MENGELWERK.
plannen van verjongingsmaatregelen met een
sisser af.
En dit is gelukkig ook!
Onze sympathie heeft zoo'n va-et-vient van
uitverkorenen en weder „aan den dyk ge-
zetten" althans niet. Behalve dat op het
budget de schadelijke gevolgen van een
stijgenden post voor pensioenen ongewenscht
terugslaan, achten wij die eindelooze mutatiön
in de hoogere rangen van het officierscorps
vooral, beslist nadeelig voor het leger en
dus voor het land. Ongewenscht ook voor de
betrokken personen, wier prestige er zeker
niet door winnen kan, wanneer de bedoeling
met de oorspronkelijke promotie het kenmerk
verkregen, althans daarvan den schjjn er
langen gaat, slechts te zfin geweest om den
betrokkene tydeiyk in een hoog commando
onder dak te brengen, totdat wederom anderen
in die termen vallen.
Men heeft vroegere jaren dat spelletje
waarlijk gespeeld gezien, toen de comman-
dementen in twee onzer gewichtige ver-
dedigmgsstellingen om den haverklap van
bevelvoerend opperofficier verwisselden.
Promotie is noodig en nuttig. Deze waar-
beid geldt voor heel de ambtenaarswereld
en in het bijzonder dit geven wy gaarne
toe voor de militaire, maar ieder, die met
het promotie-boekje van ons leger zoo'n
beetje vertrouwd is, zal moeten erkennen,
dat er in de hoogere rangen niet over
gebrek aan wisseling behoeft te worden ge
klaagd. De nu aan de beurt zijnde kolonels
van hot wapen der infanterie waren 9 en 10
jaren geleden nog kapitein 1
Waar echter wel diingende behoefte aan
bestaat, dat is aan een betere promotie in
de subalterne rangen. In die rangen
wordt veel te lang door de officieren ver
bleven. Noch de diensttijd, noch de leeftijd
van onze luitenants, speciaal der infanterie,
zijn in harmonie met den werkkring en met
de bezoldiging.
Te dion opzichte bestaat bepaald wanver
houding en wij zijn van gevoelen, dat een
Minister, die dit moeilijk probleem op oor
deelkundige wijze vermag op te lossen, den
dank van de armée en van het land ver
dient.
Geen zoogenaamde „limite d'age" s. v. pl.I
Dit is het slechtste van alle te kiezen
systemen.
Maar toch eeo systeem natuurlek.
Niet den een om leeftijdsargumenten een
blauwen brief gezonden en den ander, zyn
hoogen leeftijd ten spijt, gehandhaafd. Niet
den een gepromoveerd ondanks zijn ver
blijf in speciale betrekkingen, buiten den
troep, en den ander goponsionneerd of ge
passeerd, omdat hjj buiten de eigenlijke
gelederen zijn diensten heeft gepresteerd.
Door dr. Vitus Bruinsma worden in het
Friesch Volksblad de uitkomsten medégodeeld
van een onderzoek, door verschillende politieke
groepen in Friesland Ingesteld naar do ver
moedelijke resultaten van de w et-V an
Houten. Dit onderzoek liep over 147 ar
beiders; in Gorrodljk en Kortezwaag 56, meest
handwerkslieden; in Langezwaag 49 veld-en
veenarbeiders; in Wljnjeterp 26 veldarbeiders
in Beets 17 turfmakers, in Jubbega 26 veld
en veenarbeiders.
Hoeveel van deze lieden zullen, by aan
neming der wet-Van Houten, kiezer wordon?
Ongeveer 50 pCt., of, in juiste cijfers: 85
zullen kiesrecht ontvangen, 89 niet.
Let men, zegt dr. V. B.:
„Let men uitsluitend op deze cijfers, dan
zou men tot het besluit kunnen komen, dat
dus in een plattelandsstreek als de besprokene
volgens het wetsontwerp van den minister
Van Houten ongeveer de helft der arbeiders
kiezers zou worden. Deze uitspraak zou
echter te gunstig zijn, vooreerst om het reeds
opgemerkte betreffende Gorredijk, waar de
cijfers betrskking hebben op een groep van
handwerkslieden, die in welvaart boven de
arboiders uit dat dorp in het algemeen staan,
wezen dadelijk maar bruiloft te houden, terwijl
Marie buiten was. Zoo gezegd, zoo gedaan:
den daaropvolgenden Zondag werden de ge
boden afgelezen en Harmson huurde een lieve
kleine woning, niet ver van de stad. Marie
maakte het goed buiten, al was het ook niet
heel amusant op het land. Zy hielp de
boerin trouw b\j den arbeid en reeds was het
blosje op haar wangen teruggekoerd, toen
zij een brief van haar moeder ontving, die
haar meldde dat de geboden voor de derde
maal afgelezen waren en nu spoedig de bruiloft
zou gevierd worden.
Daar vrouw L. uit de brieven bemerkte,
dat Marie nu halve nachten moest opzitten
on Anna haar nu ook bij 't naaien van haar
uitzet hoog noodig had, besloot zij zoo spoedig
mogelijk naar de stad terug te gaan. Evenals
by haar vertrek, stond ook nu de jonge
politie-beambte aan de dour van de herberg
hilars vaders. Hy scheen haar echtor niet te
bemerken en groette slechts vluchtig by
't heengaan. Stil sloop zy toen naar Anna's
kamer, zette zich daar neder en maakto een
zoom klaar, dien Anna dien morgen begonnen
was. Zy verliet den geheelen dag Anna's
kauier niettegen den avond meende ze
Harmens stem te hooren. Op hetzelfde oogen-
blik ging de deur open en trad Mario binnen.
„Dat is boel vriendeiyk van je," riep zy,
het naaiwerk bewonderend, „dat is heel
vriendelijk, Marie."
Toen Anna den volgenden morgen naar
do kerk wilde gaan, was M.irb haar by het
aankleedon behulpzaam. „Je oent een ver-
rukkelyk mooi bruidje," herhaalde sy, terwijl
en in de tweede plaats, omdat, by vergelijking
van de tabel met de werkelyk bestaande ver
houding, tusschen het getal veld- en veen
arbeiders aan de eene zyde, en handwerks
lieden aan de andere, het getal der laatstge
noemden in de tabel to groot is. Er behooren
in onze streken niet 56 van de 174 arbeiders
tot de ambachtslieden; de verhouding is vry
wat anders dan 1 op 3, daar de overgroots
meerderheid tot de veld- en veenarbeiders
behoort en zeker niet meer dan 1 op de 7
of 8 van dezen tot de ambachtslieden moet
gerekend worden.
Zeer veel verandering brengt echter het
buiten rekening laten van Gorredyk en Korte
zwaag niet teweeg, want de overige dorpen
geven zonder die tot resultaat, dat er van
de 118 arbeiders, en dit zyn dan alleen veld-
ea veenarbeiders, 54 kiezers zyn en 64 niet-
kiezers, zoodat ook van hen byna de helft of
tenminste 5 van de 12 het kiesrecht verkregen.
Hierbij moet echter opgemerkt worden, dat
het onderzoek alleen betrekking heeft gehad
op arbeiders, die in den regel hun brood heb
ben en dus de eigeülyke armen er niet by
behooren, maar dat er toch onder voorkomen,
die, als het zomers door slecht weer of door
andere oorzaken byzonder schaars met de ver
diensten is geweest, of als het een ongewoon
strenge of langdurige winter is, niet vry van
eenige bedeeling van het burgerlijk armbe
stuur kunnen biyven en die dus als „bedeelde"
van de kiezersiysten zouden geschrapt worden."
Met de in de wet getrokken g'rensiyn tus
schen hen, die staatkundig mondig zullen
wordon, en hen, wien dat voorrecht ontzegd
blijft, is dr. Bruinsma niet ingenomen. Wat
verder de aan het onderzoek onderworpen
arbeiders betreft, over hen deelt de schryver
mee, dat ze niet oDder de loonkiezers zullen
kunnen worden opgenomen.
De schryver merkt dan op:
„Eigenaardig is het hoe voor deze veld
arbeiders de gevolgen van de wet Van Houten
eigeniyk volkomen geljjk zullen zyn aan die,
welke vóór de grondwetsherziening van 1887
uit een census-verlagirig zouden zjjn voort
gevloeid. De patentbelasting is afgeschaft, van
het betalen in de vermogens- en in do be
drijfsbelasting is by de personen, die wy bier
op hot oog hebben, geen sprake; van de
ryks directe belastingen, waarvan art. 76 van
de grondwet van 1848 sprak, komen dus
alleen het personeel en de grondbelasting in
aanmerking. Bedenkt men nu, dat de groote
raeerdorheid dergenen, dio door woninghuur
kiezer zouden wordon, volgons do aanhangige
voorstellen tot herziening van bet personeel
daarin zullen worden aangeslagen (de meeston
van f 1.20) en dat de overigen kiezer worden,
omdat ze minstens f 1 in de grondbelasting
bydragen, dan ziet mon, dat het eigenlijk
cen8us-verlaging voor hen is, van 20, zooals
het minimum was, tot ƒ1."
Ingenomenheid met het wetsontwerp heeft
het onderzoek, in Friesland ingesteld, niet
gebracht.
Onder het opschrift „Non Tali" leest men
in De Nederlander:
Enkele bladen geven nog beschouwingen
over hot verloochenen van den hoer Staal
man door De Standaard.
De Banier zegt dat ze het niet mooi van
De Stayidaard vindt, daar de heer Staalman
zich op dezelfde lyn beweegt als genoemd
blad. Hy loopt slechts wat barder, drukt zich
minder voorzichtig, meer rond en open uit,
windt er geen doekjes om, maar spreekt als
een ronde „Hollandsche jongen."
„Wy zyn, natuuriyk, geen geestverwant
van den heer Staalman; maar in hem her
kent men als spreker een waar leerling en
geestverwant van De Standaard.
Ook de christelijke democraten erkennen
hem als zoodanig: wy bedoelen het volk, dat
óóns goestes is met De Standaard, zooals
duidelyk blykt uit het laten optreden door
hen van dezen volkamaD, dien ze begrypen
en mot blyken van sympathie en instemming
aanhooren.
zy nu hier, dan daar de plooien gladstreek.
Aan 't bruiloftsmaal was alleen de vader
tegenwoordig. Marie ondernam allerlei buiten
gewoon huiswerk, dat evengoed tot den
volgenden dag had kunnen wachten, en haar
moeder vertoonde zich ook niet; zy bleef
Marie holpen.
Hst jonge paar betrok zyn kleine woning;
het was overgelukkig reed3 den volgenden
dag Marie te zien binnenkomen, om hun
geluk te wenschen. Anna haastte zich Marie
al het moois te laten zien, dat zy gekregen
had; zy zag, dat Marie in het geheel niet
yverzuchtig was en zich in haar geluk ver
heugde.
Marie herhaalde haar bezoek zoo dikwyls
als zy kon, maar nooit kwam zy als Harm-
sen thuis was.
Eens vond zij de jonge vrouw bezig met in
do keuken pannekoeken te bakken.
„Dat is zyn lievelingsgerecht," zeide zy,
„en nu wil ik hem daarmee verrassen."
„Het moet hooriyk zyn iemaüd te hebben
om voor te leven," zeide Marie.
Anna keek haar half verwonderd, half
vragend aan, maar Marie's open, eeriyk
gelaat overtuigde haar, dat Harmsens beeld
niet moor in haar hart leefde. En toch her
haalde Marie haar bezoek zeer dikwyls; het
was of een geheime kracht haar altoos dreef
déér heen te gaan, om getuigen van hun
stil buislyk geluk te zyn; waarom, dat wist
ze zelve niet. Zoo ging er een jaar voorby;
toen werd Anna's liuwelyk met een schoonen
knaap gezegend. Marie werd zyn peettante.
Op denzelfden dag, dat hst kind gedoopt zou
Maar een leider, die „de zweep" er wel
eens over legt, ondervindt vaak, dat er ein-
deiyk zoo gedraafd wordt, dat er geen houden
meer aan is, en de leider eenvoudig mee
gesleept wordt tegen wil en dank.
Dan de strengen doorsnijden, om een enkel
„wild" paard te laten voorthollen, helpt niet,
waar het gansche gespan reeds in een wilden
draf isl
Vooral de democraten hebben neiging tot
hollen: de revolutie geschiedenis is hier dui
delijk genoeg en leerzaam ook voor een
leider, die meestal eerder dan hy vermoedt
zich de leidsels voelt ontrukken, om de iy-
deiyke rol van een, die meegesleept wordt
ook togen wil en dank, zich te zien op
gelegd".
De Vaderlander herinnert, dat De Stand
aard vóór eenigen tyd den heer Staalman
„een vreemde eend in de byt noemde", en
daarby profetoerdo dat, als de kiesrecht
uitbreiding haar beslag gekregen had, er
meer zoo zouden zyn. Nu heeft niemand
met meer „Heisshunger" naar de kiesrecht-
uitbreiding verlangt dan De Standaard. Z9
zou ons uit het moeras helpen, nieuw frisch
bloed in de vertegenwoordiging brengen, enz.
Hoe rymt zich daar nu mee het fiere geroep
non tali? vraagt het blad.
„'t Is merkwaardig tegenstrydig, naar den
t.yd der vermeerdering van de „vreemde
eenden" te begeereD, de „vreemde eenden"
aan te bevelen, en dan nog te zeggen:
non tali?"
Men schryft aan Het Centrum:
Voor eenige dagen las men in de couranten,
dat de bakkers in een onzer groote steden
zich gewend hadden tot de overheid, met het
verzoek, toch goed te willen toezien, dat er van
de veel besproken bedorven krenten geen in
den handel zouden komon. Wy appreciëeren
zeer die handelwijze der bakkers, maar betwy-
felen sterk of zy in alle opzichten, d. w. z. ten
aanzien van al hunne ingrediënten, zoo nauw
toezien en zoo waakzaam zyn.
Wy hebben bier het oog op ons tarwemeel.
Wy weten van naby, dat daarby schromelijk
geknoeid wordt, en wy noemen den landman
gelukkig, die zyn onvervalscht brood eet. De
vervalschers van onze tarwebloem zyn moor
denaars op groote scbaal van hat tegenwoor
dig en van de volgende geslachten. Zy ver
dienen op zyn minst oen brandmerk.
De bakkers knoeien in den reg6l niet, maar
ontvangen het meel vervalscht van de fabri
kanten, die moeton knoeien wegens de scherpe
concurrentie. Laatst brachten we een be
zoek by een molenaar. „Zie eens," zeide hij,
„daar kryg ik twee monsters van de firma
Wat denk je, dat het is?" Wel, zei ik,
als het niet zoo zwaar was, zou ik „tarwe
bloem" raden. Het is misschien kremser of
loodwit of eon andere verfstof. „Neon,"
hernam by, „het is Cbineescho aarde tn dient
om het meel te vervalschen. Ik gebruik het
Diet, maar heel veel meelfabrikanten gebruiken
het wel. Het ko3t 3, 4 a 5 gulden naar ge
lang van de qualiteit en Is acht- a tienmaal
zoo zwaar als meel."
We vernamen later, dat in Duitschland
reeds het aanwezig hebben van iets, dat op
meel geiykt, doch het inderdaad niet is, by
meelfabrikanten strafbaar is.
Is dat by ons ook zoo?
Nu ik aan het schryven ben over knoeiery,
zal ik u ook maar dadelyk vertellen, wat ik
voor eenigen tyd hoorde on zag. In zeker dorp
heer8cbte onder de varkens de zoogenaamde
blauwe ziekte. Een boer ging met twee zieke
varkens op den wagen naar de slachtery,
waar, naar het heet, geslacht wordt voor
Engeland. Maar de hemel weet, hoeveel fijne
worst en hammotjes er van gebruikt worden
Odzo berichtgever duidt ona den naam en de
woonplaats dor firma met initialen aaD, die evenwel
te duidolijk een wclbokende firma aanwijzeD, om ze,
zouder gevaar voor den strafrechter, to publiceeren-
Dc6verlangd zijn wij bereid aan politie of justitie
nadero ulichtingen ta veraobaübn. Red. „Centrum."
worden, zou er in de kerk een groote trouw
plechtigheid plaats hebbeD, waarom by den
ingang eeDigepolitie-beambten de orde moesten
bewaren. Toen nu Marie met haar petekin 1
op den arm de kerk verliet, bracht een politie
agent de haDd aan zyn helm om haar te
groeten. Ook zag zy dat Harmsen hem in
het voorbygaan toelachte en hem de hand
drukte.
De gasten lieten zich het avondeten by
vrouw L. goed smaken, de politie-agent, die
Marie aan de kerkdeur ontmoet had, veront
schuldigde zich, dat by zoo laat kwam, en
nam Daast Marie aan tafel plaats. Hy ver
telde haar, dat hy bevorderd was en nu een
vry goed inkomen had. „Voor iemand in myn
betrekking is dat zelfs zeer veel," zeide hy. Hy
zag daarby Marie veelbeteekenend aan, en
nu eerst verstond deze wat zyn blik beteekend
had op den avond, toen allen den spot met
haar hadden gedreven. Zy voelde meer en
meer het bloed naar hare wangen stygen
en was blyde toen de maaltyd afgeloopen
was. Marie hielp Anna de stoelen in do slaap
kamer dragen; „de politie-beambte N. spreekt
met vader," zeide zy. „Hy houdt byna onaf
gebroken den blik op u gericht."
Marie beefde. Anna greep haar beide
handen.
„Alles kan nog goed worden," fluisterde zy.
Plotseling sloeg Thomas Harmsen zyn
beide krachtige armen om den hals van zyn
schoonzuster en omhelsde haar voor ieders
oog. „Nu zult ook gy gelukkig zyn," fluis
terde hy.
in onze steden. Op de dorpen raken ze na
tuuriyk die waar niet kwyt.
Welnu, vóórdat ons boertje de slachtery be
reikte, was het eene varken geheel en het
andere byna dood. Ze werden evengoed in ont
vangst genomen en als gezonde varkens be
handeld, en toen de boer zag, dat m?n ook
doode varkens kocht, waagde hy te zeggen,—
dat hy er thuis nog een had, dat „kapot" was.
„Breng maar, 't hindert niet", was het
antwoord.
Ons boertje ging naar huis, haalde het
varken, dat den vorigen dag reeds in den grond
gestopt was, er uit, en kreeg er nog zeven
gulden voor.
Smakelijk eten!
De gierigaard.
Uit het Fransch van Albert Delvallé.
„Nu verwondert het my niet meer dat by
zoo mager is, onze nieuwe collega!" riep
Boitel, de zaal, waar wy gezeten waren, binnen
komend, in de opgeheven hand een vet stuk
grijs papier houdend. „Wat een gierigaard!
Men rookt niet, men drinkt niet, men speelt
niet, men gaat nooit uit! Maar men zal on-
getwyfeld jaariyks een aardig stuivertje over
leggen
„Wat hebt ge daar toch?" vroeg Driole.
„Handelt ge tegenwoordig in oud papier.?"
Hy frommelde het bezoedelde papier ineen
en veegde zyn handen met den zakdoek af;
daarna tegen den schoorsteen leunend, ant
woordde hy
„Mijn bewijsstuk voor wat ik daareven
aanvoerde. Zoojaist kom ik den persoon in
quaostie tegen op de trap en daar hy bloots
hoofds was, begreep ik dat hy niet van plan
kon zyn het huis te verlaten; daarom vroeg
ik hein of by ging déjeuneeren. In zyn kamer
raapte ik dit vette stuk papier op, waar on-
getwyfeld een saucyzebroodje van drie stui
vers in heeft gezeten. Esn glas of kop was
niet te zien, zoodat ik hem klaarblijkelijk
tegen kwam op zyn tocht naar de pomp. Wat
een gierigaard
„Misschien is hy op het oogenblik slecht
by kas," merkte Driole op.
„Hy is nu twee maanden hier, nu is het
de 5de en don 1ste heeft hy evenals wy zyn
salaris uitbetaald gekregen."
„Weet ge wat? Laten we het hem gaan
vragen
En de drie collega's zochten den nieuwe
ling in zyn bureau op. Zy vonden hem aan
het werk.
„Al aan den arbeid, mynheer Galard!"
riep Cbambourdon, de jongste van het edel trio,
reeds in de deur.
Met een verlegen gebaar stak de aange
sprokene, een bleeke jonge man, zyn collega
de hand toe, haastig de kale jasmouw over
de groezelige manchet trekkend.
„Zeker heeren, de onderchef beeft my twaalf
brieven te scbry ven gegeveD, die vóór vanavond
af moeten zyn."
„Ja, als men naar dien hoort, dan kon men
den geheelen nacht wel doorschoven."
Boitel vond de gelegenheid gunstig om op
te merken:
„En zyn eten er voor in den steek laten."
De bleeke jonge man merkte den zyde-
lingschen steek niet op, ten minste hy gaf
geen antwoord.
Chambourdon, wien het aanloopje reeds
veel te lang duurde, vroeg nu recht op den
man af, even onhandig als onkiesch:
„Maar gy scbynt niet te eten, Galard?"
Een goedkeurend knikje der bside anderen
beloonde hem voor zyn moedige daad.
„Ik zeker ik déjeuner net als iedereen."
Chambourdon nam nu het woord als wilde
hy toonen dat hy niet minder durfde dan
zyn vriend:
„Daar gy niet geiyk met ons weggaat,
dachten wy dat gy geen goed restaurant hier
in de buurt wist. Ge neemt het ons niet
kwaiyk?
Hier wachtte hy even en Boitel profiteerde
van deze pauze door te zeggen:
„We hebben zoo onder elkaar gezegd
Galard is hier pas en misschien weet hy niet
dat wy allen in het restaurant Godinaux
dineereD. Gy neemt het my toch niet
kwalyk
„O, volstrekt niet, ik stel uwe belangstelling
op hoogen prys."
De toon was koel beleefd en toch lag er
duidelyk in opgesloten: Bemoei u toch met
uw eigen zaken.
„Ik heb voor gewoonte aangenomen zeer
vroeg 's morgens te ontbyten en 's middags
om vyf uren te dineeren. Wanneer ik in dien
tusschentyd iets gebruik, kan ik niet werken."
En hen vriendelyk de hand gevend, ging hy
voort: „Ik ben gisteren wat ten achter ge
komen, natuuriyk hebt gy, geroutineerden,
daar geen hinder meer van ik moet echter
zorgen bevriend te blyven met myn chefs."
In de gang keek het drietal elkaar eenigs-
zins verbluft aan.
„Nu, dat saucyzebroodje zal het zeker onder
het werken wel niet bezwaren," zeide Driole
geestig.
rHeb ik 't u niet gezegd dat het een gie
rigaard is?"
Nog dienzelfden avond was by by ieder
bekend voor een vrek en eer een week was
verloopen, wist men allerhande staaltjes van
zijn ondeugd te vertellen.
Nu eens kwam men hem inviteeren mede
to doen aan een picnic, dan vroeg men hem
iets voor een collecte, bestemd voor een of
ander liefdadig doel. En altyd was het ant
woord, mot een verlegen lachje gegeven:
„Ik hoop dat go mij zult willen excuseereD,
heeren, maar ik zal myn naam niet tee
kenen," of: „het spyt my, maar ik kan aan
uw verzoek niet voldoen."
Hy maakte zich niet boos en toonde zich
niet beleedigd en toch konden zyn beulen
't niet nalaten hem lastig te vallen en te
plagen.
Boitel wist steeds meer te vertellen; met
veel ophef deelde hy zlin vrienden mede, dat
hy Galard had gezien in een rytuig met een
beeldschoons jonge vrouw naast zich, die
een prachtigen bouquet in de hand hield.
Daar bleef dus het geld van den gierigaard I
„We zullen hem eens ondervragen," zeiie
Chambourdon. „Wie of die dame wel mag
zyn geweest waarmede by in het Bois de
Boulogne reed?"
„O, dat - zal ik gauw genoeg weten; van
avond nog spreek ik er hem over aan."
Doch vreemd keek Boitel op toen Galard,
bij het heengaan, op hem toekwam en hem
vroeg een paar woorden met hem te mogen
spreken.
„Zeker, met genoegen," antwoordde deze,
inneriyk ongerust dat hy zou worden ge
dwongen tot een duel.
Op straat bleven de collega's staan om te
zien waar het gesprek op uit zou loopen,
doch Galard riep een rytuig aan en verdween
daarin met zyn metgezel.
Eerst sprak geen van, beiden, doch eindeiyk
werd dat stilzwygen BoiteL te machtig en
daarom vroeg hy:
Waar brengt ge my toch heen
„Naar myn woning Rue Gay-Lussac,No. 30".
En ter plaatse gekomen betaalde hy den
koetsier en zich toan tot Boitel wendend zeida
by verontschuldigend:
„Het is een beetje hoog, ik hoop dat ge
niet opziet tegen klimmen".
In een kleine kamer leidde hy Boitel bin
nen, te gelyk werk- en slaapvertrek.
„Gy ziet, mynheer Boitel, dat ik zelfs werk
na bureautyd, waarom zal ik u zoo dadelyk
toonen. Mijn woning bestaat uit nog een
vertrek."
Hy ging zyn gast voor en een deur open
doende zeide by:
„Adrienne, mag ik u mynheer Boitel voor
stellen, een myner beste kennissen?"
„Myn zuster," zeide hy tot Boitel. Deza
maakte haastig een linksche buiging, tege-
lijkertyd verbaasd om zich heen ziend.
Het was een ruim en weelderig gemeubi
leerd vertrek; een dik tapyt bedekte den
grund en een kostbaar behangsel den muur.
Allerlei fraaie snuisteryen en kleine meube
len stonden door het vertrek verspreid. Tegen
over de twee ramen was een groot ledikant
geplaatst, waaromheen sierlyke draperieën;
daarvoor op een chaise-longue lag een jong
meisje uitgestrekt, rondom ondersteund door
kussens. Zy zag zeer bleek, alsot zy voort
durend ziek was en Boitel herkende in haar
dadelyk de jonge dame, die naast Galard in
het rijtuig was gezeten.
Na zyD zuster goeden dag gezegd en naar
haar toestand geïnformeerd te hebben, ver
volgde hy tot zyn bezoeker: „Ik wilde u
niet ten mynont ontvangen, zonder u aan
myn zuster te hebben voorgesteld. Zullen we
ons nu weer naar mijn kamer begeven?"
En na de deur gesloten te hebben achter
Boitel, zeide hy: „Het apyt my dat ik go-
dwongen ben geworden om den sluier op
lichten, die over myn privaat leven ligt, doch.
om my te zuiveren van de smet door u
en uw vrienden op mij geworpen, bleef my
niets anders over. "Wilt gy zoo goed zyn
aan uw collega's te zeggen dat de gierigaard
alleen gierig is om zijn doodzieke zuster het
loven zooveel mogelyk te kunnen veraange
namen? Niet lang meer zal my dat gegund
zyn, want de beroemdste professoren hebben
my gezegd dat haar leven verloren is."
Eerst op het portaal scheen Boitel zyn
spraak terug te vinden.
„Vergeeft ge my?"
„Gaarne!" En zonder eenigen wrok drukte
Galard de hom toegestoken hand.
Den volgenden morgen overhandigde de
concierge hem een prachtige mand bloemen,
een attentie van zyn collega's aan mejuffrouw
Adrienne Galard.
O.-I. JimDIE^TE*.
Dagen van verzending uit Leiden.
Via Amsterdam (Ned. Zeepost) 6 en 20 Maart;
laatste lichting aan het postk. 's nachts 12 20
Via Genua (Ned. Mail) 3, 17 en 31 Maart;
laatste lichting aan het postk. 's av. 6.50.
Via Rotterdam (Ned. Zeepost) 13 en 27 Maart;
laatste lichting aan het postk. 's av. 10.50.
Via Marseille (Ned. Mail) 10 en 24 Maart;
laatste lichting aan het postk. 's av. 6.50.
Via Marseille - (Fransche Mail) 14 en 28 Maart;
laatste lichting aan het postk. 's morg. 8.5.
Via Brindisi (Engelsche Mail) 6 en 20 Maart;
laatste lichting aan het postk. 's nam. 1.10.
Ned. Wcst-Indlsche Mail,
Naar Suriname (Ned. Guyana)10 en 24 Maart
over Engeland.
Laatste lichting aan het postk. 'smorg. 8.5.
Naar Suriname (Ned. Guyana): 8 Maart via
St.-Nazaire.
Laatste lichting aan het postk. 's morg. 8.5,
Naar Suriname (Ned. Guyana): 11 Maart van
Amsterdam.
Laatste lichting aan 't postk. 's nachts 12.20.
Naar Curasao eiken Dinsdag en Zaterdag.
Laatste buslichting te 6.50 's avonds via
Nieuw-York.
De uren van lichting zyn gerekend naar
den plaatselyken tyd.