MENGELWERK. En dat tot een Staat met v y f m a a 1 kleinere bevolking dan wft, juist nadat diezelfde Staat er wèl de tinden in had gezel! Zóó zwak, dat wy in hot geheel niets ver mogen, zijn wy dan toch nog niet. Hebben wy niet nog onlangs van het machtige Enge land e8n scheidsgerecht in de „Costa-Rica- packef-zaak afgedwongen? en zyn wy het niet geweest, die, door den mond te roeren, de vorige maal het eerst do aandacht van Europa op het bedreigde Transvaal hebben gevestigd? Wanneer we neutraal willen blyven naar alle zyden, zoo klinkt dat heel mooi, maar in den tegenwooruigon tyd is die neutraliteits- toestand eenvoudig aldus in goed Hollandsch om te zettennergt n i vriendeD, overal vyanden. Niemand, die, als do nood aan den man komt, om die neutraliteit geven zal, laat staan er zich aan zal laten gelogen liggen, haar voor ons te verdedigen. Wie van de kleineren tot eere komen zal, mogo zich by een grooteren aansluiten. Maar moet dan ook voor dien grooteren wat waard zyn. De conclusie van het Utrcchtsch Dagblad is Laat ons onze vernedering aanvaarden, ja; maar om er niet in te berusten. Oin ons gereed te maken, ons te kunnen verweren. Ons gebit moot eens goed worden nagezien, opdat wy er weor mee kunnen byten, evenals weioor in de dagen van Do Ruyter en Tromp. Dan zullen wy weer meetellen in de achting van ocze vrienden, van onze vyanden en vanonszelven. Dan zal onze vriendschap, al behooren wy ook nog zoozeer tot de kleinen, waarde erlangen voor de machtigen; dan kan onze vyandschap, al zyn we ook nog gering, de schaal doen overslaan tegen anderen, en dan zullen we eindeiyk het dichterwoord weer zonder schaamte uit Goetbe's „Egmond" kun nen hooren „Nichtswürdig ist die Nation, die nicht ihr Alles freudig setzt an ibre Ebre". In welk programma van welke kiesvereeni- ging zal nu deze eisch des tyds eens nummer éóu staan? Sprekende over het steeds toenemend aantal workloozen in de grooto steden, ten gevolge waarvan de behoefte aan werkverschaffing daar steeds toeneemt, meent het Friesch Volksblad dit vooral te moeten toeschry ven aan de toestanden op het platteland. Als wy zien, dat er jaar op jaar tal van arbeiders, door den nood gedrongen, het platte land verlaten en naar de groote steden trekken, waar zy de loonon drukken en het aantal werkloozon vermeerderen, dan, zegt het blad, ligt het voor do hand, dat alles moet beproefd" worden, om de welvaart van het platteland te verhoogen. Tracht men daar de arbeidende bevolking aan een goede woning en een stuk gronds te helpen, dut grootendools, zoo niet geheel, in hunne behoeften kan voorzien en onbe werkte en slecht bewerkte grond is er in overvloed, dan zal de behoefte aan werk- verschaffing8 commissiön spoedig afhemeD. Wel zullen dan tyden aanbroken, waarin er ton gevolge van naluuriyke oorzaken geen werk is, doch wie zou don werkman enkele weken vacantia misgunnen, waarin by zich aan geesteiyk genot kan overgeven, of kan gaan knutselen, of....Ja, misschien zou er heel goed de een of andere industrie op het platteland te vestigen zyn, die in den winter, als de grondarbeid rust, aangegrepen kon worden, om de welvaart der bevolking te verhoogen. Alle in in deze richting kan, moenen wy, do periodieke werkloosheid met eenige hoop op succes bestreden worden. Do lichameiyke on geesteiyke ontaarding, die hot leveu in de groote steden maar al te dikwyis by de arbeidonde klasse meebrengt, zou er tevens door bestreden worden. En ook dat is veol waard. Onder het opschrift Nog eens do dood straf lezen we in Het Nieuws van den Dag: Te Rotterdam, zoo werd ons gemold, hooft zich eene commissie gevormd, welke zich ten doel stelt eene volksbeweging op touw te zetten voor de weder-invoeriug van de dood straf Vermoodolyk gaf de betrekkelyke tal rykheid der gruwoiyke misdaden, in den laatsten tyd by ons te lande begaan, hiertoe aanleiding. Maar dan mag men vragen, of het niet practischer zou zyn, eene volksbe weging op tousv te zetten tot het verkrijgen van eene sterkere, meer waakzame, meer intelligente, kortom met betero vangmiddelen toegeruste justitie. Tegen de doodstraf valt, onder meer, het volgende aan te voeren: Ten eerste: zy is, eenmaal uitgevoerd, onherroepeiyk. Een noodlottige samenloop van sc-hynbewyzon on OGn altoos feilbaar* men- schenoordeel kunnen haar een onschuldige doen treilen. Ten tweede: zy stelt den misdadiger buiten do mogeiykheid gering misschien, maar toch niet geheel denkbeeldig om tot inkoer to komen, berouw te voelen, zich als mensch gedeelteiyk nog te rohabiliteoreu. Ton derde: z(j is ethisch ongeoorloofd even ongeoorloofd als hot moorden zelf. Wat do eene mensch den anderen niet gegeven heeft en niet geven kan, dat mag de eene mensch den anderen niet ontnemen. Ten vierdo: zy is eigeniyk geen straf. Want sterven moeten wy ailen; en wie aan opue pyolyko ziekte bozwyken moet, sterft ▼eel s nartelykor dan door strop of byi of oene electrische ontlading. En eindelijk, ten vyfde: zy is ondoeltreffend. In landen, waar zy nog bestaat, is het aaDtal gruwelyke misdaden niet geringer dan in landen, waar zy niet meer bestaat; en in de vorige eeuw nog, toen zelfs onbeduidende diefstallen op het schavot werden gestraft, werd er waarlyk niet minder gestolen dan tegenwoordig. Alles byeengenomen, plaatst men zich dus op een gezond en logisch standpunt, wanneer men zegt: Wy kunnen en mogen, voor zoo ver het in onze macht staat, slechts in dit leven zelf datgene doen boeten, wat in dit leven misdreven werd. Eene verdere vraag is dan, of ons heden- daagsche gevangenisstelsel genoegzaam aan het begrip van boetedoen beantwoordt; of de niouwerwetsche humaniteit tegenover mis dadigers niet reeds veel te ver is gegaanof de straf door opsluiting in sommige gevallen, naar den aard dor misdaad, niet veel g e- v o e 1 i g e r en hierdoor rechtvaardiger en af8chrikkender behoorde te zyn; of het mede- ïyden voor Kaïn in ziekeiykheid niet grootor dreigt te worden dan het medelyden voor Abel. Dit zou men nader kunnen uitmaken. Maar allereerst, alvorens men over het lot van den misdadiger beschikke, heeft men te zorgen dat men hem in handen kryge. Wat baat het of men galgen en valbyien opstelt voor moor denaars, die in de schaduw van het schavot misschien grynzend hunne sigaar staan te rooken? Het is eene schande voor onze raaatschappelyke inrichting, niet dat men de bsdryvers van gruwoiyke misdaden niet meer opknoopt, maar dat zy ongestraft in ons midden kunnen blyven rondloopen. Het Drietal. Uit het Engclsch. Gewooniyk bleef één van het drietal buiten wachten, om door een schel gefluit te waar schuwen wanneer zich iets verdachts mocht opdoeD, doch nu werd van den regel afge weken en sloop het drietal beruchte inbrekers door de achterdeur binnen. Het huis stond in een der voorsteden, zoodat men het best durfde wagen. Het edele driemanschap ging behoedzaam oen kamer binnen en Graban stak het gas aan. Het was het werk van oen oogenblik om een kast in den muur to openen, daaruit het familiezilver te nomen en dit in een reis- tasch to bergen. In dien tyd ging Mont gomery eens een kykje op de bovenkamers nemen. „Ik vertrouw Harry daar niet alleen," zeide Baxter, de tasch stevig dichtsjorrend: „by is zoo sentimenteel uitgevallen, dat hy mis schien voor een schildery van een dame staat te grienen, daarby aan zyn moeder denkend, die zoo'n verdriet heeft over de levenswyze van haar zoon. En natuuriyk is van die over gevoeligheid het gevolg, dat hy vergeet de dingen van waarde mede te nemen." Graham, die juist het slot van een bureau had geforceerd, waarin hy enkele kostbare sieraden vond weggesloten, antwoordde lachend „Kom, zoo erg is het niet en vergeet niet dat ik hem gisteren nog eens flink de los heb gelezen, waarop by my vast beloofd heeft zoo voorzichtig mogelyk te handelen. Hy is nog on ging al doende wordt men wys; dit hebben wy toch ook ondervonden. Gelukkig slaapt er niemand anders in huis dan de heer Bredward en de huishoudster, die doof van ouderdom is do overige familie leden zyn allen in het zuiden van Frankryk voor hun gezondheid. Als Bredward een aan merking durft maken, zal Harry hem dat wel gevoelig afloeren, daar kunt go van op aan." „Ik zou liem!" riep Baxter. „Gy zyt een woesteling," zeide Graham op bestraffenden toon: „hoe menigmaal hebikj-j nu al uitgelogd dat er niets verdien6teiyks is in zulk woest optreden? Weet gy nu nog niet, dat de voorzichtigste manier ook do veiligste is?" „Nu, houd maar op," weerde Baxter zyn broeder in het kwade af; „zoo ver ik weet zyn we geen zendelingen." „Beter eon zendeling dan een woesteling," zeide Graham, klaarblykeiyk trotsch zulk een schooue tirade bedacht te hebben. Zy werden in de voortzetting van hun gesprek gestoord door het binnentreden van Harry, die een menigte diamanten en andere kostbaarheden op tafel uitstalde. „Nu, dat is geen kwade vangst," zeide Graham met een tevreden lachje: „twee horloges!" „Daar krygen wo niet veel voor; het zyn van die dingen, welke niet veel opbrengen." „Niet! Dat zult ge eens zien!" riep Graham: „zo zyn van goud en op elk is een inscriptie gegraveerd; twee broches, een halsketting, een goede buit." „Gold was er niet," zeide Harry, zyn das recht trekkend voor den spiegel en zyn snor opkrullend. „Dat had ik ook niet verwacht. Bredward zal een honderd pond by zich hebben, maar dat is niet de moeito waard. Als wy iemand in de City dooden, is de zaak heel gauw vergeten, maar in de voorsteden geeft zoo iets een paniek; de buren mengen er detectives in en dan is men zyn leven niet meer zeker. En zich laten omkoopen doen die heeren ook niet, daarom zeg ik al tegen Jim „Houd op," viel deze hem in de rede: „ben ik dan al iemand aan het doodslaan?" „Zeker niet, maar „Houd dan je mond! Laten we liever eens zien of we hier niets te eten kunnen krygen." Graham zucht:© en zag met komischen ernst zyn jongeren deelgenoot in de winst aan. „Natuuriyk, dadLt ik het nietGy zult zien Jim, dat uw eeuwigdurende behoefte aan eten ons nog eens in de klem brengt." „Het is vier mylen loopen van East End, hierheen en donzolfden afstand terug, en zoo ver ik my kan herinneren, was ons avond eten nu juist niet overdadig. E9ü mensch moet nu eenmaal eten om zich in stand te houden en „Al goed, al goed," viel Graham hom on geduldig in de rede. Harry, gij zorgt voor den wyn, in dien tyd zooken wy wat te eten. Als je blieft Jira, smak nu niet en puf niet zoo terwyl gy eet, want het is voor de om standers al heel onsmakelyk." II. Jim was te verontwaardigd om te ant woorden en begon zwygend den inhoud vin de provisiekast op tafel te zetten, nadat hy deze eerst met eon tafellaken,dat hij uit de lade van het buffet baalde, bedekt had. Succossievelyk kwamen er op tafel: oen stuk koude nam, kaas, agurken, brood, boter, ansjovi9, een busje kreeft, sardientjes en do overblyfselen van oen duivenpasty. Harry kwam aandragen met ec-n kruikje whisky en drie flesschen champagne. „Een waardig feest," zeide Baxter ©n liet zijn oogen over den aangericbten disch gaan. „Herinnert ge u nog dat huis in Barloy- town, waar wo niets vonden dan hondenbrood en azyn?" „Of ik het my herinner!" en verachtelyk trok de bovenlip van Graham omboog. „Sommige menschon zyn niet waard dat zy leven," hernam Brxter met een woedend gebaar. „Kom, schenk de glazen oensvol. De heeren gelieven hun vingers te gebruiken om te eten, want ik heb al het tafelzilver in de reistasch goborgon en ik ben niet van plan het er weer uit te halen." „Uistekende champagne," zeide de jongste van het gezelschap, zyn glas togeD liet licht houdeüd. „Waarachtig, een best merk," antwoordde Graham, met den blik van een kc-nner het schuimend vocht proevend; „het is onbegry- pelyk dat er zoo weinig heeren goeden wyn van slechten kunnen onderscheiden. Laten we nu den whisky eens probeeren." „Die is heel goed, vry wat beter dan de champagne," merkte Baxter op. „En Jim weet het," zeide Harry met een valschen lach„geef my de agurken eens aan." Het was een vreemd natuurspelnaast Baxter, die aan het hoofd der tafel zat, had Graham plaats genomen, een man van om streeks veertig jaar, zeer welgedaan, met een gladgeschoren gezicht; iemand, dien men voor een welgesteld bankier zou hebben gehouden. Tegenover hem zat Montgomery, een lang, slink jonkman, met zachte, blauwe oogen, Jippen, die spoedig trilden, en keurig net go- borsteld ha3r. Baxter alleen was een ongun stig uitziend personage, met ongekamden baard, ongewaeschen handen en kleine, slui pende oogen. Zyn geheele voorkomen gaf den indruk van veel spierkracht. Had by geen hoed opgehad en had do reistaech met de gestolen voorwerpan niet naast hem gelegen, dan bad men hen voor drie vrooiyko jong gezellen kunnen houden, waarvan één het partijtje gaf. Die gelykenis echter verdween geheel en al, toen ean oogenblik later de deur achter Baxter openging en oen oud man binnentrad met een hoogst fatsoenlijk voorkomen, met lange, grijzende bakkebaarden en een gouden lorgnet, gekleed in een gebloemaen chambre- cloack. Graham merkte den binnentredende het eerst op en door den uitroep van verbazing, dien hy slaakte, draaide Baxter het hoofd om. In eon oogwenk was dezo op en hief hy dreigend de revolver op, doch Graham greep deze eer Baxter het wapen had kunnen richten, en hem by den arm trekkend, duwde hy hem op zyde. III. „Geen geweld, Jim." „Ik wilde niet schieten," bromde deze. „Ik had hem slechts een slag op het hoofd willen geven." „Het zal niet gebeuren, ga zitlen." Baxter gehoorzaamde; Graham wendde zich tot den magoren heer, die nog steeds by de deur stond. „De hoer Bredward, veronderstel ik?" Een buiging. - „Inbrekers, naar ik veronderstel?" „Juist; wilt u plaats nemen?" De heer Bredward zette zich naast Mont gomery, na voor dezen eerst een beleefde buiging te hobben gemaakt. Er heerschte een oogenblik stilte, doch spoedig werd deze door Graham8 stem verbroken. „Het spyt me, dat ge u vertoond li9bt, mynheer; u begrypt dat we uw gezelschap liever gemist hadden; excuses voor ons in dringen hier kunnen we u niet aanbieden en ik kan er by voegen tot onze spyt." „O, my spyt het in het geheel niet, hier te zyn gekomenik houd wel van een kleine verandering in de dageiyksche eentonigheid van het leven en ik moet zeggendit is voor my een geheel nieuwe emotie." „Zoo, dat is dan een buitenkansje voor u," mompelde Baxter, doch niemand verstond het gelukkig. „Ik werd wakker, doordat het gas werd opgestoken boven op het portaal," verklaarde de heer Bredward, „eu ik meende dat de huishoudster het had vergeten uit te draaien. Dat is reeds meermalen gebeurd. En toen hoorde ik beneden stemmen; natuuriyk dat ik ging zien. wie er waren." „Op gevaar af uw leven te wagen," zeide Graham, met een blik naar Baxter. „Daar dacht ik niet aan," antwoordde de heer Bredward eenvoudig; „ik ben zoo dik wyis, gedurende mijn leven, in gevaar ge weest, dat ik niet spoedig meer voor iets terugdeins. Inbrekers van beroep zeker, waar ik de eer heb mede kennis te maken?" Hy zag Graham vragend aan. Met een on verschillig air stak deze een cigarette op. De heer Bredward kuchte. „Ik kan niet tegen de lucht van sigaretten, daar op den schoorsteen staat oen kistje havanna's, rook daar gerust uit; ik zal u gezelschap houden." Graham lachte om het origineele oude heertje. „Ik vind u nog zoo onaardig niet", zeide deze, „was het niet om" hier wees hy naar het valies, clan zouden we nog heel goede maatjes kunnen worden. A propos, zouden we niet eens kunnen marchandeerenals ik u eens een goede som gaf voor al die sieraden van myn vrouw en dochters, en gy my die weder liet? „Aangenomenals het eerlyk spel is, kunnen we er eens over praten", zeide Graham. „Natuuriyk, ia de eerste plaats ben ik man van zaken." „Gy zyt een wysgeer", bracht de jongste van het drietal bewonderend in het midden. „Welk verstandig man is dat niet? Wat niet verholpen kan worden, moet worden ge dragen, myn jonge vriend; men moet verlies en winst met dezelfde kalmte weten te dragen." „Precies onze leer," stomdo Graham in. Wordt vervolgd.) Wie her ft zijn goudvisschen gestolen? KOLONIËN. BATAVIA, 20-24 Decomber. De Raad van Justitie te Batavia heeft rechtsingang met bevel van gevangenhouding verleend tegen den verdachte J. B., oud 53 jaren, geboren te Batavia, van beroep admi nistrateur van het zegel in Nederlandsch I- dié, en rechtsingang met bevel vin gevangen neming tegen den verdachte F. H. R., oud 32 jar. n, geboren op bet eiland FJores, van be roep 2den commies by den post- en telegraaf cienst en chef van het post- c-n telegraaf kantoor te Meester Cornells, beschuldigd van verduistering van zegels en medeplichtigheid daaraan. De heer F. H. R. is op het postkantoor te Weltevreden, waar hy sedert eenige dagen werkzaam was, gevangengenomen en van daar terstond naar de gevangenis overgebracht. Hot beor.ig aan zegels, dat hy en de lieer J. B. zouden hebben verduisterd, ïb ongeveer f 35,000. De heer R. ontleende tot nog toe schuldig te zyn en beweerde op gosden voet te hebben kunnen leven (by Meld rytuig), oen huis te hobben kunnen koope» van /'8000, een deposito van 1800 by een der Banken te hebben en zoo meer, van hetgeen hy van z\jne moeder had geérfd en met handelen in postzegels veroiende; by onderzoek bleek aldra, dat dia inkomsten daartoe lang nitt toereikende waron. Ook was het opgevallen, dat het zegeldobht te Meester Corneli.-, seuert de heer R. daar kantoorchef was, van ƒ14,000 's jaars op ƒ6000 was gedaald; in de maand October jl. byv. werd slechts voor ƒ500 ontvangen, terwyl van elders bleek, dat op één dag alleen voor 1750 zegels waren gekocht. (J.-B.) Blykens bericht van den resident van Pro-olinggo kon do besmettoJyke ziekte (mond- en klauwzeer) onder het vee in 2yn gewest als geweken worden beschouwd. At jelu Aan het verslag omtrent de voornaamste gebeurtenissen in het Gouvernement Atjeh en Oncerhoorigheden, loopeude van 24 No vember tot en met 7 Decomber, ontleent do „Jav.-Ct." van 20 Dec. het volgende: Groot Atjeh. In den nacht van 30 .Novem ber op 1 December hebben eenige kwaad willigen een brug van klapperstammen, in den weg by Lamsoet, opgebroken en met eenige in de nabyheid gevelde boomen den weg versperd. De brug werd dadelyk hersteld en de belemmeringen werden opgeruimd. Iq den nacht van 5 op 6 Dec. drong eene bende kwaadwilligen de kampong Kota-KaraDg (in de nabyheid van Tjot-Goeë) binn.n, om singelde het huis van den Imam dier moekim Hadji Bintang en vermoordde dit ons genegen hoofd. De kampongbevolking, die daarna kwam opzetten, verdreef do aanvallers, die 2 dooden en 1 zwaar gewonde moesten achterlaten, terwyl hun by de vervolging door de kampong- bewoners nog een verlies van minstens 7 dooden zoude zyn toegebracht. Poeloe-Weli. De werkzaamheden aan den 2den kolensteiger te Sabang vorderden goed, ofschoon ty de bevestiging der schroefpalen wel eenige moeilykheden v/erden ondervonden. De corpsmorts zyn thans alle in de Sabang- baai gelogd. Onaerhoorigheden. Noordkust. Den 17den November deserteerde te S gli een Bocgi- neesch hoornblazer. Zyne Excellentie de luitenant-generaal Vetter bezocht den 2den dezer onze vestiging te Telok-Semawé en den 3den d. a. v. PoeojWeh. Oostkust. Panglima Prang Moeda van Perlak, een invloedryk en hevig tegenstander van den radja van dat landschap Toekoe Tjihiq Perlak, ie den 30sten November over leden. Westkust. De Datoes van Tamp t Toean deden den Gouverneur schriftelijk weten, dat, dank zij onzen materiëelen st un on de be middeling van den radja van Soesoeh, de oneonigheid met Totkoo Blang Peuir was bygelegd en deze de streek vi rlat n had. De weersgesteldheid kenmerkte zich door flinke regenbuien, cie de rivieren nu en dan buiten hare oevers deden treden. De gezondheidstoestand bleef stationnair. Het gemiddelde ziektecyfer bedroeg, evenals in het vorige tjjavak, 25 en dat van de btrri berri 10, tegen 12 gedurende den vorigen verslagfcyd. Het sterftecijfer was lager. Door den gouverneur-generaal van Ned.-Indiö zijn de volgende beschikkingen genomen: Civiel Departement. Verleend: Twee jaar verlof naar Europa, wegens ziekte, aan den schout voor de politie te Makassar L. G. E. Van dor Uelzitz. Ontslagen. Uit zijn betrekking, de admi nistrateur van het zegel to Batavia J. Beijnon. JJenoenid: iet ass.-res. van iModjokertu, de ass.-res. van Kraksaiin C. J. De Jagervan Kruksaiin de ass.-res, van Brebes, J. W. Mesman; vnti Brebes de ambt op non-act. E. Constant, laatst as9.-ies. van Tjilatjap. T ij d e 1 ij k b o 1 a s t Mei de waarneming Jer betrekking van administrateur van het zegel, do ambt. op non-act. C. Kaag, Jaatst kaasier aan het vondukautoor te Makassar. Bij het B. B op de bez. buiten Java en M .doera. Geplaatst: lu de res. ttiouw do ambt. v. d. burg. diensL A. F. -Meijer; in de res- BaJi en Lombok R. ll. Kro'.'sen en de ambt v, d. burg. dienst F. C. U. Darlang; in de res Benkoelen, de ambt. v. d. burg. dienst G. E. F. Hamers. Bij liet Binueul. Bestuur op Java eu Madoera. Geplaatst. In de res. Cheribon de ambt. v. d. burg dienst E. Frieswijkin de ros. Pckalongan dc ambt. v. d. burg. dienst P. W. J. Bisscliotf; in dc res. Rembang do ambt. v. d. burg. dienst W. M. Ingenlurjff, in de res. Probolinggo de ambt. v. d. burg dienst M. J. v. d. Pauwert; in de res. Socrabaia de ambt. v. d. burg. dienst J. E. Jasper. Bij de exploitatie der S.-S. op Java: Benoemd: Tot oDderopzichter der werkpl. E. Amade. thans tijdelijk die betrekking be- klcedende. ocpjrtca.ent van Oorlog. Overgeplaatst: Bij den gew. en pl. geniedienst ter Sumatra's Westkust te Pndnng de majoor der genie te Soerubaia, J. G. C. Piantenga. In commissi e: Gezonden naar Padaug, om tijdelijk op tc treden als gew- genie-chef do kapt. der genie to Pnndjang, A. Zon Geplaatst: Bij aankomst bij den gew. en plaats, gcniodicnsl in de 1ste nul. afd, op Java te Tjimahi, de 2de luit. der genie uit Nederland verwacht wordende als bestemd voor den dienst h. t, 1., V. Ij Blots; in de 2de mil. afd. op Java, te Willem 1de 2de luit. der genie als boven D. Merens. Opgave van passagiers, van Batavia vertrok- keude per ss. „Conrad", kapitein D. Duuiker naar Genua en Amsterdam: lste luit -kwaitin. J. A. Wilkens, mevr. de wed. J. F. J. K. Repefuis geb. Simtn Thomas, kapt. inf. G. Van Asscndelft, de hoer n <J. Kalll. Jl. J. Laurens, J F. A. Van Bruggen, G. Paling, B. Van den Brink, Hr. Ms. militairen en schepelingen. Gr e in en« d Nieu ws. Een vleoschhouwer te 's-Graven- bage zou aan een praktizyn aldaar eene mondelinge volmacht hebben gogoven tot het treffen van. eene minnelyke schikking, tegen een z:ker percentage, ter voorkoming van een faillissement. Later werd door den slachtei ontkend aan den praktizyn bedoelde volmacht gegeven te hebben, waarvan eene civiele pro cedure bet gevolg was. Aan den slachter werd toen de beslissende eed opgelegd, dat hij de volmacht tot het treffen eent-r schik king tegon 40 pet. niet zou gogeven hebben, welke oed coor den gedaagde werd afgelegd. De praktizyn, die nu de lydende party was geworden, diende een aanklacht in tegon zyn gowezen cliënt, wegens meineed, en gister namiddag werd deze zaak voor de Haagsche rechtbank behandeld. Subst.-officier van justitie, de getuigen ge hoord, achtte beklaagde schuldig aan meineed en vorderde zyr.u veroordeoling tot één jaar. Mr. D Simons, uit Amsterdam, betwistte ten sterkste dat hier uitgemaakt was dat zyn cliënt zicb aan mein^oJ zou hobben schuldig gemaakt en concluioerdo tot vrij spraak. Uitspraak over acht dagen. Te Vuren, byGorkuin, hebben al de 8 ingeschrevenen voor de loting der natio nale militie, lichting 1897, redenen tot vry- stelling. Te Kollum moeat in den molen ▼an K. B. oen nieuwe, yzeren as aangebracht worden. Voor deze zware karwei ri p B. met trommelslag do hulp in zyner mede-dorpelin gen en dezo hulp liet niet op zich wachten. Het gevaarte kwm goed en wel boven er daar alles zoo flink gegaan was, ging B. zyne helpers op sterken drank trakteeren Velen maakten daarvan oen al te ruim gebruik; het gevolg was, dat het den ganschen avond op straat rumoerig bleef; vechtpartijen ontstonden nu en dan, waarhy de politie moest optreden. Dezer dagen werd te Vechel een dokter ontboden hy een zieke. De dokter begaf zich onmiddeliyk derwaarts, doch daar hy buitengewoon corpulent is, bleek de deur opening van het huis van den patiënt te nauw te zyn om hem binnen to laten. Hoe de dokter zyn lichaam ook wrong, hy kon er niet door. Er bleef nu niets anders over dan den zieke uit bed naar de deur te drager terwijl de dokter buiten bleef!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1896 | | pagina 6