MENGELWERK.
En dat tot een Staat met v y f m a a 1 kleinere
bevolking dan wft, juist nadat diezelfde Staat
er wèl de tinden in had gezel!
Zóó zwak, dat wy in hot geheel niets ver
mogen, zijn wy dan toch nog niet. Hebben
wy niet nog onlangs van het machtige Enge
land e8n scheidsgerecht in de „Costa-Rica-
packef-zaak afgedwongen? en zyn wy het
niet geweest, die, door den mond te roeren,
de vorige maal het eerst do aandacht van
Europa op het bedreigde Transvaal hebben
gevestigd?
Wanneer we neutraal willen blyven naar
alle zyden, zoo klinkt dat heel mooi, maar in
den tegenwooruigon tyd is die neutraliteits-
toestand eenvoudig aldus in goed Hollandsch
om te zettennergt n i vriendeD, overal vyanden.
Niemand, die, als do nood aan den man komt,
om die neutraliteit geven zal, laat staan er zich
aan zal laten gelogen liggen, haar voor ons te
verdedigen.
Wie van de kleineren tot eere komen zal,
mogo zich by een grooteren aansluiten.
Maar moet dan ook voor dien
grooteren wat waard zyn.
De conclusie van het Utrcchtsch Dagblad is
Laat ons onze vernedering aanvaarden, ja;
maar om er niet in te berusten.
Oin ons gereed te maken, ons te kunnen
verweren.
Ons gebit moot eens goed worden nagezien,
opdat wy er weor mee kunnen byten, evenals
weioor in de dagen van Do Ruyter en Tromp.
Dan zullen wy weer meetellen in de achting
van ocze vrienden, van onze vyanden en
vanonszelven.
Dan zal onze vriendschap, al behooren wy
ook nog zoozeer tot de kleinen, waarde
erlangen voor de machtigen; dan kan onze
vyandschap, al zyn we ook nog gering, de
schaal doen overslaan tegen anderen, en dan
zullen we eindeiyk het dichterwoord weer
zonder schaamte uit Goetbe's „Egmond" kun
nen hooren
„Nichtswürdig ist die Nation, die nicht ihr
Alles freudig setzt an ibre Ebre".
In welk programma van welke kiesvereeni-
ging zal nu deze eisch des tyds eens nummer
éóu staan?
Sprekende over het steeds toenemend aantal
workloozen in de grooto steden, ten gevolge
waarvan de behoefte aan werkverschaffing
daar steeds toeneemt, meent het Friesch
Volksblad dit vooral te moeten toeschry ven aan
de toestanden op het platteland.
Als wy zien, dat er jaar op jaar tal van
arbeiders, door den nood gedrongen, het platte
land verlaten en naar de groote steden trekken,
waar zy de loonon drukken en het aantal
werkloozon vermeerderen, dan, zegt het blad,
ligt het voor do hand, dat alles moet beproefd"
worden, om de welvaart van het platteland
te verhoogen.
Tracht men daar de arbeidende bevolking
aan een goede woning en een stuk gronds
te helpen, dut grootendools, zoo niet geheel,
in hunne behoeften kan voorzien en onbe
werkte en slecht bewerkte grond is er in
overvloed, dan zal de behoefte aan werk-
verschaffing8 commissiön spoedig afhemeD.
Wel zullen dan tyden aanbroken, waarin
er ton gevolge van naluuriyke oorzaken geen
werk is, doch wie zou don werkman enkele
weken vacantia misgunnen, waarin by zich
aan geesteiyk genot kan overgeven, of kan
gaan knutselen, of....Ja, misschien zou er
heel goed de een of andere industrie op het
platteland te vestigen zyn, die in den winter,
als de grondarbeid rust, aangegrepen kon
worden, om de welvaart der bevolking te
verhoogen.
Alle in in deze richting kan, moenen wy,
do periodieke werkloosheid met eenige hoop
op succes bestreden worden. Do lichameiyke
on geesteiyke ontaarding, die hot leveu in
de groote steden maar al te dikwyis by de
arbeidonde klasse meebrengt, zou er tevens
door bestreden worden. En ook dat is veol
waard.
Onder het opschrift Nog eens do dood
straf lezen we in Het Nieuws van den Dag:
Te Rotterdam, zoo werd ons gemold, hooft
zich eene commissie gevormd, welke zich ten
doel stelt eene volksbeweging op touw te
zetten voor de weder-invoeriug van de dood
straf Vermoodolyk gaf de betrekkelyke tal
rykheid der gruwoiyke misdaden, in den
laatsten tyd by ons te lande begaan, hiertoe
aanleiding. Maar dan mag men vragen, of
het niet practischer zou zyn, eene volksbe
weging op tousv te zetten tot het verkrijgen
van eene sterkere, meer waakzame, meer
intelligente, kortom met betero vangmiddelen
toegeruste justitie.
Tegen de doodstraf valt, onder meer, het
volgende aan te voeren:
Ten eerste: zy is, eenmaal uitgevoerd,
onherroepeiyk. Een noodlottige samenloop van
sc-hynbewyzon on OGn altoos feilbaar* men-
schenoordeel kunnen haar een onschuldige
doen treilen.
Ten tweede: zy stelt den misdadiger buiten
do mogeiykheid gering misschien, maar
toch niet geheel denkbeeldig om tot inkoer
to komen, berouw te voelen, zich als mensch
gedeelteiyk nog te rohabiliteoreu.
Ton derde: z(j is ethisch ongeoorloofd
even ongeoorloofd als hot moorden zelf. Wat
do eene mensch den anderen niet gegeven
heeft en niet geven kan, dat mag de eene
mensch den anderen niet ontnemen.
Ten vierdo: zy is eigeniyk geen straf.
Want sterven moeten wy ailen; en wie aan
opue pyolyko ziekte bozwyken moet, sterft
▼eel s nartelykor dan door strop of byi of
oene electrische ontlading.
En eindelijk, ten vyfde: zy is ondoeltreffend.
In landen, waar zy nog bestaat, is het aaDtal
gruwelyke misdaden niet geringer dan in
landen, waar zy niet meer bestaat; en in de
vorige eeuw nog, toen zelfs onbeduidende
diefstallen op het schavot werden gestraft,
werd er waarlyk niet minder gestolen dan
tegenwoordig.
Alles byeengenomen, plaatst men zich dus
op een gezond en logisch standpunt, wanneer
men zegt: Wy kunnen en mogen, voor zoo
ver het in onze macht staat, slechts in dit
leven zelf datgene doen boeten, wat in dit
leven misdreven werd.
Eene verdere vraag is dan, of ons heden-
daagsche gevangenisstelsel genoegzaam aan
het begrip van boetedoen beantwoordt; of de
niouwerwetsche humaniteit tegenover mis
dadigers niet reeds veel te ver is gegaanof
de straf door opsluiting in sommige gevallen,
naar den aard dor misdaad, niet veel g e-
v o e 1 i g e r en hierdoor rechtvaardiger en
af8chrikkender behoorde te zyn; of het mede-
ïyden voor Kaïn in ziekeiykheid niet grootor
dreigt te worden dan het medelyden voor Abel.
Dit zou men nader kunnen uitmaken. Maar
allereerst, alvorens men over het lot van den
misdadiger beschikke, heeft men te zorgen
dat men hem in handen kryge. Wat baat het
of men galgen en valbyien opstelt voor moor
denaars, die in de schaduw van het schavot
misschien grynzend hunne sigaar staan te
rooken? Het is eene schande voor onze
raaatschappelyke inrichting, niet dat men de
bsdryvers van gruwoiyke misdaden niet meer
opknoopt, maar dat zy ongestraft in ons
midden kunnen blyven rondloopen.
Het Drietal.
Uit het Engclsch.
Gewooniyk bleef één van het drietal buiten
wachten, om door een schel gefluit te waar
schuwen wanneer zich iets verdachts mocht
opdoeD, doch nu werd van den regel afge
weken en sloop het drietal beruchte inbrekers
door de achterdeur binnen.
Het huis stond in een der voorsteden,
zoodat men het best durfde wagen.
Het edele driemanschap ging behoedzaam
oen kamer binnen en Graban stak het gas
aan. Het was het werk van oen oogenblik
om een kast in den muur to openen, daaruit
het familiezilver te nomen en dit in een reis-
tasch to bergen. In dien tyd ging Mont
gomery eens een kykje op de bovenkamers
nemen.
„Ik vertrouw Harry daar niet alleen," zeide
Baxter, de tasch stevig dichtsjorrend: „by
is zoo sentimenteel uitgevallen, dat hy mis
schien voor een schildery van een dame staat
te grienen, daarby aan zyn moeder denkend,
die zoo'n verdriet heeft over de levenswyze
van haar zoon. En natuuriyk is van die over
gevoeligheid het gevolg, dat hy vergeet de
dingen van waarde mede te nemen."
Graham, die juist het slot van een bureau
had geforceerd, waarin hy enkele kostbare
sieraden vond weggesloten, antwoordde
lachend
„Kom, zoo erg is het niet en vergeet niet
dat ik hem gisteren nog eens flink de los
heb gelezen, waarop by my vast beloofd heeft
zoo voorzichtig mogelyk te handelen. Hy is
nog on ging al doende wordt men wys; dit
hebben wy toch ook ondervonden.
Gelukkig slaapt er niemand anders in huis
dan de heer Bredward en de huishoudster,
die doof van ouderdom is do overige familie
leden zyn allen in het zuiden van Frankryk
voor hun gezondheid. Als Bredward een aan
merking durft maken, zal Harry hem dat wel
gevoelig afloeren, daar kunt go van op aan."
„Ik zou liem!" riep Baxter.
„Gy zyt een woesteling," zeide Graham op
bestraffenden toon: „hoe menigmaal hebikj-j
nu al uitgelogd dat er niets verdien6teiyks
is in zulk woest optreden? Weet gy nu nog
niet, dat de voorzichtigste manier ook do
veiligste is?"
„Nu, houd maar op," weerde Baxter zyn
broeder in het kwade af; „zoo ver ik weet
zyn we geen zendelingen."
„Beter eon zendeling dan een woesteling,"
zeide Graham, klaarblykeiyk trotsch zulk een
schooue tirade bedacht te hebben.
Zy werden in de voortzetting van hun
gesprek gestoord door het binnentreden van
Harry, die een menigte diamanten en andere
kostbaarheden op tafel uitstalde.
„Nu, dat is geen kwade vangst," zeide
Graham met een tevreden lachje: „twee
horloges!"
„Daar krygen wo niet veel voor; het zyn
van die dingen, welke niet veel opbrengen."
„Niet! Dat zult ge eens zien!" riep Graham:
„zo zyn van goud en op elk is een inscriptie
gegraveerd; twee broches, een halsketting,
een goede buit."
„Gold was er niet," zeide Harry, zyn das
recht trekkend voor den spiegel en zyn snor
opkrullend.
„Dat had ik ook niet verwacht. Bredward
zal een honderd pond by zich hebben, maar
dat is niet de moeito waard. Als wy iemand
in de City dooden, is de zaak heel gauw
vergeten, maar in de voorsteden geeft zoo
iets een paniek; de buren mengen er detectives
in en dan is men zyn leven niet meer zeker.
En zich laten omkoopen doen die heeren ook
niet, daarom zeg ik al tegen Jim
„Houd op," viel deze hem in de rede: „ben
ik dan al iemand aan het doodslaan?"
„Zeker niet, maar
„Houd dan je mond! Laten we liever eens
zien of we hier niets te eten kunnen krygen."
Graham zucht:© en zag met komischen
ernst zyn jongeren deelgenoot in de winst aan.
„Natuuriyk, dadLt ik het nietGy zult zien
Jim, dat uw eeuwigdurende behoefte aan eten
ons nog eens in de klem brengt."
„Het is vier mylen loopen van East End,
hierheen en donzolfden afstand terug, en zoo
ver ik my kan herinneren, was ons avond
eten nu juist niet overdadig. E9ü mensch
moet nu eenmaal eten om zich in stand te
houden en
„Al goed, al goed," viel Graham hom on
geduldig in de rede. Harry, gij zorgt voor
den wyn, in dien tyd zooken wy wat te eten.
Als je blieft Jira, smak nu niet en puf niet
zoo terwyl gy eet, want het is voor de om
standers al heel onsmakelyk."
II.
Jim was te verontwaardigd om te ant
woorden en begon zwygend den inhoud vin
de provisiekast op tafel te zetten, nadat hy
deze eerst met eon tafellaken,dat hij uit de
lade van het buffet baalde, bedekt had.
Succossievelyk kwamen er op tafel: oen stuk
koude nam, kaas, agurken, brood, boter,
ansjovi9, een busje kreeft, sardientjes en do
overblyfselen van oen duivenpasty. Harry
kwam aandragen met ec-n kruikje whisky en
drie flesschen champagne.
„Een waardig feest," zeide Baxter ©n liet
zijn oogen over den aangericbten disch gaan.
„Herinnert ge u nog dat huis in Barloy-
town, waar wo niets vonden dan hondenbrood
en azyn?"
„Of ik het my herinner!" en verachtelyk
trok de bovenlip van Graham omboog.
„Sommige menschon zyn niet waard dat
zy leven," hernam Brxter met een woedend
gebaar. „Kom, schenk de glazen oensvol. De
heeren gelieven hun vingers te gebruiken om
te eten, want ik heb al het tafelzilver in de
reistasch goborgon en ik ben niet van plan
het er weer uit te halen."
„Uistekende champagne," zeide de jongste
van het gezelschap, zyn glas togeD liet licht
houdeüd.
„Waarachtig, een best merk," antwoordde
Graham, met den blik van een kc-nner het
schuimend vocht proevend; „het is onbegry-
pelyk dat er zoo weinig heeren goeden wyn van
slechten kunnen onderscheiden. Laten we nu
den whisky eens probeeren."
„Die is heel goed, vry wat beter dan de
champagne," merkte Baxter op.
„En Jim weet het," zeide Harry met een
valschen lach„geef my de agurken eens aan."
Het was een vreemd natuurspelnaast
Baxter, die aan het hoofd der tafel zat, had
Graham plaats genomen, een man van om
streeks veertig jaar, zeer welgedaan, met een
gladgeschoren gezicht; iemand, dien men voor
een welgesteld bankier zou hebben gehouden.
Tegenover hem zat Montgomery, een lang,
slink jonkman, met zachte, blauwe oogen,
Jippen, die spoedig trilden, en keurig net go-
borsteld ha3r. Baxter alleen was een ongun
stig uitziend personage, met ongekamden
baard, ongewaeschen handen en kleine, slui
pende oogen. Zyn geheele voorkomen gaf den
indruk van veel spierkracht. Had by geen
hoed opgehad en had do reistaech met de
gestolen voorwerpan niet naast hem gelegen,
dan bad men hen voor drie vrooiyko jong
gezellen kunnen houden, waarvan één het
partijtje gaf.
Die gelykenis echter verdween geheel en
al, toen ean oogenblik later de deur achter
Baxter openging en oen oud man binnentrad
met een hoogst fatsoenlijk voorkomen, met
lange, grijzende bakkebaarden en een gouden
lorgnet, gekleed in een gebloemaen chambre-
cloack.
Graham merkte den binnentredende het
eerst op en door den uitroep van verbazing,
dien hy slaakte, draaide Baxter het hoofd
om. In eon oogwenk was dezo op en hief
hy dreigend de revolver op, doch Graham greep
deze eer Baxter het wapen had kunnen
richten, en hem by den arm trekkend, duwde
hy hem op zyde.
III.
„Geen geweld, Jim."
„Ik wilde niet schieten," bromde deze.
„Ik had hem slechts een slag op het hoofd
willen geven."
„Het zal niet gebeuren, ga zitlen."
Baxter gehoorzaamde; Graham wendde zich
tot den magoren heer, die nog steeds by de
deur stond.
„De hoer Bredward, veronderstel ik?" Een
buiging. - „Inbrekers, naar ik veronderstel?"
„Juist; wilt u plaats nemen?"
De heer Bredward zette zich naast Mont
gomery, na voor dezen eerst een beleefde
buiging te hobben gemaakt. Er heerschte
een oogenblik stilte, doch spoedig werd deze
door Graham8 stem verbroken.
„Het spyt me, dat ge u vertoond li9bt,
mynheer; u begrypt dat we uw gezelschap
liever gemist hadden; excuses voor ons in
dringen hier kunnen we u niet aanbieden en
ik kan er by voegen tot onze spyt."
„O, my spyt het in het geheel niet, hier
te zyn gekomenik houd wel van een kleine
verandering in de dageiyksche eentonigheid
van het leven en ik moet zeggendit is voor
my een geheel nieuwe emotie."
„Zoo, dat is dan een buitenkansje voor u,"
mompelde Baxter, doch niemand verstond het
gelukkig.
„Ik werd wakker, doordat het gas werd
opgestoken boven op het portaal," verklaarde
de heer Bredward, „eu ik meende dat de
huishoudster het had vergeten uit te draaien.
Dat is reeds meermalen gebeurd. En toen
hoorde ik beneden stemmen; natuuriyk dat
ik ging zien. wie er waren."
„Op gevaar af uw leven te wagen," zeide
Graham, met een blik naar Baxter.
„Daar dacht ik niet aan," antwoordde de
heer Bredward eenvoudig; „ik ben zoo dik
wyis, gedurende mijn leven, in gevaar ge
weest, dat ik niet spoedig meer voor iets
terugdeins. Inbrekers van beroep zeker, waar
ik de eer heb mede kennis te maken?"
Hy zag Graham vragend aan. Met een on
verschillig air stak deze een cigarette op.
De heer Bredward kuchte.
„Ik kan niet tegen de lucht van sigaretten,
daar op den schoorsteen staat oen kistje
havanna's, rook daar gerust uit; ik zal u
gezelschap houden."
Graham lachte om het origineele oude
heertje.
„Ik vind u nog zoo onaardig niet", zeide
deze, „was het niet om" hier wees hy naar
het valies, clan zouden we nog heel goede
maatjes kunnen worden. A propos, zouden we
niet eens kunnen marchandeerenals ik u eens
een goede som gaf voor al die sieraden van
myn vrouw en dochters, en gy my die
weder liet?
„Aangenomenals het eerlyk spel is, kunnen
we er eens over praten", zeide Graham.
„Natuuriyk, ia de eerste plaats ben ik man
van zaken."
„Gy zyt een wysgeer", bracht de jongste
van het drietal bewonderend in het midden.
„Welk verstandig man is dat niet? Wat
niet verholpen kan worden, moet worden ge
dragen, myn jonge vriend; men moet verlies
en winst met dezelfde kalmte weten te
dragen."
„Precies onze leer," stomdo Graham in.
Wordt vervolgd.)
Wie her ft zijn goudvisschen gestolen?
KOLONIËN.
BATAVIA, 20-24 Decomber.
De Raad van Justitie te Batavia heeft
rechtsingang met bevel van gevangenhouding
verleend tegen den verdachte J. B., oud 53
jaren, geboren te Batavia, van beroep admi
nistrateur van het zegel in Nederlandsch I- dié,
en rechtsingang met bevel vin gevangen
neming tegen den verdachte F. H. R., oud 32
jar. n, geboren op bet eiland FJores, van be
roep 2den commies by den post- en telegraaf
cienst en chef van het post- c-n telegraaf
kantoor te Meester Cornells, beschuldigd van
verduistering van zegels en medeplichtigheid
daaraan.
De heer F. H. R. is op het postkantoor te
Weltevreden, waar hy sedert eenige dagen
werkzaam was, gevangengenomen en van
daar terstond naar de gevangenis overgebracht.
Hot beor.ig aan zegels, dat hy en de lieer
J. B. zouden hebben verduisterd, ïb ongeveer
f 35,000. De heer R. ontleende tot nog toe
schuldig te zyn en beweerde op gosden voet
te hebben kunnen leven (by Meld rytuig),
oen huis te hobben kunnen koope» van /'8000,
een deposito van 1800 by een der Banken
te hebben en zoo meer, van hetgeen hy van
z\jne moeder had geérfd en met handelen in
postzegels veroiende; by onderzoek bleek
aldra, dat dia inkomsten daartoe lang nitt
toereikende waron. Ook was het opgevallen,
dat het zegeldobht te Meester Corneli.-, seuert
de heer R. daar kantoorchef was, van ƒ14,000
's jaars op ƒ6000 was gedaald; in de maand
October jl. byv. werd slechts voor ƒ500
ontvangen, terwyl van elders bleek, dat op
één dag alleen voor 1750 zegels waren
gekocht. (J.-B.)
Blykens bericht van den resident van
Pro-olinggo kon do besmettoJyke ziekte
(mond- en klauwzeer) onder het vee in 2yn
gewest als geweken worden beschouwd.
At jelu
Aan het verslag omtrent de voornaamste
gebeurtenissen in het Gouvernement Atjeh
en Oncerhoorigheden, loopeude van 24 No
vember tot en met 7 Decomber, ontleent do
„Jav.-Ct." van 20 Dec. het volgende:
Groot Atjeh. In den nacht van 30 .Novem
ber op 1 December hebben eenige kwaad
willigen een brug van klapperstammen, in
den weg by Lamsoet, opgebroken en met
eenige in de nabyheid gevelde boomen den
weg versperd. De brug werd dadelyk hersteld
en de belemmeringen werden opgeruimd.
Iq den nacht van 5 op 6 Dec. drong eene
bende kwaadwilligen de kampong Kota-KaraDg
(in de nabyheid van Tjot-Goeë) binn.n, om
singelde het huis van den Imam dier moekim
Hadji Bintang en vermoordde dit ons genegen
hoofd. De kampongbevolking, die daarna kwam
opzetten, verdreef do aanvallers, die 2 dooden
en 1 zwaar gewonde moesten achterlaten,
terwyl hun by de vervolging door de kampong-
bewoners nog een verlies van minstens 7
dooden zoude zyn toegebracht.
Poeloe-Weli. De werkzaamheden aan den
2den kolensteiger te Sabang vorderden goed,
ofschoon ty de bevestiging der schroefpalen
wel eenige moeilykheden v/erden ondervonden.
De corpsmorts zyn thans alle in de Sabang-
baai gelogd.
Onaerhoorigheden. Noordkust. Den 17den
November deserteerde te S gli een Bocgi-
neesch hoornblazer. Zyne Excellentie de
luitenant-generaal Vetter bezocht den 2den
dezer onze vestiging te Telok-Semawé en den
3den d. a. v. PoeojWeh.
Oostkust. Panglima Prang Moeda van
Perlak, een invloedryk en hevig tegenstander
van den radja van dat landschap Toekoe
Tjihiq Perlak, ie den 30sten November over
leden.
Westkust. De Datoes van Tamp t Toean
deden den Gouverneur schriftelijk weten, dat,
dank zij onzen materiëelen st un on de be
middeling van den radja van Soesoeh, de
oneonigheid met Totkoo Blang Peuir was
bygelegd en deze de streek vi rlat n had.
De weersgesteldheid kenmerkte zich door
flinke regenbuien, cie de rivieren nu en dan
buiten hare oevers deden treden.
De gezondheidstoestand bleef stationnair.
Het gemiddelde ziektecyfer bedroeg, evenals
in het vorige tjjavak, 25 en dat van de btrri
berri 10, tegen 12 gedurende den vorigen
verslagfcyd. Het sterftecijfer was lager.
Door den gouverneur-generaal van Ned.-Indiö
zijn de volgende beschikkingen genomen:
Civiel Departement. Verleend: Twee jaar verlof
naar Europa, wegens ziekte, aan den schout voor
de politie te Makassar L. G. E. Van dor Uelzitz.
Ontslagen. Uit zijn betrekking, de admi
nistrateur van het zegel to Batavia J. Beijnon.
JJenoenid: iet ass.-res. van iModjokertu, de
ass.-res. van Kraksaiin C. J. De Jagervan Kruksaiin
de ass.-res, van Brebes, J. W. Mesman; vnti Brebes
de ambt op non-act. E. Constant, laatst as9.-ies.
van Tjilatjap.
T ij d e 1 ij k b o 1 a s t Mei de waarneming Jer
betrekking van administrateur van het zegel, do
ambt. op non-act. C. Kaag, Jaatst kaasier aan het
vondukautoor te Makassar.
Bij het B. B op de bez. buiten Java en M .doera.
Geplaatst: lu de res. ttiouw do ambt. v. d.
burg. diensL A. F. -Meijer; in de res- BaJi en Lombok
R. ll. Kro'.'sen en de ambt v, d. burg. dienst F.
C. U. Darlang; in de res Benkoelen, de ambt. v. d.
burg. dienst G. E. F. Hamers.
Bij liet Binueul. Bestuur op Java eu Madoera.
Geplaatst. In de res. Cheribon de ambt. v.
d. burg dienst E. Frieswijkin de ros. Pckalongan
dc ambt. v. d. burg. dienst P. W. J. Bisscliotf;
in dc res. Rembang do ambt. v. d. burg. dienst
W. M. Ingenlurjff, in de res. Probolinggo de ambt.
v. d. burg dienst M. J. v. d. Pauwert; in de res.
Socrabaia de ambt. v. d. burg. dienst J. E. Jasper.
Bij de exploitatie der S.-S. op Java:
Benoemd: Tot oDderopzichter der werkpl.
E. Amade. thans tijdelijk die betrekking be-
klcedende.
ocpjrtca.ent van Oorlog. Overgeplaatst:
Bij den gew. en pl. geniedienst ter Sumatra's
Westkust te Pndnng de majoor der genie te
Soerubaia, J. G. C. Piantenga.
In commissi e: Gezonden naar Padaug, om
tijdelijk op tc treden als gew- genie-chef do kapt.
der genie to Pnndjang, A. Zon
Geplaatst: Bij aankomst bij den gew. en
plaats, gcniodicnsl in de 1ste nul. afd, op Java
te Tjimahi, de 2de luit. der genie uit Nederland
verwacht wordende als bestemd voor den dienst
h. t, 1., V. Ij Blots;
in de 2de mil. afd. op Java, te Willem 1de 2de
luit. der genie als boven D. Merens.
Opgave van passagiers, van Batavia vertrok-
keude per ss. „Conrad", kapitein D. Duuiker naar
Genua en Amsterdam:
lste luit -kwaitin. J. A. Wilkens, mevr. de wed.
J. F. J. K. Repefuis geb. Simtn Thomas, kapt.
inf. G. Van Asscndelft, de hoer n <J. Kalll. Jl. J.
Laurens, J F. A. Van Bruggen, G. Paling, B. Van
den Brink, Hr. Ms. militairen en schepelingen.
Gr e in en« d Nieu ws.
Een vleoschhouwer te 's-Graven-
bage zou aan een praktizyn aldaar eene
mondelinge volmacht hebben gogoven tot het
treffen van. eene minnelyke schikking, tegen
een z:ker percentage, ter voorkoming van een
faillissement. Later werd door den slachtei
ontkend aan den praktizyn bedoelde volmacht
gegeven te hebben, waarvan eene civiele pro
cedure bet gevolg was. Aan den slachter
werd toen de beslissende eed opgelegd, dat
hij de volmacht tot het treffen eent-r schik
king tegon 40 pet. niet zou gogeven hebben,
welke oed coor den gedaagde werd afgelegd.
De praktizyn, die nu de lydende party was
geworden, diende een aanklacht in tegon zyn
gowezen cliënt, wegens meineed, en gister
namiddag werd deze zaak voor de Haagsche
rechtbank behandeld.
Subst.-officier van justitie, de getuigen ge
hoord, achtte beklaagde schuldig aan meineed
en vorderde zyr.u veroordeoling tot één jaar.
Mr. D Simons, uit Amsterdam, betwistte
ten sterkste dat hier uitgemaakt was dat
zyn cliënt zicb aan mein^oJ zou hobben
schuldig gemaakt en concluioerdo tot vrij
spraak.
Uitspraak over acht dagen.
Te Vuren, byGorkuin, hebben al
de 8 ingeschrevenen voor de loting der natio
nale militie, lichting 1897, redenen tot vry-
stelling.
Te Kollum moeat in den molen
▼an K. B. oen nieuwe, yzeren as aangebracht
worden. Voor deze zware karwei ri p B. met
trommelslag do hulp in zyner mede-dorpelin
gen en dezo hulp liet niet op zich wachten.
Het gevaarte kwm goed en wel boven er
daar alles zoo flink gegaan was, ging B. zyne
helpers op sterken drank trakteeren Velen
maakten daarvan oen al te ruim gebruik; het
gevolg was, dat het den ganschen avond op
straat rumoerig bleef; vechtpartijen ontstonden
nu en dan, waarhy de politie moest optreden.
Dezer dagen werd te Vechel een
dokter ontboden hy een zieke. De dokter begaf
zich onmiddeliyk derwaarts, doch daar hy
buitengewoon corpulent is, bleek de deur
opening van het huis van den patiënt te
nauw te zyn om hem binnen to laten. Hoe
de dokter zyn lichaam ook wrong, hy kon er
niet door. Er bleef nu niets anders over dan
den zieke uit bed naar de deur te drager
terwijl de dokter buiten bleef!