolein-fabrikant ging
nog steeds voort met aan ieder dien by sprak
breed uit to meten ho3 gelukkig zijn nichtje
Agathe was en hoe het haar was meege-
loopen in d9 wereld. „Dat gebeurde ook maar
niet iedereen by zoo'n ryken man in huis
te komenMen draagt haar op de handen,
ieder is aux petits soins voor haar en zy
wordt overladen met cadeaux."
Inderdaad was het do gewoonte in dit
huisgezin, elkaar op verjaardagen en op
nieuwjaar fraaio cadeaux te geven en daar
Agatho officiéél ook tot dien kring behoorde,
werd haar naamdag even feestelijk gevierd
als die der andere leden van het gezin. Zelfs
de oern porseleinfabrikant in eigen persoon
pynigdo z\jn hersens af om iets voor Agathe
te verzmnsn, geschikt voor verjaars- of nieuw
jaarsgeschenk.
Maar daar hy uiterst practisch was gelukte
het hem altyd een cadeau te vinden met een
dubbel doel. Iets wat by het koopen reeds
bestemd was tot huishoudelyk gebruik, werd
eerst met voel vertooning der jarige wees
aangeboden. Men moet toch immers den
uiterlyken schyn in acht nemen!
Dan was het eens een stoel of een of ander
klein meubelstuk dat in Agathe's kamerfje
veel te veel plaats innam en dat dus voor-
loopig naar het salon werd geëxpedieerd,
natuurlyk om er voor goed te blyven. Vreemd
was het», dat -er als altyd door een gelukkig
toeval juist een geschikt plaatsje voor was.
Een andermaal kreeg zy op Nieuwjaarsdag
een zilveren ko'fiekan cadeau en de arme
Agathe wist geen woorden genoeg te vinden
om haar dankbaarheid voor zulk een kostbaar
geschenk uit te drukken. Een paar weken
later, tegen dat de familie zou gaan koffie
drinken, kreeg oom plotseling een lumineuze
ingeving. „Zeg, Agathe, we moesten jou
koffiekan vandaag eens inwyden."
Verheugd ging het arme kind haar koffie
kan halen, zorgvuldigin watten en vloeipapier
verpakt. In triomf gaf zy die ten gebruike
aan haar fan te.
De kan ging nog eens van hand tot hand
en men prees de fynheid van het werk, het
glimmende zilver en, last not least, den smaak
van den royalen gever.
Tranen van oprechte dankbaarheid kwamen
het g09de meisjo in de oogen. 's Avonds ver
gat men echter haar de kan terug te geven,
in vergissing had men het kostbare stuk
zilver in de porseleinkast weggesloten. Woken
gingen voorby en men sprak niet meer over
de zilveren koffiekan, totdat Agathe op een
goeden morgen haar nieuwjaarsgeschenk ach
ter do glazen deur van de zilverkast zag
pryken.
„Maar, dat is toch rnyn koffiekan," protes
teerde Agathe op zachten toon.
„Zeker, zeker, maar je leent ons dio maar,"
haastto zich de oom te antwoorden. „Je drinkt
immers nooit alleen boven koffie, welnu, dan
kun je de kan immers alle dagen zien, wat
je anders toch niet kunt."
Zuchtend stemde Agatho toe. Men ging
voort met haar „te overladen met cadeaux,"
dio echter alle denzelfden weg opgingen van
de koffiekan, en de oom liet niet af van luid
te verkondigen dat het ongehoord was zooals
z(jn nichtj-j bedorven werd. „Zy kan haar
geluk niet op, maar niet ieder loopt het ook
zoo mede in de wereld," was altyd het refrein,
dat die vermomde lofspraken op ztyn eigen
familie besloot.
IV.
En werkelijk, er kwam eon dag voor de
armo Agathe waarop ze inderdaad nog eens
•4:öapte gelukkig te worden. Zy had haar
dertigste jaar reeds overschreden en had zich
gedwongen nitt laDger toe to geven aan die
droomen van een denkbeeldig geluk, dat voor
haar toch nooit zou aanbreken; zy had zich
nedergelegd by het onvermydelyko: alleen
oud te worden, in eenzaamheid steeds haar
weg to gaan. Z\j morde niet; met een treurig
glimlachje keek zy somtyds 's morgens naar
de enkele zilveren draden, die reeds door het
bruine haar liepen.
Zij konde reeds lang bot troostelooze gevoel
van verlatenheid; haar geheele leven had zy
zich immers zoo eenzaam gevoeld, en zy
redeneerde met zichzelve dat het dwaasheid
was haar lot anders te willen.
En ondankbaar was hot ook. Noen, zy had
zich vast voorgenomen zich aan dat.schrynend
gevoel van alleen te zyn te wennen; lang
zamerhand zou dio doffe smart wel minder
worden, om eindeiyk geheel te verdwijnen.
Omstreeks dezen tijd had haar oom een
nieuwen kassier in dienst gekregeD, een onge
trouwd man van zoowat veertig jaar, iemand
van een zeer innemend uiterlyk, altyd tiró
a quatre ópingles en, in het byzonder wanneer
hy tegen Agathe sprak, quite a gentleman.
Hy was eenigszins kaalhoofdig, maar dit werd
vergoed door een vollen blonden baard. Zyn
paarlwitte tanden liet hy zooveel mogeiyk
zien en in zyn mooie, donkere oogen lag een
teedere uitdrukking, zoo dikwyls zy het
meisje aanzagen'.
Het was haar eenige malen opgevallen dat
hy het liefst met haar scheen te praten en
hy daartoe de gelegenheden zelfs opzocht.
Hy sprak steeds op zachten, streelenden toon
er was als iets liefkoozends in zyn stemgeluid,
dat het arme hart van Agathe onuitsprekeiyk
goed deed Nu en dan betrapte zy zichzelve
op allerlei droomen en voorstellingen van
geluk, zooals z'y. vroeger wel placht te doen,
om een oogenblik later met wreeden spot
zichzelve voor den spiegel te overtuigen van
haar leelijkheid en haar mismaaktheid.
Doch al is men letlyk en mismaakt en
daarby de dertig reeds gepasseerd, men bly ft
altyd vrouw, en Agathe begon hoe langer
hoe meer aan Godard te denken; by was
ook altyd zoo voorkomend en vriendelyk en
sprak steeds op zulk een zachten toon tot
haar. En op een goeden dag, zonder dat zy
er ook maar eenigszins op verdacht was, vroeg
hy haar zyn vrouw te worden.
Eerst was zy zoo-onthutst door het onver
wachte aanzoek, dat zy niet wist wat te
antwoorden. Na eenige oogenblikken hem
sprakeloos van verbazing te hebben aange
staard, begon zy a lerlei tegenwerpingen te
maken. Er waren zooveel bozwarenzy dacht
niet meor aan een huwelyk op haar leeftyd
en om een mariage de conven3nee aan te gaan,
had zy geen lust: dan wilde ze nog liever
oude jonge juffrouw bl'yvon. Want om haar
uiterlyk schoon kon hy haar toch niet nemen,
dacht ze hardop; daarvoor was ze to leeiyk
en hy wist toch dat ze contrefait was.
Maar Godard hield aan met vriendelyke
overredende woorden; by geraakte zelfs in
vuur by het ophemelen van haar huiselyke
deugden, die haar physieko gebreken verre
in de schaduw stelden. In welgekozen zinnen
sprak hy van verwantschap der zielen en over
het vergankelyke van alle licbamelyk schoon;
in het kort, hy wist het meisjo, dat in spyt
van haar dertig jaar nog zesr naïef was,
zoolang te bepraten tot zy eindeiyk er in
töoitemde dat hij met haar oom en tante zou
spreken. In haar oprechtheid kon ze zich
immers geen voorstelling maken van iemand,
die zoo welsprekend zyn zaak bepleit en die
toch een leugenaar is en wiens lippen slechts
onware, banale woorden spreken.
De porselein-fabrikant begon met zyn schou
ders op te halen over de verrassende roede-
deeling, om, zoodra de verbazing hem weer
toeliet een woord te uiten, zyn nichtje het
niet zeer vleiend epitheton „zot" naar het
hoofd te slingeren. Maar toen Agathe sterk
op haar stuk bleef staan en liet merken dat
het haar ernst was, veranderde de oude egoist
van tactiek. Enfin,*zy moest zelf weten wat
zy deed, zy had haar jaren, hy waschte zijn
handen in onschuld.
Htt huwelyk werd definitief bepaald en aan
familie en kennissen van het voorgenomen
plan kennis gegeven. Godard was aux petits
soins voor zyn bruid en Agathe waande zich
reeds in den zevenden hemel.
Met koortsachtige opgewondenheid zorgde
zy voor het in orde bTengen van haar uitzet
en voor haar toiletten. Stralend van geluk
ontving zy de felicitaties, maar al te dikwyls
uitgesproken met een ironisch lachje om den
mond; het onverwachte geluk maakte haar
byna schoon. Voor den man, dio haar aan zyn
zyde een nieuw leven, zoo geheel verschillend
van haar vroeger troosteloos bestaan, wilde
doen intreden, was zy vol teedere attenties.
V.
Reeds waren do annonces rondgezonden,
toen de porselein-fabrikant op een morgen
geheel ontsteld do eetkamer binnentrad, waar
Agatho zich bevond.
„Nu, daar zyt ge nog bytyds aan ontkomen,
kind," riep hy uit, den deurknop nog in zyn
hand, „dat is ook een mooie galant, dien gy
er op na houdt!"
„Hos zoo?" vroeg bet meisje, endeschrik
maakte haar dooJsbleek.
„Om een juffertje van bet tooneel te onder
houden, stal hy uit rnyn kas; reeds eenige
dagen was ik op rnyn hoede; daar ik onge
regeldheden in do rekeningen had opge
merkt, en ook in het kasboek stonden ver
scheidene verkeerde posten. Mijnheer uw aan
staande echtgenoot heeft zeker lont geroken,
ten minste gisteravond is by er met vyf
duizend franken van doorgegaan. Hoewel die
som gelds my niet armer zal maken, heb ik
toch de politie met de zaak in kennis gesteld.
Je moogt van geluk spreken, meisje, dat dit
nog voor het huwelyk gebeurd is; jou loopt
toch ook alles mede, hè?"
Zy gaf geen antwoord; met een zucht gleed
zy van haar stoel. Men bracht haar te bed,
oen hersenontsteking was het gevolg van de
plotselinge medodeeling. De dokter vond het
geval zeer ernstig; na acht dagen van on-
draagiyk lyden bezweek zy.
Op een zonnigen, helderen herfstmorgen
werd z\j begraven, onder een schat van witte
rozen en violieren, scherp afstekend tegen
het zwarte laken over de kist. Om de takken
der boomen en in de heggen hadden zich de
herfstdraden geslingerd, door de schuine stralen
der herfstzon schitterend bont gekleurd.
Met veel vertoon van droef beid en met het
conventioneele gelegenheidsgezicht ging de
oom porselein-fabrikant achter de baar. „Zy
is buiten kennis gestorven, gelukkig voor
haar", fluiaterdo hy tot den neef, die naast
hem liep, „wat een prachtige herfstdagEnfin,
zoo is het leven nu eenmaal, de een sterft
cm de ander blijft nog wat; daarom schynt
de zon niet minder vroolyk. Gezegend weertje
voor do druiven, dat geeft een goeden oogst."
Gemengd Nieuws.
Omtrent het Bloemenfeest van
12 April, te Bloemendaal en in de omstreken
te houden, wordt nog het volgende mede
gedeeld
Besloten is, dat do inschry vingen voor het
corso sluiten op Maandag 6 April by den heer
A. Koolhoven te O verveen.
Uit Amsterdam, Leiden en 's-Gravenhage
zullen voor de bondsleden afdeelingstochten
naar Bloemendaal worden uitgeschreven. Waar-
schynlyk zal ook do H. IJ.-S. M. extra-treinen
van die plaatsen naar Haarlem laten loopen.
Iemand kocht onlangs te 'sGra-
venhage een huis. Toen hy na eenigen tyd
waarnam, dat ramen en deuren, hoe men
ook byschaafde, meer en meer klemden en
weken, en dus verzakking werd vermoed,
ging men de fundamenten eens blootleggen
en nakyken.
En wat bleek nu?
Dat dez9 waren vervaardigd van een soort
van zg. steen, dien menals koek met
een mesjs in schyfjes kan snyden, neen!
erger nog, dien men tusscben vinger en duim
tot poeder wryft.
"VVy hebben een sluk met eigen oogen
gezitn. (Eaagsche Crt.)
Een verpleegde in hot krank
zinnigengesticht „Bloemendaal," onder Loos-
duinon, die uit die instelling ontsnapt was,
is in een der hotels te 's-Gravenhage ge
vonden en naar het gesticht teruggevoerd.
Woensdag-middag is in de stroo
karton-fabriek te Nieuweschans de stoomketel
gesprongen. De stukken er van kwamen aan
den anderen kant van den muur terecht, zonder
echter eenig persooniyk ongeluk te veroor
zaken.
Te München is de aannomer
Allbrecht tot een jaar en negen maanden en
de metselaar Koppl tot twee jaar gevangenis
straf veroordeeld wegens hot instorton van
oon huis in aanbouw, waarby vier personen
werden gedood.
Aangaande het vergaan van een
schip onder de Willemstad, wordt aan de
„N. R. C." nader gemeld:-
Donderdag kwam vermeld schip, genaamd
„Do Dankbaarheid", onder de Tien Genieten
ten anker. Zeer waarschynlyk uit onbekond-
heid met de aldaar veiligo reede, kwam het
schip, komende van Dees en geladen mot
grind bestemd voor Diiksland, juist op de plaats
der kentering der getyen van het Vuilegat
en het Haringvliet te liggen en begon hot
Vrydag-morgen omstreeks halfelf zoo te slin
geren, dat de schipper Frans Hakkers, van
Werkendam, de noodvlag heesch. Juist pas
seerde daar op eenigen afstand de „Zeercoauw",
oen charge-vaartuig, dat waarschynlyk het
schip in nood niot opmerkte. Eenigen tijd
daarna liet de schipper, geholpen door een
daar eveneens ledig liggend schip, zyn anker
kappen en draaide het voor den wind, waarna
het koers zette naar de Willemstad, waar hot
zonk, op ongeveer 250 M. uit den zeedyk. Ü9
knecht werd met do giek ver weggeslagen;
de schipper zelf, staande aan het roer, ver
dween in de diepte, met zyn vrouw cn e n
zuster. Maandag word van rykswege een
duikeronderzoek ingesteld, maar er werd niets
van de verdronkenen gevonden. Naar men.zegt,
passesrde daar de Middelburgscho boot, dio
blijkbaar geen hulp kon bieden.
To betreuren is het, dat het van zoo weinig
bekendheid schynt te zyn dat de quarantaine-
plaats zulk een veilige ree aanbiect; men
ankert daar zelfs nog veilig onder de onmil-
dellyko nabijheid der glooiing werken.
Het zou zeker in het belang van de schoep
vaart zyn, als daar ter plaatse borden werd: n
geplaatst, die de veiligs reede aangaven.
Van andere zyde deelt men nog het vol
gende mede:
De duiker heeft eenige voorwerpen uit hefc
schip, bohoorende tot de huishouding van
den schipper, bovengebracht, o. a. een ri ten
stoel, een halsketting van de vrouw, en eenige
kleeöingstukken. Deze voorwerpen zya door
de familie van schipper Hakkors en van zy
vrouw herkend, zoo Jat alle onzekerheii daar
omtrent geheel is opgeheven.
Schipper Hakkers en zyn vrouw waren
nog slechts 6 weken gehuwd.
Te Schiedam zyn door den burge
meester onteigend 65 runderen, 1 bok, 4:
zeugen, 15 biggen en 10 schapen, ris ver
dacht van lydende te zyn aan mond- en
klauwzeer De eigenaar dezer di-re die naar
Rotterdam vervoerd en in hot abattoir ;dda r
afgemaakt zullen worden, is do veehouder C.
Hoogenboezem.
De spuitgast, dio brand gesticht
had in een pakhuis te Rotter Jam om de proruio
voor spuit 7 ta verkrijgen <u ievcns een
broodje met pompen to ver Liun, is veïoor-
deeld tot 5 jaar g^v. ng nis.-tr.tf.
De vier inbrekers in een perceel
in het Hemelrijk - to Amsto- 'am zyn in hooger
beroep veroordeel J: N> l tot vyf jaren,
No. 2 zes jaren, No. o w r j .ren en No. 4
een jaar. De drie eer&t-e w.aun vroeger reeds
veroordeeld.
Te Amorsfoort is de sociëteit
„Keizerskroon" met een pa u- aargrenzendo
porcoelen gehe<.l door i ra;>ü yorni IJ.
De A r n h. Ct." uit'M t in goeden
ernst: Naar men zeg1-, bestoni by generaal
Deykerhoff het voornemen, Toekoe Oeraar
eerlang naar c'e Hoogero Krijgsschool to
zenden.
Uit Middelburg meldt men aan
de „Tel.": De gemeente-ontvanger to Hoedo-
kenskerke is uit de voorloopige hechtenis
ontslagen en naar de rechtbank verwez.-n.
J. Van der Welle, voorm.lig agent ccr
Hollandscho Credietbank te Atmterdim,
wonende to Breskens, is thans in hechteais
genomen, beklaagd van v.-rduisteriDg van
golden, in die betrekking in beheer bobbende.
Op de spoorbaan by het station
NaardenBussum is het ;lijk gevonden van
den blokwacbter V. in vreeselijk gehavend.n
toestand. Het hoofd was van den romp ge
scheiden. Hy was bekend als een ze roppjs
send beambte en goed huisvacUr. Do over-
ledone was betrokken in list ong luk, dat in
Augustus te Bussum voor i 1 cn was door
de Maatschappy daarom bestraft. Einde ijk,
na zeven maanden, kwam deze zaak voor ce
rechtbank te Amsterdam. Men het ft heihaal-
delyk opgemerkt, d.,t V. zeer zenuwachtig
was, toen deze zaak na 7 maanden weer
opgerakeld werd.
Toon „Merwede II" der stoom
bootreedery Fop Smit CoWoensdag ter
hoogte van Papeadrecht was, zag de kapiltin
drie personen dry ven, die zich met inoeito
vasthielden aan eenige balen goederen. Door
onmiddellyk te stoppen en zoo diebt moge-
lyk naar de plaats te varen en het uit
werpen van ïyuen gelukto het kapitein en
bemanning de ongelukkigen behouden aan
boord te brengen. Het bleek toen, dat een
zoogenaamd Sliedrochtsch aakj9, geladen met'
lompen, door den golfslag veroorzaakt dcor
een voorbystoomende Fraukforter sleepboot,
vol water geslagen en direct gezonken was.
Het vaartuigj9 kwam van Alblasserdain en
was bestemd \ojr Slieörecht.
Do drio geredden werden te Alblasserdam
aan wal gezet, ten einde nog met de laatste
boot van Fop Smit naar Sliedrecht te ver
trekken.
Aan het stacion Naarde nB u s-^
sum worden de buffetten met 1 Mei a. s.
opgeheven, en daardoor de „doode stations"
zooals hefc reizend publiek Z9 vaak noemt
weder met één vermeerderd.