N°. 11002
A°. 1898
<§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
TE N!EUWSCIERÏCT
Dinsdag 7 Januari.
LEIDSCH
DA&BLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leiden por 3 maanden. 1.10.
Franco por post1.40.
Afzonderlyke Nommers 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
OHiciöele Kennisgevingen.
II EK IJK.
Burgemeester en Wethouders van Loiden, gezien
het besluit van de Gedeputeerde Staten der pro
vincie Zuid-Holland, van den l7dou December 1S95
No. Vi (Provinciaal blad No. Gl), alsmede bet
Koninklijk besluit van den Sden December 1S95,
No. 20, waarbij ia bepaald, dat do herijk Yan de
znaten en gewichten over de herijkper.odo van 1896
en 1897 zal loopen Yan 1 Januari 189G tot 1 Sep
tember 1897; herinneren de ingezetenen dezer ge
meente aan hunne verplichting, overeenkomstig art.
15, lett. a, der Wet van den 7den April 1SG9
(Staatsblad No. 57), tot hot doen herijken van alle
reeds in gebruik zijnde maten en gewichten, onder
mededcoling dat daartoe door den ijlier zittiDg wordt
gohouden in Kot lokaal van don (jk iu hef gebouw
aan do Lammermarkt en wel:
voor de nieuwo maten od gewichten van handelaren
in die voorwerpen op 7 en 8 Januari, des morgens
van 9 tot 12 en des middaga van 1 tot 4 uren;
voor do gewone gewichten, benevens de maten en
Strijkers, van 9 Januari tot en met 5 Maart (op
door B. en Ws. afzonderlijk vastgesteldo uren).
Yoor de nieuw vervaardigdo maten en gowichten
op elke j Vrijdag en Zaterdag tusechen 7 Januari
en 5 Maart 1896, des morgens van 9 tot 12 en dos
middags van 1 tot 4 uren.
Tevens wordon belanghebbenden er op gewezen:
adat zjj verplicht zgn lmnne maten en gewichten,
behoorlijk droog en schoon, bij den gker op
voorschreven dagen, tot het ondergaan van den
heryk to bezorgen;
b. dat zij, dio zulks verzuimen of daarin verhinderd
worden, voormelde maten en gowichten vóór den
lsten October nog aan den gker op do daarvoor
aangegovon dagen ter herijking moeten aanbieden;
C. dat, na het eindigen vau den termen van den
herijk, hot gebruiken of voorhanden hebben van
maten en gewichten, niet voorzien van de veroisohte
stempclmerken, volgons art. 29 dor bovenaangehaalde
wet, verboden en strafbaar is;
d. dat bij hot terugontvangen van de ter ijking
aangeboden voorwerpen, zg zich dienen te overtuigen
of (lie van het good- of afkeuringsmerk zijn voorzieo.
Voorts vestigen zij do aandacht van belaDgheb-
bendon op de bepalin-en van do artt. 12 en 14 der
wet van 7 April 1869 (Staatsblad No. 57), waarbij
is voorgeschreven dat de maten en gewichten alleen
dkn tot den liergk kunnen worden toegelaten, als
zg behoorlijk ziju voorzion van bunnen weuelijkea
naam of lmnne wettelijke waarde en op de Ministeriöelo
beschikking van 5 December 1882 No. 27 .-.fd. Handel
en Nijverheid, waarbij ia bepaald dat de koperen
gewicht-'u moeien worden afgekeurd yoor het geval
die te licht zijn geworden en het grondvlak geen
gelegenheid aanbiedt tot verzwaring.
Vervolgens wordt ter kennis van do belanghebbenden
gebracht, dat volgens besluit van den Minister van
Waterstaat, Haudel en Nijverheid, van den 6den
November 1S95, do letter g In den gewonen schrijf
vorm, bestemd is tot goedkturingsmerk zoowel bij
den (jk a!a bjj den herijk der maten en gewichten,
en bij den ijk van gasmeters de Koninklijke krooD,
terwijl het kantoormerk voor de gemeente Leiden
is hot cjjfer 7 en eindelijk dat do maten en gewichten,
op gevaar van straf, voorzien moeten blijven van
do voreischte stompelmerken: dat dus hot laatst
geplaatste goedkouringsmerk voortaan gedurendo twee
jaren ongeschonden moet worden bewaard.
Burg. en Weths. van Woubrugge maken bokond,
dat gologenheid zal worden gegeven tot kostolooze
inenting en herinenting op het dorp in bot Raadhuis
op Donderdag 9 Januari a. e., des namiddags te één
uur, en in de openbare sohool to Hoogmade op
Vrijdag 10 Januari a. s., des namiddags te twee uren
Burgemoestor en Wethouders der gemeente Zeg
waard brengen ter algemeene kennis dat op Woens
dagen 15 Januari, 15 April, 15 Juli en 14 October
1896, telkens des namid ags van 12 tot l'/; uren,
ton huize van den heer H. Roidt, arts aldaar, ge
legenheid zal bestaan tot kostelooze inenting en
herinontrng.
Leiden, 6 Januari.
Ter gelegenheid van het eeuwfeest van
het „Tnstitut de France" zyn bevorderd tot
officieren van het Legioen van Eer de heeren
dr. Cuypers, prof. De Goeje (Leiden) en Leenhof,
en is benoemd tot officier prof. Kern (Leiden).
Tot tijdelijk hoofd der school te Zoeter
meer Zegwaard is benoemd de heer Broek-
huyzen, te Leiden.
Te Utrecht is door eenige belangstel
lenden ia bindkunst een vereeniging opge
richt met den naam: „Kunst toegepast op
Boekhanden."
Zij stelt zich voor, in verschillende steden
exposities te houden, die uitsluitend aan toege
paste kunst op boekbanden gewijd zullen zijn.
De eerste expositie zal den 13den dezer
in de Kunstzaal van het Stedelijk Museum te
Leiden gehouden worden.
Als bestuurders zijn opgetreden deheoren:
J. A. Loebèr Jr., te Leiden, voorzitter; D. N.
Verschoor, te Den Haag, penningmeester;
H. W. IJwema Jr., te Utrecht, secretaris.
De inschrijving voor de nationale militie
van de in 1877 geboren jongelieden zal te
Voorschoten plaats hebben gedurende de
maand Januari en meer speciaal op 13 Jan.
a. s., van 10 12 uren.
Op 31 December 1894 bestond de be
volking der gemeente Valkenburg nit 309 m.
en 310 vtotaal 619 personen. In 1895 had
vermeerdering plaats door de geboorte van
17 m. en 10 v., totaal 27 personen, en door
vestiging in de gemeente van 16 m. en 22 v.,
totaal 38 personen. Vermindering geschiedde
door het overlijden van 6 m. en 9 v., totaal
15 personen, en door vertrek uit de gemeente
van 16 m. en 23 v., totaal 39 personen. Op
31 Dec. 1895 bestond de bevolking dus uit
320 m. en 310 v., totaal 630 personen.
Prinses Elisabeth van Waldeck bleef
Zaterdag-avond by de geheele voorstelling in
de Fransche opera te 's-Gravenbage, gezeten
in de Koninginnen-loge achter de koninklijke
fauteuils.
Het bestuur der vereeniging „Nederland
en OraDje" te Berlijn voor 1896 is samen
gesteld als volgt: dr. F. Du Bois, voorzitter;
M. Catz, onder-voorzitter; T. A. Toung, pen
ningmeester; M. Alex. Wolff, secretaris;
G. A. Rady en S. G. Albers, commissie van
weldadigheid.
Benoemd is tot burgemeester van Druten,
de heer Van Lanschot, uit Den Bosch.
Blijkens uit West Indiê ontvangen bericht,
is de hoofdcommies ter gouvernements secre
tarie, mr. Schocb, ter aanvaarding zijner be
trekking uit Nederland te Paramaribo aan
gekomen.
Het bestuur der „Pnns-Alexander-Stich-
ting", inrichting voor blinde kinderen van
iedere geloofsbelijdenis, heeft van Hare
Majesteit de Koningin een gift ontvangen,
groot vijftig gulden.
Het „Haagsche Dagbl." ontving van hoog
geachte zijde een circulaire, waarbij door een
16-tal landgenooten gelden worden gevraagd
ter benoeming van een tweeden predikant
by de Ned.-Herv. Gemeente voor Pretoria,
Middelburg en Standerton in de Transvaal.
Tot dit doel, waarvoor f 20,000 benoodigd
is, is reeds f 10,000 byeen.
De „Eastern- en South-African-Maatscbap-
py" bericht, dat particuliere telegrammen in
overeengekomen taal voor de Zuid-Afrikaan-
sche Republiek niet aangenomen kunnen
worden.
Te Ambt Hardenberg hebben alle leden
der schoolcommissie hun ontslag als zoo
danig genomen.
De Raad der gemeente Gouda heeft be
sloten tot het instellen:
lo. van eene voorjaars-paardenmarkt op den
Vrydag vóór Palmzondag, en
2o. van eene najaarsveemarkt op den Woens
dag vóór de najaars-paardenmarkt.
Zoo er bezwaren bestaan tegen voormeld
Raadsbesluit, moeten die uiterlyk vóór den
14den Januari e. k. aan Ged. Staten van Utrecht
medegedeeld worden.
Prof. Naber, te Amsterdam, hoopt op
Dinsdag 7 Januari zyn 25 jarig professoraat
te herdenken. Om twee uren zal eene com
missie van leerlingen en oud-leerlingen den
heer Naber in het klein-auditonum der uni
versiteit zyn portret, geschilderd door Hart
Nibbrig, aanbieden.
Het stoomschip „Drente" arriveerde 4
Jan. van Batavia te Rotterdam; de „Gedé"
is 4 Jan. van Rotterdam naar Batavia ver
trokken; de „General," van Hamburg en
Amsterdam naar Oost-Afrika, arriveerde 4
Jan. te Aden; de „Veendam" arriveerde 4 Jan.
van Nieuw-York te Rotterdam; do „Bellero
phon," van Amsterdam naar Java, arri eerde
5 Jan. te Port-Said; de „Java" van Amster
dam naar Batavia, passeerde 5 Jan. Dunganess
de „Laertes," van Amsterdam en Liverpool
naar Batavia, arriveerde 4 Jan. te Gibraltar;
de „Merapi," van Batavia naar Rotterdam, is
4 Jan. Gibraltar gepasseerd; de „Obdam"
vertrok 4 Januari van Nieuw-Yoik naar
Rotterdam.
Praatjes over Kunst.
Vlokken.
LXXIII.
In „Pulchri Studio" is thans eene collectie
teekeningen van wijlen Johannes Bosboom
op waardige wijze geöxposeerd. Zjj is het
eigendom van den heer H. W. Mesdag, den
verzamelaar, die, dank zij zijn fortuin, zooveel
kunstschatten kan bijeenbrengenwat méér
zegt, ook anderen er van laat genieten.
Vóór alles is Bosboom de echilder van de
„Kerken" geweest. HU heeft het statige en
het intieme, het indrukwekkende en het vrien
delijke, de kondheid en de warmte, hot vroo-
ljlke en het droefgeestige, het grooteche van
't geheel en 't gedetailleerde der onderdeelen
van deze imposante gebouwen intens gevoeld,
in zich opgenomon en weergegoven.
Wat een kracht, wat een geestdrift, wat
een blijheid spreekt er uit zijn werk, maar
welk een knapheid tevens I En, wat is alles
goed aangekeken, juist betuurdl
In den „Preekstoel in de kerk te Mecbelen"
en „het Altaar in de kerk te Antwerpen"
weet hij, op wonderlijk-habiele wijze, ons al
don rijkdom van 't sculpturaal werk te doen
gevoelen. Uit „het raadhuis te Hattum," en
„Oude kerk te Amsterdam" blijkt zijn nauw
gezet studeeren, naast zijn vlotheid van
arbeiden.
48)
„Neen," antwoordde ik, „ik noem my'zelven
niets. Dat laat ik aan anderen over. Ik ben
niet gewoon myn eigen lof uit te bazuinen.
Dit te doen vind ik wansmaak."
„Dat is geen antwoord op myno vraag."
„Dat weet ik; ik zal geen andere vragen
beantwoorden dan die ik geschikt acht. Ik
ben Diet onder contradictoir verhoor."
„Zeer goed," zeido by, geenszins verstoord
door myne lompheid; „dan zal ik de zaak
anders stollen. Ik zeg, dat gy geen fatsoen-
ïyk man zyt."
„Gy kunt zeggen wat gy wilt. Uwe mee
ning gaat my niet aan."
„Zonder twyfel; maar ik zal myne woorden
bewyzeD. Ik houd vol, dat de handeling van
iemand, die van zyne positie gebruik maakt
om een ander van de vrouw te berooven, die
hem eeno huweiyksbelofte hoeft gedaan, eene
eerlooze handoling is."
Dit scheen my een nogal zacht begin toe,
maar het gaf my e^ne kans, waarvan ik niet
aarzelde party te trekken.
„Indien dit eerloos is, is het dit niet meer
dan vole van de streken, beetDemeryen en
listen om collega's in handel en speculatie
do loef af te steken, waarop sommige mannen
van zaken zich beroemen."
„Ik dacht, dat gij er u boven verheven
zoudt achten, u met zulke personen op ééne
iyn te plaatsen."
„Inderdaad 1 Mag ik vragen waarom?"
„Ik ben evenmin als gy geneigd vragen
te beantwoorden."
Daar had hy my vastgezot; dat geef
ik toe.
„Maar dit is louter spelen met woorden,"
ging hy voort, „en ik ben een man van
handelen. Ik ben hier niet gekomen om met
u te babbelen, Mr. Paul, of te redeneeren,
of tegen u te pleiten. Ik ben gekomen, om
u te zeggen, dat ik u, door uw spreken en
handelen tegen Miss Rayner, beschouw als
een schender van myn eigendom, en u waar
schuw niet daarmee voort te gaan."
„Gy hadt u die moeite kunnen besparen.
Gy hadt het voor uitgemaakt kunnen houden,
dat ik uwe denkbeelden daaromtrent wist."
„Zonder twyfel. Maar gy zoudt misschien
niet zoo goed met myne voornemens bekend
zyn, als gy myne denkbeelden niet deeldet."
De kerel was byzonder kalm, maar zyne
taal verbitterde my zeer.
„Ik geef niet meer om uwe voornemens
dan om uwe denkbeelden en uwe meeningen.
Ik heb ook myne voornemens, en ik waar
schuw u, dat ik van plan ben ze ten uitvoer
te brengen."
„Inderdaad l Ik zal u niet vragen, welke
die voornemens zyn, daar wij schynen over
eengekomen te zyn, geen vragen te doen.
Gy kunt ze natuuriyk noemen of niet, al
naar u goeddunkt. Maar ik ben van plan u
de mijne te zeggen."
„Doe dat danl"
„Ik heb in vele landen vertoefd, in zeer
onbeschaafde zelfs, waar ieders wil de
wet van het land is. Daar is het recht van
eigendom de macht om het te behouden, en
ik heb bet myne soms op myne eigen manier
behouden. En myne manier is zeer een
voudig. Als iemand myn eigendom schondt,
waarschuw ik hom eerst om er afteblyven.
Als hy niet gaat, schiet ik op hem."
„Inderdaad 1" zeide ik. „Dus denkt gy, „dat
gij die manier ook in bet beschaafde Londen
kunt toepassen?"
„Ja," zeide Lumley met wonderbare koel
heid. „Niet op dezelfde wgze misschien, maar
met vrywel dezelfde uitwerking. Ik zeg
natuuriyk niet, Mr. Paul, dat ik precies den
zelfden weg zal nemen, dien wy in het bosch
of op de prairieön onder zekere omstandig
heden geschikt achten. Ik zeg alleen dat,
zoo gy op eenige wyze, direct of indirect,
myn huweiyk met Ethel Rayner verhindert,
zoodat het onmogeiyk plaats kan hebben,
wel ik u het leven zal benemen."
Geen zweem van heftigheid of toorn was
er in den toon, waarop hy deze woorden
uitte. Hy sprak ze langzaam, vaat en met
nadruk en keek my daarby met een harden,
kouden blik aan.
Ik kon niet zoo koel biyven. Van myn
stoel opspringende, terwyl by tegelykertyd
oprees, riep ik uit:
„Bullebak, schurk en lafaard 1 Denkt gy
my vrees aan te jagen? Denkt gy, dat ik
bang ben voor uwe voornemens? Hoor de
mynel Ik ben voornemens, God helpe myi
om Ethel Rayner uit uwe vuile klauwen te
redden ik wil maken dat zy nimmer uwe
vrouw wordt en dat zy de myne zal worden.
En, al dwaalt ons oog een enkele maal
langs een fraai strandgezicht af, of blyft 't
vol eerbied een wyie rusten op zoo'n vlug-
gewasschen aquarel als die „Watertoren te
's-GraveDhage"; al begrypen we, hoe ook het
„boerendeel" en een „diakenkamer'1 naast de
„Watermolen te Leuven" in dit kader wel
passen, töeh keeren wy, eveüals de schilder
dit zelf zal hebben gedaan, weer terug tot
het intiemere van zyn mooi-vinden, tot de
bekoring, die voor ons uit het kerkgebouw
straalt. Bosboom heeft het warme zonlicht,
giydend langs de massieve statige pilaren,
en ook de koudheid van de kille grafzerken
gegeven: hy heeft het imposante van oen
grootsch Altaar vertolkt, naast het naïef
intiem-bekooriyke van een dorpskerk-inté
rieur; by heeft, M het mooie, dat er tot zyn
ziel word gesproken uit die oude, eerbied
waardige gebedeuhuizeü, in deze teekeningen
neergelegd.
En, wie nu een denkbeeld wil krygen van
de grootschheid van zulk een kerkgebouw,
die bezie maar eens, enkel en alleen, die
majestueuze en rype waterverfschets „Kerk
te Alkmaar", waarin om zoo te zeggen ge
condenseerd i^, al het eenvoudige en het pure,
het oprechte en het edele, het voorname en
het ware, dat Bosbooms kunst zoo hoogst-
eigendommeiyk stempelt.
Want de „chic" in deze teekeningen is niet
gebaseerd op oogverblindende trucs, de ga-
makkelykheid, die er uitstraalt, mag allerminst
worden verward mot den wencch om zich er
van af te maken, en waarlyk, voor jeugdige
schilders, die 't hem n& zouden willen doen,
ligt hier menige bange voetangel en klem.
Maar het bestudeeren van de verschillende
lynen en veegj98, hot aandachtig bekykon
van de teedere overgangen der diverse brui
nen, het ernstig volgen van die tooveraebtige
kunstenaarshand; dat alles kan niet anders
dan weldadig en heilzaam werken, op onze
jongere artisten vooral, waaronder er helaas
zyn, die nog al te weinig toonen te beseffen
dat er ernstig dient te worden „goworkt", om
tot dergeiyk glorievol resultaat te geraken.
De „Kunstbeschouwingen" te dezer stede
gaan by genoegzame deelneming wederom door;
binnenkort zullen de inteekenlysten worden
aangeboden. En, als ik, als ondeugende jongen,
uit de school zou willen klappen, dan zou ik
kunnen mededeelen dat, terwyl een onzer
stadgenooten, welwillend een prachtige col
lectie Japansclie teekeningen en kakemono's
heeft toegezegd, er een andere beroid werd
bevonden eenige juweeltjes van Bakker Korfjes
penseel in bruikleen af te staan.
Onderhandelingen omtrent een portefeuille
van „leden" van den Hao.gschcn Kunstkring
zyn reeds aangeknoopt, terwyl er vermoede-
lyk later een verzameling teekoningen uit
het Museum Boymans zal worden gegeven.
Al mag het bekend worden verondersteld, deel
ik toch nog mede dat die kunstbeschouwingen
gehouden zullen worden in den Foyer van de
Stadszaal en één dag, 's middags en 's avonds,
voor de leden toegankoiyk zyn.
Onder de mooie „bandjes", die ik sedert
myn vorige bespreking zag, dienen nog ver
meld te worden „Wysheid en Schoonheid uit
China" door Henri Borel, met een pittig
Chineesch figuurtje van Thorn Prikker, en
„Rouwviolen" van Hólèr.e Lapidoth-Swarth,
met sober ontwerp van Berlage op het omslag.
De redactie van het Tweemaandelyksch
Tijdschryft gaat met onverdroten moed on
stalen yver voort, veel belangryks aan te
bieden. Jammer echter dat van Van
Deyasel's kand zelf zoo weinig in deze perio
diek verschynt.
In deze derde aflevering vervolgt Jac. Van
Looy zyn „Feesten," bespreekt Mr. S. Muller Fz.
zeer waardoerend Prof. 4Blok (als Jan Wage-
naar'8 opvolger). Dr. v. Vloten zond een stukje
over Oud-Arabischo Poëzie, en Johan Thora
Prikker vervolgt zyn interessante „Brieven".
Voorts een fijngevoeld gedichtje, „A.vond" van
Henriëtte Drabbe, „De ontkenning der Moraal",
van Dr. Jelgersma, „Strydbaar beraad over het
Oorzaakbegrip" door Dr. Bierens de Haan,
„Aletrino's Martha," door Dr. Van Deventer,
„Causaliteit" door Dr. Jelgersma, „Boskbeoor-
deelingon" vaD Albert Verwey on „Toledo"
door Frans Erens.
Verwoy schryft over Willem Kloos' Nieuwe
Gedichten„Een St.-Niklaas-geschenk in een
salonbandje Weemoedig beturen wy de bleek -
gulden letters van zijn eigen handschrift, die
in het bleek-blauwo linnen staan ingedrukt.
Laten wij het stil in de kast plaatsen naast
zyn eerste boek. Wat er uit op kon staan
zou toch nooit een rimpel kunnen toe of af
doen aan de onsterfelyke gestalte, die uit dat
eerste werk voor het nageslacht verrezen is."
Vooraf gaan deze woorden:
„Het ia het bedryf van een fijn en vrien-
delijk-lachend noodlot, dat al onze schrifturen
ten slotte in allerliefste formaten en bekoor-
lyke prachtbandjes als St.-Niklaas- of Kerst
geschenken dienst moeten doen. Zy mogen
esn jaar, of tien jaar, in voor hun uiterlyk
ongevoelige tydschriftnummers, met hoog
hartige onverschilligheid voor het feost-
vierend Filistynendom juist in de tyd3chriften
van een onwereldsche en maatschappelyke
gezelligheid smadende kuDStenaars-sekio
verschenen zyn; zy mogen door hun inI oud,
of door de omstandigheden van hun eerste
verschijning, een sarcastische keerkant zyn
tegen de sieriykbeid van hun latere: het
goedige fatum, door de handen van z|jn
knechten, de nieuwerwetsche uitgevers, pent
er hen niet minder om in den vroolyken feest-
frak, en doet er de deuren van de ranke
salon-kastjes niet ongewilliger voor opengaan."
Over Couperus' „Williswinde" schrijft
Verwey ook, en zegt hy o. a. over dozen dichter
dat, „terwyl al die jongeren hun woorden lief
hadden als natuuriyke wezens, Couporus in
de zyne voornamelijk kosteiyke, meestentyds
zou men zeggen kost-bare zaken za,', die men
niet anders dan mot de liefde van de grovore
mode-fatten beminnen kon."
Ik zal myn best doen, met alle macht, die
in my is, uw huwoiyk met Ethel Rayner te
beletten; en als ik slaag, zooals ik mo6t,
tart ik u te doen wat gy wilt."
„Zeer goed," zeide hy, nog altyd onbe
wogen; „we zullen zien. Ik heb myn man
gedood in een eeriyk gevecht, met byna elk
wapen, dat in den stryd gebruikt wordt -
geweer, revolver, mes en stok en ik zal
het weer doen, als het noodig is. Ik heb
nog nooit een slag gegeven, die niet gerecht
vaardigd was, en nooit een, die zoo goed
gerechtvaardigd was als dien ik u zal toe
dienen, als gy u stelt tusschen my en de
vrouw, die haar woord gegeven heeft my te
huwen I"
Deze onbeschaamde woorden deden een
plan by my opkomen, dat ten minste eene
proef waard zou zyn. Myne handen op de tafel
leunende en my een weinig naar hem toe
buigende, zoodat myn gelaat bet zyne naderde,
zeide ik, met eeno koelheid en beslistheid, die
de zyne ten minste evenaarde:
„Ik twyfel Diet, dat gy indertijd heelwat
daden van geweld gepleegd hebt, hetzy ge
rechtvaardigd of niet; maar dat is niet al het
onrecht, dat gy hebt bedrevendat weet
gy wel."
Het was een succes. Eindeiyk verloor hy
zyne zelfbeheerscbing en riep uit:
„Wat bedoelt gy voor den d
Ik zag myn voordeel en zeide met de
meest mogeiyke kalmte:
„Ik weet, wat ik bedoelen, Craven Lumley,
ik weet, wat ik weet."
Hy begreep terstond, dat hy zich had
blootgegeven en zeido daarom moe een
smalenden lach:
„Nu, het is nutteloos nog verder woord ?n
te verspillen. Ik geloof dat wy elkander goed
begrypen. Ik weet uwe voornemens on gy
de myne. Maar nog eens, en voor de laatste
maal, ik waarschuw u, Angus Paul, verijdel
myne oogmerken ten opzichte van Ethel
Rayner, en ik zal u het leven benemen."
Ik antwoordde ni3t. Toen zett9 hy zyn
hoed op, schuifelde voort en verdween ge
lukkig eindelyk.
XVIII.
De Reiziger.
Gaven de gesprekken, in het vorige hoofd
stuk beschreven, my veel stof tot nadenken,
er waren vooral twee punten, die een diepon
indruk op my maakten. In de eerste plaats
beviel my niet de toon, waarop Frank van do
streken en listen van zyn compagnon sprak.
Zeker, ik was geen man van zaken en weinig
bekend met de zijwegen van den handel, maar
wist toch genoeg wat wettige handel was,
om te begrijpen dat manoeuvres als die, waar
voor Lumley openlyk uitkwam en waarvan
de transactie met Binks een voorbeeld kon
genoemd worden, niet door mannen van eer
in praktyk worden gebracht. Het stuitte my
dus, Frank over zulke dingen als kleinigheden
te hooren spreken, als zaken, die hoegenaamd,
geene afkeuring verdienden.
{Wordt vervolgd.)