N°. 11019
Maandag 27 Januari.
A° 1896.
<§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
a- en feestdagen, uitgegeven
Tweede Blad.
PERSOVERZSCHT.
Feuilleton.
TE fcJiEUWSGSERIG.
LEIDSCH
DA&BLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leidon per 3 maanden. b
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
f 1.10.
1.40.
0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.171. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Men weet dat de Tweede Kamer het wets
ontwerp tot wijziging der Porsoneele
belasting niet hoeft afgehandeld en dat
z'j daarmede dus in Februari, wanneer de
Kamer weer bijeenkomt, nog moet voortgaan.
Vóór de behandeling der wet heeft de
critiok dit werk van Minister Sprenger van
Eyk nogal kras veroordeeld, en ook Het
Vaderland heefc indertijd zijn aanmerkingen
op het wetsontwerp niet gespaard.
Thans heeft de heer Macalester Loup, de
hoofdredacteur van Het Vaderland, het wets
ontwerp nog eens onder handen genomen,
nu in Be Economistwaarin hij er allereerst
op wyst, dat de Minister het wetsontwerp
aan een geheele omwerking heeft onder
worpen, waardoor de wetswijziging niet een
tijdelijk karakter, niet dat van overgangs
maatregel draagt, maar waardoor voor een
lang tijdperk zal zijn uitgemaakt dat het
„personeel" onder de Rijksbelastingen zijn
plaats zal blijven innemen.
Dit nu acht de schrijver te bejammeren,
en de vraag, of naast de gesplitste inkom
stenbelasting, die wij hebben, de personeele
belasting, hervormd als zy straks zal zyu
in een gelijkmatiger drukkende verterings
belasting, als Rijksbelasting kan worden ge
handhaafd, beantwoordt de schrijver in ont-
kennenden zin.
Zooals toch de heer Bouman in de Tweede
Kamer herinnerde, is het personeel oorspron
kelijk bedoeld als paitiëele inkomsten
belasting; baar hoofdkenmerk werd, dat
zij zeer ongeiykmatig drukte, en vooral
zwaar neerkwam op den middenstand, die
vorplicht is zyn inkomen geheel of bijna
geheel to verteren. Nu wo feit lijk eene
al of niet gesplitste inkomstenbelasting
hebben, verliest het personeel zyn reden
van bestaan als Ryksbolastiug, wil men ten
minste niet den middenstand een ondraagiyk
juk opleggen. Immers, men heft thans reeds
belasting van het gebeele inkomen, en
daarna nog eens van de vertering, wat voor
den middenstand dus neerkomt op dubbel
betalen voor bet iDkomeD. Alleen de meer-
vermogenden, die slechts een zeer klein doel
van het inkomen verteren, worden door de
onbillijkheid dezer dubbele belasting niet
zwaar getroffen, omdat zy slechts een vaak
gering deel van hun inkomen treft.
Men kan, dezo wet tot een zuiverder ver
teringsbelasting hervormend, de genoemde
onbiliykheid verzachten; geheel wegnemen
kan men haar niet.
Verder gaat de schryver de redenen na,
die pleiten voor het overdragen van de per
soneele belasting aan de gemeenten, en wijst
i
Slot.)
Nooit had zy er zoo goed uitgezien. Nog
bleek en zwak, maar gezonder zelfs dan zy op
dien eersten gelukkigen dag te Brighton scheen.
Doch laat my het gordyn laten vallen voor
dat tooneell Van onze heerlyke dagen te
Cannes is niets heerlykers te zeggen.
Wy trouwden. Dat zult gy, die dit leest,
natuuriyk verwachten te vernemen. Maar het
was niet zeer spoedig na die blyde ontmoeting
te Cannes. Het huwelyk had eerst een jaar
later plaats, want hing er niet een dro0vige
schaduw over ons de schaduw van een
hevig verlies? Wees er van verzekerd, dat
wy onzen dierbaren Frank niet vergaten!
Wees er van verzekerd, dat wy r.iet ver
gaten, allen gezamoniyk - Mr. Rayner, Etbel
en ik naar Liverpool te gaan en er in het
beschaduwde hoekje van het kerkhof aldaar
zyn laatste rustplaats op te zoeken en er een
offer van bloemen en tranen Lt. brengen op
het eenvoudige marmeren gedenkteeken, dat
ik had laten oprichten om de plaats aan te
duiden waar hy lag.
Doch wy trouwden in don voorzomer van
het volgend jaar, en dat is nu tien jiren
geleden. Ethel zegt, dat wy al oud worden,
ofschoon Mr. Rayner zegt, dat het niet kan
zyn, daar hy veel ouder is dan wy en hy
zich nog jong voelt.
Ja, wy zyn nu tien jaren getrouwd en
vereenigd door de sterkste banden, die man
en vrouw kunnen samenbinden die der
kinderen. Want die zyn er, moet gy woten
en gy zoudt het al zeer spoedig ontdekken,
als gy ons kwaamt bezoeken; drie luid
op de vraag of, als de porsoneele belasting
naast de inkomstenbelasting als een onbiliyko
heffing dient te worden veroordeeld, het dan
óók niet onbillyk is, haar als gemeente
belasti ïg weer op te leggen aan dezelfde
belastingschuldigen. Een vraag, by wier be
antwoording niet uit het oog mag worden
verloren, dat de betrekking tusschen den
Staat en het individu een andere is dan die
tusschen de gemeente en het individu.
De gemeente is meer een economische
associatie, die haar ingezetenen verschillende
stoffeiyke voordeelen waarborgt; zy ia de
plaats, waar men, hetgeen men hoeft ver
diend, verteert (de schryver denkt hier natuur
iyk niet aan de forensen); men geniet de
voordoelen van de gemeente-inrichtingen naar
de mate van den staat, dien men voert. Een
gemeentelyke belasting naar den uiterlyken
staat schynt dus aanbeveling te verdienen;
een personeele belasting als impót-unique
der gemeenten mag niet worden ingevoerd.
„Voor zoolang do gemeenten belast zyn met
hooge uitgaven, die ten behoeve van het Rijk
worden gedragen, liggen ook inkomstenbelas
tingen, helzy door middel van opcenton op
Rijksbelasting, hetzij naar eigen kohieren, op
den wog der gemeenten. Voorts is er plaats
vcor belastingen, die de winsten uit bodry ven
treffen, wy laten nu daar, langs welken weg
te heffen, in gemeenten, die door kostbare
inrichtingen voor handel en verkeer de be-
dry ven winstgevend maken. Dan zal men door
opcenten op de grondbelasting de financiën
van die gemeenten moeten sty ven, die aan de
landelyke eigendommen voordeelen verzekeren
door wegen, vaarten, afwateringswerken en
dergelyke. Maar naast dezo belastingen is zeker
een verteringsbelasting billyk, terwyl verder
het eigenaardig karakter der gemeente be
slissen moet, aan welke belasting bet over
wicht moet worden gegeven.
„Is het belastingstelsel dus geregeld, dan
geeft een verteringsbelasting naast een in
komstenbelasting geen onbillyken druk. Om
gekeerd zou juist de verdeelende gerechtig
heid slecht gediend zyn, als men ook de ge
meenten alleen van inkomstenbelastingen liet
leven. Er is by 7. geen reden om vermogende
ingezetenen eener gemeente naar bun gansche
vermogen in de uitgaven dier gemeente te
doen bydragen, als dit vermogen voor een
groot deel belegd Is in landelyke eigendom
men elders."
De schryver betoogt verder, dat het Ryk
zeer goed de personeele belasting zou kun
nen missen, zonder schade voor Ryk en
gemeenten; integendeel, het Ryk behoeft dan
de inkomstenbelasting niet eens zeor hoog
op te voeren, en voor de meeste gemeenten
zou de overdracht van het personeel ver
lichting van druk geven.
Dan zou men het personeel ook zóó kun
nen hervormen, dat di druk belangrijk min-
rm htige, lastige ondeugden Francisca, en
Edith, en Rag wy noemen hem Rag, maar
zyn eigenlijke naam is Ethelbert een zonder
linge inval van zyn moeder.
Mr. Rayner, dio bij ons woont, verkoopt
nog nu en dan eene aardigheid; Etbel maakte
zich altyd vroolyk over my, en do kinderen
maken een vreeseiyk geraas, voor.il als ik
schryf. Maar het marcheert toch best!
En wat er van de Gave valt te zoggen?
Bekende ik ooit, dat ik haar eens bezeten
had? Nooit rechtstreeks; wat ik u mede
deelde is inderdaad myne eerste openbaring
over dit onderwerp. Ethel verklaarde dikwyls,
te gelooven dat er in myn leven iets ge
heimzinnigs was, dat zy nooit had begrepen,
en ik stelde haar in zoo ver in het gelyk,
dat ik hare vormoedens niet geheel ongegrond
noemde. Doch ik verzocht baar, niet te sterk
by my aan te dringen, en beloofde haar, dat
zy er te eeniger tyd mee in kennis zou
worden gesteld. Hiermee was zy voldaan
ten minste zooveel als dames dit ooit zyn,
wanneer hare nieuwsgierigheid is opgewekt.
Myn wereldsch bezit is verbazend toege
nomen. Niet alleen heeft wat ik lang geleden
belegde schitterende uitkomsten opgeleverd
dat was te verwachten maar het schynt
dat wat ik onder den vroegeren invloed deed,
myn oordeel gescherpt heeft, en speculaties,
die ik begon, hebben, zonóer eenig toover
middel, de verwonderlykste goede resultaten
gehad, zoozeer zelfs, dat Wainwright denkt,
dat eene bovennatuurlyke macht my daarby
leidt.
En het spreken over tooverij brengt mij te
binnen, dat ik op zekeren dag - het is lang
geledeD, maar het komt er niet op aan
Jack Rickett8 tegenkwam.
„Wel!" zeide hy, „hebt gy weer een bcofd-
aitikel voor me?"
^Ditmaal niet," antwoordde ik een weinig
der en gelykmatiger werd; meu zou eenige
regelen voor de personeele belasting kunnen
vaststellen en een weinig ruimte moeten
laten voor het aanwyzen der grondslagen,
de minima en maxima der heffingen; maar
dat al zou geen grooter moeilykheden brengen,
dan een billyke regeling eener Ryka-personeele
belasting.
Zich by dit wetsontwerp neer te leggen,
acht de heer Macalester niets anders dan
berusten in willekeur, wat by nader aan
toont door op de fouten van de beruchte
tabel en op de reeds ondervonden moeilyk
heden met de haardsteden te wyzen.
Verdient, in het stadium, waarin wy nu
verkeeren, aanneming van het wetsontwerp
aanbeveling als een stap in de g03de rich
ting? Op die vraag aarzelt do hoer Maca
lester te antwoorden; hy brengt het niet
verder dan een non liquet, een't is
my niet duideiyk; en spreekt de vrees uit,
dat de twyfel in dit opzicht vele leden zal
doen tegenstemmen, zoodat dan de wet zou
worden verworpen.
Intusschen loopt het misschien nog beter
voor de wet af dan de heer Macalester vreest;
de Kamer toch is nogal meegaande in den
laatsten tyd!
Be Standaard zegt onder het opschrift
Blaffen en Bijten? in een hoofdartikel
onder anderen:
Da thans op volkenrechtelyk gebied heer-
scbende regel komt hierop neer, dat wie niet
by ten kan, ook niet mag blaffen.
Als Transvaal gevaar loopt, mag Duitsch-
land blaffen, want, als het er op aankwam,
zou Duitschland er de tan Jen in kunnen zetten.
Maar Nederland, dat veel nauwer banden aan
de Trekkers heeft, mag zelfs niet keffen of
kikken, omdat onze vloot te veel aan oudroest
herinnert, en we desvereisebt niet zouden
kunnen b y t e n.
Dientengevolge spreekt Duitschlands keizer
van zich af, en 18 Duitschlands gezant te
Londen, graaf Von Hatzfeld, druk met lord
Salisbury aan het verhandelen maar in ons
Paleis is het muisstil en onze gezant te
Londen geefc zyn afternoon tea's.
Hierop nu wyzen we, niet enkel wyi het
ons gevoel krenkt, vooral na de heel andero
rol, die we in de historie vervulden; maar
veel meer nog, omdat uit niets zoozeer als
uit dit gedwongen zwygen der kleine Staten,
en dat alleen zich roeren kunnen van de
groote mogendheden, op de droefste wijze
blykt, hoe niet bet recht aan de macht,
maar de macht aan het recht de wot
stelt.
Zonder de edeler aandrift van keizer Wil-
helms optreden in het minst te willen ver
kleinen, zou er daarom toch heel wat op af
zyn te dingen, indien men zich nu reeds
overgaf aan de illusie, alsof Europa tot zeóe-
verlegon„maar ik zal wel eerlang iets voor
u bedenken."
„Go3d," Z9ide Jack; „ga uw gang! Maar
denk er om allemaal pryzen en geen
nieten!"
Op een anderen koer ontmoette ik Mr.
Bloom in Fleet Street, en wy hadden een
praatje over het verledene.
„Wol," Mr. Paul, „zeide de commissionnair,
ik ben er nooit achter gekomen, waarom gy
Dreadnought en Fairy koost. School daar niet
zoo wat too very achter zoo'n beet je van
hocus-pocus?"
„Mr. Bloom," antwoordde ik zeer ernstig,
„kunt gy een geheim bewaren?"
„Ja," zeide hy op denzelfden toon„heilig."
„Nu, ik ook."
„Ha ha! Gy hebt gelijk, mynheer," zeide de
commissionnair lachend. „Ik zie, dat gy toch
zoo'n groen niet zyt."
Zou het myn lezers genoegen doen te
weten, dat ik den ongelukkigen beroofden
Pedro Gomez met geld hielp om naar zyn
land terug te keeren, en dat Dudley Binks
voor het grootste gedeelte het geld terug
kreeg, waarvoor men hem bad opgelicht, en
by gelegenheid zich dood dronk? Zoo j^dan
zullen zy voldaan z*yn.
Maar met betrekking tot een ander persoon,
die in deze bladzyden is vermeld, moet 'k een
ernstiger woord spreken.
Ik deed onderzoek om my te verzekeren
op welken datum Craven Lumleys gevangenis
straf zou eindigeD, en na den dag vernomen
te hebben, waarop hy zyn bewys van ontslag
en zyne vryheid zou erlangen, schreef ik aan
den directeur dor gevangenis, waarin by was
opgesloten, er een brief voor den veroordeelde
by insluitende, om hem te overhandigen,
zoodra hy op vrye voeten zou gesteld zyn,
waarin ik aanbood hem de som van duizend
pond sterling voor te schieten op voorwaarde,
lyker opvatting van het volkenrecht zou zijn
teruggekeerd.
Een leven steeken in die richting was
het pretest, dat gehoord werdeen zege-
teoken was het nog niet.
Wy, Nederlanders, kleinals we onder de
Staten van Europa z'ijn, mogen dit niet over
het hoofd zien.
Zooals nu de zaken staan, en zooals ze in
1883 stondon, zou niets natuurlyker geweest
zyn, dan dat Nederland, de eerste onder alle
staten, voor het goed recht van Transvaal
by de Engelsche regeering ware opgetreden.
De Kaap is ons ontnomen op een wyze,
waar nóg het rechtsgevoel tegen roept. Aan
de Kaap woonden onze kolonisten. Het zyn
die kolonisten, wien men het leven zuur heeft
gemaakt en die daardoor tot den trek werden
gedwongen. En nu trekt men ze na, om hun
de Jazzo om den hals te werpen.
Als het stond zooals het in Europa staan
moest, had dan ook niemand er iets vreemds
in kunnen vinden, dat Nederland ten d<ze
van zich af had gesproken; en had ten onzent
regeeriug en volk geen oogenblik mogen
aarzelen, om dat woord voor het recht te
doen uitgaan.
Hoe menig moedor spreekt niet flinkweg
tegen haar man voor haar kind, ook al loopt
ze er klappen voor op.
En komen straks do buron er by, dan kiest
heel de buurt party voor de zwakke vrouw,
die moedig spreken durfde, en valt den ruwen
dwingeland af.
Dat ware handelen naar den eisch van zede-
lyk recht. Recht toch vraagt niet naar de
meerderheid, noch naar overmacht. Eén kan
tegen tien gelyk hebben, en do kleinste dwerg
tegenover den reus.
En dat nu desniettemin noch in 1883, noch
thans, iemand ton onzent aan zoo iets godacht
heeft, maar dat voor ons stilhouden de bood
schap was, en we hoogstens even hoera
mochten roepen, nu keizer Wilhelm zyn pijl
afschoot, zio, dat teekent den ongerechtigen
toestand van onze onderlinge Europeesche
verhoudingen.
Een toestand, die niet alleen alle recht voor
de kleine Staten onzeker maakt, maar ook
hun nationaal besef demoraliseert.
Ieder zou in Nederland hebben wille 1
spreken; de impuls om voor het recht op te
komen, sprak luide on te over; het te kunnen
doen zou ons bezield hebben en den polsslag
van hot nationale leven hebben verhoogd.
Niet om to dreigen natuuriyk noch om met
dwaze grootspraak aan te komen, maar om
nuchter en kloek te zegg6n„Die lieden daar
gaan ons aan. Vaste overtuiging zegt ons, dat
ge hun recht vertradt. En daarom komen we
als Regeering, als Natie, by uw consciëntie
tegen dit or recht in verzet."
Maar het gaat niet. Het zou voor onzo
regeering niet stam. Te Londen zou men
h.iar uitlachen.
dat hy het land zou verlaten en nimmer
terugkeeren.
Hij schroef mij een zeer nederigon brief,
waarin hy my voor myn aanbod bedankte,
dat hy aannam. Hy voegde er by*.
„Mag ik vragen, hoe zy het maakt; en
indien zij nog leeft, of zy wöl en gelukkig is?"
Ik zeide dit alles aan Ethel, en zy was
diep getroffen.
„Mag ik hem schryven, Angus?" „vroeg zy.
„Zeker, lieve, als gy dat wenscht."
En toen schreef zy als volgt op een
strookje papier:
„Ik ben zeer wèj en zeer gelukkig. God
zegene en vergeve u! Ethel."
Dit zond ik den ongelukkige met het gold,
en hoop dat beide hem goed deden. Hoe hot
zy, wij hoorden niets meer van hem, nadat
hy de ontvangst van deze myne laatste mede-
deoling gemeld had.
Heb ik de Wainwrights vergeten? Geens
zins. Zy zyn nu hier, op bezoek, in het aardig
verbiyf, dat ik voor den zomer gekozen heb
aan den Boven-Theems, by Wargrave. Mevrouw
Wainwright en Ethel zyn boezemvriendinnen,
en daar ziet gy ze, buiten op het grasveld,
met een werkje en druk in gesprek onder
de schaduw der boomen. Aan de andera zyde
van den tuin zyn Mr. Rayner en Fred Wain
wright, pratende over effecten en aandoelen,
geloof ik, of wat andors.
En de kinderen der Wainwrights stoeien
daar met myne kleintjes op het gras, gillende
en schreeuwende van opgewondenheid, en in
en uit, op en neer rennende mot een hondje,
dat hun achterna loopt en als een dolle blaft.
Nu houden zy plotseling allen op. Waarom
Wat is er aan de hand?
„Luistert" roept Rag, vyf jaar oud, met
zyn wysvingertje in de hoogte; „hooit gy
dat? Muziek!"
Die jongen heeft een passie voor muziek.
Eu daarom deed ze, als wist ze v m 1 ie
en gaf Engelands gezant juist dezer dagen in
de residentie een schitterend bal.
Alleen, om toch iets te doen, steldon di
h eren Gunning en Spruyt voor, een adres
aan het E'gelsche volk te zenden. Dat la:
men in Engeland toch niet, en hier gaf he;
den indruk, dat men althans iets gedaan had.
En zeker, als zulk een adres op poo'o 1
had gestaan, en eon doorwrocht stak ware
geweest, zoodat er oen toon van eins1 ia
klonk, en de bondigheid van het stuk klemde,
en do toezending er van ware goed georga
niseerd geworden, dan had het althans iet3
kunnen vergoeden.
Zooals het thans van stapel liep, luclrig
opgezet, zonder styl of ernst, zoo los daar
heen geworpon, gaf het natuuriyk niets, en
deed hoogstens den dienst van een druppel
painkiller voor het beleedigd nationaal
gevoel.
Te voelen: ik moist spreken, en zon recht
tot spreken hebben, en toch, het te mosten
laten, omdat recht zonder macht gesn gehoor
meer vindt, krenkt en demoraliseert niet
enkel het individu op burgeriyk terrein, maar
ook een natie onder de volkeren.
Hierin ligt voor on3 nationaal besef iets
smadeiyks.
Een smaad, dien wo niet onder bloemen
wegstoppen, maar dien we met h >ldero be
wustheid aanvaarden willen.
Alleen wie zyn vernedering nog als ver
nedering doorleven durft, wordt zedolyk wol
gekrenkt, maar niet geknakt.
Naar aanleiding van dit artikel, waarvan
wo hiervóór een uittreksel geven, zegt het
Utrechtsch Bagblad 0. m.
Hoe hebben wy het nu? zouden wy haast
vragen.
Zal nu De Standaard, die toch waarlik
wel getoond heeft zelf, als het er op aan
komt, ook te durven by ten, voor onze natie
de moedeloosheid gaan prediken?
„Aanvaardt uwe vernedering" waarom?
dan toch immers om er niet in te berusten!
Is dat do meening, dan zyn wy het vol
komen met De Standaard eens.
Er is iets lafs in om te blaffm, als men
voor zichzelf weet, dat men niet z\l dun on
byten.
Maar moet dan de conclusie zyn: houd u
stil als eene muis, wanneer men u of uwe
uaa8to verwanten belreigtl
Of veeleer: blaft, en byt zoo noodig
daarna, enzorgt dat ge byten kunt.
Ons en ons niet alleen beeft het gehinderd,
dat, in de onlangs verspreide circulaire v n
het taalfonds, word voorgesteld aan president
Kruger te scbry'von:
„Zie, wy Nederlanders behooren tot een
Staat, die niet sterk genoeg is om u te hel
pen op het veld der diplomatie of van den
oorlog."
Hy zal zeker eens een Mendelssohn of oen
orgeldraaier worden.
Muziek? O! die wys! Iemand zingt en
speelt in een bootje op de rivier. Ik herinner
my die wijs! Ja, lieve, gy behoeft niet op
te kyken en uwo wenkbrauwen op te trekken.
Ik zal niet licht die lieve Serenade van
Schubert vergoten, die ik u het eerst hoorde
zingen op zekeren avond, die nooit uit myn
geheugen zal ga >n.
„Leieo flohen melnc Liedor
Darch dio Nacht zu dir;
Id den stillen Bain heraicder
Liebcbou, koram' zu mir."
Hoe lieflyk klinkt die melodie my over
het water en welke herinneringen en go-
dachten verlevendigt zy! De kinderen staan
to wachten, verrukt over de zachte to^en.
De kinderen de kinderen myne lieve
lingen! Daar zyn zy - Francisca, Edith en
Rag. Zy staken nu hun spel, om naar do
muziek te luisteren. Wat zullen zy daarna
en daarna doen? Wat zullen zy over eene
week, eene maand, een jaar doen? Wat zal
hunne toekomst zyn, die van elk afzonderlyk
en van allen te zimen? Zou ik het willen
weten? O, neen! Als hot hunne bestemming
is, gelukkig te zyn, dat moge de toekomst
leeren. Indien bot anders mocht zyn, indi n
donkere wolken boven hun hoofd hangen,
laat mij in onwetendheid over hun lot. Laten
wy, die hen liefhebben, hun welzyn trachten
te verzekeren, en niet te nieuwsgierig vragen
wat er zal gebeuren. Naar wat ons weinig
raakt kunnen wy gerust vragen en het ant
woord zal ons niet deren; maar in al wat
de toekomst van degenen, die ons het dier
baarst zyn, en wat onze kostbaarste levens
belangen betreft, is het beter te hopen dan
to weten.