N°. 11067. Maandag S3 Maart. A°. T89S feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Eon- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. Het visioen van Marcus Swainson. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. 1.10. Franco per postl 1.40. Afzonderlijke Nommers .ïïs 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIES: Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootera letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad ■wordt f 0.05 berekend. Derde Blad. Do steeds toenemende moeilijkheid, om goede dienstboden te vinden en te houden, geeft der Engelsche schrijfster mevr. Martindale aanleiding eene gewijzigde manier van huishouding aan de hand te doen. Zjj doet dit gelijk de Nieuwe Winschoter Courant mededeelt in den vorm ▼an het volgende gesprek met hare kennissen Ge zegt immers, dat niemand van uw dienst boden in huis woont? vroeg ik. Niemand, antwoordde zij. Ik had vroeger twee meiden en een knecht, maar er was altijd gezeur over hot eten. Zij kregon pre cios hetzelfde als wy binnen, maar het scheen niet naar hun smaak te xijn. Daarom besloot ik, toen er weer een wegging, wie ik het niet naar genoegen had gedaan, allen weg te sendeik lk heb nu twee knappe vrouwen in dienst, die na afloop van haar werk met opgewekte gezichten naar huis gaan. De een komt 's mor gens om zes uren, maakt de kachels aan, zorgt voor het ontbijt, doet het huiswerk en gaat vóór twaalven heen. Dan komt de andere, zorgt voor lunch en middageten, enz. en gaat na tafel weg. Zij bonadeelen haar eigen huishouden wei nig en verdienen een aardig weekloon. Ver der heb ik nog een aankomenden jongen, die aan tafel bedient en boodschappen doet. Zij zorgen allen voor eigen kost en zijn 's avonds in eigen woning. Maar wie doet nu voor u alle kleinigheden, die den geheelen dag voorkomen: water op uw slaapkamer brengen, de waschtafel schoon houden of een kop thee zetten, als ge 's avonds thuis komt? Dit is nu juist het punt, dat ik onder ieders aandacht zou willen brengen. Ik geloof, dat onze meiden juist daarom zoo vergeetachtig en zoo onachtzaam zijn, omdat ze nooit klaar zjjn, omdat zij noodig of niet toch elk oogenblik geroepen worden. Zjj hebben geen pleizier in werk, waarvan zjj toch het einde niet zien, en veroorloven zich de weelde, nu en dan iets onafgedaan te laten. Met mijn vrouwtjes is dit heelwat anders: die doen baar werk zoo vlug en volledig mog6lyk, om op tijd te kunnen weggaan. En als ik 's avonds uitga en wil, dat iemand mij wacht, welnu, dan betaal ik daarvoor. Overigens smaakt ook een kop thee, die ik zelf zet, heel goed Dr. Van Gheel Gildemeester, predikant te 's-Gravenhage, schiijft aan de Amsterdumsche Courantdat van het gerucht, als zou bij den Ssten Maart, in de Klooster kerk predikende, zich op afkeurende wjjze hebben uitgelaten over de aan den Ned. Malthusiaanschén Bond toegekende rechts persoonlijkheid (zie ons vorig Overzicht) geen woord waar is. „Ik heb" aldus dr. Yan Gheel Gilde- meestor „over die Koninklijke goedkeuring van den N. M. Bond geen woord gerept heb er ook in de verte niet op gedoeld; heb dus geen regeeringsdaad beoordeeld; maar ben volkomen op mijn terrein en binnen do grenzen van mijn bevoegdheid gebleven, zoo als u zeker zou zjjn gebleken, indien u do juiste woorden gehoord hadt of gelezen." Overigens is ook de Haagsche predikant van oordeel, dat het een bedenkelijke te rugtred" zou zjjn, wanneer do Kerk politiek op den kansel ging brengen. „Ik versta voorts" - aldus schrijft de heer Van Gheel Gildemeester „het karakter der Koninklijke goedkeuring niet verkeerd, en heb, zelfs als theoloog, het juri disch onderscheid, waarop u doelt, kunnen vatten; maar al die conclusies worden wel wat m waarde verminderd, nu de praemisse, waarop zij gebouwd zjjn, vervalt." De redactie van de Amstcrd. Ct. deelt in antwoord hierop mede, dat zjj na de aan dr. Van G. G. toegedichte woorden eerst als een „praatje" gehoord te hebben, informeerde bi) een voor haar uiterst botrouwbaar per soon, die op 8 Maart onder het gehoor van dr. v. G. G. geweest was. Deze bevestigde volkomen wat zjj had gehoord. Na de ontkenning door den schr. heeft de redactie ten tweeden male aan dezen persoon hare vraag gesteld. En de nadere verklaring luidt, dat deze persoon, schoon dr. Gilde- meoster van geen Kon. goedkeuring sprak, toch den indruk kreeg, dat de prediker de volksvertegenwoordigers waarschuwde, dat zjj op een hellend vlak waren, nu zelfs iets als de N. M. Bond voorkwam. En de redactie weet, d deze persoon niet de eenige is, die dezen iiiuruk ontving. In De Nederlander schrijft dr. Yan G. G. naar aanleiding dezer zaak nog het volgende „Het éénige, wat ik gezegd heb, is dit, dat wij door „den zuurdeesom van Herodes" in onze dagen veel meer bedreigd worden dan aan velen duidelijk is; en in dat verband noemde ik met nadruk den N. M. Bond, wiens invloed ik voor „zedebedervond" verklaarde nadrukkelijk daarbij zeggende dat zijne leden zeker het goede voor ons volk bedoelen, doch dat dit de zaak nog maar gevaarlijker maakte. Dat deze leden van den N. Malth. Bond te vinden zijn onder de voornaamsten in het land: ministers, volksvertegenwoor digers, officieren; en dat de traktaatjes van dit evangelie der emancipatie des vleesches bij getallen hun zedenbedervend werk onder ons volk doen. Met nadruk waarschuwde ik in de gemeente daartegenmaar aan de koninklijke goedkeuring heb ik zelfs niet gedacht.... „Men late nu eens de quaestie ter zijde wie de dingen zegt; waar en hoe ze gezegd zjjn; best mogelijk, dat er heel ge gronde bedenkingen te maken zjjn tegen mjjn rede. Doch dit is voorbijgaand. Bljjvend daaren tegen is de zedenbedervende werking dier N. M. beginselen De Standaard zegt, dat een prediker zich niet met wetsinterpretatie heeft in te laten, maar wat hjj wè! mag, is uitspreken, dat er aan de Regeering van het land iets hapert, als zulk soort vereenigingen, op wat wijze dan ook, door de Regeering orkend wordon. De vraag, of zo verboden moeten worden, is een geheel andere; maar de Regeering mag er zich op geenerlei wijs mee inlaten; en als de wet haar hiertoe verplicht, dan deugt die wet niet. Juist tegenover de gevaarlijke rechten van het vrije woord, die zulk een vereeniging geniet, is het ten dringendste noodzakelijk, dat het 'vrije woord der Kerk op geenerlei wyze worde aangerand. Ook dat de Koningin onder het gehoor was, doet aan de zaak niets af, meent het blad. In de kerk neerzittende, komt de Koning van hot land evengoed ondor de heerschappij van het Woord als de eenvoudigste burger. De Malthusiaansche Bond vrij, maar de Kerk in haar woord gebonden, dat noemt De Standaard precies nog de Remonstrantsche ideeën van vanouds l Regenteütactiek 1 Ook de Nieuwe Amsterdamsche Crt." ver dedigt de vrijheid van het woord op den kansel. De heer Van G. Q. ziet waarschijnlijk in de theorieën en praktijken, die de N. M. B. ver kondigt en aanbeveelt, de grofste onzedelijk heid zegt het blad HQ acht ze in strijd met den goddelijken wil, met Gods „uitge- drukten wil", denken wij, waarvoor met minis ters ook Koninginnen zich hebben te buigen. Hij acht zich geroepen dien ook voor „koningen en keizers" te verkondigen, en zal waarschijn lijk niet inzien, waarom hij er van zou zwij gen in tegenwoordigheid onzer Koninginnen. Deze toch komen als gewone christenmenschen ter kerke en kunnen verwachten, dat de bedienaar des Goddelijken Woords dan zal spreken zonder aanzien des persoons. Het is zonder eenige betookenis, te protes teeren als de Arnst. Ct. doet. Dr. Gildemees ter en de Haagsche kerkeraad en de Haagsche gemeente kunnen daarop, willen zy er notitie van nomen, eenvoudig antwoorden: „'t Gaat u niet aan, wat wy binnen onzen kring doen. En waarom zouden wy in ons vrije land het recht missen om regeeringsdaden te plaatsen onder het licht van Gods heiligen wil? In dien wjj ons maar houden binnen de palen van gehoorzaamheid aan de wetten van den Staat, mogen wij onze godsdienstige meenin gen met volkomen vrijheid belijden. Wilt gij misschien aan een regeerings-commissaris plaats geven in onze ouderlingenbank?" Hel Centrum zegt er het volgende van: „Denkelijk zal dr. Yan Gheel Gildemeester zich om die philippics wel niet erg bekommeren. De aanwezigheid van een Koning of Koningin in de kerk mag immers voor een verkondiger der waarheid geen reden zijn, om te verzwij gen, wat hy meent te moeten zeggen. En dat op den kansel de gegeven ergernis niet zou mogen worden op do kaak gesteld, omdat het kwaad door overheidspersonen, door ministers, is bedreven, is een bewering, die alleen kan opgaan in een Staat, waar de kerk serviel is als een hofkamenier." Het Vaderland meent nu dat de Amst. Ct. beter had gedaan zich van de feiten op de hoogte te stellen, al vorens ex ca th e dra een scherpe afkeuring uit te spreken over een indelicate handeling, die by onderzoek zou zijn geble ken niet te hebben plaats gehad. „De zaak verandert nu toch geheel van karakter. Met de Amst. Ct. zouden wy het zeer scherp afkeuren, als een predikant zich op den kansel veroorloofd had een regeerings daad te gispen. Dit te doen in tegenwoordig heid der Koninginnen zou bovendien een zoo verregaand gebrek aan tact en betamelijk- heidsgevoel verraden, dat wjj het bij den felsten fanaticus zelfs ongelooflijk zouden achten. Geheel iets anders echter is een maatschappelijk vraagstuk ter sprake te bren gen en dit van de moreele en rellgieuse zijde te bezien. Dit moet natuurlijk den predikant volkomen vrijstaan, en aan zijn eigen geweten blyve het ter beoordeeling, of het in bepaalde omstandigheden en tegenover een bepaald gehoor gepast is zekere vraagstukken aan te roeren." In het Exportblad betoogt de heer Kamer lingh Onnes, dat de thans mot Regeeringshulp tot stand gekomen veertiendaagsche stoomvaart-verbinding tusschen Nederland en West-Indië wel levens vatbaarheid hebben zal. Yoor de uitreis is de vermenigvuldiging van den dienst een voorsprong op de mededingers in deze vaart, en daar een dag gewonnen voor den houder van een cognossement allicht een verschil kan opleveren, dat met een paar shillings lagere vracht niot is te dekken, zal dit zeker invloed oefenen. De uitvoer van Nederland geeft voor de Nederlandsche nijverheidsproducten reden tot tevredenheid; onze nationale uitvoer is sta gende, maar dit gunstige geval is vrijwel be perkt tot Nederl. Guyana. De uitvoer naar de overige landen van West-Indië is lang niet wat h(j kon zijnhjj beweegt zich in een te kleinen kring van artikelen. De uitvoer van Gr.-Britannië naar Ned. Guyana nam aanmerkelijk toe. Yan de arti kelen, die in dit vervoer vallen, zijn bier en ale, alsook steenkolen, aan de Engelsche lijnen moeilijk te onttrekken, maar de overige (o. a. katoengoederen en zeep) behoefden niet uit Engeland naar de Nederlandsche kolonie te gaan. Duitschland maakt een goed figuur. Ter wijl by ons bet aantal schepen ingeklaard uit de West in 1890 58 z.8. en 15 s.s. en in 1894 bedroeg 20 z.6. en 18 s.s., liep de lading van 33,285 tonnen terug op 16,870 tonnen, terwyl in Duitschland het inkomend verkeer (zonder doorvoer) steeg 33,285 tonnen lading op 103,443 t. Hot is te hopen, dat de K. W.-I. mail niot blijvend genoopt zal zijn aan te kloppen in den vreemde voor lading, die een Nederland- scben dienst op de hoogte van dezen tijd moet houden; dat er spoedig met de dienstuitbrei- ding, waartoe de scherpe mededinging dringt, ook van hieruit meer worde gewerkt op Haïti, Venezuela en Columbia. Want alleen d&n kan de lijn, die Nederlai d me de West verbindt, hare koninklijke vlag in nationale fierheid, onafhankelijk handhaven. Een nieuwerwetsche advertentie. In het Nieuwsblad voor den Boekhan el lezen wfi de volgende „poëtische" Boekaan- bieding Ik wen8ch, bij mijn leven, een boek poëzi) en proza te geven. Wie wil het van mij? 't Is 't zelfde, welk ventje mijn werkje geeft uit. Ik verg voor 't presentje Geen koperen duit. Degeen, die vereeren, me wil dan zoo'n boek, dien kies ik der heeren, die vlién uit den hoek. Eene Dame. Aanbiedingen wordon ingewacht bij een boekhandelaar te Delft. Gemengd Nieuws. Belanghebbenden zij nader mede gedeeld dat eerst op Vrijdag 27 dezer het Buurtcommi8sariaat der wijken 5, 6 en 9, naar de Nieuwe Beestenmarkt No. IA zal zijn verplaatst In de zitting van do Rotterdam- sche rechtbank van gisteren werd de zaak behandeld van den brandspuitgast, die, om een premie van f 0.50 te verdienen, brand stichtte in het pakhuis Dalem aan de Twee- leeuwenstoog aldaar, door brandende lappen, met petroleum gedrenkt, door het kattengat naar binnen te werpen, welke brand echter spoedig ontdekt en in z(jn begin zonder be hulp der spuit kon gestuit worden. Het O. M., van oordeel, dat in deze een voorbeeld behoorde gesteld te worden, eischte 8 jaar gevangenisstraf. De toegevoegde verdediger mr. Tabinga Suermondt pleitte verzachtende omstandig heden. Er kon hoogstens sprake zjjn van poging tot brandstichting; ook wees by op de ongelukkige omstandigheden, waarin bekl., die geen werk had, verkeerde. H\j was 14 maanden in het ziekenhuis ver pleegd en had uit die ziekte een soort van sufheid behouden, welke zelfs zyn geheele toerekenbaarheid m twijfel zou kunnen doen trekken. Een voorbeeld, meende h(J, behoefde in een geval als dit, dat toch een unicum is, niet gesteld te worden. H(j meende dus dat een veel lichtere straf behoorde toegepast te worden. Naar aanleiding van hetbericht, dat een soldaat van het Leger des Heils te Dordrecht wegens gepleegde valschhoden in geschrifte voor de rechtbank heeft terecht gestaan, deelt de chef van het Heilsleger te Dordrecht in de „Dord. Ct." mede, dat de betrokken persoon volstrekt geen Heilsoldaat was, maar een daklooze, verpleegde in de 1 Toevlucht te Dordrecht. 10) „Zeg niet, dat Maurice morgenavond komt," waarschuwde Swainson; „dan is het een aardige verrassing." Alec beloofde hot en kwam even later terug met Madge, wier gelaat buitengewoon bleek z g. „Hier ie een oud vriend," zeido Swainson, „die u zichzelf maar eene zal vooretellen." Op dit oogenblik kwam de heer Babbs binnen en Eoee kondigde aan, dat het avond eten gereed was. Babbs' gane, heerlyk gebraden, prykte op het midden der tafel en Swainson verklaarde pooit zoo heerlflk gesoupeerd te hebben. Men praatte over den ouden ttjd, toen Langley en hö nog goede vrienden waren en z|J elkaar veel zagen. Kleine voorvallen met de kinderen vertelde hy en grappige gezegden. Lang vergeten kleine gebeurtenissen wer den weder opgehaald. Langley scheen zyn zorgen te vergetende eenige, die niet op haar gemak scheen, wae Madge; Rose en de heer Babbs straalden van geluk. Het eloeg tien uren en met veel excuses over zyn lange blyven stond Swainson op. „Gaat gy een eindje mede, Langley?Ik heb nog iets mot u te bepraten." „We kunnen de achterdeur uitgaan; dio weg loopt veel nader 1" „Heel goud" en zich plotseling by de deur omkeeieid, vroeg hy: „A propos, wie was toch Fairfax? Langley scheen zeer verbaasd over de vraag en Alec huiverde. „Ik geloof, dat ge hem wel kent; op een anderen keer zal ik u dat wel eene ver tellen." „Goeden nacht", zeide Swainson. „Goeden nacht 1" riepen allen vroolyk. Swainson stak zyn arm in dien van zyn ouden vriend en beiden begaven zich op weg. Het mistte en er woei een onaangename, vochtige wind. Na een kwartier kwam LaDgley thuis, zeer opgewonden. „Swainson ie toch niet kwaadI" riep hy; „er breekt nog een gouden tyd voor ons aan, kinderen. Hier, Roso en Madge, ia een papiertje voor u; eerlyk samen deelen; ge moogt er voor koopen wat go wilt." Roso nam het papiertje aan en zag dat het een banknoot van tien pond sterling was. „Wat heeft dat te beduiden, vader?" „Vraag daar niet naar; ge moogt het houden, kinderen 1" Langley ging naar het raam, de mist was te dik, om ver te kunnen zien; daarom giog hy naar de voordeur, die hy opende. Onmiddellyk kwam een man te voorschyn, die door Langley gewenkt werd. „Wat beteekent toch al die geheimzinnig heid, vader?" vroeg RflBe. „Niets, kind; maak u daarover niet be zorgd." EX. Ro36 ontwaakte den volgenden morgen reede vroeg, en daar zy zich iote herinnerde, dat zy baar zuster wilde mededeeien, riep zy doze luid by den'naam. Zy ontving goen antwoord en denkend, dat Madge haar dien ochtend vóór was geweest, stond zy op. Na zich haastig te hebbon gekleed, begaf Ross zlcb naar de keuken, waar echter geen spoor van Madge was te bekennen. De huisdeur was nog geeloten en van da grendels voor zien, doch de achterdeur stond op een kier; daardoor had Madge dus het buis verlaten. Een gevoel van angst schroefde Rose de keel dicht, toen zy zich bedacht, dat Madge haar den vorigen avond met meer warmte dan gewoonlyk goeden nacht gekust had. Dien avond aaD bet souper had z{) ook al byna niet gesproken. Zou zy de onderlyke woning hebben verlaten om Maurice Swainson te volgen? Het was byna ondenkbaar! Zy maakte de kachel aan, steeds nadenkend over het zonderling voorvaL Terwyl zy hier mede bezig was, hoorde zy voetstappen; het was kleiue Alec. „zyt gy daar, Rose?" „Ja, Alec." „Waar is Madge? In haar kamer is zy niet." „Niet, dan is zy toch zeker ergens anders in huis?" „Neen." „Hoe weet gy dat?" „Aan uw stem; er ie iets gebeurd, maar wat» Rose?" „Ik kan het u zelf niet zeggen, Alec. Wat hebt ge daar in de hand?" Hy rolde voorzichtig het pakje uit de papieren en overhandigde haar den inhoud: twee zyden zakdoeken met een kaartje, waarop geschreven stond: „Met veel hartelyke groeten van Madgo." „Waar is zy, Rose, dat ik haar kan be danken „Ik weet het niet, Alec." De heer Langley kwam benoden en Rose vertelde hem van de plotselinge verdwyning van haar zuster. Oogenblikkelyk nam Langley zyn hoed, met het vaste voornemen zyn dochter weer thuis te brengen, het mocht dan ook koeten wat het wilde. Hy doorliep Pockham en Cam- berwell, echter zonder eenig spoor te ont dekken. „Misschien vind ik haar nu thuie," meende hy, doch toen hy hoorde, dat zy daar nog niet was, begon hy woder van nieuwe af aan te zoeken. „Hier heb ik toch geen rust," zeide hy tegen RoBe; „het wordt nu tyd my tot de politie te wenden." Rose kon de gedachte niet van zich afzetten, dat haar zuster in het kanaal gevallen en verdronken was, en aan haars vaders gelaat zag zy duideiyk, dat dezen hetzelfde denkbeeld vervolgde. Waarschynlyk had zy zich ver dronken, en daarvoor het vroege morgenuur uitgekozen als er nog niemand op wast „Laat ons samen naar de politie gaan," zeide Langley, „dan kunnen we meteen onze vrees kenbaar maken. Maar hoe zullen we doen met Maurice en zyn vader en den heer Babbs, die van middag zouden komen eten? Daar wordt gebeld, ga jy even zien." Het was Jane, de dienstbode van Swainson ademloos liet zy zich op een stoel neervallen. „Wat ie mynheer toch overkomen?" vroeg zy hygend. „Mynhoor Swainson?" vroeg Langley ver ba <sd. „Ja, by ie sinds gisteravond niet thuis geweest; hy had gezegd, dat hot denkeiyk laat zou worden." „Wat? En even ovor tienen ging hy bier van daan „Met u, vader!" riep Rose; „waar hebt ge afscheid van hem genomen?" „Even voor het kanaal; ik kan de plaats nog aanwyzen." Wat moest men denkon van deze nieuwe geheimzinnigheid! Had zyn verdwyning iets te maken met die van Madge?Deze veronder stelling scheen al te ongegrond. Langley giog de twee vrouwen vóór naar de plaats, waar hy den vorigen avond van Swainson afscheid bad genomen. Door het houten hekje een eindje voorby de achtordour betraden zy het pad, dat naar het kanaal voerde. Een politie-agont en eenige straat jongens stonden gebogen over een voorwerp aan den kant, dat zy met aandacht schenen te bekyken. Naderby gekomen, zag Langley dat het een zwarte zyden hoed was, geheel doorweekt. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 9