N\ 11043 Maandaa 24 Februari. AM89S J §eze dSoarant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit DRIE Bladen. Leiden, 22 Februari. F'euilleton. DE SPELBREKER. LEILSCH DA&BLAB. PRIJS DEZER COURAET: Voor Leiden per 3 maanden. Franco per post Afzonderlijke Nommers f 1.10. 0.05. PRIJS DER ADVERTED TI hl W Van 1 6 regela f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootore letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Eerste Blad. Gisteravond trad in eene vergadering der leden met dames van de afdeeling Leiden van den Nederlandschen Protestantenbond d6. M. Van Kloeff als spreker op Hy kondigde aan dat by zou spreken over Ibsen's „Spoken." Mocht iemand vragen, of het behandelen van een van Ibsen's drama's in overeenstemming kon zyn met het doel van den Protestantenbond, spreker toonde allereerst aan hoe nauw godsdienst en drama dikwerf aan elkander verbonden geweest zyn en hoe inderdaad het laatste meermalen tot bevordering van den godsdienst heeft mede- gewerkt. Werd de kunst reeds in hot O. T. in dienst van den godsdienst gesteld, vinden wy o. a. in het Hooglied, in Job dramatische gedich ten was in den eersten tijd van het Christen dom, reageerende tegen de zedeloosheden op het Romeinsche tconeel, de liefde daarvoor niet groot, later beeft men in de middeleeuwen en ook weer in onzen tyd, te Ober-Ammer- gau byv., den go.'sdierist gedramatiseerd, en velen zyn er door geroerd en gesticht ge worden. Hoeft men bedenkingen, spr. wjjst er op, hoe by v. in „Nathan der Weise", in „Faust", in „Richard III", enz. ons waarheden to zien en te hooren worden gegeven, die ook uit godsdienstig oogpunt onze hoogste belang stelling en onze grootste sympathie verdienen. Daarna stond hy stil hy Ibsen den Noor, schetsto hem eerst eenigszins algemeen in zyn optreden, hoe hy niet als Multatuli het publiek veracht, maar uittart, hoe hy iets uitdagend brutaals heeft, wonden blootlegt, en tracht waarheden op krachtig© wyze te ont dekken voor het oog der monschheid, waar heden, afschuwelijk soms, maar waar, al is hy daarby dan ook vaak overdreven en een zijdig te wérk gegaan. Daarna deelde spr. do hoofdtrekken mee van Ibsen's „Spoken". Hy steldo vervolgens de vraag wat ons als zodelyke menschen in dat drama aantrekt en afstoot. Ibsen eiscbt en dat is een groote deugd by zijne lozers een fijn ontwikkeld gevoel, om zyn werkon te kunnen verstaan. Wie Ibsen wil hooren op 't tooneel, om zich te amuseeren, blyve weg en voor onmondigen en oppervlakkigen is hy de man niet, zelfs misschien wel de verkeerJe man. Hy wekt in de figuur van Oscar en van Helena, zyne moeder, het diepste medelyden mot de slachtoffers der zonde op, niet senti- meDteel, maar hierdoor, dat hy ons een vree- selyk stuk leven doet zien, maar dat waar is; hy doet ons een waren blik slaan in de moderne gezelschapskringen. Toch komt de vraag by ons op, is dat alles wel altyd waar? Als Helena byv. aan haar zoon alles, tot het vreeselykste toe, toegeeft, dan vragen wo met volle recht: Is dat waar heid? Zoo moge 't soms zyn, maar wy weten andere en betere dingen van moeders, dan ons hier worden geteekend. Daarom in die overdryving ligt gevaar; al wordt de onzedelykheid niat aangeprezen, ieder, die Ibsen's crama ziet, kan dat niet aanstonds vatten, en daarom bestaat er zoo gemakkelyk gevaar voor besmetting. Het drama is op zichzelf niet de geschikt ste manier om de stoutste gedachten kenbaar te maken, omdat by het zien daarvan de tyd om na te der:ken dikwerf ontbreekt. Wat ons hot meest ontstemt, is het aller somberst pessimisme en de verachting van het godsdienstig geloof, die wy by Ibsen aantreffen. Hy ziet niet anders dan zonde en boosheid, en dat r overdreven, dat is niet waar, daartegen komen wy met onze ervaring en mot ons gemoed ten krachtigste op. En als Ibsen het godsdienstig geloof niet meetelt, dan geeft hy geen ander bewys, dan dat by de groote figuren van Jezus, van Luther en van anderen niet kent of ze miskent. Heeft by er dan nooit van gehoord, dat godsdienst is niet een wouweloD, maar vertrouwen, streven naar wat waar is en goed? Ibsen i. e. w. geeft te veol voor ons vor stand, te weinig echter voor ons hart; pre dikt een eenzydig pessimisme en kent nog te weinig de zegenende en heiligende kracht van het gods.ienstig geloof. Ibsen stelt groote waarheden in 't licht, wat het huwelykslevon aangaat en wat de wet der erfelijkheid betreft. Wie ontkent, dat do wet vaak banden vastsnoert en byeen- houdt, die ondraaglijk zijn? Maar is daarom vrye liefde 't meest aanbevelenswaard 't Moge zyn, dat de wet te gestreng soms is, 't is nog veol moer waar, dat waar het huwelyk uit het hoogste oogpunt beschouwd en dienten gevolge gesloten wordt, waar het besef der vèrantwoordeiykheid in don geest van den godsdienst alles overheerscht, waar heilige bezorgdheid heerscht van den een over en voor den ander, van echtscheiding geen sprake bohoeft te zyn, maar het geluk van het huweiyksleven daar in volle mate kan worden genoten. En wat de wet der erfelykheid betreft, zeker, zo Is vreeseiyk, ©n overoud. En als Ibsen dat schetst, heeft hy in vele opzichten geiyk. Maar, al kunnen wy niet genoeg naar hem luisteren en naar anderen, die hetzelfde predikten dat de zonde der vaderen bezocht wordt aan do kinderen, dat „een uur van onbedachtzaamheid maken kan, dat men jaren schreit," al is onze verantwoordelykheid groot, aan Ibsen ontbreekt, wat wy als christenen weten en gelooven, dat geen zondaar ooit voorgoed als verloren mag beschouwd worden; was Jezus niet de groote Erbarmer? Heeft Ibsen niet te veel den eerbied, dien de mensch voor zichzelven moet loeren gevoelen, vergeten; heeft hy met één woord niet te weinig rekening met den godsdienst gehouden? Als wy die liefde van Jezus, dien eerbied voor ODSzelven, en ons geloof in God maar rein bewaren en overplanten in de onzen, dan mogen wy hopen, dat dat goede en ware ook overgaat op onze kinderen en dat daardoor het kwade wordt overwonnen. Spreker werd by deze, in zeer algemeene en helaas gebrekkige trekken weergegeven, rede met groote aandacht gevolgd en kon do verzekering meenemen, dat hy velen goed heeft gedaan met zyn uitnemend woord. Het Vryzinnige Zangkoor, onder directie van den heer Rank, bracht een 5-tal liederen ten gehoore, waaronder een met pianobegelei ding, jóie aller goedkeuring verwierven, zoodat de voorzitter met volle recht, by een woord van dank aan den spreker ook een zelfde woord voegde voor dat Zangkoor met zyn yverigen directeur. In den schouwburg alhier wordt a. s. Maandag-avond door de Yereenigde Rotter- damsche Tooneelisten opgevoerd„Een vrouw, die liefheeft." Na de voorstelling er van te Amsterdam, schreef „Gerrit" in de „Tel." o. a.: „Dit drama, treurspel, of hoe het heet, van Marco Praga, vertaald door Van Nouhuys, heeft voor een volle zaal een niet te versma den succes gehad. Laatste bedrjjf driemaal. Zelfs zou viermaal niet tot do onmogeiyk heden behooren. Maar aan het slot zyn de menschen te sterk onder den indruk, te aangedaan. Zakdoeken gebruiken èn in de handen klappen gaan moeilyk samen. Vandaar dat er maar driemaal gehaald is, terwyl het gi rust vier-, vyfzesmaal had kunnen zyn." Het schynt dus wel een zeer boeiend stuk te zyn en ook naar uit Rotterdam wordt gemeld, verwacht men daar meermalen stamp volle schouwburgeo, vooral ook omdat do voorstelling geschiedt ter benefice van de zoo zeer gevierde actrice Ph. Van Kerckhoven Jonkers. Men schryft ons uit KoudekerkNaar wy vernemen, heeft het bestuur van het depar tement Kou Jokerk Hazerswoude der Maat- schappy tot Nut van het Algemeen voor do laatste vergadering ons een byzonder genoegen bereid en wel door te doen optreden den heer Jan Malherbe en mevr. Rössing Sablairolles. "Wanneer men het uitgelezen programma nagaat, vindt men daarop, behalvo eenige voor drachten, een paai tooneelstukjes, getiteld „De verzamelaar", blijspel naar het Fransch door J. H. R., en „Hoe een verstandig vrouwtje haar zin krygt", fragment uit den „Trou-ring" door H. De Veer. De namen der optredenden alleen zyn reeds een waarborg, dat de zaal van de wed. Van Egmond op a. s. Dinsdag geheel gevuld zal zyn en maken verdere aanbeveling overbodig. Het bestuur ziet zich echter genoodzaakt voor deze byzondere gelegenheid, om te groot--n toeloop to voorkomen, een entree te heffen. Leden van het departement met hunne huiageuooten hebben vryen toegang. In de Woensdag te 's-Gravenhage ge houden vergadering der „Vereeniging tot Be scherming van Dieren" deelde de voorzitter, jbr. mr. R. A. Klerck, o. a. mede, dat op de prysvraag over „De Hond" 29 antwoorden waren ingekomen en dat de jury zich nog met het onderzoek bezighield; verder dat weldra ter ondersteuning van het by de Prov. Staten van Zuid-Holland aanhangige adres over bescherming der trekhonden een memorie zou worden ingediend, gevende een overzicht der bepalingen op dit stuk in België, Frankryk, Duitschland, Oostonryk en Zwitserland. Het bericht omtrent den heer Fransen van de Putte luidde hedenochtend: „Nacht minder rustig. Toestand ongeveer dezelfde." Morgen tusschon 10 en 12 uren zal de staatssecretaris der Zuid-Afrikaansche repu bliek, dr. Leyds, in het Doelenhotel te Am sterdam voor belanghebbenden te spreken zyn. De Amsterdamsche Studenten almanak voor het jaar 1896 bevat drie fraaie portretten, door Jan Veth getoekond: van prof. Hugo De Vries, mr. J. P. Moltzer en Allard Pierson als student. Het aantal studenten is afgenomen. Op 1 Dec. 1894 was het getal der ingeschrevenen 941 tegen 1005 op 1 Dec. 1893. Blykens aanschryving aan de agenten der Nedeil.-Amorik. Stoomvaart maatschappy is de passage prys van derde klasse-reizigers van af heden met f 6 verhoogd en op f 66 per persoon gebracht. Hot herdenken van het tweede lustrum der Utrechtsche studenten-veroeniging „Hen drik de Cock", waarvan wy de vorige week melding maakten, is wegens ernstige onge steldheid van een paar leden voor onbepaal- den tyd uitgesteld. De kapt.-adjudant L. Van der Heyden, van het 2de reg. inf. te 's Hertogenbosch, en de luit.-kolonel L. J. Krugers, van het 4de reg. inf. te Delft, zullen binnenkort den dienst met pensioen verlaten. Br. Ms. pantserschip „Evertson", onder bevel van den kapt. ter zee P. Heyning, is in den namiddag van 20 dezer te Lissabon aan gekomen. Aan boord was alles wèl. De minister van w., h. en n. brengt ter kennis van belanghebbenden, dat op een nader te bepalen dag in de maand Maart a. s. bet examen, bedoeld by de artikelen 39 en 40 van het koninkiyk besluit van 21 Sept. 1869, gewyzigd door het koninkiyk besluit van 30 Januari 1873, zal worden afgenomen van hen, die voor de betrekking van adspirant-ingenieur voor het stoomwezen in aanmerking wenschen te komen. Zy, die aan dat examen wenschen deel te nemen, moeten zich daartoe vóór 1 Maart a. s. by gezegeld adres by genoemden minister aanmelden met opgave van naam en woon plaats en onder overlegging hunner geboorte akte. Om, naar aanleiding van den uitslag van het examen, ter benoeming te kunnen worden voorgedragen, moeten de candidaten zich onder werpen aan een onderzoek naar hun lichaams bouw en gezondheid door óón of meer door den minister aan te wyzen geneeskundigen. {Sis. Gt.) Do heer B. E. S. Van Weideren baron Rengers, sedert 1858 burgemeester van Donia- werstal (Fr.), heeft tegen 1 April a.s. ontslag aangevraagd om gezondheidsredenen. Naar wy vernemen, is dezer dagen door eenige conducteurs der posteryen een ver zoekschrift aan den directeur-generaal ver zonden naar aanleiding van de trage promotie in hun rangen. Daar zyn er met twintigja rigen dienst, die nog op hetzelfde traktement staan als by hun aanstelling. Zy staan dus aanmerkeiyk achter by de brievenbestellers, kantoorknechts, assistenten, enz. (Sfd.) Benoemd ia tot ondcrwyzer te Zeven huizen, de heer J. J. Van der Vliet te Neder- langbroek, en tot onderwyzeres mej. N. A. M. Van Altena te Berkenwoude. By koninkiyk besluit is benoemd tot hoogleeraar in de faculteit der geneeskunde aan de Ryksuniversiteit te Utrecht, om onder - wys te geven in de heelkunde, dr. A. Narath, thans assistent by de heelkundige kliniek aan de universiteit te Weenen. [Dr. A. Narath is, evenals prof. Von Eisels- berg, dien by aan de Ryksuniversiteit te Utrecht opvolgt, een leerling van Billroth.] Volgens een bericht aan de „Zw. Ct." zal na afloop van het schooljaar 1895/96 de rector van het Erasmiaansch gymnasium te Rotterdam, mr. J. B. Kan, zyn betrekking noderleggen. De thans 65-jarige rector zal dan veertig dienstjaren achter don rug hebben. Naar het „Hbl." verneemt, is eene maatschappy te Amsterdam in wording tot exploitatie van het acetyloenlicht in| Neder land (systeem-Pictet), met een kapitaal van ƒ600,000. By kon. besluit is benoemd tot plaats vervangend lid der commissie, die van 1 Aug. 1895 tot 1 Aug. 1896 to Groningen belast is met het afnemen van de practische examens van arts, dr. J. Mees ten Oever, aldaar. Wegens eindiging van hun dienstverband, eervol ontslag verleend uit hunne betrekking tot do landmacht: lo. met ingang van 1 April a. s., aan de reserve-officieren van gezondheid l8te kl. J. Van IJzeren, dr. G. A. Haremaker, dr. A. K. W. Arntzenius en G. Frankea2o. met ingang van 16 Mei a. 8., aan de reserve officieren van gezondheid 2de kl. B. Van Delden, dr. S. B. Suelhorst, A J. Helmig van der Vegt, H. L. Coopman, dr. C. C. C. H. Möll r, D. Schouwman, C. A. L. Rademaker, dr. J. E. Alberts, J. Hocke Hoogenboom, P. H. Van Eden en L. Schaap. De tweede luit, N D. Kuiper, van het corps pontonniers, op zyn aanvrage, voor den tyd van een jaar, met ingang van 1 Maart 189G, op non activiteit gesteld. Onze Marine. De Koninklyke Nederlandsche Zeemacht bestaat op dit oogenblik uit 6 pantserschepen, 4 pantsordekschepen, 12 monitors, 5 rivier vaartuigen, 6 fregatten, 2 korvetten, 2 schoo ners, 1 raderschip, 22 kanonneerbooten, 17 vischtorpedobooten, 3 visch- en spartorpedo booten, 17 spartorpedobooten, 3 schoeners vooi politietoezicht en voorts 30 schepen en vaar tuigen, bestemd voor byzondere diensten. De Indische miiitairo marine is gevormd uit 1 pantserschip, 1 pantserdekkorvet, 16 flottieljevaartuigen, 3 raderschepen, 1 spar- torpedoboot, 2 wachtschepen, 3 opnemings vaartuigen en 2 oorlogsstoomjachten. „Gy ook, Lauter? Dat had ik van u niet gedachtl" De zetter sloeg de oogen neder en mom pelde eenige onverstaanbare woorden. „Ik kan u niet tegenhouden, als gy ook met de anderen mee wilt doen. Maar hebt gy uw toestand goed overdacht? Ik weet hoe het by u is: gy hebt een zwakke vrouw, die dringend behoefte heeft aan goede ver pleging, en een klein kind, dat deze evenzeer noodig heeft. Ik weet wel, dat gy in den eersten tyd ondersteuning krygt uit het fonds; maar geloof myn ervaring, lang kan dat niet duren, het zal spoedig opgeteerd zyn, en wat dan?" De zetter trok met de schouders. Juist, wyl hy er op dat oogenblik eveneens over dacht als zya patroon, antwoordde hy koppig: „Dan dan moeten wy leeren dulden." De patroon knikte. „Wie alleen voor zichzelf heeft te zorgen, mag leeren dulden, maar vrouw en kind? Lauter, van u spyt het my zeerl Gy weet zelf, dat het werk, dat gy onder handen hebt, spoedig af moet, en dat ik, by het onaangename van de werkstaking in het algemeen, ook nog zwaar geldelyk veilies moet lyden. Ik zal wel eenige hulp van elders bekomen, maar ik moet toch iemand houden, op wien ik vertrouwen kan. Ik spreek niet gaarne van bewezen weldaden, maar als r eenige dankbaarheid in u was, Lauter, zou my dat met de ondankbaarheid van vele anderen verzoenen 1" De zetter stond nog onbewoegiyk. Het was duidelyk, dat hy een heftigen stryd in zyn binnenste voerde. Alles, wat zyn patroon gezegd had, was zuivere waarheid. Vrouw en kind l Hadden zy, die de werkstaking hadden doorgedreven, ook het recht, vrouw en kind aan een onzekere toekomst prys te geven? Maar daar doemde het weer voor zyn geest op, het scherpe, hoonende, gillende: „Een smeerlap, die niet meedoetl" en zich met de hand over het klamme voorhoofd strykende, zei hy, zich geweld aandoende, kregel: „Ik mag niet ik mag niet - voor het goede, my bewezen, biyf ik u dankbaar zeer dankbaar maar vertrekken moet ik ik kan niet anders I" „Dan gal" zeide de oude heer. „Loop met de anderen uw verderf tegemoet. Gy zult by hen wel een povere figuur maken, maar Ernst Lauter hoorde hem niet meer. Hy had reeds de deur van het kantoor achter zich gesloten en ging de trap op, in de eerste zetterszaal. Hy wilde triomfeorond lachen over zyn vastberadenheid, maar uit zyn borst kwam slechts een halfbedwongen zucht. Alle werklust was uit de zalen verdwenen. Nauwelyks een enkele stond nog te zetten. De meesten hadden zich in de tusschen- ruimten tot groepjes verzameld. De flesch ging dapper rondde werkstaking moest immers bedronken worden I De manuscripten waren uit de tenakels gerukt on over de zetkasten verstrooid vandaag dacbt men niet aan werken. De nevenman van Lauter was een Zwitser, die reeds oen vyftiental jaren in de stad werkzaam was en volgens wien de snelle stroom der arbeidersbeweging nog weinig meer dan een stilstaand water was. Hy was een doordry ver, die Bend mger zoo was zyn naam geheel vervuld van ver keerde ideeën, daarby een bekwaam werkman, maar heiaas ook een ruwe kerel, driftig en brutaal, en een liefhebber van een goed leven. Elke maand had hy een ander liefje; hy kon den sterken drank als water naar binnen slaan en was onder de omverwerpers van het bestaande nommer één. De Zwitser, zooals men hem kortweg noemde, was minder be mind dan worgevreesd. Men legde den spoedig opstuivenden kerel niet graag iets in den weg, maar voegde zich liever stilzwygend naar hem. Tegenover Lauter was hy meer meegaande dan jegens iemand anders, en dat had zyn reden. IL Voor jaar en dag was het gebeurd, dat de luidruchtige en woeüge man eens des morgens bleek en terneergeslagen aan zyn werk kwam. De anderen meenden dat hy den vorigen avond er wat diep was doorgegaan, maar den gegoeden Lauter ging het aan het hart, dat zyn makker zwaar en moeilyk ademhaalde en er zóó verstoord uitzag, alsof hem een groote ramp had getroffen. Onder den rusttyd van het ontbyt had hy den Zwitser met deelneming aangesproken, en toen kwam het er uit, met horten en stooten, „dat hy misdaan had en vandaag nog te schande zou worden gemaakt." De Zwitser had de contribution, die hy voor zyn vereeniging had geïnd en heden middag moest storten, in zyn wilde leven verbrast en zou dus als een schelm te midden van allen moeten staan. Daarop had Lauter hem de hand gedrukt en eenvoudig gezegd „Gy zult niet tot oneer komen ik heb wel zooveel geld in huis en zal het gaan halen. Ik zeg maar, dat ik een dringende boodschap heb." En zoo deed hy. De Zwitser bleef voor de schande bewaard en sinds dien dag sloot hy zich als een goed kameraad by Lauter aan. Hy had die schuld wekeiyks by kleinigheden afbetaald, maar met den tyd was ook zyn dankbaarheid minder geworden en de red dende hulp vergeten l „Zeg, zyt gy gekl" riep de Zwitser, toen Lauter, na het gesprek met zyn patroon weer aan zyn zetkast ging en den zethaak opnam, om zyn werk te vervolgen. „Werken? Van daag Dog? Daar komt niets van in, jongen, hier, drink eens!" En hy rukte een jong maatje, dat met een volle flesch onder zyn schort binnenkwam, die uit de hand en reikte ze zyn makker toe. „Daar, drink de werkstaking zal leven en wy ook nu vangt het leven eerst recht aanl Vacautie op de drukkeryenl Allons, enfants de la patrie. „Pst," klonk het vermanend uit de verte. De flinke gestalte van den patroon liet zich op de trap naar de zetterszaal zien. De Zwitser hield met een vloek op en den patroon uit dagend den rug toewendende, ging hy lui tegen de zetkast aanleunen. Kalm en zwygend doorliep de prinoipaal de lange zaal - nog een paar dagen, en dan zou alles verlaten zyn, dan was misschien enkel nog de eene of andere der vele machines beneden, welker rusteloos wentelen thans den vloer deed dreunen, in beweging; ernstig en zwygend ging hy de trap weer af. Lauter hield do oogeu strak op het voor hem liggend manus cript gevestigd en zag niet op, maar het was hem, of juist hem de verwytende blik van den man gegolden had, wiens weldaden hy met ondank loonde. „Passé!" lachte de Zwitser „de oude heeft reeds een ïykbiddersgezicht. Het gaat by de heeren nu om de gespekte geldkist. Daar, drink toch!" En wederom hield hy Lauter de flesch voor, uit welker hals oe lucht van sterken drank opsteeg. Lauter greep toe en dronk meer en begeeri^er dan de eerste maal. Er brandde hem iets in de keel, misschien hielp de drank daartegen. En hy dronk later nog eens en nog weer en toen de dag ten einde was, liet hy zich, voor het eerst sinds lang, weer door den Zwitser meevoeren naar de kroeg. Uit het kleine huis, met de roode gordynen voor de ruiten, klonk reeds een verward gedruisch van stemmen naar buiten, en toen zy binnenkwamen, vonden zy het vol van werkstakenden en belangstellenden, die het echter allen druk hadden over hot nieuws van den dag. {Wordt vervolgd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 1