N°. 11060
Zaterdag 14 Maart.
A0. 1896
<§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nonuner bestaat uit TWEE
Bladen.
Eerste Blad.
van de grens tus-
gemecnte Leiden
Verandering
sclien de
eenerzijds en de gemeenten
Leiderdorp, Oeeslgeest en
Zoeterwoude anderzijds.
IEIDSCH
DAHBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
f 1.10.
1.40.
0.05.
PRIJS DER AD VERTEN TLËN
Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel moer f 0.17 j. Grootera
letters naar plaatsruimte. Voor hot incasseeron bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Het voorloopig verslag der afdeelingen van
de Tweede Kamer over bovengenoemd wets
ontwerp is thans verschenen en luidt als volgt
Het afdeelingsonaerzoek heeft aanleiding
geven tot de volgende opmerkingen en be
schouwingen.
Algemeene beschouwingen.
1. Eenige leden gaven hunne verwon
dering te kennen, dat de waging van ge
meentelyke grenzen op zoo krachtige wijze
door de Regeering wordt ter hand genomen.
Zy achtten het oogenblik voor de behandeling
dezer zaak met elukkig gekozen. Naar hunne
meening behoort eene regeling der gemeente-
financiën daaraan vooraf te gaan. Op bladz.
2 der Memorie van Antwoord op h t Voor
loopig Verslag betreffende het wetsontwerp
tot grensuitbreiding van Amsterdam, zegt de
Minister: „Zonder op de nieuwe regeling van
hot gemeentelijk belastingstelsel vooruit te
loopen, raag toch door den ondergeteekende
niet worden verzwegen, dat by het onhiliyk
vindt, dat uitwonenden, die geregeld ter uit
voering van een beroep in eene gemeente
vertoeven en aldaar te dien einde winkels,
kantoren of andere localiteiten ter hunner
beschikking hebben, er desniettemin niets in
de persoonlijke lasten, bedoeld by artikel 240,
2de en 4de lid der Gemeentewet, bedragen."
Het billijk beginsel, dat hier wordt voorge
Btaan, had huns inziens tot uitstel moeten
leidon tot het zjjne toepassing bad gevonden,
ook omdat daardoor vele moeilijkheden, die
zich thans by grensveranderingen voordoen,
zouden zyn voorkomen.
Enkelo leden verklaarden zelfs, dat zy,
hoewel geen bezwaar hebbende tegen de by
dit wetsontwerp voorgedragen grensregeling,
daaraan niettemin hunne stem zouden ont
houden, ten einde te trachten de Regeering
langs dien weg te noodzaken tot regeling
der gemeente-financiën over te gaan, waarnaar
ten plattenen re, vooral in Friesland, reeds
zoo geruimen tyd verlangend wordt uitgezien.
Vele andere leden waren van eene tegenover
gestelde meening. Huns inziens verdient het
waardeering, dat de grensuitbreiding van zich
ontwikkelende steden door de Regeering
krachtig wordt bevorderd. De Regeeriög be
hoort, meenden zy, in het algemeen zonder
uitstel te regelen wat regeling vereisebt, en
dat nu voor sommige grootero gemeenten
grensverandering dringend noodzakelyk is,
scheen niet voor betwisting vatbaar. Het gaat
niet aan met de regeling eener zaak te wachten,
omdat zy in een of anoer opzicht met eene
ar.dere in verband staat; zulk uitstel zou
leiden tot niets doen. Bovendien kan in d
verband ook ty de regeling der andere zaak
voorzien worden.
Vry algemeen kwam men everigens op
tegen het standpunt van hen, die alleen
met het doel om op de Regeering dwang
uit te oefenen in de richting van het door hen
voorgestane denkbeeld, zich verzotten wiiuen
togen deze wetsvoor Jracht, ofschoon zy daar
tegen op zichzelf geen bezwaar handen.
2. Tegen dit wetsontwerp werd in de
eerste plaats door verschillende leden eene
bedenking geopperd van formeelen aard.
Zy kwam hierop neer, dat de voordracht der
Regeering, voor zooveel de grensregeling tus
schen Lei-Jen en Oogstgeest betreft, aanmer-
kelyk afwykt van het voorstel van Gedep.
Staten van ZuiJ-HolUnd en verder gaat dan
het door dezen voor Leiden ontworpen uitbrei
dingsplan. Werd die afwyking uit een praciisch
oogpunt afgokenrd, aangezien tocb Gea. Staten
in dezen als de meest bevoegde beoordeelaars
moeten worden beschouwd, sommige leden
achtten haar bovenairn niet gtoorloofd en
strydig met de wet, waar in een te Lei Jen
door tegenstanders van het wetsontwerp
op.eroepen tyeenkorast is er met nadruk op
gewezen - de gemeenteraad van Oeg&tgeest
en de commissie uit de ingezetenen dier
gemeente omtrent de aangebrachte wyziging
De Commissie van Rapporteurs merkt bierbij
op, dat het afdeelingsonderzoek van dit wetsont
werp heeft plaats gehad vóór de openbare behan
deling van het wetsontwerp betreffende de grens
uitbreiding van Amsterdam.
niet zyn gehoord. De artikelen 129 132
eer gemeentewet, zoo werd betoogd, schryven
den weg voor, die by de voorbereiding van
wetsontwerpen als dit mo9t worden gevolgd.
Zoo behoort volgens de artikelen 131 en 132
het ontwerp eener vereeniging of splitsing
van gemeenten in elk der betrokken ge
meenten aan het oordeel van den Raad en
van eene commissie uit de ingezetenen onder
worpen en het gevoelen dier beide lichamen
schiiftelyk aan Gedeputeerde Staten uitge
bracht en door hen met hun advies aan bet
Dc-partement van Binnenlandsche Zaken inge
zonden te worden. Aan het niet inaebtremen
dezer bepalingen, die geenszins de regeling
van bloote formaliteiten b^oog r, doch waar
omtrent door mr. Heemskerk in zyne „Praktyk
onzer Grondwet" wropgemerkt, dat zy
biyk dragen van groote zorg des wetgevers
voor de voorbereiding van wetsontwerpen tot
het vereenigen en splitsen van gemeenten",
verbindt artikel 128 der gemeentewet het
verbod, om tot zoodanige vereeüiging of
splitsing over te gaan.
Waar zy nu in dit geval ten aanzien van
het gewyzigd uitbreidingsplan der Regeering
niet zyn nageleefd, meenden de leden, hier
aan het woord, zich op dien grond tegen de
behandeling der wetsvoordracht te moeten
verzetten.
Bov.na rande bedenkingen werden door
le andere leden niet gedeeld. Het practisch
bezwaar werd bestreden met de opmerking,
dat de strekking der wyziging zeer "?mak-
ktlyk is te overzien en dat de noodzakelyk-
heid daarvan in de Memorie van Toelichting
uidelyk is aangetoond en juist na de vast-
st-lling van het advies van Gedeputeerde
Staten nog meer overtuigend is gebleken.
Ook kon niet worden toegegeven, dat de
R-geering de bevoegdheid zou missen, een
haar door Gedeputeerde Staten aanpeboden
plan van grensregeling zonder het inwinnen
van nader advies te wyzigen. Gewezen werd
hierby op de omstandigheid, dat ook in «en
regel de Raad van State niet nader wordt
gehoord omtrent wijzigingen, die wetsont
werpen, waaromtrent hy reeds heeft geadvi
seerd, alsnog van Regeeringswege ondergaan,
ofschoon toch krachtens artikel 75 der Grond
wet alle voorstellen van wet aan het oordeel
van genoemd college moeten worden onder
worpen.
Sommige leden wilden echter de opmerking
niet terughouden, dat de bevoegdheid derRegee
ring, waarvan hier sprake is, hare grenzen
heefr, en niet in dien zin is op te vatten, dat
buiten de by de wet aangewezen adviseerende
lichamen om, ingrypende veranderingen mogen
worden aangebracht, die het voorstel van
Gedeputeerde Staten zyn oorspronkeiyk
karakter geheel of grootendeels zouden doen
verhezen. Hier betreft het echter slechts eene
quaestie van meer of minder, en hoe ver de
Regeering daarby mag gaan, valt, meenden
zy, moeiiyk te beslissen.
Ook moest, verklaarden eenige leden, uit
hunne bestryding der anderzyds geopperde
bedenkingen niet worden afgeleid, dat de
wijze van handelen der Regeering hunne volle
goaokouring wegdroeg. Al was liet can ook
ni t bepaald noodig, verkieslyk ware het huns
inziens in elk geval wel geweest, on trent
het gewyzigd plan het gevoelen in te winnen
van den gemeenteraad van Oegstgeest en van
de commissie uit de ingezetenea.
3. Ook tegen de zaak zelve werden ver
schillende bezwaren ingebracht.
Naar het oordeel van sommige leden, volgen
de wetsvoordrachten tot verlegging van ge-
meenteiyke grenzen elkander zoo snel op en
nemen de voorgedragen uitbreidingsplannen
zulke groote verhou ingen aan, dat ornstig
behoort te worden overwogen, of men, op dien
weg voortgaande en de door stedelyke be
sturen ten deze kenbaar gemaakte wenscben
te gereedeiyk inwilligende, niet wellicht gesteld
zal worden voor consequer.tiën vqn zeer verre
strekking, waardoor menige plattelandsge
meente in haar bestaan ernstig zal worden
beJreigd. Ook wederom by dit wetsontwerp
wordt eene annexatie op groote schaal voor
gesteld, die voor de betrokken dorpsgemeenten
hoogst onbillyk werd geacht. De gemeenten
L iderdorp, Oeg-tgeest en Zoeterwoude hebben
getoond, dat zy ook naar uitbreiding en ontwik
keling streven en nu gaat het niet ann, dat de
grootere gemeente Leiden, als de steike,
die den zwakke overweldigt, dezen groei komt
stui'en. Dit scheen te minder gerechtvaardigd,
omdat men de voorgestelde grensuitbreidiDg,
met uitzondering van de to vo gmg aan
Leiden van den Stationsweg en h-.t station,
waartegen wellicht gcon bezwaar zou be
staan volkomen ongemotiv erd achtte.
Gewezen werd hierby o. a. op de verlegging
der grens op het gebied van Oegstgeest, tot
aan de Poelwetering, in stryd met het voor
stel van Gedeputeerde Staten.
Ook aan deze wetsvoordracht, zoo werd be
toogd, ligt het beginsel ten grondslag, „dat
eene gei eente, die zich uitbreidt, het terrein
dier uitbreiding op haar eigen staatsrechtelyk
territoir behoort te vinden." (Memoie van Toe
lichting betreffende de grensregeling van
Amsterdam). Voor de toepassing van dit be
ginsel pleiten, volgens den Minister, de natuur-
ïyke bezwaren, die verbonden zyn aan de
„administratieve splitsing van eene aaneenge-
bouwde en feitelyk óén organisch geheel vor
mende stad", waardoor de ontwikkeling dier
stad wordt belemmerd. Met bet oog op het
„algemeen belang, hetwelk ook in de toekomst
voor het geheele land er in gelegen is, dat do
steden zich krachtig ontwikkelen," iMemorie
van Antwoord, Stuk No. 25) aebt de Reg-ering
het in praktyk brengen van het beginsel niet
alleen een plaatseiyk belang, doch ook een
algemeen landsbelang.
Met dit standpunt nu konden de bestry-
ders der voordracht zich niet vereenigen. De
stelling, waarvan de Minister uitgaat, werd
onjuist geacht, (zie het Voorloopig Verslag,
Stuk No. 25). Gesteld echter ty ware juist,
dan nog ryst de vraag, of er bier termen
bestonden voor hare toepassing. Ook dit werd
ontkend; de voorgedragen grensverandering
werd dus, van beiderlei standpunt beschouwd,
noch in het belang van Leiden, noch dien
tengevolge in het algemeen belang, noodig
of zelfs wenscheiyk geacht.
De grensverandering is niet noodig voor
Leiden, zelfs by aanvaarding van 's Ministers
beginsel omtrent de uitbreiding der gemeen
ten op eigen staatsrechteiyk territoir. Dat
beginsel toch had slechts üAn in de voorge
dragen regeling toepassing moeten vinden,
wanneer de bebouwde wyken, die het annexa
tieplan omvat, geacht moesten worden feite
lyk deel uit te maken dier gemeente en
wanneer voorts vaststond, dat Leiden, om
zich verder te kunnen uitbreiden, behoefte
heeft aan het terrein buiten hare grenzen.
Noch het een noch het ander is echter het geval.
Vooreerst bestaat er geen reden om in
stryd met den bestaanden toestand aan te
nemen, dat de bebouwde terreinen langs de
grenzen van Leider, eene uitbreiding vormen
van die gemeente. Volgens den Minister zyn
de 7348 personen, die het te annexeeren ge
bied bewonen, feitelyk Leidenaren. Op een
groot deel hunner is die qualificatie echter
zeer zeker niet van toepassing Ongeveer
2000 hebben er van ouder tot ouder gewoond
en mogen dus in geen enkel opzicht gerekend
worden tot de bevolking van Leiaen. En wat
degenen betreft, die er zioh in de laatste
jaren gevestigd hebben, ook zy zyn niet op
goede gronden als inwoners dier gemeente
te beschouwen, al bekleeden sommigen hunner
betrekkingen aldaar. Vun administratieve
sp itsing eener feitelyk één geheol vormende
stad en van de daaraan volgens den Minister
verbonden bezwaren, is, meende men, dan
ook geen sprake. Het is waar, dat eenige
Leid8che inrichtingen buiten de gemeente ge
vestigd zyn, doch men wenschte er op te
wyzen, dat daartoe door den Minister ten
onrechte gerekend worden oe Ambachtsschool
en de Rykswerkinrichting voor Vrouwen. Eerst
genoemde is geen gemeentelyke, doch eone
particuliere inrichting, die slechts door de
gemeente wordt gesuosidiöerd. Zy is ook niet
voor do opleiding uitsluitend voor Leidenaren
bestemd.
De Rykswerkinrichting voor Vrouwen is,
zooals de naam reeds aanduidt, eene Rijks-
inrichting, die niet, op grond dat het bestuur
te Leiden zetelt, tot Leidache inrichting kan
worden gestempeld.
Eenige leden gaven hierby hunne verwon
dering te kennen dat de Leidsche gemeen
teraad, die er zooveel prys op stelt, dat do
gemeentelijke inrichtingen zich binnen de ge
meente bevinden, nog voor korten tyd een
onder Oegstgeest gelegen landgoed heeft aan
gekocht, met test-mining tot krankzinnigen
ge&ti- ht, hetwelk ook t-y totstandkoming der
voorgedragen grensregeling buiten het stedeiyk
gebied zA liggen. Anderen voegden hieraan
toe, dat dit laatste nifet alleen het geval zal
zyn met dat krankzinnigengesticht, doch ook
met de zwemschool en de aschbelt. Op dien
grond achtten zy het wetsontwerp niet geheel
in overeenstemming met het beginsel, het
welk er aan ten grondslag ligt
Overigens meende men dat, al komt de
voorgedragen grensregeling tot stand, toch
waarschynJyk binnenkort langs de nieuw
grens wederom gebouwd zal worden, en dus
dergelyke toestanden zullen intreden, als die
waaraan de Regeering door deze annexatie
een einde wil maken.
Gelyk hierboven werd opgemerkt, moet in
de tweede plaats vaststaan, dat de gemeente
Leiden voor hare uitbreiding behoefte heeft
aan terrein buiten hare tegenwoordige grenzen.
Ook dit kon niet worden toegegeven. Tegen
over 's Ministers betoog, in de Memorie van
Toelichting, dat de bevolking van Leiden zich
in de iaatste tientallen jaren krachtig heeft
itgebreid en de gemeente met haar uiterst
beperkt gebied moest woekeren om aan steeds
toenemende moeilykheden het hoofd te bieden,
stelde men de bevolkingscyfers in de jaren
1880 en 1894, respectievelyk 41241 en 44339,
die voorzeker niet wyzen op een sterke ver
meerdering van het getal inwoners gedurende
dat tyjsverloop. Doch ook al ware de toene
ming grooter geweest, dan zou toch uitbrei
ding van het gemeenteiyk grondgebied on-
noodig zyn, aangezien er een tyd is geweest,
dat de gemeente binnen de bestaande grenzen
het dubbel van de tegenwoordige bevolking
bevatte. De Minister erkent trouwens zelf,
dat er aan geschikte woningen voor meer-
gegoeden binnen Leiden geen gebrek is.
Echter zou voor nieuwe academische ge
bouwen en voor inrichtingen van openbaar
nut, als een abattoir, binnen de gemeente
geen terrein meer beschikbaar zyn. Daarge
laten dat academische gebouwen, als Ryks-
inrichtingen, hier buiten beschouwing kunnen
biyven, wees men er op, dat het Ruïneplein
daarvoor nog genoeg ruimte biedt, waarvan
echter door de Regeering geen party wordt
getrokken. Voor een abattoir zou ook nog
wel plaats te vinden zyn Daarvoor ware by v.
het teirein der algemeeDe begraafplaats te
gebruiken, waarop, voor zooveel bekend is,
nooit iemand begraven is, of wel het
terrein der gemeente-boomkweekery.
Is derhalve op bovonstaande gronden de
uitbreiding niet noodig voor Leiden, men
achtte haar zelfs niet in het belang van die
gemeente. By deze annexatie zyn de omstan
digheden geheel anders dan by de grensrege
ling tusschen Amsterdam en Nieuwer-Amstel.
Het te annexeeren terrein is te groot in ver
houding tot het gebied, hetwelk de gemeente
Leiden thans beslaat. Terwyi dit laatste
slechts ruim 198 H.A. bedraagt, zal daaraan
niet minder dan 250 H.A wordon toegevoegd.
Wanneer de gemeente op dat uitgestrekte
gebied straatwegen aanleggen, bruggen maken,
sloten dempen, voor gasverlichting en rioleering
zurgen moet, dan is voor haar in die uit
breiding voor de toekomst zelfs een ernstig
gevaar gelegen. Die werken toch zullen hooge
uitgaven vorderen; eene aanmerkelyke ver
zwaring der gemeentelyke lasten zal niet
kunnen uitbiyven. Dit zal niet bevorderiyk
zyn aan de vestiging binnen do gemeente en
dus een nadeeligen invloed uitoefenen op hare
ontwikkeling. Zelfs is het te vreezen, dat
velen van hen, die, om aan de stedelyke las'en
te ontkomen, aan de grens van L iden zyn
gaan wonen, doch door de voorgestelde
annexatie Leidsche ingezetenen zullen worden,
zich naar elders zullen begeven. Voor de
tegenwoordige ingezetenen zal daarJoor de
belastingdruk nog zwaarder worden. Nu is
het zeer wel mogelyk, dat de uitvoering van
genoemde werken, met het oog op de daar
aan verbonden gewichtige financiëele bezwaren,
achterwege blyven of althans aanmerkelyke
vertraging ondervinden zal; doch dan wilde
men er toch op wyzen, dat het betoog in
het Gemeenteverslag (bladz. 7 van het Rap
port), volgens hetwelk door dien aanleg de
annexatie aan het by Leiden te trekken ge
bied ten goede zal komen en het wonen
aldaar in vele opzichten zal veraangenamen
veel van zyne waarde vc-rliest.
Is de uitbreiding noch noodig noch wen-
scheiyk voor de gemeente Leiden, dan ver
dient zy ook in het algemeen belang geen
aanbeveling.
Dat, gelyk de Minister opmerkt, het geheele
land belang heeft by eene krachtige ontwik
keling der steden, werd toegegeven, voor zoo
ver die ontwikkeling het gevolg is van eigen
krachtsinspanning, van de vestiging van han
delsinrichtingen, de oprichting van fabrieken
enz., doch werd ontkend voor zoove-1 eene
stad zich, gelyk hier het geval zou zyn, een
voudig ontwikkelt Goor personeel van buiten
te trekken, zoodat de bevolking der stad ver
meerdert, doch die van het platteland ver
mindert. Immers, bet algemeen belang is by
den bloei ook van het platteland betrokken.
Hot kan dus nooit daardoor gebaat worden,
dat de belangen van plattelandsgemeenten
door inkrimping van hun gronJgebied en zie
lental aan de belangen van steden worden
opg offerd. Waar het platteland in de laatste
jaren reeds een zoo groot deel van zyn finan
ciëele kracht heeft verloren en de financiëele
toestand dientengevolge op sommige plaatsen
zelfs zorgwekkend is, behoort de wetgever
zich te onthouden van maatregelen, wtlke
dien toestand nog ongunstiger zouden maken.
De vermeerdering der stedelingen door toe
voeging van plattelandsbewoners, leidt boven
dien tot eene opeenhooping van bevolking, en
kan ook daarom voor het land een nadeel,
zoo al geen gevaar opleveren.
Dat dit ook het gevoelen is van den ge
meenteraad van Leiden, biykt uit zyn adres
in zake de oprichting van een Ethnographisch
Museum. Daarin toch leost men o. a.: „Nu
vooral in den laatsten tyd zich meer en meer
het bodonkeiyk verschynsel voordoet, dat de
groote steden zich op kolossale wyze uitbrei
den tegenover eene ontvolking van kleinere
plaatsen, wat voorzeker niet door het algemeen
Ryksbelang wordt gevorderd, is" enz. In het
gemeenteverslag (Rapport bladz. 13) komt
ongeveer hetzelfde betoog voor.
De Minister verdedigt zyne voordracht voorts
nog uit een billykheidsoogpunt. De bewoners
van het te annexeeren gebied genieten de
voordooien der stad, en derhalve zou de
biiiykbeid eiachen, dat zy ook bydragen in
de stedelyke lasten.
Vooreerst werd hiertegen opgemerkt, dat
Leiden door die meerdere inkomsten weinig
zal worden gebaat, waar, gelyk gezegd, zy
zich aanzieniyke uitgaven zal moeten ge
troosten voor den aanlog van werken op het
aan te hechten terrein.
Afgezien hiervan echter werd het argument
ook op zichzelf gewraakt, 's Ministers betoog
kan ook gericht worden tegen de bewoners
der niet aan Leiden toe te voegen gedeelten
der drie landelyke gemeenten, alsmede tegen
die van de gemeenten Voorschoten, de beide
Katwyken, Warmond, enz.
Men verlieze voorts niet uit het oog, dat
de grensbewoners Leidens winkelstand geen
gering voordeel aanbrengen en dus weder-
keerig het hunne bydragen tot verhooging
van de welvaart der gemeente.
De som, die volgens het gemeenteverslag
van Leiden van 1894, het onderwys der
omwonende leerlingen in dat jaar aan do
gemeente hoeft gekost, is zeker niet gering
(zie bladz. 31 en volg. van het Rapport.)
Doch men vorgete niet, dat Leiden de onder-
wysinrichtingen in haar midden heeft, een
voorrecht, waarvan de omliggende gemeenten
verstoken zyn, torwyi toch ook door de
ouders der in die gemeenten wonende leer
lingen wordt bygedragen in de Ryksbelas-
tingen, waaruit de scholen worden gesub-
si ieerd.
De berekening der hierbe Joelde kosten werd
bovendien niet volkomen juist geacht. Voor
elke school wordt berekend hoeveel ieder
leerling kost, en vervolgens naar dien maat
staf, hoeveel de gezamenlijke kosten voor de
omwonende leerlingen bedragen. Hierby wordt
echter, naar men meende, over het hoofd
gezien, dat, wanneer die leerlingen de school
niet bezochten, de onderwijskosten niet met
het aldus voor hen berekend bedrag zouden
verminderen en dus elk Leidsch leerling per
hoofd meer zou kosten.
Wat het gebruik van duinwater betreft,
wordt er in het gemeenteverslag (R-tpport
bladz. 11) op gewezen, dat de omwonenden
niet hebben by te dragen in de by het ver-
leenen der concessie aan de Duinwatermaat-
schappy toegezegde garantie van 5 pet. van
het aanlegkapitaal.
De levering van water in de buitengemeenten,
zoo werd hiertegen aangevoerd, doet de
inkomsten der Maatschappy stygen en komt
dus uit dien hoofde ook aar. de gemeente
Leiden, als garantie, langs indirecteri weg ten
goede. Dit indirecte voordoe! is zelfs omgp-et
in eeno directe bat^, waar sedert eenige jaren
de Maatschappy eene jaarlyksche winst maakt
boven pet. van het aanlegkapitaal en de
gemeente Leiden van dit meerdere de helft
ontvangt.
Met betrekking tot het gebruik van gas
uit de 8tednlyke gasfabriek wordt opgemerkt,
dat de buiten Leidon wonende gebruikers
niet hebben behoeven by te dragen in de
kosten van rente en aflossing van de voor
die fabriek opgenomen kapitalen en geen
risico dragen voor de in de fabriek belegde
kapitalen, voor het geval zy byv. door toe
passing van het electrisch licht minder winst
gevend mocht worden.
Eene billyke vergoeding voor die voordeelen
ware echter, naar men meende, hierin te
vinden, dat voor de omwonenden de prys v n
het gas iets hooger werd gesteld, gelyk nu
reeds de aanleg der buizen van af de hoofd-
mis door hen moet worden bekostigd.
Om de hier genoemde redenen achtte men