N°. .0994 j';,dag S'Z i>ecemOer. A0.1Q% feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nomiuer bestaat uit DRIE Bladen. KERSTVREUGDE. Leiden, 23 December. Ir» euilleton. TE NIEUWSGIERIG. LEIDSCH DA&BLAD. PRIJS DEZER COUR ANT: Voor Leiden per 3 maandon. 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers i i v 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Eerste Blad. Kerstvreugde leenntn w\j haar? Misschien iets er van W\j stellen het op hoogen prijs, in den overgang van de vaak sombere, in elk geval met zonlicht schaars bedeelde Decemberdagen tot een nieuwe en klimmende reeks, er een of twee te hebben, over welke wij vrijelijk kunnen beschikken. Het Kerstfeest als instelling is altijd zeer populair geweest; door een algemeene schor sing van werkzaamheden stelt bet ons in staat, in den schoot des huisgezins of in het bijzijn van familieleden rustig te genieten, of het geeft ons aanleiding hen te bezoeken, die, door afstand gescheiden, ons dierbaar zijn gebleven. Honderden en duizenden trekken naar zekere middelpunten; daar was het, waar hun jeugd voorbijging, waar zij de liefde in onderscheiden schakeermgen loerden ken nen, daar, ia het ouderhuis, kloppen harten de onze warm te gemoet, en is het zoo heerlyk, al is het maar een enkelen dag, de O ide, van welwillendheid stralende gezichten, opnieuw te aanschouwen, ons te gevoelen als ware geen scheiding tusschenbeide ge treden. En al wat men feestelijks gemaakt heeft van Kerstmis, staat in verband met de blijd schap van de réunisten van den huiseljjken haard. De geschenken, die de Kerstboom draagt, zij zijn herinneringspuntcn, om later te gemakkelijker het lieve plekje te kunnen onthouden, waar dat groen en die lichtjes zoo feestelijk straalden; en de extra-gerechten, met zorgzame hand door het vrouwelijk hoofd des gezins gereedgemaakt, wat zijn zij anders dan het zinnebeeld oener mildheid, die men onuitputtelijk zou mogen noemen, als er geen grens was aan alle wereldsche dingen? Dat alles is zeer schoon, en Christelijk. Of is die naam ongepast voor al hetgeen de menschen nader tot elkander brengt, de be staande banden versterkt, het gevoel voor het gemeenschappelijke verhoogt? W(j zijn vast overtuigd dat het niet zoo is. Verder hobben we nog die schoono gewijde verhalen, die den oorsprong des Christendoms plaatsen in lieflijke omgeving, en oen kleed van reine poëzie spreiden over een wereld gebeurtenis. Ze nog eenmaal te hooren, het blijft ons boeion, en hoe eenvoudig het refrein der hemelboden ook zijn moge, er klinkt een profetie in, die we, wellicht ook omdat de werkuiykheid, die wij aanschouwen, er nog alt(jd een te scherpe tegenstelling mede vormt, niet zonder aandoening na zeggen. Maar dit is alles niet. Noch de blijdschap des wederziens, als vrienden en familieleden elkander met uit gestrekte armen te gemoet treden, noch de lach dor kinderen b\j den Kerstboom, noch zelfs onze herinnoringen aan of onze beschouwingen over de kribbe van Bethlehem en den Engelenzang in de eenzame landouwen, waar de herders hun kudden bewaken, zijn eigenlijk wat wij de Kerstvreugde b\j uit nemendheid kunnen noemen. Z\j vormen er een deel van, 't zyn bloemen in den bouquet, zy verhoogen den glans, zy geven vorm en gestalte aan hetgeen wy gevoelen. Kerstvreugde leert men niet kennen by overlevering, men neemt haar niet van anderen over, zy is niet afhankeiyk van bepaalde voorstellingen omtrent een historisch feit. Men kan haar aankweeken door mede- deeling, haar verlevendigen in plechtig of vriendschappeiyk samenzyn, maar omdat te kunnen, moeten wij zekerheid hebben dat zij, in beginsel althans, aanvezig is. Niemand kan haar in waarheid gevoelen, wion het niet een oorzaak is van groote vreugde, dat het Christendom cr is, dat het zyn hart is binnengedrongen en in zekere mate voor hom een lovensbeginsel is geworden. Om waarlijk feest te kunnen vieren, niet enkel den schijn er van aan te nemen, moe ten wy den geest van de goüdelyke en aan God gewydo liefde waardeeren, wat niet mogelyk is zonder dien te bezitten. De krach tige, onvergankelijke kern van het Kerstfeest zoeke men niet in de eerste plaats in huise lijke, nationale of kerkelijke gewoonten, die ook aan een ander feestmotief zyn te verbinden; het is noodig ons rekenschap te geven van de hoofdgedachte: Christus, inwerkende op het zeóelyk leven der individuen en der maats chappy, de overweldigende macht, die al wat slecht is zal uitzuiveren, die het men- scbelijk geluk op vasten grondslag zal vestigen. En wederom, het is ontwijfelbaar dat nie t alle menschen aan deze uitdrukking vol komen cezelfdo beteekenis hechten; de taal is niet in staat, om verheven begrippen in volstrekten vorm weer te geven. Maar in hoofdzaak zyn allen, wien het gegeven is iets to gevoelen van de Kerstvreugde, omdat zy van het Godsrijk de majesteit en de heer lijkheid hebben gevonden, het met elkander eens. Er is in hen een licht opgegaan, dat verwarmt en bezielt; hun pad wordt bestraald door een lamp, die hun voet voor struikelen vrtywaarb en die nimmer zal worden uitge- bluscht; het nieuwe leven is hun geopen baard, een stroom van liefde gaat van hen uit en keert tot hen weder. Kerstvreugde gevoelen is Christen zyn. In haar smelten ons geloof, onzo hoop, onze liefde samen. Nu behoeft ons niet gezegd te worden, dat er in de maatschappy nog steeds een groot tekort is van Christendom. Dat weten we, helaas t Ook niet, dat on6 eigen leven, dat onze verhoudingen tot andere menschen, dat heel ons geestelyk zyn er nog lang niet van is doortrokken. "Wy gevoelen het dageiyks, als we ten minste gewoon zyn onszelven eeriyk te beoordeelen. Het is gansch niet moeilyk, heel schrille tegenstellingen te maken tusschen ideaal en werkelykheid. Men behoeft niet eens te wyzen op de geringe mate, .waarin het „Vrede op aarde!" nog in toepassing wordt gebracht, niet te spreken van oorlogsbedreigingen en krygstoerustingen, zoodra slechts een inter- n .tionaal geschil op don voorgrond treedt. Het is, om ons te overtuigen dat we slechts van een aanvankelijke werking van het Christendom mogen spraken, niet eens noo- uig de aandacht te vestigen op de gebrekkige inrichting der maatschappy, met haar tal- looze ongerechtigheden, waartegen geen wa pens nog bestand, geen geneesmiddelen afdoend zijn bevonden. Ieder onzer steke de hand ia eigen boezem en vrage zich af of hy, zoo weinig Christen als hy werkelijk moet beiy den te zyn, wel recht heeft te klagen dat de maatschappy, in haar geheel genomen, het niet in ruimere mate is. Dat is de zaak, waar het op aan komt. Kerstvreugde is de heerlyke vrucht, die alleen binnen het bereik ligt dergenen, die waardig zyn haar te plukken. Zy is niet het loon der volmaaktheid: wie maar iets heeft van hetgeen tot haar toegankeiyk maakt, is als feestgenoot welkom. En hoe meer niet de wereld, maar gy en ik! er van smaken, des te krachtiger zullen wy medewerken aan de uitbreiding van bet Godsryk, dat niet be stemd is om de maatschappy te vervangen, misschien na de eene of andere omverwer ping maar waartoe zy zelve hervormd zal worden, ook door ons toedoen, als wy willen. God heeft ons daartoe aangewezen, wy hebben een opdracht, van welke ons tekwy- ten het toppunt van geluk vormt. Dat is de Blyde Boodschap van den Kerst nacht. Zy ruischt in het lied der Engelen; dat zy vreugde storte in het hart van alle menschen! Den 3den Januari a. s. hoopt de heer N. Brouwer, hoofd der school aan de Van-der- Werf-straat (de vroegere Baaihal) het feit te herdenken, dat by vóór 25 jaren genoemde betrekking aanvaardde. De uitreiking der gouden medaille met de daarby behoorendo gratificatie aan L. J. Pierlot, korporaal-boefsmid by het depot eskadron van het 3de regiment huzaren alhier, had gisteren, 23 Dec., plaats. Reeds 's morgens vroeg met de reveille (de jubilaris woont in ae Doelenkazerne) werd hy verrast met het blazen eener buitenge wone reveille, gevolgd door een „Lang zal hy leven 1" voorzeker een zeer aangenaam ontwaken. In dun loop van den dag ontving hy be zoek van den majoor Ringeling, belast met het toezicht op het depot-eskadron, vergezeld van eenige officieren, die hem en zyn echt- genoote van harte gelukwenschten met de a. 8. onderscheiding en by vertrek hem als biyk van belangstelling een gesloten couvert aanbodeD, dat door hem dankbaar werd aan vaard. 's Namiddags te drie uren zou de plechtige uitreiking der gouden medaille geschieden. De troep, gekleed in marsch-teune, evenals alle officieren, die daarby aanwezig waren, stonden op het bepaalde uur op de „Cour". Na het (penen van den ban werd door den majoor Ringeling het brevet voorgelezen en onder een zeer barteiyke toespraak het gouden ceremetaal P. op de borst gehecht. De jubil *r:s ontving toen nogmaals de harteiykste geluk wenschen, ook van de aanwezige officieren. Daarna stelde de troep zich in beweging en werd voor den jubilaris gedefileerd, onder de vroolyke tonen der trompetten. Na afloop daarvan ontving Pierlot de gelukwenschen van zyn talryke familie en kennissen, die allen by deze plechtigheid aanwezig waren. Vervolgens werd hy naar de onderofficiers cantine geleid, daartoe welwillend afgestaan door den heer majoor Ringeling, waar by door de aldaar aanwezige muziek met fanfares ontvangen werd. By monde van den korporaal-hoefsmid Hokken werd hem onder een warme toespraak door de gezamenlyke werklieden der cavalerie en artillerie (hoefsmeden, parksmeden, zadel makers en houtwerkers) een prachtige fauteuil aangebo -n, om daarin zyn laatste levensdagen kalm, goinakkelyk en genoegiyk te slijten. Eenige oogeublikken daarna nam de adju dant-onderofficier Eygenstein der cavalerie het woordceze wenschte hem namens het corps onderofficieren van harte geluk met de thans verkregen gouden medaille en overhandigde als bl(jk van hoogachting en sympathie van de onderofficieren aan den bescheiden en zoo gezienen jubilaris een zeer fraaie geëmail leerde kachel, tevens den wensch uitsprekende dat hy nog zeer vele jaren in den aangebo den stoel en by de thans gegeven kachel moge denken aan den thans gevierden feestdag. Eenigen tyd daarna werd hy ook door den korporaal Van der Blom, namens de korporaals enz., gelukgewenscht met de verkregen onder scheiding en hem verzocht als biyk van hoog achting en kameraadschap een fraaien ovalen Epiegel met lofwerk van hen te willen aan vaarden. De jubilaris was door al deze blijken van belangstelling ten zeerste getroffen en kon met moeite de dankbetuigingen uitbrengen. Een talrijk gezelschap was thaDS in de onderofficiers cantine vereenigd en deschoone sekse was daarby niet het minst vertegen woordigd. Onderofficieren met hunne dames, korporaals, werklieden en familieleden zaten allergezelligst by elkander. De oudste zoon van den jubilaris vroeg alsnu het woord en sprak zyn vader toe, o. a. om te vragen wat er schooner voor een soldaat is dan de erkenning zyner verdiensten, hetzy na zwaren stryd, hetzij in tyd van vrede, en om er aan te herinneren dat vader ook, hoe moeilyk de omstandigheden soms waren, zyn plicht heeft gedaan tegenover zyn gozin. En het is schoon soldaat te zyn, vooral wanneer men overtuigd is steeds zyn plicht naar eer en geweten te hebben vervuld. Daarom deelt de jubilaris in de achting van zyn meerderen, gelijken en minderen, en staat hy by allen die hem kennen hoog aangeschreven. Als oudste zoon, hechtte spr. een kleine gouden medaille op zyns vaders borst, het eere teeken in het klein, dat Koningin en Vader land hem schonken. Een driewerf hoezee volgde op de tosspraak en de vader was diep geroerd toen hy zyn zoon de hand drukte, torwyi fanfares der muziek zich telk°ns doden hooren. Daarna nam de jongste dochter van den jubilaris het woord en bood haren vader als gedachtenis aan zyn gouden feest een goud geschenk aan, in de hoop dat de nieuwe bur ger (Pierlot zal weldra dGn militairen dienst verlaten) er den kranigen oud-soldaat mede zal opsieren. Onder levendige byvalsbetuiging werd hem daarna door zyn dochter een goud stelletje, bestaande uit manchet- en overhemdknoopjes, overhandigd. Nog geruime tyd werd door allen z er ge zellig doorgebracht. Te midden der feestvreugde wachtte don jubilaris nog een aangename verrassing. Er was nl. een brief gekomen van zyn vroe- geren commandant, den luit. kolonel Couvóe, een brief vol harteiykheid en belangstelling, terwyi er bovendien het portret van dien commandant was bijgevoegd, een goscbenk waarmede de jubilaris eveneens byzonder was ingenomen. Ten slotte dient nog vermeld dat door Pierlot's kamoraden, de verschillende werk lieden, diens werkplaats heel aardig was ver sierd met groen en vlaggedoek n dat boven den ingang daarvan een bordje was aange bracht met een „Hulde aan den jubilaris". Ook de cantine, waar hy feest vierde, was in een feestelijk gewaad gehuld. De tweede zitting van den Militieraad voor de lotelingen in de gemeente Zoetermeer en Zegwaard zal plaats hebben op Woensdag den 15den Januari 1896, des voormiddags te 10 uren, in het gebouw Wagenstraat No. 119 te 's Gravenhage. Zondagmorgen had te Hillegom in do Ned.-Herv. kerk de bevestiging van den nieuwen leeraar ds. A. v. Veen plaats door ds. Schneth- lage, pred. te Lisse. Des namiddags hield ZEerw. zyn intrede, naar aanleiding van Efeze 2 het 14de vers het eerste gedeelte. Op de voordracht voor onderwijzer aan eene openbare lagere school te Deventer komt voor de heer J. De Best, te Katwyk aan Zee, De kolonel J. N. Roelants, commandant van het 6de reg. infanterie te Breda, is be noemd tot voorzitter eener commissie van officieren hier te lande en in Oost Indië, tot het in overeenstemming brengen van de infan- terie-exercltie reglementen van het leger hier te lande en die van Oost-Indiê. Biykens by het departement van marine ontvangen bericht is Hr. Ms. korvet „Alkmaar", onder bevel van den kapitein luitenant ter zee A. W. F. C. Van Woerden, in den na middag van den 22sten dezer Dover gepas seerd. Aan boord was alles wèl. (Sts.-Gt.) De heer H. E. Botjes, veehouder te Beerta, heeft aan den betrokken Duitschen minist r gevraagd, wanneer do grenzen worden openge steld voor Nederlandsch vee. Het antwoord was, dat daarvan eerst sprake kan zyn, wan neer in drie achtereenvolgende maanden in Nederland geen gevallen van mond- en klauw zeer voorkwamen. 82) Ik kon inmiddels waarnemen, dat ik haar groeten angst en verlegenheid veroorzaakte, d ïar zy nu en dan een snellen blik op my sloeg, zóó vluchtig, dat het nauwelyks te be speuren was, als trachtte zy uit myn uiteriyk eenige aanwyzing te vinden betreffende den aard der zaak, waarvoor ik gekomen was. Eindelyk scheen zy niet langer te kunnen wachten en zelde dus, haar best doende om zich te beheerschen: ,1k hoop, mynheer, dat dat uw bezoek niet9 onaangenaams geldt" „Volstrekt niet," antwoordde ik opgewekt, verheugd dat ik baar kon geruststellen. „Het doel van myn bezoek is juist het tegendeel." Zy keek minder ongerust, maar blykbaar verbaasd, en er werd niets meer gezegd. Ik was ongeveer een half uur op Alma Villa geweest, toen ik een sleutel in de huisdeur boorde rammelen. Mrs. Wainwright sprong terstond op, zeg gende: „Daar iB Mr. Wainwrightpardoo," en snelde de kamer uit Zy liet de deur op een kier, zoodat ik wel moest hooren, dat man en vrouw een fluis terend gesprek voerden, waarvan ik opving wat de man sprak: „Ken hem niet. Be nieuwd wat hy komt doen! Zoo? Niets on aangenaams? Wy zullen zien!" Esn oogenblik daarna kwam een lang en zeer knap man, met donkere oogen, haar, knevel en baard, binnen. Toen ik opstond, keek hy my eenigszins streng, zelfs achter- dochtig aan en boog afgemeten. De positie was eon weinig moeilyk, doch het was maar het best, vond ik, zoo spoedig mogelyk met het onderwerp te berde te komen. „Mr. Wainwright," zeide ik, „gy kent my niet en ik begryp, dat gy zeer verwonderd 7,yt over myn bezoek. Ik heb uwe vrouw reeds gezegd, dat het niets onaangenaams betreft. Laat ik maar terstond zeggen dat ik toevallig weet, hoe doet er niet toe, dat gy onlangs in moeilykheden van geldelyken aard zyt geraakt, en dat, om redenen, die my aangaan en welke ik onmogeiyk kan ver klaren, ik u wenschte te helpen zoo ver hst in myne macht staat." Natuuriyk keek Mr. Wainwright zeer ver baasd, maar ik verbeeld my, dat de toon, waarop ik sprak, hem niet mishaagde. Althans, hy zeide zeer beleefd: „Ga zitten, als het u belieft." Ik nam een stoel en hy eveneens. „Ik moet u verzoeken, Mr. Paul," zeide hy, „u duidelyker te verklaren. Gy begrypt, dat ik anders niet kan antwoorden op uwe zeer zonderlinge mededeeling." Ik behoef niet voort te gaan met ons ge- sprek woordeiyk weer te geven. Als ik het deed, zou ik elechts veel herhalen van wat den lezers reeds bekend is. Ik volsta met te zeggen, dat, zonder de miDste zinspeling te maken op Mr. Bloom of zyne plannen want men zal zich herinneren dat ik beloofd had het vertrouwen te eerbiedigen, dat de com- missionnair In my stelde - ik Mr. Wainwright te kennen gaf, dat ik alles wist van zyne ongelukkige dwaling om op Fairy te wedden, en bekend was met het feit, dat by dien- tengevolge zware verliezen geleden had, die misschien hem geheol geruïneerd hadden. Dat ik dit wist, kon hem natuuriyk niet verwonderen, want had hy niet zelf het be richt van zyn ongeluk over Newmarket ver spreid? Eenige moeite kostte het my, hem te overtuigen, dat myn aanbod om hem te helpen geheel te goeder trouw en belangloos was. Het aanbod bestond hierinals hy wer- keiyk genoodzaakt was zyn eigendom op te offeren, om de wedren-schulden te betalen, wilde ik beginnen met hem vyfhonderd pond te leenen om hem voort te helpen, en zou hem, zoo noodig, ook later bystaan, Indien ik er de middelen toe bezat Eerst dacht hy, dat ik eene gewone geldleening voorstelde, en Bprak van hypotheek, interest, enz. Toen ik verklaarde, dat dit geenszins myne be- deeling was, begrypt men dat by zeer ver- baasd was, dat een onbekende hem zulk eene wezenlyke en belanglooze hulp wilde bieden. Natuuriyk zeide ik hem, dat myne beweeg redenen strikt geheim waren en onmogelyk konden worden geopenbaard. Ik kon, door myne belofte aan Bloom gebonden, hem toch niet zeggen, dat myne toevallige keuze van Fairy de oorzaak was van zyne verliezen; en een verdichte of geveinsde reden dit behoef lk nauwelyks te zeggen kon ik niet geven. Dit alles verbaasde hem zeer, maar eindelyk begon hy werkelyk te waardeeren wat hy myne wonderbare vriendeiykheid ge- liefde te noemen, ofschoon hy, met veel be tuiging van dankbaarheid, verklaarde, dat hy het aanbod onmogelyk kou aannemen. „Bovendien," voegde hy er by, „om u de waarheid te zeggen, Mr. Paul, het is met my, ofschoon erg genoeg, dat weet lk, niet zoo wanhopig gesteld als ik eerst dacht. De schulden, die ik my door myne onbegrijpelijke dwaasheid heb op den hals gebaald, zyn zeer zwaar, dat ia waar. Ik zou ze kunnen be talen; maar indien ik dat deed, zou ik al wat ik bezit, al het geld van myne vrouw, en de opbrengst van den vorkoop mynor meubelen moeten opofferen. Gelukkig heb ik een vriend, even edelmoedig als gy zyt ik behoef zyn naam niet te noemen -die alles zoo geregeld heeft, dat ik den tyd heb om aan myne verplichtingen te voldoen. Inmid dels verzeker ik u, Mr. Paul, dat ik my de verschrikkelyke les, die lk heb ontvangen, ten nutte zal maken my hoegenaamd niet met wedrennen zal inlaten, nimmer meer wed den, maar my aan myne gewone zaken wyden, die vry goed gingen, waarmee lk genoeg verdieode om myne vrouw en myn gezin voldoende te onderhouden, en die my alle hoop gaven om vooruit te komen. Een weinig teleurgesteld door het misluk- ken van myne zending, deed het my toch genoegen te vernemen, dat de positie en de vooruitzichten van Mr. Wainwright zooveel beter waren dan ik verwacht had. Toen ver stoutte ik my hem te vragen welke zaken hy deed. „Ik ben effectenhandelaar," antwoordde hy. Effectenhandelaar! Het antwoord trof my als een pistoolschot maar niet zoo onaan genaam als zulk oen werptuig zou gedaan hebben. Effectenhandelaar! Nauwelyks had Mr. Wainwright het woord geuit, of eene gedachte schoot als een bliksem straal door myn geest. Daar deed zich einde lyk eene gelegenheid voor my op! Ik wist weinig van effectenhandel, ofschoon ik er, als advocaat, natuuriyk niet zoo geheel onbekend mee kon zyn als met de wedrennen het geval was. Inderdaad, ofschoon ik er tot nog toe geen melding van maakte, was het my meer dan eens gebeurd, dat ik de Gave zou hebben kunnen gebruiken voor speculation in effecten en aandeelen. Maar het was een van die plannen, waarby ik de moeiiykheid erkende niet te weten in welke richting den eersten stap te doen. En nu was in een oogenblik het gehoeiejjvraagstuk plotseling opgelost. De toestand was my duidelyk. Myne kennis making mot Mr. Wainwright, om een geheel ander doel aangeknoopt, zou ik nu zoowel tot zyn als tot myn eigen voordeel kunnen aanwenden. Ik kon de cliënt worden, niet van een wedren commissionnair, maar van een achtenswaardig lid der Effectenbeurs. Ik zou. niet dat eenigszins onteerende, althans Biecht ter naam staande baantje van wedder aan de hand hebben, maar speculant zyn in openbare fondsen en myn fortuin maken door opera- tiën in betrekking met het ryzon en daleD' van de markt Wordt vervolgd,)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 1