N°. 10998
I>oii(ler*(la«£ 2 Januari.
A°.189 j
tgeze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
OUDEJAAR.
Leiden, 31 December.
Feuilleton.
TE RSIEUW3CIERIC.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. f 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel moer f 0.17|. Grootere
letters naar plaatsruimte,
wordt f 0.05 berekend.
Voor het incasseeren buiten de stad
Eerste Blad.
Wanneer wij een vertrekkende, van wien
*wij weldra door den Oceaan gescheiden zullen
zijn, naar de plaats van inscheping begeleiden,
dan verdringt gewoonlyk de gedachte aan
zyn heengaan, en aan het gemis, dat wy
daarna zullen gevoelen, elke andere; wat by
I voor ons geweest is, en wy voor hem, dat
zullen we eerst later overdenken, wanneer
de scheiding een voldongen feit is geworden.
Anders doen we met den wegvarende op
den 31 sten December. Hy treedt af, maar op
hetzelfde oogenblik staat zijn opvolger gereed
om hem te vervangen en zijn werk voort te
zetten. Er is slechts sprake van een wisse
ling, die ons - wel ernstig kan stemmen,
omdat wij herinnerd worden aan de ver
gankelijkheid aller wereldscbe dingen, om
dat deze datum nadrukkelijker dan elke dag
van den kalender, vertelt dat weer een stuk
levensgeschiedenis aan ons verleden is toe
gevoegd, maar tegelijk ook blijde beelden
voor den geest brengt, door de vriendelijke
hand der Hoop gegroepeerd en met bloem
festoenen omslingerd. Wij weten het, van den
ons toegemeten tijd is weer een breuk aan
het ons nog wachtende onttrokkenden teller,
opnieuw met één vermeerderd, kennen we
nauwkeurig; de noemer is het geheim van
den Opperboschikker van ons lot, en blijft
voor elk sterfelijk oog verborgen.
We stellen de gewichtige vraag: Wat heeft
1895 voor ons opgeleverd, in hoeverre
vervulde het de verwachtingen, bij zijn intrede
gekoesterd, in welke opzichten heeft het
niet voldaan aan redelijke wenschen By het
opmaken dezer rekening mogen we vooral
niet vergeten, ons persooniyk aandeel in de
uitkomsten mee te tellen. Wat ons geschonken
of onthouden werd vormt wel gewichtige
posten op de balans, maar om haar zuiver
te doen zyn, is het ook noodig er op aan te
teekenen, wat ons eigen toedoen heeft gevoegd
in het saldo van winst of verlies. Hebben
wy, ieder afzonderlek, onze krachten op vol
doende wijze aangewend, onze plaats in de
maatschappy steeds trouw bezet, van eiken
plicht, inzonderheid wanneer deze niet voort
vloeide uit de zorg voor levensonderhoud en
Eto&eiyken vooruitgang alleen, maar door de
eischen der humaniteit werd opgelegd, ons
naar behooren gekweten? Wy, medearbeiders
aan ons eigen lot en aan dat onzer broeders,
hebben wy nooit in traagheid neergezeten bfj
de groote taak, ons voorgeschreven? Hebben
we, by het klimmen van ons dagantal, het
„Steeds hooger!" voor oogen gehouden?
Het is waar, het stellen dezer vragen
behoort meer eigenaardig thuis in den kring
onzer individueele gedachteD, in de bespre
kingen aan den huiselyken haard, als we daar
byeen zyn om den uittocht van het oude jaar
te vergezellen, in het kerkgebouw, waar
we ons vereenigen om op den laasten avond
den Gever alles goeds gezamenlykie danken.
Maar by de erkenning, dat ieder, gemeen
schap, op welke grondslagen ook ravormd,
den terugslag ondervindt van de veraLieringen
in den zedeiyken toestand harer ledenkunnen
wy het nut niet betwisten, gelegenin eea
meer algemeene overdenking van hetgen tot
het byzonder domein der jaarswisselig be
hoort.
Vragen we voorts, als Nederlanders, 7at
1895 voor ons vaderland is geweest, an
zullen wellicht de antwoorden niet eenstemiig
luiden, want op dezelfde dingen hebben \q
niet allen gelyken blik, en de eischen kunnei
wel eens aanmerkeiyk verschillen. Ditmogei
wy als vaststaand aannemen, dat de verhou
ding tU8schen onze natie en haar Vorsten
huis, zoo innig als in geen onkelen anderen
Staat, zoo mogelyk nog beter is geworden
door wederzydsche blyken van sympathie;
onderscheidene gemeenten van ons land hebben
het voorrecht gehad, de Koninginnen in haar
midden te zien, ook wy, Leidenaars, ge
noten die eer, en er is op ondubbelzinnige
wyze getoond dat onze landgenooten aan de
leus „Oranje boven I" gehecht zyn, welke
verschillen op politiek gebied ons ook som-
wylen verdeelen mogen. Ook de staatkundige
toestand is bevredigendzyn de groote vraag
stukken van den dag nog niet tot oplossing
gebracht, wy weten toch dat alles met yver
is voorbereid, wat kan dienen om de politieke
hervormingen tot stand te doen komen, waar
aan het land behoefte heeft. De zegeningen
van den vrede bleven ons geschonken, en in
onze koloniën werd na de geweldige gebeur
tenissen van het vorig jaar, hot werk der
pacificatie met vrucht voortgezet.
In menig opzicht gaf de economische toe
stand reden tot tevredenheid. Wel ontbreekt
het niet aan geenszins ongegronde klachten
in menig bedryf; landbouw en veeteelt hebben
met groote moeilijkheden te kampen, de
laatste inzonderheid door do weinig tegemoet
komende houding der naburen in zake den
invoertoch is er verbetering, - de Regeering
is met yver bezig om opheffing van belem
merende bepalingen te verkrygen, waarby
vooral van beteekenis is, dat ons land, op
kleine uitzonderingen na, bevryd is gebleven
van veeziekten, die sluiting der grei zen zouden
wettigen. Hopen we nu maar, dat onze land
bouwers zich niet bepeikon tot klagen en
afwachten van wat de R -georing doen zal
eigen inspanning en voor.il cigon eerlykheid
in den handel vermogen veel meer dan
hulp van overheidswege. De natuur heeft
yvorig mede- gewerkt, eon ryke oogst be
loonde de moeit9, best- ed aan het productief
maken van den bodo;:
Uit den aard der zaak hebben we, by een
terugblik op dezen avond, het meest het oog
te richten op Leiden en zyn jongste geschie
denis. Is onze gemeente g'lukkig geweest?
Wy gelooven weinig tegeusp-ark to zullen
ontmoeten, als wy deze vraag bevestigend
beantwoorden. Het achtbaar Bestuur onz.-r
woonplaats volbracht zyn taak met nauwge
zetheid; de wyze, waarop verschillende tak
ken van dienst hier zyn geregeld, de zorg,
waarmede gewaakt wordt voor de handhaving
der voorschriften, kunnen aan menige ge
meente ten voorbeeld strekken. Wy vormen,
laten we deze grootspraak eens wagen, die
niets ander3 is dan het constateeren van een
feifcj wy vormen een ordelievende bevol
king, gaarne bereid om met do autoriteiten
mede te werken in alles wat het algemeen
belang betreft.
Ingrypende gebeurtenissen kwamen niet
voor. De gezondheidstoestand was hoogst be
vredigend, door de afwezigheid van épidemi-
sche zieken, alleen in de laatste maanden
viel uitbreiding van roodvonk waar to nemen.
De brandweer had een niet to zware taak,
van welke zy zich met yver kweet. Hot uit
wendig aanzien onzer stad onderging ver
fraaiingen; menige nieuwe gevel, die de straten
en kaden vertoonen, getuigt van kunstzin en
bekwaamheid. Het groote vraagstuk van de
gensuitbreiding bleef hangende, en voor
zover het publiek kan oordeelen over het
reiultaat van de stappen, ter verkryging van
die vermeerdering van grondgebied gedaan,
mogn we ons nog niet verheugen met het
vooriitzicht eener spoedige oplossing. In de
voorb reiding van de groote verandering van
bestenming, die „Endegeest" zal ondergaan, is
meer gmg; deze belangryke zaak, van welke
wy hopen dat Leiden ook eenige materiéele
voordeeltn zal genieten, heeft haar normaal
verloop.
Een sla?, die Leiden bedreigde door de
verplaatsing van een zyner musea naar elders,
is voorloopig afgewend. Hopen wy nu maar,
dat de werkelyk onhoudbare toestand onzer
wetenschappeljke verzamelingen de autori
teiten van Staat en Gemeente zal nopen, niet
eenvoudig af te wachten wat er over een
jaar of wat nog van overgeWc zal zyn,
maar krachtig samen te werfce.i tot behoud
van hetgeen niet mag worden prijsgegeven,
opdat van den grooten naam,, dien Leiden
op bet gebied der wetenschap leefc te hand
haven, niets verloren ga.
In den loop van dezen zomer vierde Leiden
zeer eendrachteJyk feest mot do burgers zyner
academie. De aangename betrekkingen tus-
sclun do ingezetenen er de vlottende bevol
king, Minerva's zonen, f- zyn er door verfrischt
en versterkt.
In welke opzichter het heengaand jaar zich
ook van andere moge onderscheiden hebben,
op één punt geleken zy alle op elkander:
1895 zag vele lieuwe banden aanknoopen,
ook menige brud werd door den dood ver
broken. De groote Maaier scbrydt voort langs
het pad, heri door een Hoogere macht aan
gewezen, er blyft onbewogen door de smart,
die zyn ^chreden vergezellen. Ook Leiden
moest weer offers brengen, het zag uit
zyn mic'don vertrekken mannen en vrouwen,
ook van hen, die in ruimer kring dan eigen
geriD of familie bekend waren.
De hoogbejaarde oud rector van ons gym
npsium, de yverige geloerde, die tot in zyn
laatsie levensjaren de wetenschap verrykte,
dr. W. H. D. Suringar, werd van ons weg
genomen. Ook mogen wy te dezer plaatse
wel een woord van herinnering wyden aan
een man van grooten naam, die eenmaal zyn
arbeid in ons midden verrichtte, ofschoon hy
sinds eenige jaren elders zyn laatste levens
dagen doorbracht en ook daar overleedProf.
P. J. Yeth.
Om even in de omgeving der academie en
haar instellingen te biyvenhet studenten
corps beweent haar pedel P. Somerwil; het
scheikundig laboratorium verloor zyn ouden
amanuensis Dorsman, drager van net Metalen
Kruis; de universiteits bibliotheek haar 2den
custos, P. M. Spille.
Van het hooger op het voorbereidend lager
onderwys is de sprong juist oven groot als
omgekeerd van de bewaarschool naar Minerva's
tempel: er ligt heel wat tusschenl Thans
reeds tot mannen en vrouwen ontwikkelde
vroegere leerlingen van de bekende inrichting
van het „Nut" zullen het niet vreemd vinden
dat wy een gedachte wyden aan het over-
ïyden van de voormalige „hooge juffrouw",
mejuffrouw M. M. Duyverman.
De medische praktyk verloor een geacht
beoefenaar, dr. G. Zaalberg. Ook de rustende
arts dr. Frenay ging in ter eeuwige rust.
Uit induatriëole kringen missen wy de heeren
F. S. Van de Pavord Smits en D. C. Dros.
En zoo wisselen de gedachten aan leven
en aan dood elkander af in deze uren van
scheiding. Het onbezet zyn van menigen
zetel, een jaar geleden nog ingenomen door
een geliefde persooniykheid, is niet het minst
aangrypende in onze reeks van herinneringen.
Moge daar, waar een wonde is geslageD,
het vertrouwen op Hem, Die het aldus be
schik to, een betere troost geven dan menschen
kunnen aanbieden l
En verder, moedig voorwaarts! Wat het
komend jaar geven zal, God alleen is het
bekend! Wy, we kunnen slechts biddend
hopen en werken 1 Werken aan al wat onze
hand vindt en ons hart ons aanspoort te
verrichten.
Dat, in het jaar 1896, het zaad, door ons
uitgestrooid, ontkieme en groeie. Dat onze
arbeid met zegen worde bekroond!
Onzen lezcr3 een gelukkige jaarsovergang l
De kindermatinée, door mej. Catharina
Van Renne8, uit Utrecht, in de kleine boven
achterzaal van do Studszaal gegeven, was
uitermate goed bezocht. Het gedruiseh van al
die kinderstemmen in de zaal was aardig
om te hooren, toen opeens alles stil werd op
het „eerste gelui." Zoo'n bel maakt indruk!
Eene uitvoering voor kinderen, waarby niet
gescheld wordt, is - niet compleet; die schel
hoort er by I
En weldra zaten ze allen, klein en groot
te luisteren naar de lieve liederon, die mej,
Va:i Hennes zok;g. Hoe juist waren doze
gokozm! Met hare welluidende, lachende
stem vulde zy hét geheele lokaal, zoodat zy,
die geheel achteraan stonden, haar mooie,
duidelyke phraseering goed konden volgen,
Het is raoeilyk te bepalen wat nu wel het
meest indruk op de kinderen zal gemaakt
hebben; hun leeftyd zal daarin een groote
rol spelen.
Maar ademloos bleef men luisteren, ook
naar de uitstekende viool-solo's, door eene
jongedame voorgedragen, die blyken gaf van
zeer veel muzikalen aanleg.
Engten slotte: „De Muizenwereld!"
Hoe zaten de kleinen te luisteren! Met
onverdeelde aandacht werd het boeiende ver
haal gevolgd en aan het einde was een
verbazend applaus het duideiykste bewys,
dat mejuffrouw Yan Rennes aan de kinderen
een prettigen middag had bezorgd.
By koninkiyk besluit van 30 dez r is,
met ingang van 1 Jan. 1896, aan dr. J. P.
N. Land, op zyn verzoek, eervol ontslag ver
leend als hoogleeraar in de faculteit der let
teren en wysbegeerte aan de Ryks-universiteit
te Leiden, met dankbetuiging voor de door
hem in die betrekking bewezen diensten.
Onze stadgenoot prof. dr. Jan Ten Briak
werd door de „Société des Sciences des Arts
et des Lettres du Hainaut" in hare vergade
ring van 7 December 1895 benoemd tot
membre corresponda.nl.
Voor een niet groot, maar zeer aan
dachtig auditorium, traden gisteravond, by
gelegenheid der vyfde Volksbyeenkomst in
de Stadska tl alhier, op de heeren S. R. Perrin
en J. R. Ramaker.
De heer Perrin opende den avond met een
voordracht, getiteld „Eliza's vlucht", van Ter
Haar. De wyze, waarop genoemde heer dit
gericht voordroeg, was van dien aard, dat
men, om zoo te zeggen, aan sprekers lippen
hing; het was toen doodstil in de zaal. Een
daverend applaus viel den declamator na het
einde ten deel.
De heer Ramaker, die daarna optrad, las
eene Kerstvertelling voor, welke, hoewel niet
zóó boeiend, ook aandachtig werd aangeboord.
Na de pauze werd door beide heeren voor
gedragen: „Het Diaconiehuismannetje". Deze
voordracht, hoewel reeds by de meeste der
Yolksbyeenkomsten-bezoekers bekend, leverde
thans dit verschil op, dat genoemde heeren
het nu te zamen voordroegen. Zy mochten
er dan ook zeer veel byval mede inoogsten.
„De schippersknecht" en „Het gespr k van
een schipper en een juffrouw", vielen beiden,
èn om de manier, waarop ze werden uitge
voerd, èn om de geestigheid, eveneens zeer
in den smaak der aanwezigen.
Zy, die den avond van gisteren verzuim
den, hebben zeker een der beste avonden
voorbfy laten gaan!
Eer aan de Commissie, die er tot nu toe
zoo gelukkig in geslaagd is om zulke spre
kers op hare lyst te plaatsen. Ze ga zoo voort t
De heer C. C. Schoonejongen, opzichter
by den dienst van weg en werken der Holl.
IJzeren-Spuorweg-Maatschappy, ter standplaats
's-Gi iVtnhage, vroeger te Leiden, zal met 1
Januari a. s. den spoorwegdienst met pensioen
verlaten.
De Commissie van Rapporteurs voor do
by de Tweede Kamer aanhangige Hinderwet
zal a. s. Vrydag, 3 Januari, eene vergadering
houden.
41)
Dit alles trof my zeer, daar het overeen
stemde met de wyze, die ik bedacht had om
haar een tydlang kalm te houden by dia
droevige gelegenheid, toen ik haar het ongeluk
kwam meedeelen, dat haar vader getroffen
had. Deze verklaring wekte echter eenepyn-
lijko gedachte by my op, daar zy my maar
al te goed bewees, hoe het kwam, dat Lumley
hare toestemming had gekregen om met hem
te trouwen. Dat punt kon ik niet durfde
ik niet aanroeren. Toch kon ik de verzoeking
niet weerstaan om op het engagement te
zinspelen, dat my zoo bitter smartte en ont
rustte, hopende zoodoende eenig licht in de
zaak te krijgen.
„\Yan neer," vroeg ik, en God alleen weet,
hoe pyulyk my de vraag was en met hoeveel
schrik ik het antwoord tegemoet zag „Wan
neer zal het huwelyk plaats hebben?"
De vraag, zoo onverhoeds gedaac, bracht
biykbaar Frank zeer in verlegenheid. Hy sloeg
de oogen neer, als schrikte hy terug van myn
blik, en sprak op een zeer aarzelenden toon,
zeer verschillend van zyne gewone vrye,
gemakkelykö wyze.
„O - ja - nu nog niet!" zeide hy. „Het
plan was, dat het huwelyk gesloten zou
worden veertien dagen nadat papa het ongeluk
overkwam."
Hy hield op, nog steeds niet op zyn gemak.
Maar gedurende zyn stilz-.vygen werd iets, dat
ray tot nog toe verwonderd had in verband
met myn eerste bezoek aan de Rayners, my
volkomen beider. Het huwelyk zou, zonder
dat ongeval, reeds hebben plaats gehad. Het
doel van den inkoop der juweelen was dus
duidelijk. Zy waren bestemd voor een huwe
lijksgeschenk by gelegenheid van de vereeoi-
ging van dat slecht by elkaar vofgend paar.
„Natuuriyk," ging Frank voort, „bracht het
ongeluk daar verandering in, en nu wordt
het huwelyk uitgesteld totdat papa geheel her
steld is, en dit, weet gy, kan nog wel eene
poos duren."
Zonderling. Deze laatste woorden kloeken
byna vroolyk. Zeker zon Frank onder andere
omstandigheden niet op zulk een toon gezin
speeld hebben op het vooruitzicht dat zyn
vader nog een geruimen tyd ongesti-ld zou
blyven. Ik wilde geen vragen meer doen.
Wat ik gehoord had, was genoeg, en in zoo
ver bevredigend, dat om de eene of andere
reden, die ik nog ontdekken moest, ket
huwoiyk van zyne zuster met zijn compagnon
Frank niet zeer aargenaam was. W, s dit
ook met Etbel het geval? De gedachte,
dat dit zou kunnen zyn, deed myn hart
opspringen van vreugde.
Weldra was ik in zoo verre hersteld, dat
Dr. Redmond verandering v?.n lucht raadzaam
achtte en daartoe een vorblyf te Brighton
het beste vond. Ik had het daar niet byzonder
op begrepen, daar het mijne reeds al te lang
durige afwe-z gheid van de R;-y, ers, cie ik
zeer vei langend wa3 te bezoeken, zou vor-
Rngen. Ik wilde den staat van Ethels hart
onderzoeken, en indien ik bevond, dat zy,
wat zeker het geval zou zyn, ook af keorig wa3
van dat huwelijk, was myn besluit genomen.
Toen Frank weer by my kwam, zeide ik,
wat de dokter my had aangeraden, maar ik
voegde er by, dat ik natuuilyk eerst een
bezoek zou brengen op Thyme B ink, al was
het alleen om zyne zuster voor haré vriende-
lyke oplettendheden te bdeark'u.
„Niet noodig, oude jongen," zeide Frank
lachende, „daar Ethel en papa zelf naar
Brighton zyn gegaan."
XV.
Aan zee.
Myn getrouwe Jackson was uiterst ver
baasd. Traag, lusteloos, neerslachtig, was ik
begonnen aan de toebereidselen voor n.\jn
vertrek naar Brighton en bad hem instructies
gegeven aangaande myne transacties mot Mr.
W;iinwrignt en andere zaken. Ik had hbt er,
zooris ik reeds zeide, niet op begrepen,
LoDden en Ethel te verlaten voor wat my
eene soort van ballingschap toescheen. En nu
vond Jackson my plotseling juichende, opge
wonden, brandend van verlangen om maar
heen te gaaD. Ik had hem eerst gezegd,
terwyl bij zorgvuldig bijeenbracht en inpakte
wat ik voor myne reis noodig bad, dat hij
zich niet behoride to haasten, daar er tyd
genoog voor was. Nu mocht by geen oogen
blik verliezen, zich niet h9t hoofd breken met
verscheidene dingen, die ik hem bevolen had,
maar moest zoo echuiyk mogelyk rakken
dat ik weg kon. Do goede man begreep er
biykbaar niets van.
Eindelyk vertrok ik, en terwyl ik weg-
spoorde naar de zeekust, was ik met het
heeriyk vooruitzicht vervuld, dat my wachtte.
Te Brighton zou ik moest ik Ethel ont
moeten en geheel voor my alleen hebben,
behalve wat het gezelschap van haar vader
betrof, met wien ik verlangend was nader
kennis te maken. Er was niets, dat my be
lette, hen dikwyla dagtlyks te bezoeken,
of hen op hunne wandelingen of rytoertjes
te vergezellen. Er was geen vrees voor stoornis,
want Mr. Lumley zou het wel te druk met
zyne zaken hebben, om zyn tyd te Brighton
te verspillen, en ztlfs al kwam hy een dag
over, dan zou ik hem gomakkeiyk kunnen
vurmyden. Indien Frank macht komen, zou
het weinig verschil rcmkcn; inderdaad zou
dat nog beter zyn om vele redenen. Dagen,
misschien weken achtereen zou ik het ver-
rukkc-lyk gezelschap van myne Ethel kunnen
genieten want de myne was zy en moest
zy zijn; en later - ol maar ik moet de toe
komst rikt te snel vooruitloopen.
De to'.komst i.i:t vooruitloopen I Ik had
immers ten minste twee lessen gehad, om
ray daartegen te waarschuwen. Had ik er
niet wèl aan gedaan, my van voorwetenschap
te onthouden by d.it eerste ged-.nkwaardig
b-'zo k aan de Rayners, waardoor ik ray eene
blyde verrassing berriiJe? Had ik er niet
evenzeer wèl aar. gedaan, om niet te vragen,
wat myn tweede bezoek zou uitwerken
bet bezoek, dat my een tydlang niets dan
eller-do en teleurstelling bracht? Dus wilde
ik ook in dit geval de toekomst haar eigen
geschiedenis laten uit wei ken. Indien het
gevolg gelukkig mocht zyn, des te beter;
zoo niet, dan wilde ik niet het geluk van
hot oogenblik door de wolk van toekomstig
leed verduisteren.
Frank had my gezegd, dat zyn vader en
zuster kamers hadden gehuurd ver in het
westeinde van Brighton No. 5, Marine-Yillas.
Ik zocht dus ook een verbiyf in die buurt
en vond weldra wat ik noodig had binnen
honderd schreden van de Rayners verwijderd.
Toen ging ik terstond naar Mr. Rayners
kwartier, de benedenwoning van een net,
vroolyk huis, met het volle gezicht op de zee.
Mr. Rayner en Miss Ethel waren- uit, zeide
de meid, maar ik zou ze gemakkelyk kunnen
vinden op de Parade. Waldra vond ik hen
daar. Mr. Rayner, goed iugepaktwerd voort
gereden in een wagentje, terwyl zyne dochter
naast hem liep. Ik herkende hen terstond in
de vei te, en toen ik nader kwam, zag Ethel
er lieflyker uit dan ooit. De woii.ige dagen,
aan zee doorgebracht, hadden haar ui'oriyk
merkbaar goed gedaan. Het zachte bleek, dat
haar gewone tint was, had plaats gemaakt
voor eene gezonde kleur, zeer verschillend
van don teringachtigen blos, die zoo dikwyis
hare wangen ovortoog. Ik merkte ook op,
dat hare gestalte iets ronder en voller was
geworden dan toen ik ha:-.r het laatst gezien
bad. Kortomzy zag er zeer goed uit.
"Wat Mr. Rayner betreft, dien ik nu voor
de eerste maal zag nadat hy gekneusd en
bewusteloos naar het hospitaal was gebracht:
by scheen zeer verminderd en zyn gelaat
droeg vele sporen van het ïyden, dat hy bad
doorstaan. {Wordt vervolgd