MENGELWERK. plannen van verjongingsmaatregelen met een sisser af. En dit is gelukkig ook! Onze sympathie heeft zoo'n va-et-vient van uitverkorenen en weder „aan den dyk ge- zetten" althans niet. Behalve dat op het budget de schadelijke gevolgen van een stijgenden post voor pensioenen ongewenscht terugslaan, achten wij die eindelooze mutatiön in de hoogere rangen van het officierscorps vooral, beslist nadeelig voor het leger en dus voor het land. Ongewenscht ook voor de betrokken personen, wier prestige er zeker niet door winnen kan, wanneer de bedoeling met de oorspronkelijke promotie het kenmerk verkregen, althans daarvan den schjjn er langen gaat, slechts te zfin geweest om den betrokkene tydeiyk in een hoog commando onder dak te brengen, totdat wederom anderen in die termen vallen. Men heeft vroegere jaren dat spelletje waarlijk gespeeld gezien, toen de comman- dementen in twee onzer gewichtige ver- dedigmgsstellingen om den haverklap van bevelvoerend opperofficier verwisselden. Promotie is noodig en nuttig. Deze waar- beid geldt voor heel de ambtenaarswereld en in het bijzonder dit geven wy gaarne toe voor de militaire, maar ieder, die met het promotie-boekje van ons leger zoo'n beetje vertrouwd is, zal moeten erkennen, dat er in de hoogere rangen niet over gebrek aan wisseling behoeft te worden ge klaagd. De nu aan de beurt zijnde kolonels van hot wapen der infanterie waren 9 en 10 jaren geleden nog kapitein 1 Waar echter wel diingende behoefte aan bestaat, dat is aan een betere promotie in de subalterne rangen. In die rangen wordt veel te lang door de officieren ver bleven. Noch de diensttijd, noch de leeftijd van onze luitenants, speciaal der infanterie, zijn in harmonie met den werkkring en met de bezoldiging. Te dion opzichte bestaat bepaald wanver houding en wij zijn van gevoelen, dat een Minister, die dit moeilijk probleem op oor deelkundige wijze vermag op te lossen, den dank van de armée en van het land ver dient. Geen zoogenaamde „limite d'age" s. v. pl.I Dit is het slechtste van alle te kiezen systemen. Maar toch eeo systeem natuurlek. Niet den een om leeftijdsargumenten een blauwen brief gezonden en den ander, zyn hoogen leeftijd ten spijt, gehandhaafd. Niet den een gepromoveerd ondanks zijn ver blijf in speciale betrekkingen, buiten den troep, en den ander goponsionneerd of ge passeerd, omdat hjj buiten de eigenlijke gelederen zijn diensten heeft gepresteerd. Door dr. Vitus Bruinsma worden in het Friesch Volksblad de uitkomsten medégodeeld van een onderzoek, door verschillende politieke groepen in Friesland Ingesteld naar do ver moedelijke resultaten van de w et-V an Houten. Dit onderzoek liep over 147 ar beiders; in Gorrodljk en Kortezwaag 56, meest handwerkslieden; in Langezwaag 49 veld-en veenarbeiders; in Wljnjeterp 26 veldarbeiders in Beets 17 turfmakers, in Jubbega 26 veld en veenarbeiders. Hoeveel van deze lieden zullen, by aan neming der wet-Van Houten, kiezer wordon? Ongeveer 50 pCt., of, in juiste cijfers: 85 zullen kiesrecht ontvangen, 89 niet. Let men, zegt dr. V. B.: „Let men uitsluitend op deze cijfers, dan zou men tot het besluit kunnen komen, dat dus in een plattelandsstreek als de besprokene volgens het wetsontwerp van den minister Van Houten ongeveer de helft der arbeiders kiezers zou worden. Deze uitspraak zou echter te gunstig zijn, vooreerst om het reeds opgemerkte betreffende Gorredijk, waar de cijfers betrskking hebben op een groep van handwerkslieden, die in welvaart boven de arboiders uit dat dorp in het algemeen staan, wezen dadelijk maar bruiloft te houden, terwijl Marie buiten was. Zoo gezegd, zoo gedaan: den daaropvolgenden Zondag werden de ge boden afgelezen en Harmson huurde een lieve kleine woning, niet ver van de stad. Marie maakte het goed buiten, al was het ook niet heel amusant op het land. Zy hielp de boerin trouw b\j den arbeid en reeds was het blosje op haar wangen teruggekoerd, toen zij een brief van haar moeder ontving, die haar meldde dat de geboden voor de derde maal afgelezen waren en nu spoedig de bruiloft zou gevierd worden. Daar vrouw L. uit de brieven bemerkte, dat Marie nu halve nachten moest opzitten on Anna haar nu ook bij 't naaien van haar uitzet hoog noodig had, besloot zij zoo spoedig mogelijk naar de stad terug te gaan. Evenals by haar vertrek, stond ook nu de jonge politie-beambte aan de dour van de herberg hilars vaders. Hy scheen haar echtor niet te bemerken en groette slechts vluchtig by 't heengaan. Stil sloop zy toen naar Anna's kamer, zette zich daar neder en maakto een zoom klaar, dien Anna dien morgen begonnen was. Zy verliet den geheelen dag Anna's kauier niettegen den avond meende ze Harmens stem te hooren. Op hetzelfde oogen- blik ging de deur open en trad Mario binnen. „Dat is boel vriendeiyk van je," riep zy, het naaiwerk bewonderend, „dat is heel vriendelijk, Marie." Toen Anna den volgenden morgen naar do kerk wilde gaan, was M.irb haar by het aankleedon behulpzaam. „Je oent een ver- rukkelyk mooi bruidje," herhaalde sy, terwijl en in de tweede plaats, omdat, by vergelijking van de tabel met de werkelyk bestaande ver houding, tusschen het getal veld- en veen arbeiders aan de eene zyde, en handwerks lieden aan de andere, het getal der laatstge noemden in de tabel to groot is. Er behooren in onze streken niet 56 van de 174 arbeiders tot de ambachtslieden; de verhouding is vry wat anders dan 1 op 3, daar de overgroots meerderheid tot de veld- en veenarbeiders behoort en zeker niet meer dan 1 op de 7 of 8 van dezen tot de ambachtslieden moet gerekend worden. Zeer veel verandering brengt echter het buiten rekening laten van Gorredyk en Korte zwaag niet teweeg, want de overige dorpen geven zonder die tot resultaat, dat er van de 118 arbeiders, en dit zyn dan alleen veld- ea veenarbeiders, 54 kiezers zyn en 64 niet- kiezers, zoodat ook van hen byna de helft of tenminste 5 van de 12 het kiesrecht verkregen. Hierbij moet echter opgemerkt worden, dat het onderzoek alleen betrekking heeft gehad op arbeiders, die in den regel hun brood heb ben en dus de eigeülyke armen er niet by behooren, maar dat er toch onder voorkomen, die, als het zomers door slecht weer of door andere oorzaken byzonder schaars met de ver diensten is geweest, of als het een ongewoon strenge of langdurige winter is, niet vry van eenige bedeeling van het burgerlijk armbe stuur kunnen biyven en die dus als „bedeelde" van de kiezersiysten zouden geschrapt worden." Met de in de wet getrokken g'rensiyn tus schen hen, die staatkundig mondig zullen wordon, en hen, wien dat voorrecht ontzegd blijft, is dr. Bruinsma niet ingenomen. Wat verder de aan het onderzoek onderworpen arbeiders betreft, over hen deelt de schryver mee, dat ze niet oDder de loonkiezers zullen kunnen worden opgenomen. De schryver merkt dan op: „Eigenaardig is het hoe voor deze veld arbeiders de gevolgen van de wet Van Houten eigeniyk volkomen geljjk zullen zyn aan die, welke vóór de grondwetsherziening van 1887 uit een census-verlagirig zouden zjjn voort gevloeid. De patentbelasting is afgeschaft, van het betalen in de vermogens- en in do be drijfsbelasting is by de personen, die wy bier op hot oog hebben, geen sprake; van de ryks directe belastingen, waarvan art. 76 van de grondwet van 1848 sprak, komen dus alleen het personeel en de grondbelasting in aanmerking. Bedenkt men nu, dat de groote raeerdorheid dergenen, dio door woninghuur kiezer zouden wordon, volgons do aanhangige voorstellen tot herziening van bet personeel daarin zullen worden aangeslagen (de meeston van f 1.20) en dat de overigen kiezer worden, omdat ze minstens f 1 in de grondbelasting bydragen, dan ziet mon, dat het eigenlijk cen8us-verlaging voor hen is, van 20, zooals het minimum was, tot ƒ1." Ingenomenheid met het wetsontwerp heeft het onderzoek, in Friesland ingesteld, niet gebracht. Onder het opschrift „Non Tali" leest men in De Nederlander: Enkele bladen geven nog beschouwingen over hot verloochenen van den hoer Staal man door De Standaard. De Banier zegt dat ze het niet mooi van De Stayidaard vindt, daar de heer Staalman zich op dezelfde lyn beweegt als genoemd blad. Hy loopt slechts wat barder, drukt zich minder voorzichtig, meer rond en open uit, windt er geen doekjes om, maar spreekt als een ronde „Hollandsche jongen." „Wy zyn, natuuriyk, geen geestverwant van den heer Staalman; maar in hem her kent men als spreker een waar leerling en geestverwant van De Standaard. Ook de christelijke democraten erkennen hem als zoodanig: wy bedoelen het volk, dat óóns goestes is met De Standaard, zooals duidelyk blykt uit het laten optreden door hen van dezen volkamaD, dien ze begrypen en mot blyken van sympathie en instemming aanhooren. zy nu hier, dan daar de plooien gladstreek. Aan 't bruiloftsmaal was alleen de vader tegenwoordig. Marie ondernam allerlei buiten gewoon huiswerk, dat evengoed tot den volgenden dag had kunnen wachten, en haar moeder vertoonde zich ook niet; zy bleef Marie holpen. Hst jonge paar betrok zyn kleine woning; het was overgelukkig reed3 den volgenden dag Marie te zien binnenkomen, om hun geluk te wenschen. Anna haastte zich Marie al het moois te laten zien, dat zy gekregen had; zy zag, dat Marie in het geheel niet yverzuchtig was en zich in haar geluk ver heugde. Marie herhaalde haar bezoek zoo dikwyls als zy kon, maar nooit kwam zy als Harm- sen thuis was. Eens vond zij de jonge vrouw bezig met in do keuken pannekoeken te bakken. „Dat is zyn lievelingsgerecht," zeide zy, „en nu wil ik hem daarmee verrassen." „Het moet hooriyk zyn iemaüd te hebben om voor te leven," zeide Marie. Anna keek haar half verwonderd, half vragend aan, maar Marie's open, eeriyk gelaat overtuigde haar, dat Harmsens beeld niet moor in haar hart leefde. En toch her haalde Marie haar bezoek zeer dikwyls; het was of een geheime kracht haar altoos dreef déér heen te gaan, om getuigen van hun stil buislyk geluk te zyn; waarom, dat wist ze zelve niet. Zoo ging er een jaar voorby; toen werd Anna's liuwelyk met een schoonen knaap gezegend. Marie werd zyn peettante. Op denzelfden dag, dat hst kind gedoopt zou Maar een leider, die „de zweep" er wel eens over legt, ondervindt vaak, dat er ein- deiyk zoo gedraafd wordt, dat er geen houden meer aan is, en de leider eenvoudig mee gesleept wordt tegen wil en dank. Dan de strengen doorsnijden, om een enkel „wild" paard te laten voorthollen, helpt niet, waar het gansche gespan reeds in een wilden draf isl Vooral de democraten hebben neiging tot hollen: de revolutie geschiedenis is hier dui delijk genoeg en leerzaam ook voor een leider, die meestal eerder dan hy vermoedt zich de leidsels voelt ontrukken, om de iy- deiyke rol van een, die meegesleept wordt ook togen wil en dank, zich te zien op gelegd". De Vaderlander herinnert, dat De Stand aard vóór eenigen tyd den heer Staalman „een vreemde eend in de byt noemde", en daarby profetoerdo dat, als de kiesrecht uitbreiding haar beslag gekregen had, er meer zoo zouden zyn. Nu heeft niemand met meer „Heisshunger" naar de kiesrecht- uitbreiding verlangt dan De Standaard. Z9 zou ons uit het moeras helpen, nieuw frisch bloed in de vertegenwoordiging brengen, enz. Hoe rymt zich daar nu mee het fiere geroep non tali? vraagt het blad. „'t Is merkwaardig tegenstrydig, naar den t.yd der vermeerdering van de „vreemde eenden" te begeereD, de „vreemde eenden" aan te bevelen, en dan nog te zeggen: non tali?" Men schryft aan Het Centrum: Voor eenige dagen las men in de couranten, dat de bakkers in een onzer groote steden zich gewend hadden tot de overheid, met het verzoek, toch goed te willen toezien, dat er van de veel besproken bedorven krenten geen in den handel zouden komon. Wy appreciëeren zeer die handelwijze der bakkers, maar betwy- felen sterk of zy in alle opzichten, d. w. z. ten aanzien van al hunne ingrediënten, zoo nauw toezien en zoo waakzaam zyn. Wy hebben bier het oog op ons tarwemeel. Wy weten van naby, dat daarby schromelijk geknoeid wordt, en wy noemen den landman gelukkig, die zyn onvervalscht brood eet. De vervalschers van onze tarwebloem zyn moor denaars op groote scbaal van hat tegenwoor dig en van de volgende geslachten. Zy ver dienen op zyn minst oen brandmerk. De bakkers knoeien in den reg6l niet, maar ontvangen het meel vervalscht van de fabri kanten, die moeton knoeien wegens de scherpe concurrentie. Laatst brachten we een be zoek by een molenaar. „Zie eens," zeide hij, „daar kryg ik twee monsters van de firma Wat denk je, dat het is?" Wel, zei ik, als het niet zoo zwaar was, zou ik „tarwe bloem" raden. Het is misschien kremser of loodwit of eon andere verfstof. „Neon," hernam by, „het is Cbineescho aarde tn dient om het meel te vervalschen. Ik gebruik het Diet, maar heel veel meelfabrikanten gebruiken het wel. Het ko3t 3, 4 a 5 gulden naar ge lang van de qualiteit en Is acht- a tienmaal zoo zwaar als meel." We vernamen later, dat in Duitschland reeds het aanwezig hebben van iets, dat op meel geiykt, doch het inderdaad niet is, by meelfabrikanten strafbaar is. Is dat by ons ook zoo? Nu ik aan het schryven ben over knoeiery, zal ik u ook maar dadelyk vertellen, wat ik voor eenigen tyd hoorde on zag. In zeker dorp heer8cbte onder de varkens de zoogenaamde blauwe ziekte. Een boer ging met twee zieke varkens op den wagen naar de slachtery, waar, naar het heet, geslacht wordt voor Engeland. Maar de hemel weet, hoeveel fijne worst en hammotjes er van gebruikt worden Odzo berichtgever duidt ona den naam en de woonplaats dor firma met initialen aaD, die evenwel te duidolijk een wclbokende firma aanwijzeD, om ze, zouder gevaar voor den strafrechter, to publiceeren- Dc6verlangd zijn wij bereid aan politie of justitie nadero ulichtingen ta veraobaübn. Red. „Centrum." worden, zou er in de kerk een groote trouw plechtigheid plaats hebbeD, waarom by den ingang eeDigepolitie-beambten de orde moesten bewaren. Toen nu Marie met haar petekin 1 op den arm de kerk verliet, bracht een politie agent de haDd aan zyn helm om haar te groeten. Ook zag zy dat Harmsen hem in het voorbygaan toelachte en hem de hand drukte. De gasten lieten zich het avondeten by vrouw L. goed smaken, de politie-agent, die Marie aan de kerkdeur ontmoet had, veront schuldigde zich, dat by zoo laat kwam, en nam Daast Marie aan tafel plaats. Hy ver telde haar, dat hy bevorderd was en nu een vry goed inkomen had. „Voor iemand in myn betrekking is dat zelfs zeer veel," zeide hy. Hy zag daarby Marie veelbeteekenend aan, en nu eerst verstond deze wat zyn blik beteekend had op den avond, toen allen den spot met haar hadden gedreven. Zy voelde meer en meer het bloed naar hare wangen stygen en was blyde toen de maaltyd afgeloopen was. Marie hielp Anna de stoelen in do slaap kamer dragen; „de politie-beambte N. spreekt met vader," zeide zy. „Hy houdt byna onaf gebroken den blik op u gericht." Marie beefde. Anna greep haar beide handen. „Alles kan nog goed worden," fluisterde zy. Plotseling sloeg Thomas Harmsen zyn beide krachtige armen om den hals van zyn schoonzuster en omhelsde haar voor ieders oog. „Nu zult ook gy gelukkig zyn," fluis terde hy. in onze steden. Op de dorpen raken ze na tuuriyk die waar niet kwyt. Welnu, vóórdat ons boertje de slachtery be reikte, was het eene varken geheel en het andere byna dood. Ze werden evengoed in ont vangst genomen en als gezonde varkens be handeld, en toen de boer zag, dat m?n ook doode varkens kocht, waagde hy te zeggen,— dat hy er thuis nog een had, dat „kapot" was. „Breng maar, 't hindert niet", was het antwoord. Ons boertje ging naar huis, haalde het varken, dat den vorigen dag reeds in den grond gestopt was, er uit, en kreeg er nog zeven gulden voor. Smakelijk eten! De gierigaard. Uit het Fransch van Albert Delvallé. „Nu verwondert het my niet meer dat by zoo mager is, onze nieuwe collega!" riep Boitel, de zaal, waar wy gezeten waren, binnen komend, in de opgeheven hand een vet stuk grijs papier houdend. „Wat een gierigaard! Men rookt niet, men drinkt niet, men speelt niet, men gaat nooit uit! Maar men zal on- getwyfeld jaariyks een aardig stuivertje over leggen „Wat hebt ge daar toch?" vroeg Driole. „Handelt ge tegenwoordig in oud papier.?" Hy frommelde het bezoedelde papier ineen en veegde zyn handen met den zakdoek af; daarna tegen den schoorsteen leunend, ant woordde hy „Mijn bewijsstuk voor wat ik daareven aanvoerde. Zoojaist kom ik den persoon in quaostie tegen op de trap en daar hy bloots hoofds was, begreep ik dat hy niet van plan kon zyn het huis te verlaten; daarom vroeg ik hein of by ging déjeuneeren. In zyn kamer raapte ik dit vette stuk papier op, waar on- getwyfeld een saucyzebroodje van drie stui vers in heeft gezeten. Esn glas of kop was niet te zien, zoodat ik hem klaarblijkelijk tegen kwam op zyn tocht naar de pomp. Wat een gierigaard „Misschien is hy op het oogenblik slecht by kas," merkte Driole op. „Hy is nu twee maanden hier, nu is het de 5de en don 1ste heeft hy evenals wy zyn salaris uitbetaald gekregen." „Weet ge wat? Laten we het hem gaan vragen En de drie collega's zochten den nieuwe ling in zyn bureau op. Zy vonden hem aan het werk. „Al aan den arbeid, mynheer Galard!" riep Cbambourdon, de jongste van het edel trio, reeds in de deur. Met een verlegen gebaar stak de aange sprokene, een bleeke jonge man, zyn collega de hand toe, haastig de kale jasmouw over de groezelige manchet trekkend. „Zeker heeren, de onderchef beeft my twaalf brieven te scbry ven gegeveD, die vóór vanavond af moeten zyn." „Ja, als men naar dien hoort, dan kon men den geheelen nacht wel doorschoven." Boitel vond de gelegenheid gunstig om op te merken: „En zyn eten er voor in den steek laten." De bleeke jonge man merkte den zyde- lingschen steek niet op, ten minste hy gaf geen antwoord. Chambourdon, wien het aanloopje reeds veel te lang duurde, vroeg nu recht op den man af, even onhandig als onkiesch: „Maar gy scbynt niet te eten, Galard?" Een goedkeurend knikje der bside anderen beloonde hem voor zyn moedige daad. „Ik zeker ik déjeuner net als iedereen." Chambourdon nam nu het woord als wilde hy toonen dat hy niet minder durfde dan zyn vriend: „Daar gy niet geiyk met ons weggaat, dachten wy dat gy geen goed restaurant hier in de buurt wist. Ge neemt het ons niet kwaiyk? Hier wachtte hy even en Boitel profiteerde van deze pauze door te zeggen: „We hebben zoo onder elkaar gezegd Galard is hier pas en misschien weet hy niet dat wy allen in het restaurant Godinaux dineereD. Gy neemt het my toch niet kwalyk „O, volstrekt niet, ik stel uwe belangstelling op hoogen prys." De toon was koel beleefd en toch lag er duidelyk in opgesloten: Bemoei u toch met uw eigen zaken. „Ik heb voor gewoonte aangenomen zeer vroeg 's morgens te ontbyten en 's middags om vyf uren te dineeren. Wanneer ik in dien tusschentyd iets gebruik, kan ik niet werken." En hen vriendelyk de hand gevend, ging hy voort: „Ik ben gisteren wat ten achter ge komen, natuuriyk hebt gy, geroutineerden, daar geen hinder meer van ik moet echter zorgen bevriend te blyven met myn chefs." In de gang keek het drietal elkaar eenigs- zins verbluft aan. „Nu, dat saucyzebroodje zal het zeker onder het werken wel niet bezwaren," zeide Driole geestig. rHeb ik 't u niet gezegd dat het een gie rigaard is?" Nog dienzelfden avond was by by ieder bekend voor een vrek en eer een week was verloopen, wist men allerhande staaltjes van zijn ondeugd te vertellen. Nu eens kwam men hem inviteeren mede to doen aan een picnic, dan vroeg men hem iets voor een collecte, bestemd voor een of ander liefdadig doel. En altyd was het ant woord, mot een verlegen lachje gegeven: „Ik hoop dat go mij zult willen excuseereD, heeren, maar ik zal myn naam niet tee kenen," of: „het spyt my, maar ik kan aan uw verzoek niet voldoen." Hy maakte zich niet boos en toonde zich niet beleedigd en toch konden zyn beulen 't niet nalaten hem lastig te vallen en te plagen. Boitel wist steeds meer te vertellen; met veel ophef deelde hy zlin vrienden mede, dat hy Galard had gezien in een rytuig met een beeldschoons jonge vrouw naast zich, die een prachtigen bouquet in de hand hield. Daar bleef dus het geld van den gierigaard I „We zullen hem eens ondervragen," zeiie Chambourdon. „Wie of die dame wel mag zyn geweest waarmede by in het Bois de Boulogne reed?" „O, dat - zal ik gauw genoeg weten; van avond nog spreek ik er hem over aan." Doch vreemd keek Boitel op toen Galard, bij het heengaan, op hem toekwam en hem vroeg een paar woorden met hem te mogen spreken. „Zeker, met genoegen," antwoordde deze, inneriyk ongerust dat hy zou worden ge dwongen tot een duel. Op straat bleven de collega's staan om te zien waar het gesprek op uit zou loopen, doch Galard riep een rytuig aan en verdween daarin met zyn metgezel. Eerst sprak geen van, beiden, doch eindeiyk werd dat stilzwygen BoiteL te machtig en daarom vroeg hy: Waar brengt ge my toch heen „Naar myn woning Rue Gay-Lussac,No. 30". En ter plaatse gekomen betaalde hy den koetsier en zich toan tot Boitel wendend zeida by verontschuldigend: „Het is een beetje hoog, ik hoop dat ge niet opziet tegen klimmen". In een kleine kamer leidde hy Boitel bin nen, te gelyk werk- en slaapvertrek. „Gy ziet, mynheer Boitel, dat ik zelfs werk na bureautyd, waarom zal ik u zoo dadelyk toonen. Mijn woning bestaat uit nog een vertrek." Hy ging zyn gast voor en een deur open doende zeide by: „Adrienne, mag ik u mynheer Boitel voor stellen, een myner beste kennissen?" „Myn zuster," zeide hy tot Boitel. Deza maakte haastig een linksche buiging, tege- lijkertyd verbaasd om zich heen ziend. Het was een ruim en weelderig gemeubi leerd vertrek; een dik tapyt bedekte den grund en een kostbaar behangsel den muur. Allerlei fraaie snuisteryen en kleine meube len stonden door het vertrek verspreid. Tegen over de twee ramen was een groot ledikant geplaatst, waaromheen sierlyke draperieën; daarvoor op een chaise-longue lag een jong meisje uitgestrekt, rondom ondersteund door kussens. Zy zag zeer bleek, alsot zy voort durend ziek was en Boitel herkende in haar dadelyk de jonge dame, die naast Galard in het rijtuig was gezeten. Na zyD zuster goeden dag gezegd en naar haar toestand geïnformeerd te hebben, ver volgde hy tot zyn bezoeker: „Ik wilde u niet ten mynont ontvangen, zonder u aan myn zuster te hebben voorgesteld. Zullen we ons nu weer naar mijn kamer begeven?" En na de deur gesloten te hebben achter Boitel, zeide hy: „Het apyt my dat ik go- dwongen ben geworden om den sluier op lichten, die over myn privaat leven ligt, doch. om my te zuiveren van de smet door u en uw vrienden op mij geworpen, bleef my niets anders over. "Wilt gy zoo goed zyn aan uw collega's te zeggen dat de gierigaard alleen gierig is om zijn doodzieke zuster het loven zooveel mogelyk te kunnen veraange namen? Niet lang meer zal my dat gegund zyn, want de beroemdste professoren hebben my gezegd dat haar leven verloren is." Eerst op het portaal scheen Boitel zyn spraak terug te vinden. „Vergeeft ge my?" „Gaarne!" En zonder eenigen wrok drukte Galard de hom toegestoken hand. Den volgenden morgen overhandigde de concierge hem een prachtige mand bloemen, een attentie van zyn collega's aan mejuffrouw Adrienne Galard. O.-I. JimDIE^TE*. Dagen van verzending uit Leiden. Via Amsterdam (Ned. Zeepost) 6 en 20 Maart; laatste lichting aan het postk. 's nachts 12 20 Via Genua (Ned. Mail) 3, 17 en 31 Maart; laatste lichting aan het postk. 's av. 6.50. Via Rotterdam (Ned. Zeepost) 13 en 27 Maart; laatste lichting aan het postk. 's av. 10.50. Via Marseille (Ned. Mail) 10 en 24 Maart; laatste lichting aan het postk. 's av. 6.50. Via Marseille - (Fransche Mail) 14 en 28 Maart; laatste lichting aan het postk. 's morg. 8.5. Via Brindisi (Engelsche Mail) 6 en 20 Maart; laatste lichting aan het postk. 's nam. 1.10. Ned. Wcst-Indlsche Mail, Naar Suriname (Ned. Guyana)10 en 24 Maart over Engeland. Laatste lichting aan het postk. 'smorg. 8.5. Naar Suriname (Ned. Guyana): 8 Maart via St.-Nazaire. Laatste lichting aan het postk. 's morg. 8.5, Naar Suriname (Ned. Guyana): 11 Maart van Amsterdam. Laatste lichting aan 't postk. 's nachts 12.20. Naar Curasao eiken Dinsdag en Zaterdag. Laatste buslichting te 6.50 's avonds via Nieuw-York. De uren van lichting zyn gerekend naar den plaatselyken tyd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 6