die zich in de beneden-voorkamer bevonden,
waren, wat ook werd aangewend, niet te redden.
Nadat de brand gebluscht was omstreeks
halftwaalf werden van uit de puinhoopen
de verkoolde lijkjes opgezocht en naar het
gasthuis overgebracht.
Het z\jn die van Johanna Maria Helena
Geertruida Bom, geb. 6 Aug. 1889, Petrus
Josephus Johannes Leonardus Born, geb. 22
Maart 1891, Willem Johannes Sophia Cornelia
Born, geb. 3 Maart 1893, en Antonia Susanna
Jacoba Josephina Born, geb. 26 Nov. 1894.
Op onze vraag hoe het mogelijk was, dat
de ramp zoo'n omvang kon hebben, wijl toch
de kamer, waar de brand ontstond, gelijkvloers
met de straat was en de kinderen, die zich
nog te bed bevonden, om zoo te zeggen met
de hand te grijpen waren, deelde een oog
getuige on8 mede dat de vlam zoo hevig
was, dat alle pogingen om hulp te bieden
levensgevaarlijk waren; het werd meer dan
eens beproefd, maar de vlammen dwongen
tot terugkeeren.
Een Ijselljke bijzonderheid vernamen wy
nog, nl. dat het oudste meisje van het gezin
B. voor de ramen van het brandende onder
deel van het huis kwam en om hulp smeekte.
Men beproefde te reddeD, maar helaas zonder
succes. Het lijkje van het zesjarig kind werd
later onder het raam gevonden.
Do brandweer hield zich kraDig en de be
manning van de spuit, die behoort bij het
algemeen depot van discipline, kweet zich
bijzonder good om hulp te bieden.
Ook een „Jantje" met verlof, wiens naam
wij niet vernamen, bood flink hulp.
Het huis was geassureerd, doch de inboe
del van de beide gezinnen, als wy goed inge
licht zijn, niet.
De verslagenheid onder de omwonenden van
het verbrande perceel is groot.
Bjj een bezoek, gebracht aan het verbrande
huis, bleek ons dat hot beneden totaliter eene
ruïne is; alles is verbrand.
Een oogenblik verwijlde onze verslaggever
ook by het ziekbed van vrouw B., die deer-
lyk gebrand, doch helder van geest was. Zy
is met haar man bij familie ondergebracht.
Haar toestand is niet zorgeiyk, maar,
naast de diepe smart over het verlies van
haar kinderen, wordt door haar, zoowel als
door haar man, natuuriyk diep gevoeld de
zorg over het verlies van alles wat zy bezat.
De toekomst ziet er voor hen zeer treurig uit.
Te Wormer is oudejaarsnacht
ingebrokon in de Hervormde kerk. De dieven
hebben gepoogd zich den inhoud der brand
kast, welke juist zeer aanzieniyk was,
omdat met Kerstmis de huur der kerkeiyke
eigendommen was ontvangen, toe te
eigenen. Het slot, dat gelukkig weerstand
bood, en de omstandigheid, dat de brandkast
met een ketting in den grond was bevestigd
zoodat de mogelykheid was buiten gesloten,
dat do geheele kist zou worden meegenomen
hebben hunne pogingen verydeld. Alleen een
offerblok, bevattende slechts dertig centen,
werd door hen meegenomen.
Van de dieven is nog geen spoor.
Het is niet alleen in Nederland,
dat de universiteiten een steeds toenemend
aantal artsen leveren. Ook in Duitschland is
het cyfer der doctoren, die jaarlyks de academie
verlaten, steeds stygende en het afgeloopen
jaar vormt alweder ook daar een schakel in
de steeds klimmende reeks. In November
jl. waren er in DuitschlaDd 23099 artsen,
terwyi hun aantal in dezelfde maand van 1894
22287 bedroeg, wat dus een vermeerdering van
812 of 3.6 pet. is. In de laatste 8 jaren is
het aantal artsen in Duitschland gestegen met
6325 of 87 pet., wat oen driemaal zoo groote
toeneming is als de aanwas der bevolking.
Gemiddeld telt men op een oppervlakte van
100 vierkante K.M., percentsgewijze gesproken,
4.19 artsen, terwyi het aantal artsen tot dat
dor inwoners in verhouding staat als 4.55:
10,000. Natuuriyk hobben deze cyfers slechts
een betrekkeiyke waarde, daar, in Duitschland
evenzeer als by ods, de groote steden het
ideaal zyn der genoesheeren.
Aan apotheken is Duitschland niet zoo ryk.
Er zyn er, volgens de laatste opgaven, 5144.
Op eon bevolking van 10,000 komt dus ge
middeld 1.04 apotheek voor. Neemt men
hierby in aanmerking, dat de groote steden
een veel hooger percontago hobben, dan komt
men tot de conclusie, dat er streken zyn,
waar op de 10,000 inwoners nog niet één
apotheek is, zeker veel te weinig voor een
land, waar stellig op de 1000 inwoners een
paar bierhuizen voorkomen.
Te Fulda is in den Kerstnacht
in een der roomsch katholieke kerken een
paniek uitgebroken, die nog betrtkkelyk goed
is afgeloopen, maar de ernstigste gevolgen
had kunnen hebben. Ter opluistering van de
plechtigheid had nameiyk de priester, die de
mis bediende, aan weerszyden van het hoog
altaar bengaalsch vuur doen ontsteken. Dit
hulde de kerk evenwel in een zoo dichten
rook, dat men geen hand voor oogen meer
kon zien. Schreiend drongen de kinderen naar
den uitgang, de volwassenen werden eveneens
door de paniek aangegrepen en weldra was
het een woest gedrang, waarin velen ver
wondingen bekwamen. Het altaarkleed was
door de bengaalsche vuurpotten, die te veel
kruit bevatten, in brand geraakt, zoodat de
geheele kerk een prooi der vlammen had
kunnen worden. In dat geval zouden de ge
volgen niet te overzien zyn geweest; nuliep
alios gelukkig af met den schrik en eenige
lichte kneuzingen.
In het gasthuisteMnchenis
dezer dagen een dierentemmer overleden, die,
biykons zyne papieren, de zoon was van een
op? hoofd der Indianen op het eiland Cojc\Ja.
Het lijk van den zoo ver van zyn vaderland
gestorven kleurling werd aan de snykamer
afgestaan, daar zich niemand opdeed om de
begrafeniskosten te betalen.
To Mannheim is een groote
drukkery, waar o. m. de „Mannheimer
General Anzeiger" ver6chy'nt, in de asch ge
legd. Door een nog niet verklaarde oorzaak
ontstond brand op de bindery en weldra
stond de geheele fabriek in lichterlaaie. Wat
het vuur nog spaarde, werd door het water
bedorven. Twee groote rotatie persen, benevens
al het andere materiaal van drukkery en
zetterij, werden onbruikbaar. De schade be
draagt meer dan 300,000 mark.
Postzegeldiefstal bij het Departement
van Koloniën.
De verdere behandeling der zaak van den
gewezen assistent-bode van Koloniën L. A. Z.
den 9den December 11. geschorst werd
gisteren voor do Haagsche rechtbank voort
gezet, met eenige nieuwe getuigen, onder wie
de heer Estor, ambtenaaT aan bovengenoemd
Departement, door beklaagde beschuldigddat
deze hem een gedeelte van de verkochte
postzegels ten verkoop zou hebben gegeven.
De eerste vraag, gisteren bekl. gesteld, was,
of hy dio beschuldiging volhield, welke vraag
beklaagde met een beslist ja beantwoordde.
Hy ontving de postzegels van den heer E.
in pakjes gesorteerd, soort by soort, waarde
by waarde. De postzegels werden door bekl.
in Don Haag verkocht en het geld door hem
aan den heer E. afgedragen, die hem stil-
zwygen had verzocht.
Niemand, voor zoover beklaagde zich her
inneren kan, was er by tegenwoordig toen
hy do opdracht tot verkoop van de zegels
ontving; alleen waren er op een ochtend, dat
beklaagde geld voor verkochte postzegels aan
den heer E. wilde afdragen, drie ambtenaren,
de heeren Meeter, Haffert en Stutterheim, in
diens kamer, doch verlieten haar toen hy
binnenkwam.
Gevraagd of hy niet wist dat do postzegels
van diefstal afkomstig waren, antwoordde be
klaagde ontkennend.
Toen de diefstal door de couranten werd
vermeld, had de heer E. hem, 'a middags met
hem het Plein overwandelende, gerustgesteld,
en hem gezegd: „maak je maar niet on
gerust, het zyn myn eigen bullen (de post
zegels), maar ik heb geld noodig om een paar
beren to betalen."
Daarop had beklaagde op zyn riddereer
beloofd te zwygen.
Vermelding verdient nog dat bekl. niemand
kan noemen, dio hem met den heer E. gezien
heeft op het Plein en dat by niets kan aan
voeren om zyne beschuldiging tegenover den
heer Estor te staven. Op deze omstandigheid
maakte de president hem opmerkzaam.
Daarna werd gehoord de ambtenaar, met
het bewaren der zegels belast, die mede
deeldo, dat hy na do ministeriëelo resolutie
van 1893 waarby bepaald was dat alle post
zegels, zoowel die van de postwissels als van
de mailpakketten, ten voordeelo van den Staat
zouden verkocht worden die zegels in archief-
doozen bewaarde, die sloot met een touwtje,
onder kruisband, en dit verzegelde. Die doozen
werden bewaard in een kast, waarvan de
sleutel evenwol binnen ieders bereik lag,
zoodat voor iemand, daarmede bekend, geen
braak behoefde geploegd te worden om by
de doozen te komen. In het begin van Juli
had getuige de kast open gevonden, doch geen
argwaan gekoesterd; later vond hy die kast
weer open, ging toon do doozen nakyken en
bevond toen de kruisbanden van 3 doozen
doorgesneden en weer gehecht, en do hoeken,
met postzegels, van eenige formulieren afge
scheurd.
Daarop werd gedurende één maand de
kamer, waar de zegels bewaard werden,
gesurveilleerd, doch niets ontdekt. Met opzet
werden de beschadigde doozen niet opnieuw
verzegeld. Den 5den October had daarop eene
nieuwe verzegeling plaats en op 7 October
waren do kruisbanden weder geschonden en
ontbrak een groot aantal postzegels onge
veer 2000 waaronder vele ter waarde
van f 2.50, vóór de afstempeling. Desgevraagd
verklaart getuige, dat de heer Estor volkomen
op de hoogte was met de berging der post
zegels; dat by dien heer, dien hy 14 jaren
kent, niet in staat acht tot den diefstal,
waarvan beklaagde hem beschuldigt, dat zyne
houding volkomen correct was, dat hy zelf
heeft aangedrongen op een onderzoek, dat hy
volkomen kalm was by het politie-onderzoek
en alleen hoogst verontwaardigd toen hy de
beschuldiging, tegen hem ingebracht, vernam.
Nog verdient vermelding uit de verklaringen
van dezen getuige, dat hy by de schoonmaak
van het Departoment aan beklaagde had opge
dragen aan de boden en schoonmaaksters te
zeggen, dat zy van „die kast" (waarin de
zegels bewaard werden) moesten afblyven.
Beklaagde ontkende coit geweten te hebben,
dat er postzegels in „die kast" waren. De zegels
door hem vroeger ten eigen bate verkocht
(waarvan by de eersto zitting reeds melding
werd gemaakt) had hy gekocht van den over
leden kamerbewaarder Do G. Noch van een
inbraak in de kast, noch van het verbreken
der kruisbanden was hem iets bekend.
De heer v. D., postzegelhandelaar, verklaarde
dat beklaagde sedert 6 Juli 1895 by hem
Indische postzegels heeft verkocht tot een
waarde van f 400 in pakjes gesorteerd
en verpakt; dat hy de zaak als volkomen
eeriyk beschouwde en dat beklaagde zeide
„te komon verkoopen voor mynheer." Of een
by getuige in beslag genomen Surinaamscbe
postzegel van beklaagde gekocht is, kon ge-
tuijon ni t zoggen.
Bekl. beweerde reeds in April met den
verkoop begonnen te zyn.
Get. D. ontkende dit. Hy meent dat
bekl. eerst na het Lombokfeest by hem ge
komen is. Van eene afrekening die bekl.
volgens zyne bewering aan den heer E. moest
overleggen is getuige niets bekend. Wel is
beklaagde een enkele maal, dat er verschil was
over den prys, heengegaan „om er eerst eens
over te spreken."
Een ander postzegelhandelaar, de heer H.,
die voor ongeveer f 60 van bekl. heeft ge
kocht, legde een soortgeiyke verklaring af.
Ook by hem had beklaagde verkocht „voor
mynheer." Van een afrekening was ook dezen
getuige niets bekend. Een vasten datum,
waarop de verkoop begonnen is kon ook deze
getuige niet mededeelen. Ook by hem is
bekl. meermalen weggegaan, wanneer er prys-
verschil was en soms kwam hy zelfs niet terug.
De Minister van Koloniën, daarna als ge
tuige gehoord, legde daarop de volgende ver
klaring af.
Den SOsten October 's avonds om zeven
uren kwam de bodo Z. by Z.Exc. aan huis
en verzocht den minister te spreken. Aan-
vankelyk wilde de minister Z. niet ontvangen,
zeggende dat hy op het Departement te
spreken was en niet aan huis.
De trap afgaande, ontmoette ZExc. beklaagde
in de gang, en deze smeekte hem een oogen
blik alleen te mogen spreken. De minister
stond hem dit toe en ging zyn studeerkamer
binnen. Terwyl by het licht aanstak, zag hy
beklaagde, met zyn Militaire Willemsorde
naast zich, op den grond geknield liggen, zyn
handen opgeheven smeekende: „Excellentie,
schenk my vergiffenis om der wille van myne
vrouw en kinderen."
Toen ging ZExc. een licht op en hy zeide:
„O, ben jy de postzegeldief?" waarop bekl.
antwoordde: „ja, Excellentie, maar ik heb het
niet alleen gedaan. Ik smeek u, schenk my
vergiffenis om der wille van myne vroaw en
kinderen."
„Neen," antwoordde daarop de minister,
„neen, met dieven heb ik geen medelyden;
wanneer jy den diefstal hebt gepleegd, moet
je ook de gevolgen maar ondervinden. Ik heb
je altyd goed behandeld en nog pas heb je
bevordering gemaakt. Maak dat je weg komt,
marsch, myn deur uit."
Zoo is beklaagde op dien avond weggegaan
en ZEx. heeft dadelyk het door beklaagde
gesprokene opgeteekend.
Beklaagde zegt dat die verklaring onjuist
is. Hoogst zenuwachtig door het bericht
omtrent den postzogeldiefstal in de couranten,
was by hy c-rkent dat 't ongepast was
naar 's ministers woning geloopen, omdat hy
toevallig voor een ambtenaar postzegels had
verkocht by v. Dgeiyk in de courant 6tond.
Bekl. beschouwde den minister als den vader
van zyn Departement; daarom heeft hy „op
eerbiedige wyze" op zyn knieën zich
tot ZExc. gewend. En zyn ridderorde bad by
niet afgelegd, omdat hy zichzelf onwaardig
vond om het langer te dragen, maar hy wilde
voor dit bezoek zyn model-kruis op zyn jas
steken, maar kon door zyn zenuwachtigheid
den haak niet in het trensje krygen en heeft
daarom het kruis naast zich neergelegd. De
minister heeft daaraan eene verkeerde betee-
kenis gehecht.
De minister hield zyne verklaring vol, dat
bekl. de hiervoren medegedeelde woorden
heeft gebezigd.
Uit het verdere getuigenverhoor bleek dat
bekl. nogal eens bereid was om uit pure
welwillendheid den Zondagsdienst waar te
nemen. Zoo had by o. a. ook den dienst gehad
op den Zondag, don eersten dag der week, toen
de postzegelkast voor de eerste maal werd
open gevonden.
Na de pauze werd als eerste getuige ge
hoord de heer Estor, aan wiens verhoor de
president een zeer ernstig woord deed voor
afgaan, om getuige te doen doordringen van
het gewicht van den eed, vooral in dit voor
hem speciale geval.
Getuige verklaarde dat hy nooit aan be
khagde postzegels ten verkoop heeft gegeven
dat hy hem geon andere opdrachten heeft
gegeven dan hy hem krachtens zyne betrekking
aan het Departement van Koloniën kon en
mocht geven, en dat bekl. nooit van hem
fooien heeft ontvangen. Voorts deelde getuige
mede, dat bekl. op den morgen, toen de braak
aan de kast ontdekt werd, by hem in zyn
kamer kwam en op zeer byzondere manier
naar de kast keek en dat bekl. juist den
dag te voren den Zondagsdienst had gehad
en toen zeer lang op het Departement hal
vertoefd.
Bekl. hield vol van den heer Estor post
zegels ten verkoop te hebben ontvangen en
daarvoor als loon te hebben ontvangen ƒ2.50,
ƒ1.50, 2 maal een gulden en eenige sigareD.
Getuige Estor bleef dit stellig ontkennen.
De heeren Moeter, Haffert en Stutterheim,
vervolgens gehoord, verklaarden eenparig,
dat zy nooit eenige relatie tusschen beklaagde
en den heer Estor hadden waargenomen, dat
zy nooit hadden vernomen of waargenomen
dat hy aan bekl. had opgedragen om post
zegels te verkoopen, en dat zy hem niet in
staat achtten tot diefstal.
Alsnu kwam er eenige verandering in het
overigens vry eentonige getuigenverhoor.
Bekl. had nameiyk zyn voorlooplge hechtenis
doorgebracht in gemeenschap m6t den zaak
waarnemer B. Voor afwisseling had men in
het gebouw op de Prinsegracbtrecht-
bankje gespeeld en de zaakwaarnemer had
daar, bywyze van oefening, het zaakje reeds
behandeld en beklaagde geleerd, hoe hy het
moest aanleggen, om den daüs te ontspringen.
Volgens den „rechtskundigen raadsman"-
zaakwaarnemer mosst er een naam van een
ambtenaar in het zaakje gemengd worden,
liefst van iemand, die finantiëel niet sterk
stond en „de keuze" viel op den heer E.
Wanneer bekl. vry kwam, zou de zaakwaar
nemer „rechtsgeloerd adviseur" 100 krygen.
Getuige hoorde eon en ander, daags na het
ontslag van B., in een koffiehuis in het
Achterom verhalen en hy vond het „een zoo
gemeenen fieltenstreek", dat hij er ruchtbaar
heid aan gaf. Door B. zou zelfs de indruk
gevestigd zyn, dat de naam van den heer E.
maar genoemd was om er een te hebben;
schuldig of onschuldig.
Beklaagde ontkende dat hem die raad ge
geven was.
De zaakwaarnemer B. ontkende aan bekl.
den raad gegeven te hebben om er maar
iomand met de haren by te halen, 't Was
waar dat hem f 100 waren beloofd wanneer
bekl. vry kwam, waarvoor? Ja, dat wist
getuige zelf niet, maar in geen geval voor
een advies. Dat de heer E. finantiëel niet
sterk stond, was hem zelfs heelemaal niet
bekend.
De getuige, die met B. in het koffiehuis
had gesproken, hield vol, dat B. na de eerste
zitting in deze zaak zelf bad gezegd, dat hy
wist, dat de heer Estor volkomen
onschuldig was.
Door nog een medegedetineerde werd beves
tigd, dat de verhouding tusschen bekl. en
den zaakwaarnemer B. in het huis van be
waring zeer intiem was.
Eindelyk werd nog gehoord de inspecteur
van politie, die bekl. 's avonds had aange
houden. Aan hem had hy dadelijk medege
deeld, dat er vier huisvaders in de zaak be
trokken waren en hy op zyn riddereer ge
zworen had geen namen te noemen, Yerder
bad die inspecteur in het naaidoosje van de
vrouw van bekl. in beslag genomen een
kluwtje rood garen, volkomen gelyk aan dat,
waarmede de doorgesneden roode kruislinten
van de postzegeldoozen weder waren vast-
gonaaid. Ten slotte deelde de inspecteur mede,
dat de heer Estor by de huiszoeking ten zynen
huize volkomen kalm was en er geen vreemde
postzegels by hem gevonden werden.
Nadat het getuigenverhoor was afgeloopeD,
herhaalde bekl. zyn beschuldiging, dat hy de
postzegels van den heer E. ten verkoop had
ontvangen, een verklaring gelyk de president
opmerkte geheel in stryd met die, voor den
rechter-commissaris afgelegd op 31 Oct. a. p.
Subst.-off. van justitie mr. Pleyte ving zijn
requisitoir aan met te wyzen op de sensatie,
die de beschuldiging van den heer Estor in
de zitting van 9 December heeft gemaakt, en
stelde er prys op te verklaren, dat die be
schuldiging, door beklaagde ingebracht, is ten
eenenmale onbewezen, en kan niet anders zyn
dan een aantyging, waarvan de Volle zwaarte
op bekl. terugkomt. De schuld van bekl.
achtte de officier door de verschillende aan-
wyzingen wettig en overtuigend bewezen on
hy eischte de verooraoeling van beklaagde
tot 9 maanden gevangenisstraf.
De verdediger, mr. Barnett Lyon, schetste
het schitterend verleden van bekl. en hy
achtte door de buitenrechterlyke bekentenis
voor den minister en de verschillende aan-
wyzingen de schuld van zyn cliënt nog vol
strekt niet als vast staande.
Een verzoek van bekl., om uit de voorloo-
pige hechtenis te worden ontslagen, werd
door de rechtbank geweigerd.
De uitspraak is bepaald op 16 dezer.
Burgerlijke Stand van Leiden,
van 27 Dec. tot en met 2 Jan.
BEVALLEN. A. Poelijoo geb. Pison Z. M.
Azier geb. v. d. Hout D. J. Sloos geb. De
Haas D. J. Burghout geb. Moellard Z. P. G.
Boers geb. v. d. Ham D. J. G. v. Heusdcn geb.
Neuteboom D. M. v. Wijk geb Vliegenthart
Z. E M. A. v. d. Vrande geb. Stoeke D.L.
M. Raadsen geb. Leemans D. M. Uarland geb.
Kuijkers D. J. Vylbrief gob. Cerdijn D. C.
Huge geb. v. Berkel D. A. S. Spek geb. v. d.
lteek D. H. v. d. Heuvel geb. Janseu D. C.
L. M. v. 't Riet geb. Moijer Z. S. Thiel geb.
Lepelaar D. E. De Wagenaar geb. v. d. Linden
Z. U. v. d. Wc ij den geb. v. Pelauen D. O.
Kramp gob. Bognurds Z S. Rietbergen geb.
Grama D. A. fetreefland geb. Koopman Z. (J.
Horstman geb. Do Kruijf D. C v. Westbroek
geb. Woudstra Z. C. M. Gubbi geb. Wansink
D. J. Korenhof geb. Tegelaar Z.
GEHUWD: H. Bunuig w. en D. Hemerikid.
H. L. De Haas jm. en H. T. Van der Heyde jd.
OVERLEDEN: M. A. De Vos geb. Van Went
V. 80 j. T. Wolters geb. Van der Wilk Z.,
levenL M. C. A. Wasserman D. 20 m. J.
Kienbnizo W. 86 j. E. Pont D. 11 m. J.
Spijkers geb. Van Os V. 39 j. A. Scliuchbard
Z. 10 in. J. A. 't Hooft Z. 52 j. J. J. Dool
M. 45 j. E. v. Vliet geb. Kwaadgras V. 64 j.
D. Holman Z. 84 j. G. Burghout Z. 1 d. J.
A. Huge D. 3d. H. H. C. Von Staedel D. 6
m. A. Hoek Z. 10 m.
Familie-Bericht en uit verschillende bladen.
Bevallen: Vrouwe Six—De Bruijn Tengber-
gon D Semarang.
Overleden: Wed. A. Van den HeuvelVogts,
62 j., Rotterdam. J. L. Van Heusden V. 84 i.,
Alblnsserdam. Th. C. F. Schrader V. 63 j.,
Utrecht. A. Van Gelder M., Parijs. M.
llarmsen M. 72 j., Wageningen. Wed P. Vos—
Passicr, 73 j., Den Haag. J. C. P. Rip M. 20 j id.
De „Uitlanders" in Transvaal.
Overwinning der Boeren.
Het biykt meer en meer, dat de inval van
Jameson in Transvaal een lang te voren be
raamd plan was, ondanks de bewering van
sir Hercules Robinson, dat hy er niets van
wist, en ondanks de verzekering van den heer
Rhodes, dat hy Jameson daartoe niet gemach
tigd had. Alle twyfel, welke dienaangaande
nog mocht bestaan, wordt weggenomen door
de „Globe." Dit blad deelt mede, dat Rhodes,
toen reeds tydens de driftenquaestie oorlog
dreigde, aan do grenzen een troep van 800
tot 1000 man had gemobiliseerd, met 11
stukken geschut, waaronder 7 mitrailleuzes
v_n het laatste model. Het byeentrekktn
dezer tro:pen geschiedde onder voorwondsel,
Khama's krygsmaebt in bedwang te houden,
maar blykbaar had Jameson deze strydmacht
gereed 6taan om over de grenzen te trekken
ingeval de Engelsche troepen tegen de Boeren
zouden oprukken. Hierdoor wordt het duidelyk,
hoe Jameson, dadelyk na het ontvangen van
den brief der „uitlanders" te Johannesburg,
zooveel honderden mannen tot zyn beschik
king had.
„Het binnendringen van de troepen der
Ohartered Company in de Zuid Afrifcaansche
republiek" aldus wordt uit Londen ge
meld „heeft bier ontzaglyke sensatie ver
wekt. Er wordt over niets anders gesproken
en alle couranten ^ijn er vol van."
Te Londen hield gisteren de minister van
koloniën; de heer Chamberlain, eene confe
rentie met de directeuren der Chartered
Company (wier hoofdzetel te Londen is ge
vestigd).
Na afloop dozer conferentie deelde de heer
Chamberlain mede, dat de beer Hercules
Robinson (de gouverneur der Kaapkolonie)
gisteren uit Kaapstad zou vertrekken, ten einde
zich naar Pretoria te begeven en te pogen,
het totstandkomen eener minnelyke schik
king tusschen de Transvaalsche regeering en
do „Uitlandera" te bevorderen.
Het onderhoud tusschen de directeuren der
Chartered Company en den heer Chamberlain
heeft een bevredigend resultaat gehad. Onmid-
dellyk na deze conferentie zond de directie
een telegram aan haar vertegenwoordiger to
Kaapstad, waarin hem last wordt gegeven
ter kennis te brengen van den heer Jameson,
dat de directie zyn optreden ten krachtigste
afkeurt en hem geiast, onmiddeliyk naar het
gebied der Maatschappy terug te koeren.
Sir Hercules Robinson seint echter dat zyn
bode Jameson aantrof op tien mylen aan de
andere zyde der Elands-rivier. Jameson zond
een ontwykend mondeling antwoord, sloag de
bevelen om terug te keeren in den wind en
zette zyn tocht oostwaarts voort.
In den namiddag is te Londen een
depeche ontvangen met de tijding, dat de
Boeren aan de bende van Jameson een
zeer gevoelige nederlaag hebben toegebracht
vóór Johannesburg.
In het departement van koloniën heeft
minister Chamberlain dadelijk de voor
naamste ambtenaren bijeengeroepen, om van
gedachten te wisselen.
Het ministerie van koloniën bevestigt de
nederlaag van Jameson.
De Britsche agent in Transvaal seint
dd. Donderdag, dat Jameson uit verscheiden
stellingen is verdreven; de Boeren hebben
42 krijgsgevangenen gemaakt, waaronder
22 gewonden, waarvan 3 officieren; het
vechten duurde voort. 5 dooden werden
door de Boeren begraven.
Uit Johannesburg is nog geen gewapende
troep vertrokken om Jameson te helpen,
die nabij Krugersdorp door een groote strijd
macht omsingeld werd.
Een later telegram van den Britschen
agent meldt, dat Jameson zich heeft over
gegeven
Minister Chamberlain zond uit Londen de
volgende depeche aan sir Hercules Robinson:
„Het doet my le9d dat Jamesons ongehoor
zaamheid dit betreurenswaardig verlies aan
mensctaenlevens veroorzaakte. Doe uw best
dat de gevangenen edelmoedig behandeld en
de gewonden goed verzorgd worden.
„Dit betreurenswaardig voorval maakt uw
tegenwoordigheid in Transvaal meer wensche-
lyk dan ooit. Ik vermoed dat gy reeds op
weg z\jt."
De regeering te Pretoria had bericht ont
vangen dat nog meer troepen van de Chartered
Company gemobiliseerd werden om Transvaal
binnen te dringen en dat een Kaffer-commando
zich reeds in Transvaal bevindt. Op de grens
van Bechuana-land en in den Oranje-Yrystaat
maakt men zich gereed Transvaal te helpen,
en een commando van 1600 burgers uit den
Vrijstaat is by de Vaalrivier gestationneerd.
De spoorweg tusschen Krugersdorp (ten
noorden van Johannesburg gelegen) en Johan
nesburg is geheel opgebroken.
Yerder wordt uit Johannesburg, dd. 30
Dec., nog gemeld:
De toestand wordt met ieder uur ernstiger.
Er wordt een geduchte run op de banken
gedaan. Hoeveelheden wapenen en ammunitie
worden heimeiyk verspreid in den Rand.
Deputation van in vloedry ke burgers bezochten
den president heden, om een crisis te voor
komen en de stedelyke wacht onder de
wapenen te roepen, om de eigendommen te
beschermen. In byeenkomsten van Duitsche
en Fransche ingezetenen is besloten den con
suls te Pretoria op te dragen, naar Beriyn
en Parys te telegrapheeren, om er by de
regeeringen op aan te dringen dat dezen een
officiëele verklaring doen omtrent hare be
langen by Transvaal, ten einde hen te be
schermen.
De plaatselyke voorraden wapenen en brood-
stoffen worden opgekocht. De spanning is
zoo groot, dat de minste twi9t ieder oogen
blik een uitbarsting ten gevolge kan hebben.
De stemming is zeer verdeeld. Eon meeting
van 2000 Australiërs en andere uitlanders
heeft een besluit aangenomen, om niet deel
te nemen in eenige oproerige beweging.
Eenige der te Beriyn verschijnende bladen
vernemen, dat de Engelsche regeering (in
antwoord op het bekendö verzoek der Duitscho
regeering, wat Engeland voornemens is te
doen, nu gewapende mannen uit een onder
Groot Britanniè's protectoraat staand gebied