N°. 11067 Maandag 33 Maart. ft3.1893 feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Epn- en feestdagen, uitgegeven Dit nommer bestaat uit YIER Bladen. Eerste Blad. Leiden, 21 Maart. Feuilleton. net visioen van Marcus Swainson. PEIJS DEZEE COUEAUT: Voor Leiden per 3 maanden. Franco per post Afzonderlijke Nommera t 1.10. 1.40. 0.05. PEIJS DEE ADVEETENTXËN: Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootore letters naar plaatsruimte. ■wordt f 0.05 berekend. Voor het incasseeren bulten do stad De uitvoering van „the golden Legend", onder leiding van den heer Willem Van Iperen, is voorloopig vastgesteld op 5 Mei. Solisten zijn mej. Jeannette De Jong, sopraan; mej. 'Marie Swart, alt; een tenor van de Ned. Opera, en Johan Schmier, bas. De 2de luit.-kwartiermeester A. Nydam, van het 5de reg. inf., wordt overgeplaatst by Let 1ste reg. inf. te Assen; de 1ste luit. W. Laatsman, van het 2de reg. veld art., wordt 'met 1 Mei a. s. overgeplaatst van 's-Graven- hage naar Leiden. In „Het Orgel", orgaan voor organisten, musici en muziekvrienden, wijdt de heer Richard Hol enkele regelen aan de „Twaalf Voorspelen" in gebonden stijl, voor orgel of harmonium door Carl Czerny, opus 627, met vingerzetting voorzien door den organist der Domkerk te Utrecht, den heer W. J. F. Nieu- wenhuysen, en waarvan de derde druk ver scheen bij den heer Joh. J. Eggers, alhier. Dit opus, zegt de heer Hol, die de uitgave zöer goed noemt, is van eene strekking, die den ernstigen musicus verraadt. Behalve de goede vierstemmige schrijfwijze vinot men in No. 9 zelfs een Fugato op de melodie van: „Gott erhalte Franz den Kaiser". Hoewel deze Preludiën niet van groote vin dingskracht getuigen, zijn het bij meestal vloeiende 4 stemmige schrijfwijze, solide muziekstukken, vooral harmonium spelers zeer aan te bevelen. Orgelspelers zullen ongaarne het pedaal of voetklavier ontberen. Klavier spelers, die Czerny slechts door zijne studiën en lichtere klaviermuziek kennen, zullen onge twijfeld vragen: is dit de Czerny van de 100 Erholungen, enz.? De heer T. Lekkerkerker, Cand. tot den H. Dienst te Zoeterwoude, heeft bedankt voor het beroep naar de Ned.-Herv. Gemeente te Odijk. Omtrent de in ons blad aangekon digde lezing, Donderdag-avond gehouden in de Ned.-Herv. kerk te Kaag, over het onder •werp: „De bestrijding van alle bedwelmen:e dranken als eisch der Christelijke liefde", zendt men ons het volgende verslag: Het gebouw, dat om zeven uren was ge opend, verleende vrijen toegang aan een talrijke schare, die langzamerhand, terwijl het orgel werd bespeeld, aangroei ie tot op 't oogenblik van aanvang het geheele kerk gebouw gevuld was. Met bijzondere belangstelling werden een drietal no,' jeugdige Leidsche sprekers, van de Studenten-Geheelonthouders-vereeniging, aangehoord. Om halfacht werd de vergadering met gebed geopend door den heer Ippius Fockens, die het onJerwerp van den avond inleidde, met een hartelijk woord van wolkom aan alle aanwezigen, uit wier groot aantal spr. een ware belangstelling meende te mogen opmaken. Daarop kreeg de heer Ruisch van Dugteren het woord; deze schetste in krachtige taal en zeer ernstig het kwaad van den alcohol en keerde zelfs in gedachten terug tot onge veer 600 jaren vóór Christus' geboorte, om door treffende voorbeelden het kwaad aan te toonen, met nadruk wees spr. de ouders op de verderfiyke en heillooze gevolgen, die zelfs het schijnbaar matig gebruik uitoefent op hunne kinderen, zoodat spr. op krachtdadige wijze betoogde en, steunende op degelijke bewijsgronden van beroemde geleerden, be wees, dat alleen de geheel-onthouding van alle alc.holische dranken, den mensch en zijn nage slacht kan behoeden voor de meest ernstige kwalen en misdrijven. Bewoog deze spr. zich hoofdzakelijk op maatschappelijk en stoffelijk gebied, de heer Burger, die na hem optrad, wees zijn gehoor m ernstige en liefderijke woorden op het ge vaar en het nadeel, dat het gebruik van alcohol toebracht aan het geestelijk leven en ziel-jheil van den mensch. Spr. deed dit aan do band van de Heilige Schrift, wijzende op Christus en Diens volmaakte liefde tot den mensch, en sprak den wensch uit, dat die liefde den mensch meer en meer moge drin gen, werkzaam te zijn niet alleen aan het goluk van zichzelven, maar ook van zijn naasten. Het is moeilijk en zou te veel plaats vergen, in zijn geheel weder te geven alles wat door de sprekers dezen avond tot aanmoediging en verdediging der geheel-onthouding, maar bovenal in het waarachtig belang der mensch- beid werd gezegd. „Verbanning van den alcoholischen drank naar de apotheek, en wel in de vergiftkas," was hoofdzakelijk het geen de heeren sprekers wilden. Wij besluiten daarom met de woorden van den heer Ippius Fockens, dat de mensch moge planten en nat maken, maar dat hij den wasdom moet verwachten van Boven. Mtt dankzegging werd de vergadering ge sloten. Mocht de ernstige stilte in het kerk ge ouw en de gespannen aandacht, waarmede de sprekers werden gevolgd, eene volkomene instemming betuigen met de hoorders 1 Dit reeds zou een groote voldoening zijn voor de geachte sprekers, aan wie een warm woord van hartelijke dankzegging niet mag ont houden worden. De kiezerslijsten vooi de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Provinciale Staten on den Gemeenteraad zyn door B. en Ws. van AarUnderveen vastgesteld met een getal van 285 kiezers. Op 1 Januari jl. waren in die gemeente aanwezig 212 jongens en 187 meisjes boven de 6 en beneden de 12 jaarhiervan genoten 197 j. en 171 m. onderwijs, zoodat er 16 j. en 16 m. geen school- of huisonderwijs ont vingen. - In eene vergadering door het Kon. Ned. Aardrijkskundig genootschap op Zaterdag 28 Maart des avonds te 8 uren in „Artis", te Amsterdam te houden, zal de heer J. Doyer, kapt. der art. van het Oost-Ind. leger spreken over de Balaks en die voordracht toelichten met lichtbeelden en photographieën. De Groothertogin van Saksen heeft, even als Koningin-Regentes, een biyk van belang stelling doen toekomen aan de vereeniging „Hulp in Nood," vereeniging tot wering en voorkoming van armoede te 's-Gravenhage. In de gisteren gehouden vergadering van het Departement Alfen Oudshoorn der Maat schappij tot Nut van 't Algemeen werd omtrent 't voorstel van Commissarissen van het Zieken fonds tot opheffing van dat fonds, na mon delinge toelichting van den Commissaris den heer Kloot, besloten om de commissarissen van dat fonds te bestendigen tot de vergade ring van Mei, tot afdoening der loopende zaken. De in de Januari-vergadering benoemde com missie werd belast met het nazien der reke ning tot Mei 1896. Tevens werd besloten hot bedrag der resteerende gelden, zooals dat door genoemde commissie is goedgekeurd, te stor ten in de Departementskas. Het voorstel van het beBtuur om de voor loopige commissie te machtigen tot alle maat regelen, die zy noodig acht in zake de Bewaar school, werd na langdurige discussie met 8 tegen 5 stemmen aangenomen; 8 leden ont hielden zich van stemming. Nadat was besloten tot opheffing van het Ziekenfonds, werd goedgevonden een fonds te stichten, uit welks rente de Bewaarschool mede in stand wordt gehouden. Te Utrecht vereenigden zich gisterna middag te twee uren verscheidene professoren, oud-leerlingen en leerlingen van prof. Th. W. Engelmann, in „Buiten ust", Maliebaan, ten einde Z.H.G. ter gelegenheid van zyn 25 jarig professoraat een ovatie te breDgen. Nadat men zich gezamenlijk in beweging had gezet, begaf men zich naar de woning van den hoogleeraar. Toen allen zich in het salon veroenigd hadden, werd de jubilaris door prof. H. Snollen binnengeleid. Een langdurig applaus verwelkomde Z. H. G. Het eerst werd het woord govoerd door den student H. G. Hamaker, praeses der medische faculteit. Hy sprak namens de leerlingen en huidigde den professor als iemand, die steeds veel hart had voor zijne leerlingen en die de eigenschap bezat alles zoo duidelijk uiteen te zetten, dat nie-t'oegrijpen een onmogelijkheid was. Spr. dankte Z.H.G. voor al wat hy voor zijne leerlingen geweest is en sprak den wensch uit, dat Z.H.G. nog lange jaren voor de wetenschap moge behouden blyven. Daarna sprak prof. dr. T. Place uit Amster dam, namens de oud leerli- gen. Hij schetste de werkzaamheid van den jubilaris als natuur- vor8cher en noemde verschillende zaken op, die do wetenschap aan Z H.G. hoeft te danken. Vervolgens voerde prof. H. Snellen bet woorJ, namens collega's en vrienden. Hij somde de deugden op, die Engelmann als mensch bezat, welke hem al spoedig een groot aantal vrienden en vereerders deden kragen. Ook herinnerde hy er aan, hoe het inöertyd een illusie was geweest van den grooten Donders, dat eenmaal oen geschikte gelegenheid mocht bestaan tot het geven van ondtrwys in de oogheelkunde, dien belang rijken t.ik der physiologie. Die illusie is wer- kelykheid geworden ook door den grooten steun, dien prof. Engelmann, als voorzitter van regenten van het oogiydersgasthuis, daar aan had verleend. Wy hebben gemeend, aldus besloot prof. Snellen, u een aandenken aan dezen dag te moeten schenken. Z. H. G. bood den jubilaris hierby een paar eikenhouten kasten aan, ver vaardigd door den heer Mengelberg, waarop zich het opschrift bevindt: Theodoro Guilbelmo Engelmanno viro boni, veri, pulchri amanti et intelligent Discipuli, Amici. Daarna sprak prof. T. Halbertsma namens de med. faculteit. Ten slotte dankte prof. Engelmann ieder der sprekers in het byzonder on allen, die tot deze hulde hadden bygedragen, in het algemeen. Des avonds werd den jubilaris in het Ge bouw voor Kunsten en "Wetenschappen een diner aangeboden, waaraan 105 deelnemers zouden aanzitten. De gisteren te 's-Gravenhage in den ouderdom van 86 jaren overleden gepens. generaal majoor der artillerie Jhr. H. Van der Meer de Walcheren, had, toen by in 1870 op zyn verzoek uit den militairen dienst werd ontslagen, een 40-jarige loopbaan als artillerie officier achter zich. In dien langdurigen dienst- tyd was by in 1861 commandant van het corps pontonniers, en in 1866 werd hy be noemd tot directeur van de Artillerie-Stapel e i Construct! i-Magazynen, welke betrekking hy in 1868 verliet by zjjne benoeming tot kolonel commandant van het 2de regiment vesting artillerie. Als kolonel gepensionneerd, werd hem in 1874 de titulaire rang van generaal-majoor verleend. Jhr. Van der Meer de Walcheren werd tydens den opstand in België als tweede luitenant gedetacheerd in de vesting te Grave. Te dier zake werd hem het Metalen Kruis toegekend. By beschikking van den minister van binnenlandsche zaken zyn met ingang van 1 April 1896 benoemd: tot adjunct Ryksbouw- kundige voor de gebouwen van on iervvys enz. M. A. Van Wadenoyen, thans hoofdopzichter by het bureau van den Ryksbouwkundige: tot hoofdopzichters by het bureau van den Ryksbouwkundige voor de gebouwen van on der wys enz. J. A.. Vrijman en J. De Quack, thans tydelyko opzichters-teskenaars by dat bureau; tot opzichter by het bureau van den Ryksbouwkundige voor de gebouwen van on- derwys enz. A. Loran, thans tydelyk opzichter- teekenaar by dat bureautot opzichter by het onderhoud der Ryks universiteitsgebouwen D. Kruyf, thans tydelyk opzichter by dat onder houd; tot tydelyk klerk op het bureau van den Ryksbouwkundige voor de gebouwen van onderwys W. Schildwacht, te 's-Gravenhage. Op 1 Januari 1896 waren in Limburg honderd kloosters, waarvan dertig mannen- en zeventig vrouwenkloosters. Buitendien waren er vier missiehuizen, nl. te Steyi, Sittard en Heer. De meeste kloosters vindt men te Roer mond, nl. negen. Mevrouw Dirkx-Van der Weghe zal volgens het „Vad." vermoedelijk den lee- De la Fuente naar Gent volgen. Blykens by het departement van marine ontvangen berichten zyn Hr. Ms. pantser- schepen „Evertsen" en „Piet Hein", beh^o- rende tot de divisie voor buitenlandschen dienst, onder bevel van den kapitein ter zee W. J. P. Van Waning, in den namiddag vin 19 dezer te Algiers aangekomen, en is Hr. Ms. korvet „Alkmaar", onder bevel van den kapi tein-luiten antter zee A. W. F. C. Van Woerden, in den voormiddag van 20 dezer van Gibralter vertrokken, ter voortzetting van de terugreis naar Nederland. Gisteravond was het raadhuis to Heem stede geïllumineerd. In een transparant stond: „Hulde aan den burgemeester, den Raad en de commissie voor de grensregeling." Te halfacht werd den burgemeester van wege de ingezetenen een pendule met twee candelabers aangeboden, een kostbaar ge schenk. Heel Heemstede was voor het Raad huis vergaderd, om den burgemeester toe te juichen. Gelyk men weet, hebben Ged. Staten van Zuid Holland de grensregeling van Heemstede en Haarlem ingetrokken. Het Turksch gezantschap te 's-Graven hage zendt de volgende mededeeling: „Dezer dagen werd in de Nederlandsche bladen eene oproeping opgenomen van den Nederlandschen tak der Evangelische Alliantie, gericht tot de Christenen in Neierlar om zich te veremigen in gebed voor de vers e Christenen in Armenië. „Daargelaten al hetgeen in die oproeping voorkomt, acht het gezantschap het noodig, er op te wyzen, dat geheel ten onrechte eaarin gesproken wordt van de Christenen ip. Armenië. „Wanneer er bloedige tooneelen hebben plaats gehad, dan waren zy steeds de officiële rapporten, ook van niet-Turksche zyde, bevestigen dit uitgelokt door de orthodoxe Armeniërs, daartoe vooral aangezet door buitenlandsche comite's en zendelingen. „Maar nergens, in welke plaats ook, is een haar gekrenkt aan eenig ander Christen. Syriörs, Assyriërs, Katholieke Armeniërs en de Christenen van alle andere secten, hebben noch nu, noch vroeger ooit eenige reden gehad zich te beklagen, en de betuigingen van hunne gehechtheid aan het Turksch gezag zyn in tal van telegrammen en brieven gegeven door de bisschoppen en andere gees telijken en door duizend 3n Christen inwoners van hel Turksche ryk. „Be g /an'sch p k n vjorts, op grond van officiëele mededeelingen bep iald tegenspreken de berichten in eenige bladen omtrent den gedwongen overgang van Armeniërs tot het Muzelman8ch geloof. Ovoral waar die overgang heeft plaats gehad, is dit geschied geheel en al uit vryen wil, zonder eenigen drang van wien ook. „Overigens is zulk een overgang volstrekt geen bevreemdend feit. Reeds lang vóór er sprake was van de Armenischo gebeurtenissen, heeft de overgang tot den Muzelmanschen 12) „Na twintig minuten kwam do heer Langley zeer verheugd thuis; hy hield een biljet van tien pond in de hand. Daarna ging hy naar de voordeur, waar Wray nog steeds wachtte, en gaf hem die tien pond, als afdoening van een klein gedeelte zyner schuld. Het zak boekje, waar by dat biljet uitnam, behoorde aan den heer Swainson, en ook de tien pond, die hy aan zyn dochters gaf, waren eerst dien morgen door den heer Swainson in ontvangst genomen by zyn bankier. Dat alles is door ons nauwkeurig onderzocht. „Den volgenden morgen werd de heor Swainson uit het water gehaald, nadat eerst het kanaal was afgedregd. Het gelaat was be bloed en opgezwollen en werd door zyn dienst bode en zyn klerken al3 dat van hun meester herkend. De heer Maurice Swainson, de zoon, was juist uit de stad, doch is nu teruggekeerd en bereid alle inlichtingen te geven. Ik geloof, dat de moord is bedreven door den heer Langley in het korte tydsverloop tusschen het vertrek der beide heeren uit de achter deur van Langley's huis en diens terugkomst met de bankbiljetten. Een aantal getuigen werd nu opgeroepen, waaronder Rose, die onmachtig was te spreken door haar aanhoudend snikken Alec, de blinde knaap, die ieders sympathie opwekte; mynheer Babbs, de kruidenier; Wray, de klerk van den schuldeischer, en Jane, de dienstbode van den vermoorde. Nadat het getuigenverhoor gesloten was en de leden der rechtbank onder elkaar de zaak nogmaals hadden besproken, rees de heer Newlyn weder van zyn zetel en sprak den president en de jury volgenaerwyze toe: „Ik heb gezegd, dat de zoon van den ver moorde, de heer Maurice Swainson, den avond, toen de misdaad plaats had, niet in de stad was. Niemand wist waarheen hy zich had begeven. De tweede dochter van den beschuldigde, mejuffrouw Madge Langley, had eveneens de ouderlyke woning verlaten, zoodat ook zy niet als getuige in deze zaak koi worden gehoord. Vandaag echter zyn zy hier aanwezig en kan hun getuigenis wel licht opheldering geven. Maurice Swainson 1" Verbaasd keek de beschuldigde op; voor het eerst was iets in staat hem uit zyn doffe apathie op te heffen. Die doodelyke stilte, welke altyd heerscht in de rechtzaal, wanneer een der getuigen opgeroepen wordt, was ook nu weder merkbaar. Maurice Swainson was in zwaren rouw gekleed; om de oogen waren donkere kringen, alsof hy in vele nachten niet geslapen had. Onwillekeurig dwaalden zyn oogen naar de bank der beschuldigden en zyn blik had de uitwerking op Langley alsof hymetvlymend staal werd gewond. Een oogenblik boog deze het hoofd, om het echter terstond weder fier op te richten. Tar tend zag hy nu Maurice Swainson in de oogen. „Uw naam is Maurice Swainson?" vroeg de heer Newlyn. „Ja." „En gy zyt de zoon van den vermoorde?" „Ja." „Eerst eenige weken geleden is u de dood uw8 vaders ter ooren gekomen, nietwaar?" „Ja. „Waart gy buitenslands?" „Ja. „Kunt ge ons de reden daarvan mededeelen „Ik beminde hartstochteiyk de tweede dochter van den beschuldigde Langley; als kinderen reeds kenden we elkaar en hadden wfj elkander lief; ik vroeg myns vaders toe stemming om haar ten huwoiyk te vragen, doch deze weigerde die te geven. Daarover ontspon zich een lang twistgesprek en ik verliet het huis." „En hebt gy hem sinds dion dag niet weer gezien?" „Tot myn innige spyt, neem" Het was doodstil in de zaai, men zou een speld hebben kunnen hooren vallen. „Helaas, ik heb hem niet weergezien," vervolgde Maurice, „ik was vastbesloten Madge Langley te trouwen en daarom ging ik nog dienzelfden avond naar het huis baars vaders, om hem de hand zyner dochter te vragen. Hier wachtte my woder een weigering en wel op een zeer onaangename manier." Weder hoorde men den beschuldigde zuchten. „Troosteloos verliet ik het huis, doch den volgenden dag wachtte ik haar op, by het magazyn, waarvoor zy naaide en waar zy op een bepaald uur haar werk bracht. Om zes uren ontmoette ik haar en met veel moeite baalde ik haar over om met my er van door te gaan." „En waar gingt gy heen?" „Eerst naar Calais, waar we ons in de Engelsche kerk lieten trouwen, daarna naar Havre en van daar naar New-York. Ik wilde daar een zaak opzetten, waarom ik naar myns vaders bankier schreef, om my het geld over te maken, dat op myn naam stond. Eerst toen hoorde ik van zyn ongelukkig einde." „Wist gy, dat beschuldigde bitter jegens uw vader gestemd was?" „Helaas ja." „Uw vrouw is hier ook, nietwaar?" „Ja." „Mevrouw Maurice Swainson l" Madge kwam uit een donker hoekje te voorschyn, en wankelde, ondersteund door haar echtgenoot, naar voren. Met betraand gelaat, zag zy naar do bank der beschuldigden en riep, half schreiend „Vader, vader l" De gevangene roes half op van zyn zetel en strekte de armen naar haar uit. Iedereen in de zaal was bewogen. Het duurde eenigen tyd, eer zy in staat waB te spreken, en moest toestemmen, dat haar vader zeer bitter gestemd was geweest tegen den heer Swainson, maar dat zy nimmer zou ge- looven, dat hy in staat was geweest een moord te doenl" De verdediging was zwak in vergelyking met de bewyzen, die tegen den beschuldigde waren aangevoerd geworden. Hoogstens kon de advocaat bewyzen, dat hy altyd een man van eer geweest was en dat de financiêele moeilykheden, waarin hy verkeerde, geheel buiten zyn schuld waren. De rechtbank bleef van oordeel, dat de be schuldigde, Anthony Langley, een moord met voorbedachten rade had gepleegd op Marcus Swainson, na dezen eerst geplunderd te heb ben. Na de misdaad had hy ongetwijfeld htt ïyk in het kanaal geworpen. Een doodelyke stilte heerschto in de zaal, toen de president der rechtbank zich gereed maakte, het doodvonnis uit te spreken. „Beschuldigde," du3 begon hy zyn aan spraak, „de rechtbank is tot de overtuiging gekomen, dat gy schuldig zyt aan een af- schuweiyko misdaad„Gy hebt het leven ge nomen van uwen naaste; het is myn plicht daarvoor over u uit te spreken Aan den ingang der zaal ontstond eens klaps een ontzettend tumult. „Houd opl Houd op!" werd er geroepen. „Wat heeft dit rumoer te beduiden?" vroeg de president der rechtbank op hoogen toon. Niettegenstaande men hem trachtte togen te houden, wist een man verder de zaal binnen te dringen, tot hy eindelyk voor den zetel der rechters stond. Ieder drong naar voren, om te zien wi9 die onbeschaamde was, en tot groote ontzet ting der verzamelde menigte stond daar de maü, dien men meende dat vermoord was Marcus Swainson in eigen persoon I (Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 1