MENGELWERK.
kostbaarste uren voor een jongmensch als ze
goed worden gebruikt, worden doorgebracht
met een of ander boek en veelal met porno-
graphische lectuur.
Dit laatste geschiedt, omdat de politie
ambtenaren op de hoogte moeten zijn van
alles, wat er op dit gebied, verschijnt. Waar
ztjn echter vraagt het blad de boeken
en schrifturen, de leeraren, die als tegengif
dienen en het jonge mensch moeten brengen
op de hoogte, waarop hij moet staan, wil hü
de moeilijke, veelomvattende betrekking, die
hem wacht, met eere vervullen?
„Waar alle onderzoek naar bekwaamheid
ontbreekt, aldus vervolgt het blad, en alle
wetenschap verre blijft van ons polilie-kader,
baart het geen verwondering, dat op dat ge
bied elke uil zich een valk geloolt. Is niet
in 't land der blinden één-oog koning? In
't openbaar te pareoren met burnou's en
degens en in de bureaux met een brutaal
gezicht, een iuwen mond en zinnelijke lectuur,
is geheel iets aoders dan verloren uren zich
ten nutte te maken door eigen studie, opdat
die uren niet verloren zijn en voor bevorde
ring een degelijken grondslag gelegd en een
recht geschapen worden.
Van overheidswege bestaat een jammerlijk
tekort ten aanzien van d6 opleiding ook der
hoogere politie beambten. Deze waarheid rond
weg te erkennen, ontslaat echter niet en
niemand van den plicht, in dat tekort per
soonlijk op de meest doeltreffende wijze te
voorzien. Veeleer wijst het op de noodzake
lijkheid, om het gemis tot een minimum te
beperken.
Daarom zy de richting, waarin te Rotterdam
en te Amsterdam thans in bescheiden mate
wordt gestuurd, aanbevolen als voorshands de
eenige, die de gemeente politie een kader kan
verschaffen, dat op de hoogte is van zijn taak
en dat zich zyner roeping bewust blijft."
Het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gra-
venhage zegt dat de te hervatten beraadsla
ging over het Personeel een belangryk
karakter zal dragen, omdat, afgescheiden van
de quaestie van het Personeel zelf, het
vraagstuk der nadere regeling van de ge-
meente-financiën zeker ook krachtig op den
voorgrond zal treden.
In de verklaring der Regeering, dat de defi
nitieve vaststelling der wetsvoordrachten voor
de bedoelde regeling eerst kan geschieden,
wanneer de grondslagen der nieuwe wet op
het Personeel zyn gelegd, uit het Dagbl.
de bedoeling eenige pressie te oefenen op de
Tweede Kamer, in 't belang der aanneming
van het ontwerp.
Het blad hoopt dat de leden der Tweede
Kamer zich niet zullen laten voeren van den
gooden weg, op welken het Personeel
alleroerst en allermeest naar zijn eigen inhoud
wordt beoordeeld. De hervorming van het
Person eel mag niet tot eiken prijs worden
doorgezet. Nog altyd staat het Dagbl. de mee-
ninp- wnrvr ffat {*0 r-n,
.~0 uw ujüL<itt..uo j\uo >jp net
Personeel, door niet ingrijpende verande
ringen, zeer goed ware te bestendigen, als
m9n er toch niet in slaagt om door de nieuwe
wyze van heffing den middenstand compen
satie te verzekeren voor den druk van directe
belastingen.
Doch nu de Rogeering zelve zulk een nauw
verband legttusschen 't Personeel, gelyk
zy het wil wfizigen, en de hervorming der
gemeente-financiën, kan, meent het blad, van
een eindbeslissing over het Personeel
geen sprake zyn, voordat de Tweede Kamer
weet, wat het Kabinet met de gemeente-
financiën voor heeft.
Voor zooveel het Dagbl. kon nagaan, werd
de opinie over het nieuwe personeel niet gun
stiger in de periode van dieper nadenken,
welke door de schorsing van de discussie er
over werd goopond.
De verhooging van het recht op 't ver
erfde tusschen echtgenooten zonder kinderen
van 6.52 pet. tot 8 pet., berust, meent het
blad, op een miskenning van de innigheid
van den band, die door het huweiyk geboren
wordt. Ook het heffen in de rechte lyn vindt
het blad afkeurenswaardig.
In 't algemeen zou het Dagbl. de Regis-
tratiewet in haar geheel willen gehand
haafd zien, daar zy nog een der beste belas
tingwetten is. De registratierechten, gelyk did
thans worden geheven, zyn niet drukkend.
Met levendige voldoening nam het blad
kennis van den wenk, in de afdeelingen aan
de Regeering gegeven, om de vergoeding voor
het verlies op het personeel te zoeken in de
uitbreiding of verhooging van het tarief van
invoerrechten.
Eindigen we dit overzicht met het volgende
stuk van don heor J. A. Van der Kloes in
de Dclftsche Courant. "Waarom we het
opnemen, behoeven we zeker niet te verklaren.
Twee zaken geven my aanleiding om eene
kleine plaats te vragenten eerste de korte
mededeeling in een uwer laatste nos.
betreffende de vergadering op 1 dezer in „De
Prins" gehouden met het doel om op te
komen tegen de opheffing der gemeenten
Vrfienban (en Hof-v. Delft) en ten tweede
een paar onlangs in myne handen gekomen
nos. van de Nieuwe Delftsche Courant van
Juni 1881, waarin een opstel, getiteld „De
opheffing der gemeente Vryenban."
Ik heb die vergadering bygewoond en dat
opstel met aandacht gelezen en in beide niets
dan klinkende argumenten vernomen tegen
de zaak. Ik zou er nu ook wel eens eenige
voor willen hooren.
Wat myzelf betreft, als ik met eenige
guldens meer belasting per jaar eenig open
baar belang kan bevorderen, dan zou ik de
laatste zyn om my daartegen te verzetten.
De gemeentebelangen van Viyenban, zoowel
als die van Delft, laten my tot op zekere
hoogte koud, in zoover althans, dat ik my
niet geroepen gevoel eenig persoonlyk aan
deel te nemen in zaken, het gemeenteiyk
beheer betreffende. Ik heb zelf te lang het
tooneel van den gemeenteiyksn dienst be
treden en zoowel vóór als achter de scher
men verkeerd, om niet te weten hoe daar,
naast het openbaar belang, persooniyke be
langen, persoonlyke voor- en tegeningenomen-
heden in hooge mate zich doen gelden en
meen iets beters te doen te hebben dan my
met eenige gemeente politiek in te laten.
Maar dit neemt niet weg, dat ik gaarne van
den kant van Delft eens zou willen hooren
wat er vóór de zaak te zeggen is. Wat ik
tot dusver af en toe van het Delftsche ge
meentebestuur heb kunnen bemerken, kwam
in hoofdzaak neer op: „Als je niet..., dan
zal ik jebyv. van de waterleiding laten
afsnyden en je geen gas meer verstrekken
of je huis trachten onbruikbaar te maken
door voortdurende opbooging van den weg
voor je deur met puin en modder."
Maar dit zyn voor my en mynsgelyken
geen beweegredenen om met genoegen by te
dragen in de geldverk wistingen, waarvan
wy nu dertien jaren lang getuigen zyn ge
weest. Delft is op dit punt waarlyk een merk
waardige stad. Nog nooit heb ik ergens eene
openbare afkeuring gelezen over de 1 tot 1J/2
ton gouds, die te veel voor de drinkwater
leiding is betaald, een werk, in concessie ge
geven op een oogenblik, toen elkeen kon
weten dat een stedelyke waterleiding zelfs
in veel kleinere plaatsen dan Delft eenrentabele
zaak is, daarna op een koopje aangelegd,
door de gemeente met grove winst van den
conces8ionnaris overgenomen en toen met
groote kosten verbeterd.
Nog nooit heb ik ergens een openbare af
keuring gelezen van de demping van de Oost-
singelgracht, die niemand voordeel opgeleverd
heefc dan den aannemer van het provinciale
werk, die er zoo schandelyk mede omge
sprongen heeft, dat meer dan dertig menschen
Het vergaan der „San-Salvador."
Uit het Engelsch van A. H. Henderson.
I.
Een koude en mistige avond. De gaslan-
tarens in do Londenscbe dokken trachten
tevergeefs hunne gele stralen tot het water
te doen doordringen.
In een der westelykste dokken ligt een
kleine driemastschoener, alleen voor een
ervaren oog zichtbaar. Het is, om een zee
term te gebruiken, „een oud cavalje" en hoe
wol ongetwyfeld van Noordschen bouw, draagt
zy toch al3 woonplaats van den reeder den
naam „Majorca" op haar spiegel.
Op den romp was geen spoor van verf meer
te bekennenhet koper was op verschillende
plaatsen gescheurd en afgerukt, en een ver
van schoon boegbeeld versierde den voor
steven.
Er waren dezen avond slechts twee mannen
aan boord, by elkaar gezeten in de kleine
kombuis, die nauwelyks ruimte genoeg voor
hen beiden aanbood, doch het was het eenige
warme hoekje aan boord.
Een van hen was de wachtsman van den
wal, een oude, verweerde en vergrfisde zee
man, met een ruigon ringbaard en borstelige
wenkbrauwen. Hy droog een ouden zeejekker
en had een bonten muts op het hoofd, die
hy het onnoodig scheen te vinden om af te
zetten, waarscbynlyk met de flauwe bewust
heid, dat eens wachtsmans plichten zaken be
treffen, die gewoonlyk ver van het kombuis
vuur verwyderd zyn.
Zyn makker was de kok van de schoener,
een mager, akelig ventje, met een ontevreden
uitdrukking op zyn ongeschoren gelaat.
Hy had geen jas aan en zyn hemdsmouwen
opgerold tot boven den elleboog, terwyi een
vuile, vette muts zyn ongekamde haren ge-
deelteiyk bedekte. Hy was nu gedurende
het laatste halfjaar kok geweest op de „San-
Salvador", en daarby de eenige Engelschman
onder de equipage.
De kombuis, in welke zy gezeten waren,
was een ongezellig, vuil hok en grootendeels
ingenomen door de kombuis. Zy werd flauwtjes
verlicht door een olielamp, die zich meer door
walm dan door lichtgevend vermogen onder
scheidde.
Niet dat dit den aanwezigen iets hinderde
voor hen was in de kombuis warmte, ge-
gevaar hebben geloopen in de modder te
verdrinken, zonder dat er van gemeentewege
een enkele stap is gedaan in het belang der
openbare veiligheid. Nog altfid door blijft men
aan het ophoogen van het terrein, nu met
aarde, die met groote kosten van het andere
eind van de stad wordt aangevoerd. Kan
iemand my zeggen waarom of dat terrein zoo
hoog moet zfin en waarom niet voor afwate
ring er van wordt gezorgd? Is dit soms enkel
om de aanliggende, tot de gemeente Vryen
ban behoorende panden in waarde te doen
verminderen
Roekeloos heeft men indertyd het onderwfis
aan de meisjesschool bedorven en 't waren
nog wel z. g. „liberalen", die het deden. Een
goede byzondere school, naar aanleiding daar
van opgericht en door belanghebbende ouders
met groote geldelyke opofferingen een tyd
lang in stand gehouden, werd stelselmatig
tegengewerkt en heeft moeten ten onder gaan.
Het scbynt nooit iemand in te vallen eens
aanmerking te maken op het beheer der
gemeente-werken. Onlangs liep ik met een
bevriend steenfabrikant door de Anna-straat.
„Nu," zei hy, „hier is nog eens kans om
geld te verdienen;" en om uw goeden naam
te verspelen, voegde ik er by. Men lette eens
op die nieuwe straat en zy is de eenige
niet en men zal my begrypen I
Doch ik zal met dit alles en nog veel
meer genoegen nemen als men my overtuigen
kan dat met de aanhechting van een deel der
aangrenzende gemeenten by Dalft eenig
openbaar belang betrokken is.
Van Alexander van Macedonië en zyne
voorgangers af tot Napoleon I en in oDzen
tyd het perfide Albion, Rusland en den
burgervader van Delft toe hebben de heer-
schers altyd hetzelfde liedje gezongen „Das
Vaterland muss grosser sein," doch tot dus
ver valt het nog te bewyzen dat iemand er
wèl by voer als zy hun zin kregen.
Is het dus by de heerschende macht
daarom alleen te doen, dan zullen de Delve-
naars wèl doen met er zelf hunne stem tegen
te verheffen.
zelligheid en rumgrog, terwyl buiten niets te
vindon was als mist, koude en dorst.
„Ik wou dat ik al afgemonsterd was,"
gromde de kok, nadenkend aan een oud stompje
pfip zuigend.
„Wat bedool je?" vroeg zyn metgezel.
„Wel, heb je 't nog met gehoord? We
krygen een passagier mee, en dat nog wel
een vrouw."
„Waar gaan jullie heen
„Ik ben een boon als ik 't weet, waar-
schyDiyk naar het een of ander gat, daar
ergers in Spanje."
Beiden zwegen een oogenblik en de wachts
man stond op, om een blik buiten de deur
te werpen. Mist, mist, nog eens mist.
Huiverend sloot hy de deur en zette zich
weder by bet vuur.
„Jullie zult daar nooit komen", zeide hy
opeens, met een geheimzinnige uitdrukking
op hot gezicht.
„Waar Diet?" schreenwde de kok, van
zyn zetel opspringende en met open mond
zyn metgezel aanstarende, terwyi deze met
een droefgeestig gezicht wat heet water by
zyn rum schonk.
II.
„Komaan", zeide de oude, na een langen,
verfrisschenden dronk, „ik mag je wellyden,
kameraad, en daarom zal ik je eens wat
vertellen."
Na zich een nieuwe pfip gestopt te hebben,
stak hy van wal.
„Het is ongeveer veertig jaren geleden,
dat oude Peter Johnson en zyne schoener,
de „Nelly", zeer bekend waren, hier op de
Theems. Het was een aardig scheepje, en
oude Peter hield van haar meer dan van iets
ter wereld. Hy praatte tegen haar alsof zy
hem verstaan kon en als hy er over aan 't
zwetsen raakte, dan wist niemand waar hy
de leugens vandaan haalde.
Oude Peter was een flinke, stevige, oude
zeebonk met twee lange bakkebaarden en
een arm by den elleboog afgezet.
Zoolang hy binnen was, lag hy altyd in
dit dok, op dezelfde plaats, waar wy nu
liggen."
De wachtsman zweeg een oogenblik, ter
wyl hy zich een nieuwen drankvoorraad ge
reedmaakte.
„Ik herinner het my nog, alsof het gisteren
was. Als ik het wel heb, was het September
maand, en er stond een stevige bries uit
het zuidwesten, terwyl het soms zoo hard
regende, dat je iü een oogenblik een balie
vol regenwater had. We hadden dien avond
met een paar maats tot een uur of twaalf
zitten boomen in „De stad Hamburg" en toen
wy net op ons geraak zaten, kwam een man
binnenloopen, met de boodschap dat er in
dit dok brand was. Nou, je begrypt, wy er
dadeiyk heen en jawel, hoor, daar was de
„Nelly" aan 't branden als een lucifersdoos.
Heere, heere, wat loeiden die vlammen;
't was makkelyk te zien, dat er niets aan te
redden was. De dokmeester had dat ook gauw
genoeg in de gaten en daarom gaf hy last,
de trossen te kappen en toen brachten we
met behulp van lange staken, de „Nelly"
in het midden van het bassin.
Daar opeens, toen we net klaar waren,
komt oude Peter, die dien avond aan 't^pas-
sagieren geweest was. Hij zwaaide met zy'n
armen, en vloeken, vloeken dat by deed
wel, ik ben ook geen Zondagsschoolmeester,"
voegde hy er zedig by, „maar dat was toch
wel een beetje te bar."
Zyn kameraad deed een goedkeurend ge
brom hooren, als kon by zich die positie best
indenken.
„Kapitein Peter waggelt naar den dokmeester
en bidt en smeekt hem zfin schip te redden,
hoewel iedereen zag dat het onmogelyk was;
toen ineens keert hy zich om en met een
machtigen sprong stond hy op den bak van
de „Nelly." Ik heb nooit zoo'n sprong gezien
en zal dat wel niet meer doen ook.
Zooals ik je zeide, 't is me alsof het giste
ren gebeurd is. Wy stonden allen stil te
staren naar het brandende schip en ouden
Peter, die als een gek op en neer stond te
dansen.
Een oogenblik later klom hy op de reeliDg
en wy dachten dat hy in het water zou
springen om zich te redden.
Doch hy schudde zyn vuist tegen ons en
schreeuwde:
„Vloek over jullie en over dat oude dok.
Vloek over elk schip, dat op de plaats van
myne arme „Nelly" komt te liggen, vloek
o°er
Wy konden zfin laatste woorden niet meer
hooren, want met een geweld als van een
donderslag vloog de arme schoener uit elkaar
en Peter Johnson was verdwenen.
En het raarste van alles is, dat zyn lyk
nooit gevonden is en dat na dien tyd er geen
schip hier geweest is, of 't is op zyn volgende
reis vergaan."
De kok vloog verschrikt op, doch met een
beteokenisvollen blik wenkte de wachtsman
hem om weder te gaan zitten.
„Toen het pas gebeurd en de scheepvaart
een tydlang erg slapjes was, hielden ze dit
plaatsje open; doch er kwam een nieuwe
dokmeester, een jonge branie van een kerel,
die nergens aan geloofde.
Op een goeden morgen komt or een Noor-
weegsche houtjoeker, een brik, en deze kwam
hier te liggen, en bleef tot ze leeg was.
Toen vertrok ze naar de Tyne, om een
lading kolen te halen, maar ze is er nooit
gekomen; doch op de hoogte van Gravesend
in den grond geloopen door een Fransche
stoomboot.
Ik zeg, dat het een soort van moord is,
een schip in dezen hoek te meren. De laat
ste maal nog was het een mooie, kleine bark
met een kapitein, die pas getrouwd was, en
z(jn jong vrouwtje by hem aan boord. Zy is
de eenige die gered is, toen zy in het Kanaal
werden aangevaren door oen Cunard-Liner.
't Was mooi helder weer en de oude zorg
vuldig genoeg; niemand, die het begreep, be
halve zy, die van den vloek van ouden Peter
Johnson afwisten."
Het verhaal was uit en met een soort van
ernstige afwachting zat de verteller den kok
aan te staren.
„Oef," huiverde deze, „ik wou dat je je
snater maar gehouden hadt. Ik geloof, dat
ik van avond nog maar weg moet wezen."
IH.
Het was een week later. De tweeling-
schroefboot „Orange" bewoog zich kalm en
statig door de kalme wateren van het Kanaal.
Het was avond en de mist was eenigszins
opgeklaard, doch de telegraaf op de brug stond
nog steeds op „half speed ahead." De tweede
en vierde officier hadden de wacht, de eerste
te loevert op en de jongste aan iy, ieder
kalm op zyn post en trachtende den mist
te doorboren. By de fluit stond een kwartier
meester, en geregeld elke minuut dreunde
een aangehouden toon door de lucht.
Het was een vervelende wacht, niets te
zien of te hooren dan het eentonige geklots
van hot water tegen den romp en elk halfuur
het slaan der glazen en het onmiddeliyk daarop
volgende lang uitgerekte „Alllles wel-11" van
den uitkyk in het kraaiennest. Het was
dus den tweeden officier Harold Graham niet
kwaiyk te nemen, dat soms zyn gedachten
afdwaalden naar huis, naar lieve verwanten
en kennissen.
Het scheen hem reeds een eeuw geleden,
dat by afscheid genomen had van Eva Sau-
maurer, dat de oude schoener „San-Salvador,"
met haar kostbaren last, het dierbaarste wat
hy op aarde bezat, den Theems afzakte om
het ruime sop te zoeken.
Het was slechts zes dagen geleden. Nog
zag hy voor zich het mooie, aardige figuurtje,
zich over het hek van den spiegel buigende,
en hem met haar zakdoek een laatst vaarwel
toewuivende.
Zyne gedachten dwaalden meer en meer af
en met een eigenaardig genot dacht hy zich
de geheele geschiedenis nog eens in.
Zy was de dochter van een Spaanschen
vader en een Engelsche moeder, die beiden
overleden waren in een der ongezonde dis
tricten van Zuid Afrika, waarheen zy zich
begeven hadden, om fortuin te maken, een
doel, dat zy nooit bereikten.
Eva was vry wel hulpbehoevend achterge
bleven en verplicht hulp te zoeken by haar
Spaansche bloedverwanten.
Dezen hadden voor haar den overtocht van
Kaapstad betaald als passagieres 2de klasse,
en dan zou zy van uit Londen de reis ver
volgen, met den „San-Salvador" die in eigen
dom behoorde aan een barer bloedverwanten.
Het was de „Orange", die haar overbracht;
van Kaapstad, en na een voorspoedige rejs
drukte zy den 2den officier de hand met ee.n
eigenaardige uitdrukking in haar oogeD, die
spraken van nieuwe vreugde en nieuwe hoop,
waarmede- zy de toekomst tegemoet zag,
en to9n- hy nogmaals afscheid van haar nam
op het dek der „San-Salvador", was het met
de wederzydsche belofte, dat hy na de volgende
reis haar zou komen halen als zyn vrouw.
IV.
Over zulke zaken denkt Harold Graham,
terwyl hy onophoudelijk de brug van dsn
grooten schoener op en neer loopt. Maar de
mist wordt woer dikker en met geweld zefc
hy alle gedachten opzy, om al zyn opmerk
zaamheid op schip en weer te vestigen.
Hy begeeft zich naar de spreekbuis, die uit
mondt in de hut van den kapitein, en rap
porteert: „Kapitein, het begint weer dikker
te worden."
„All right, ik kom dadeiyk."
Een oogenblik later voegt de kapitein zich
by hem op de brug en het commando weer
klinkt: „slow ahead." De telegraaf rinkelten
met haast onmerkbare vaart giydt dat groote
stoomschip door het water.
Te loevert op staan de beide mannen,
ieder voor zich met gespannen aandacht
luisterende naar 't geluid van een naderend
vaartuig.
„De barometer begint te dalen," zegt de
kapitein; „wy zullen wel spoedig een beetje
wind krygen en dan zal 't wel wat opklaren."
„Braddon," riep hy tot den vierden officier,
die aan iy stond, „wees zoo goed en kyk eens
even wat de barometer doet."
Nauwelyks was deze vlug de trap der brug
afgestegen, of plotseling klonk de bel der
telegraaf en onmiddeliyk rinkelde het uit de
machinekamer terug. Men hoorde plotseling
het steunend aanzetten der machine.
Een oogenblik stonden beide mannen als
aan den grond genageld, en toen was Graham
met één sprong aan de zyde van den onbe
schaamde, die gewaagd had de telegraaf aan
te raken.
Doch plotseling waggelde hy achteruit.
Aan de telegraaf stond een zware, breeds
gestalte met lange bakkebaarden. Hy had
met de rechterhand het handel der telegraaf
vast en de linkerarm scheen tot de helft
afgezet.
Zyn gelaat was ïykkleurig en zyn oogen
schitterden met duivelachtigen glans. De
kapitein vloog Graham voorbij en met een
woedeoden vuistslag wilde hy het onbeschofte
individu neerslaan. Doch hetzelfde oogenblik
uitte hy een kreet van pyn, zyn hand zwaaide
door do yle lucht en trof met volle kracht
de punt van de telegraaf-lamp.
Vóór een van beiden nog tyd gehad had,
het „full speed" vau den onbekende weder
in „zucht aan vooruit" te veranderen, klonk
do stem van den uitkyk:
„Schip recht vooruit. Hy is vlak onderden
boeg.
De zin werd nooit volemdigd. Met een ont
zettend gekraak sneed de scherpe stoven der
boot met volle kracht door een of anderen
scheepsromp.
Een vreeseiyke schok, de machines dadeiyk
gestopt, het commandeeren der officieren, en
vooral het dreunend af blazen van den stoom
vervulden hot geheel met ontzettende ver
warring.
Graham stond op de brug met een reddings
boei in de hand, gereed dien den eerste, dien
hy zag dryven, toe te werpen.
Doch, groote Hemel, wat was dat? Hy
sprong op de reeling en tuurde scherp in
het water. Was dat het spel zyner verbeelding
of zag hy daar zachtjes het gezicht van Eva
Saumaurer voorbydryven? Met een sprong
was hy van de brug in het water, den red
dingsboei stevig in de rechterhand geklemd.
De oorzaak der aanvaring bleef steeds een
geheim. De „Orange" en de „San-Salvador"
hadden beide de by de wet voorgeschreven
geluidseinen doen hooren, doch beide ver
klaarden geen geluid vernomen te hebben.
Dit is zeker, dat als de stoomboot zacht-
aan was blyven doorstoomen, de aanvaring öf
minder erg ware geweest of misschien geheel
voorkomen geworden. De kapitein en de tweede
officier verklaarden, dat zy nooit te voren den
persoon, die de telegraaf van „zacht aan"
op „volle kracht vooruit" bracht, aan boord
gezien hadden.
Het was werkelijk Eva, die Graham gezien
had. Hy mocht het genoegen smaken haar
te reddenzy was de eenige overlevende van
de ongelukkige equipage der „San-Salvador.",
Kort daarop werd het dok, van waar de
schoener vertrokken was, verbouwd en gs*
heel veranderd, en na dien tyd scheen d»
geest van den ouden Peter Johnson tot rusk
gebracht te zyn, ten minste de oude wachta*
man voegde nu by zfin verhaal altyd^
dat de „San-Salvador" het laatste schip was>
dat door den vloek van den ouden kapitein
verging.
Zoek hare drie katjes!